Hoe Peppo’s liefste wensch vervuld werd I DE GELUKSVOGELS De Geluksvogels p i. j VAN ALLES WAT HANDENARBEID DE DOMME NEL Een plaaggeest Een boschwandeling l: f i r Door RIE HUISMAN 5 e „x SPELEN MH KASTANJES SI De B. L. N. S d - •I 11 1 HET UURTJE VOOR OMZE JEUGD I o JEANNE VAN OERS o van «r scherper Hij stond op en deed de deur open. D. WOORDKEER 6 DNISSOT4O er T,< A. L. >-ww.' in 1 A 1 ■ngen bete- Met die koe nu trok Beppo ‘s morgen» de dorpsstraat door. *t Was maar een klein troepje, dat dezen Woensdagmiddag een wandeling ging ma ken. „Terrein verkennen” noemde Kees het want de groote bosschen rondom de nieuwe weer terug naar zijn koe en bracht haar naar de wei. Maar den heelen dag hield hij dat ang stige gevoel van toen hij X meisje naar be neden zag rollen. En toen hij tegen zons ondergang langzaam achter zijn koe aan langs de villa kwam, had hij er zoo graag even naar toe willen gaan om te vragen hoe X met haar ging, maar hij durfde niet. om naar N3ONINORD 3I9NIAORJ 3d NI eens... NSWVNSiwra nsohorhsa Ik ben een schijf visch, van welke visch dat geeft niet; leest ge mij van achteren naar voren, dan ben ik een teugel. •umpag 'uispuaaA lady -rax •sinN •apuado aSuiza de een de Moeder Letje zei nog Wel, Niet nieuwsgierig zijn m’n Nel, Nu ’k wat uit logeeren ga, Met Mamaatje en Papa." Poesje mauw loopt tn de gang, Hn zij is volstrekt niet bang, Want 't is donker en al laat, Nu zij even kijken gaat. Poesje hoorde al dien tijd, Nee, ‘t is heusch geen kleinigheid, „O, o, o, wat ben 'k benauwd. Was ik toch maar niet zoo stout.1* dier niets binnen uit zou „Ik heb eer talent dan jij," zoo verweet de een den ander. De boer zal eens zijn land verkoopen. Zet Zand voort maar uit Je hóófd, want wij gaan naar Schevenliigen. 1 der veel werk st is maar wat was dat? Daar luidde de klok van den kerktoren. Negen uur.,.. O, wat kreeg Marie t benauwd. Wat zou de juf frouw wel niet zeggen? De meisjes zouden haar zeker uitlachen, dat ze zoo in de val geloopen was. En Wim? Och, die vond het heerlijk z*n zus weer een^fijn geplaagd te hebben. Marie werd gauw verlost en kreeg dezen keer nog geen straf. Maar ’s avonds was Wim’s vader een „plaag”. Hij gaf Wim zoo’n geduchte straf, dat hU voorgoed van z*n plaagziekte genezen was. suaaq aqaM T>UBZ 1. suaaq eijaag mer rdt ie nl •1 >n ie sn sr- P- ■er- an- het de >or- t te met ge lede ling een, leze aki. niet ïnst een laag «nd nleg s is be- mil- nog uit- sche rker van ge- i als men ge- hot- mil- srkt. door ver- ting na waar- Toch 1OU- >ort- der gen- rwij! t in rast- ting. n de tien- x>rt- eren. nu weg- van zoo- ver- min_ rken. ot er l^bmen. daarom maar Nee Jansen, U is werkelijk in de war. HU zette rap elk onderdeel op dezelfde plaats. Binnen zat de boer zelve en dampte zoo zwaar uit zijn pijp, dat wU pijn aan de oogen kregen. Is 10 uur, ga naar bed. U moet im mers morgen weer vroeg op.” Zoo, denkt Piet, dus de jongens zijn zoo bang, wanneer ze op straat sigaretten rocken als er een politie- agent aankomt, dat ze hun sigaretten weggooien en er hard van door gaan. Poesje mauw die snapt ’f al. Popje Nel zit in de val, 't is ook zoo’n nieuwsgierig kind, Zooals je maar weinig vindt. Poesje helpt nu als een held, Want, zij is op pop gesteld, En na dessen laatsten keer, Was pop nooit nieuwsgierig meer. R. ly klfc, anderzwammen. ryflerzwam (Fig ïren of de heele :1de het een en i tegelijk op de i rooken. Net, wat ik hebben moet. Nou ]i opgepast.... Jongens! Pas op! Politie! 1Net wat Piet gedacht had, gebeur- J de. De jongens waren te verschrikt om om te kijken. Ze wierpen hun si- sppo woonde in een dorpje, dat diep verscholen lag in X gebergte. Peppo’s ouders waren niet rijk. Ze bezaten één koe, een stukje bouwland en t huisje in ze woonden was hun eigendom. wAnlrinn ska gemaakt; de voorwerpen werden er sorg- Het öude rangeerterrein had elf zUUjnen, het nieuwe dertig. -* Het gouden licht van de ondergaande zon spatte door den wingerd, die in lange slin gers van het afdakje hing. Dan haalde I Francesco, zUn guitaar. ZUn vingers, ruw en grof van X harde werken, spanden de snaren en ineens sprongen de akkoorden den avond in en trilden diep in Peppo na. Altijd brandde de vraag op Peppo’s lip pen: ..Francesco, laat mU eens!” maar nooit had hij X hardop durven zeggen. Eens had hij gedroomd, dat hij op Fran- I cesco's guitaar mocht spelen, maar toen hU wilde beginnen was A geen geluid gekomen, want hij zag dat de snaren maar touwtjes i waren. Peppo’s vader had geen geld, om hem voelden ze zich gelukkig. Met die koe nu trok Peppo ’s morgens de dornsstraa» door, naar de welde. Kalm sjok te hU achter het beest aan, tenrijl hU op een grassprietje of een strootje kauwde en met een takje de koe tot wat vlugger loo- pen aanspoorde. In de weide liet hij de koe aan haar lot over en liet zich languit in het gras val len. Zoo kon hU uren liggen kUken naar de kleine witte wolkjes, die door X blauw dat ik ze steeds op tijd en netjes terug ontvang. - tr - De tweede zin geeft een veel beeld van het gebeuren. JU leelijke kleine aap! Mag jij si garetten rooken? Ik zal je leeren. En voor de oogen van Marietje krijgt de .groote Willem l" een pak ransel van den politie-agent om van te rillen kunt hangen zUn omgebogen spelden, die je in de uitgeholde kastanjes prikt. Van garen maak je de hengsels, waarmee Je ze over een stokje hangt. De draad in X mid den van het stokje dient om er aan vast te houden. Het pUpje en het aschbakjè zUn ook gemaakt van uitgebolde kastanjes. De drie pootjes van het aschbakjè zijn afge punte lucifers. Voor den steel van de pUp neem je een stokje of een heuschen pijpen steel. Ik heb een idee. Ik zal de jongens vertellen van het pak slaag, wat „Willem P" van dien agent heeft ge had voor het rooken en dan zal je na schooltijd eens wat beleven. Zoo, daar staan de jongens te Nu gleden zUn vingers heel voorzichtig over de snaren en de gelukkige blik waar mee hij mijnheer en mevrouw aankeek was meer dan“^Dank u wel”. En zoo kwam het, dat de menschen hem op een dag door de dorpsstraat zagen stap pen met een guitaar aan een lint op zijn rug. VERBORGEN PLAATSNAMEN IN DE PROVINCIE GRONINGEN In lederen zin komt slechts één naam voor Die groote jongen uit de hoogste klas, „Willem l” wordt hij genoemd, omdat er nog een andere jongen in dezelfde klas zit die óók Willem heet, rookt too maar een sigaret. Weet je wel. die „Willem l” ten ze vertelt haar broertje alles). Nou en hij was too bang als wat. Hij liep hard huilend weg. En ik dacht nogal dat hij nergens bang van was KUk, bU *t hekje stond *t oudste meisje en wenkte hem. Met één slag had hu de koe aan een boompje gebonden en rende bU ’t pad op naar boven. Maar daar kreeg de verlegenheid weer de bovenhand en moest ’t meisje hem bU de hand nemen en zoo kwamen ze binnen. Mevrouw kwam ze al tegemoet. „Zoo, is dat nu Peppo?” lachte ze hem toe, want het meisje had haar alles al ver teld. „Je bent een flinke jongen,” zei ze. „Zonder jou hadden we ons lieve meisje misschien niet meer gehad. Gelukkig is ’t nu niet zoo heel erg aangekomen.” En toen Peppo in de kamer kwam, moest ook mijnheer hem bedanken. „Peppo, jongen!” zei mijnheer, toen Pep po verteld had van thuis en van de koe, „wat zou je nu eens heel graag hebben?” .Een guitaar!” HU had t al gezegd, voor hU nog nagedacht had. Hij schrok en kreeg een kleur. Maar mijnheer die de glinstering in zUn zwarte oogen gezien had, wist al genoeg. Even later kwam hU in de kamer terug met een pracht-guitaar. Zoo’n mooie had Peppo nog nooit gezien en hU durfde zUn handen niet uitsteken, toen mijnheer zei: „Hier Peppo, die is nu voor jou.” Peppo was nog niet van de verbazing be komen. toen mijnheer hem de guitaar al had omgehangen. glom, en heel voorzichtig bracht hU zUn lippen bU de opening en een zuivere, hel dere toon trilde de lucht in. Zelf had hu de fluit gesneden en 1 had lang geduurd voor hU naar zUn zin was. HU hield zoo van muziek en ’t trilde in hem, als hU de tonen zoo helder uit de fluit hoorde komen. Dan speelde Hj maar door, tot zijn vingers moe waren. Maar 1 allerliefst had hij een guitaar gehad- Zoo een als Francesco had. Velen maken mU graag zoowel in het klein als wel in X groot en met allerlei ver voermiddelen; andersom gaan ook velen aan mU mank, want ik ben iets in de be- teekenls van pret maken. Marietje kijkt er stom verwonderd naar, tot plotseling tot haar grooten schrik een geweldige hand „Willem P’ bij zijn oor trekt. HU laat van schrik de sigaret uit zijn mond vallen. „We hebben er zeer veel spUt, van,” zoo spraken de jongens eenparig. Ik leen steeds inUn leesboeken uit, orh- an kastanjes kan je een heeleboel aardige dingen makep. Voor X weeg- - schaaltje neem je twee groote kas tanjes, waarvan Je het bovenste kapje af snijdt. Daarna hol je de kastanjes voor zichtig uit. De haakjes waar je ze aan op garetten weg en gingen er als een haas van doar. Piet had vijf sigretten zoo maar voor t oprapen en uit te maken. Die kon je fijn weer verhandelen voor knikkers met de groote jongens. 's Avonds, als de koe in den stal stond, want vader wilde niet dat ze buiten bleef 's nachts, ging Peppo naar den ouden Fran cesco, die naast hen woonde. Dan ging Peppo naast hem zitten op de houten bank die onder X afdakje achter X huis stond. Dat waren heerlijke uren voor Peppo. vuldlg bij gedaan en Ada bracht hem gauw even naar de post. Spoedig kwam er antwoord: plant bleek havikskruld te zUn met gal, veroorzaakt door een galwesp en beestjes waren de larven van onweersbeest- jes (Fig. 5). Geen wonder, dat er juist zoo veel tegeHjk uitgekomen waren juist, toen er onweer aan de lucht zat, daar hebben de diertjes juist hun naam aan te danken, dat ze bU onweer zich bUzonder snel vermenig vuldigen. een guitaar te koopen, en "toch zagen de menschen hem op een dag door de dorps straat stappen met een guitaar aan een lint op zUn rug. Hoe hU daaraan gekansen was? Vlak bU X dorp waar Peppo woonde, stond op een heuvel een prachtige villa. Als Peppo ’s morgens naar de wei ging, kwam hU er langs en dikwijls bleef hij even staan kUken, maar nog nooit had hij er menschen gezien. Tot op een morgen de veranda-deuren openstonden en hU twee kfnaeren in den tuin zag. X Waren net twee witte vlindertjes die van X eene bloemperk naar X andere fladderden, zooals ze daar stoeiden in hun witte jurkjes. Peppo bleet staan en staarde nieuwsgie rig omhoog. X Duurde niet lang of ook de meisjes merkten Peppo op en keken op hun beurt verbaasd naar den kleinen jon gen en de koe. De kleinste van de twee meisjes wuifde met haar handje naar Peppo. Deze, vereerd door zooveel vriendeUjk- heid, nam zUn grooten slappen hoed, die zUn gezicht tegen de fel-heete zonnestralen beschermde, met een zwaai af en groette. HU deed dit zoo sierlijk, dat een ridder X hem niet had nagedaan. Nu wuifde ook t groote meisje en riep omlaag: „Hoe heet je?” .J’eppo.” ,Js die koe van jou?" kwam weer de vraag van omhoog. „Ja,” knikte Peppo en riep: „van vader!” „Kan je er op lijden?” En weer knikte Peppo.. Voordat een van beiden er iets van ge merkt had, had de kleine X hekje open gemorreld. Ze wilde nu vlug langs X pad omlaag naar Peppo loopen. Maar X pad was steil en voor ze nog tien passes gedaan had, kreeg ze zoo’n vaart, dat ze haar even wicht verloor, voorover viel en schokkend en stootend langs X pad naar omlaag rolde. In minder dan geen tijd had Peppo be grepen wat er gebeurde. HU gooide X touw over de koe en rende omhoog. en voor hij het kleine meisje bereikt ..ad, liet hij zich op de knieën vallen en kon zoo haar vaart stuiten. Even bleef Peppo stil zoo zitten met het bleeke meisjeshoofdje tegen rijn knie ge leund. Het witte jurkje was vuil en gescheurd en met bloed bevlekt,’’dat uit een diepe wond aan haar voorhoofd gutste. Juist toen Peppo angstig omhoog keek, kwam de moeder van de meisjes X hekje uit, naar beneden. Het oudere zusje stond luid te schreien en riep om haar zusje. Voorzichtig nam mevrouw haar kleine lieveling in de armen en droeg haar naar boven. Ze had Peppo nauwelijks opgemerkt in haar schrik om het kind. Peppo bleef even staan kUken, ging toen T-TTim was een jongen van twaalf jaar. VV 1° de vUfde klas en muntte nergens anders In uit danIn plagen. Dat kon hU als de beste! Wat voor verdriet hij al niet daardoor veroorzaakt had, is niet te zeggen. Emmers water van dienstboden omgooien, belletje trekken, honden sarren en al die dingen meer, telde hU niet eens meer. Dat hU daardoor iemand hinderde, daar dacht hU nooit aan. Op zekeren keer was zUn zusje erg laat opgestaan, wat haast nooit gebeurde. Wim nam gauw de kans eens waar en sloot met den sleutel, die altUd aan den buitenkant zat,' Marie’s slaapkamerdeur af. „Zoo,” dacht Wim, ,^e is toch al zoo laat, nu komt zij zeker ook nog te laat op school. Haar juffrouw moppert toch altUd zoo op de telaatkomers, ze krijgt zeker straf!” Marie, die van den prins geen kwaad wist, kleedde zich gauw aan, en wilde naar beneden gaan. Maar, o wee.... de deur was dicht. „Zeker Wim weer,” dacht ze. „Hè, wat een nare jongen toch.” Ze begon te roepen! „Als moeder nu maar niet in de keuken is, want dan hoort ze het niet.” Ze riep nog wat harder, nog - den hemel dreven, als kleine scheepjes met witte zeilen op een groot meer. Dan haalde hU zUn dwarsfluit uit den zak, wreef hem langs zijn mouw tot hU hield Kees, die als altUd met zijn neus naar den grond liep te turen, stil, en wenk te de anderen om dlchterbU te ko men. Er was iets zonderlings te zien, het leek of de grónd leefde. Allemaal kleine zwarte beestjes krioelden rond. Op een paar plaatsen waren putjes gevormd door het regenwater en die vooral zagen heelemaal zwart van de diertjes. Bram stel de voor, eenlge van de diertjes naar Henk te sturen, gelijk met de plant Daarna werd met spoed naar huis gegaan, waar ze nog voor de onweersbui aankwa- beetje wendde en draaide, bleek het, dat hy een bonte specht was (Fig. 4). Uit het gat in. den stam kwam nu ook een kopje heel voorzich tig te voorschUn. *n kopje ook van een rood kapje voorzien. Ada maakte even *n beweging en weg was de oude vogel. Even later weer rrrrrrrt, in den boom aan den an deren kant kwam een andere specht ritten. „Dat is zeker de vader” fluisterde Kees. Maar hoe zacht hU ook fluisterde, de vogel was er toch door geschrokken en vloog eveneens weg. zoodat Toos voorstelde maar door te loopen, anders was ze bang, dat X arme Jonge heelemaal meer naar 1 kreeg. Het begon beetje te betrek! def lucht zag onweer Tilly stelde voor gauw huis te gaan. Plotseling woning van de familie Van Voorden waren voor de meesten een onbekend land. Toos zou den weg wUzen. Bram, Kees, Tilly en Ada waren ook van de partU- ’t Zou voor Toos wel de laatste keer zUn, dat zij mee kon gaan, want ze moest eindexamen doen. In het bosch onder de hooge eikeboomen was «het lekker koel. De grond was bedekt met spichtig boschgras en jonge eikjes Tilly had al de opmer king gemaakt, dat er ze ker niet veel bUzonders te vinden zou zijn, toen Ada eensklaps bukte en ’n plant aanwees, die tusschen het gras stond te ^bloeien. Tóös was er als de kippen bU, want misschien was het iets, dat haar bij haar eind examen te pas kon ko- men. Bram, die al heel wat planten kende, ver telde haar, dat het een wespenorchis was (fig. 1) Even verder stonden meer exemplaren, zoo dat er een in Toos’ plantentrommei ver dween. Even later deed Kees een aardige ontdekking. Er stond namelijk een plant met een stengel, die een heel dik uitwas vertoonde (Fig. 2), dat er uitzag of het van hout was. Met een mesje sneed Kees voor-: zichtig de knobbel open, er bleek een ope ning in te zUn, waarin een klein larfje rondkroop. De plant werd meegenomen om aan Henk te sturen, die moest maar uitma- ken wat het voor bU- zonders was. -um ’n Eind verder hoor- den ze voortdurend m gepiep. X Scheen uit Xi gat te komen in een berk. Die berk zag er allertreurigst uit: langs 'U de heele stam zaten tol exemplaren van de berkenton 3). Het zou niet lang meer dpi boom was dood. Bram vertélt ander over de zwam en wfees gaten, die van spechten Afkomstig moesten zUn. Het gepiep bewees, dat er een jong in het nest was. De club'besloot vlak in de buurt op een walletje te gaan zitten en zoo de komst van de ouden af te wachten. Het duurde niet lang of Ze zagen eén vogel aan komen. HU vloog ?Üet recht op het nest af, muur streek in een boom neer naast den men- Een lange brief werd voor Henk klaar- boom met de gaten. Toen hU zUn kop een We f 1-1 f

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 7