De hervormer Maarten Luth
i
uófaal uan cfcn dag
SÉ
DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS
I
19
Mevr. Flint staat verbaasd
2
1483-10NOVEMBER -1933
DONDERDAG 9 NOVEMBER
Zijn breuk met de Kerk
H. M.’« „Hertog Hendrik”
i
DOOR ANNA K. GREEN
R
I
Rotsbeelden in Noord-
Amerika
Een leven van waarheidsliefde,
hoogmoed, dwaling, harts
tocht en stryd
HET GEVAL
LEAVENWORTH
7
e
I
3
7
I Het spel met
de lampen
qy*
vonoze
/n't
BOSCH.
PER PAK
Reeds
proef
verv®a'
den
En
I per
WILT U F. 200
WINNEN?
Maarten Luther
Ik
VIJFDE HOOFDSTUK
De Bekentenis
i
M
(Wordt vervolgd)
0
10
14
den
die
20
I s
n
•nd.
K
40
35
30
35
35
30
30
35
f MAAR HOE MOETIK DAT
VERTELLEN f !K WOU DATTK
ER MAAR/NIETS MEE TE HA
KEN HA~ö! O/E BANDIETEN
ZULLEN OR HUN ACHTERSTE
BEEN EN GAAN STAAN ALS ZE
Z/EN O AT AL HET GELD VER
DWENEN /S. ALS ZE HOOREN
DA T LK HET WEG GENOMEN
HEB. GOD WEET, WATER DAN
X. GEBEURDE
H. M.'s „Hertog Hendrik", onder bevel van
kapitein ter zee C. ter Poorten, op reis naar
Napels, bevond zich 7 November des middags
twaalf uur ter hoogte van Lissabon.
Alles is wel.
manier verkregen heb, sou een marteling voor
mij zjjn. Ik wil dat geld niet hebben. Vanaf
dezen dag bezit Mary Clavering alleen wat zij
krijgt van haar man, van den man, dien zij zoo
lang en lafhartig heeft verloochend!”
Toen rukte zij haar sliraden af en wierp ze
voor de voeten van den ongelukkige.
Dit was het einde. Harwell stootte een kreet
uit, die niets menschelljks meer had. Zijn waan
zinnige oogen stonden wijd open en hij krjjschte
„Ik heb mijn ziel aan de hel verkocht voor
een schim! Voor een schim!”
Bazel en Rome, waar-
hervormingsmaatrege-
In tegenstelling tot de oude wereld heeft men
in Noord-Amerika buitengewoon weinig cultuur
resten gevonden. Men nam daarom vroeger aan.
dat het land eerst in betrekkelijk late tijdper
ken voor de menschheld ontsloten werd. Afge
zien van de resten, die in de Middel-Ameri-
kaanscbe staten getuigen van volken, die reeds
op een merkwaardig hooge trap van beschaving
stonden, vond men in Noord-Amerika bulten
oud-Indlaansche totemen en overblijfselen van
bouwwerken, slechts getuigenissen van het geo
logische verleden van het land.
Daarom moet een vondst, die in den staat
Origon aan het Countymeer gedaan werd, al»
van zeer bijzondere beteekenls worden be
schouwd. Dit meer, welks oever aan de eene
zijde door bazaltklippen gevormd wordt, die
boven het water uitsteken; heeft, in deze klip
pen verscholen, een aantal plaatsen die slechts
zeer moeilijk toegankelijk zijn en van het land
in het geheel niet kunnen worden bereikt. Een
onderzoek van de klippen door den ethnoloog
der universitelt van Origon, dr. Cressmann
leidde tot de ontdekking van praehistorlsche
rotsinschriften. die in de mijlen ver het. meer
begrenzende klippen overal te vinden waren. Op
een plaats vond men zoowaar teekeningen, die
met een scherpe griffel in de rots waren aan
gebracht en met verf waren gekleurd. De an
dere Inschriften, welker inhoud voorlooplg nog
onbekend is, getuigen van de vroegere aanwezig
heid van praetïistorische volksstammen, die na
het binnendringen van Aziatische stammen In
het land gekomen moeten zijn. Men weet, dat
Christoph Columbus Amerika slechts opnieuw
ontdekt heeft, want oude Noorsche volkssagen
bevatten de geschiedenis van een heldentocht
naar een ver in het Westen gelegen groot con
tinent. Zoo zijn zonder twijfel de Vlkingers
reeds vroegtijdig over Ijsland en Zuld-Groen-
land ook in het ijzige Noorden van het Ameri-
kaansche werelddeel binnengedrongen. De*e
feiten zijn echter in een ondoordringbaar duis
ter gehuld en eerst verdere onderzoekingen zul
len wellicht even toevallig als die in Origon be
wijsstukken leveren voor de voorgeschiedenis
der menschheld in Amerika.
zjj zijn bekentenis zouden willen hooren. Ik was
er zeker van, dat zij aan mijn uitnoodiging ge
hoor zouden geven en ik liet hen ieder op een
ander uur hierheen komen. Verborg hen ieder
in een apart vertrek, waar u hen ook uit zag ko
men. Ik was er zeker van dat, als een van hen
de misdaad begaan had, hij er toe gedreven was
uit liefde voor Mary Leavenworth. Ik hoopte dat
de schuldige zich zou verraden als hU tegen haar
■n gemotiveerde beschuldiging zou hooren-uiten
en zou vemenien, dat zij in hechtenis dreigde
te worden genomen. Ik had niet veel hoop dat
het zou lukken en ik verwachtte heelemaal niet,
dat Harwell zich zou aangevenMaar, mijn
heer Raymond, men is nooit te oud om te
leeren!"
ging tot alle gevaar voorbij was. Zoo ontving ik
hem. na een Jaar afwezigheid, waarvan elke
minuut voor hem een marteling was. Maar hij
vergeeft het mij; ik zie het in zijn oogen, ik hoor
het aan zijn stem. En u, o, als u later zult ver
geten hebben hoe mijn laffe vrees Eleonore heeft
doen lijden, en als de verwezenlijking van een
zoete hoop uw hart verzacht heeft, denk dan
niet al te slecht over mij.
Wat dien man betreft, het is een marteling
voor mij. met hem in dezelfde kamer te staan.
Laat hem spreken en verklaren, of ik ooit door
een blik of een woord heb te kennen gegeven,
dat ik zijn liefde had begrepen, laat staan, dat
ik ha^r beantwoordde."
„Waarom vraag je dat nog,” hijgde Harwell.
„Zie je dan niet dat juist je onverschilligheid
mij gek heeft gemaakt? Ik was dag in dag uit
In je nabijheid, volgde in mijn gedachten al je
bewegingen, ik sliep met je onder één dak en at
met je aan één tafel. En dat alles, zonder dat je
mjj met een blik verwaardigde. Mijn leven was
een hel! Ik was vastbesloten, dat je zoudt weten
wie ik was en hoe ik je beminde, al ging ik er
door naar de hel. En nu weet je het. Nu roei je
het. Ontvlucht mjj, zoek bescherming bij je
echtgenoot, nooit zul je de liefde van Trueman
Harwell vergeten! Nooit zul je vergeten, dat
liefde, brandende liefde voor jouw schoonheid
mij dien nacht in je ooms kamer voerde en mij
de kracht verleende om den trekker over te ha
len, waardoor t vermogen, dat je zoo begeerde
in je schoot viel. Ja. al het geld herinnert je
aan mij, alle diamanten die op je trotsche
voorhoofd schitteren, zullen je mijn naam in de
ooren schreeuwen! Praal, luxe, rijkdom, dat alles
zul je hebben. Maar zoolang het goud zijn glans
zal behouden, zul je denken aan den man die het
Je verschaft heeft!”
Er kwam een duivelsch licht in zijn oogen en
met een trlomfantelijken blik wilde hij het ver
trek verlaten. Maar Mary, de emoties die haar
bestormden beheerschend, versperde hem den
weg en zei:
„Neen, Trueman Harwell, dién laatsten troost
gun Ik je zelfs niet. De rijkdom, dien Ik op «oo'n
I MISSCHIEN HEBBEN
DE ROOVERS ZE WEL.
I VERLOREN. MAAR
HUNNEER MACK Z5
HET HOOFD VAN HET,
VEIUGHELDS-COMITE
HO MOE T OADEUJK !N-
GEUCHT WORDEN
mevrouwfiinr
WAT IKG/STEREN
y/QNn 'MISSCH/EH
BHET WELGELO
VAN MIJNHEER
PLINT, DAT O/E
KERELS GESTO
LEN HEBBENj
waarbij hl) door Frederik, keurvorst van Saksen,
werd bijgestaan. Het sein was nu gegeven en
Dultschland was in twee kampenverdeeld, het
eene vóór de Kerk, het andere vóór Luther.
Op 15 Juni 1520 veroordeelde Paus Leo X veer
tig stellingen van Luther en dreigde hem in den
ban te zullen doen, wanneer hjj niet binnen
zestig dagen zijn stellingen zou hebben herroe
pen. Luther echter verbrandde het pauselijke
decreet onder het gejuich van de menigte, waar
onder vooral zijn studenten geestdriftig betoog
den. De breuk was nu definitief en Luther be
gon met grooten ijver aan den verderen uitbouw
van zijn leer te werken.
Intusschen echter naderde de groote Rijksdag,
die op bevel van den katholieken keizer Karel V
enkele maanden later te Worms bijeen zou ko
men. Voor Luther bestond de vrees, dat de Rijks
dag het pauseljjk vonnis eenvoudig zou bevesti
gen, doch Luther had invloedrijke vrienden en
een van hen, de keurvorst van Saksen, speelde
het klaar dat Luther de gelegenheid zou gegeven
worden zijn stellingen te verdedigen. Hij werd
dus ontboden en kreeg een vrijgeleide en in
weerwil van de adviezen zijner vrienden, ging
Luther op reis, gedreven door zijn overtuiging en
zeker van zijn zaak. Een gewapend escorte
vergezelde den monnik en het volk, dat hem zag
passeeren. kreeg den indruk een triomftocht te
aanschouwen. In Worms zelf werd hij met ge
juich door het volk Ingehaald én in den Rijksdag
verklaarde Luther, dat hij geen enkele zijner
stellingen wilde herroepen en het gezag „van den
Paus niet wilde erkennen. Hij vermocht echter
zijn leer geen Ingang te doen vinden, hoe
hartstochtelijk hij ook de leiders in de kerk had
aangevallen. Het slot van zijn rede luidde
eenigszins anders dan de legende voorgeeft. In
het Latjjn eindigde hij volgens het „Handboek
der Kerkgeschiedenis" van Prof. Dr. J. de Jong.
„Als ik niet overtuigd ben door de H. Schrift, op
theologisch duidelijke redenen, dan ben ik over
tuigd door de door mij aangehaalde schrift
woorden en mijn geweten is gevangen in Gods
woord. Herroepen kan ik niet en wil ik niet, wijl
handelen j^gen het geweten niet veilig en niet
oprecht is. God helpe mij. Amen.” Deze laatste
vier woorden sprak Luther in het Dultsch. Met
deze woorden eindigde hij steeds zijn predikin-
gen.
Dat de 21-jarige Karel V, die ongetwijfeld een
oprecht katholiek was, talmde met den pause-
Ujken bul te bevestigen en Luther gelegenheid
gaf zijn leer nogmaals en nog wel voor een ge-
WATLK DOEN MOET,' ME OUNK7\
DAT TK'T EEN EN ANDER MOET 1
VERTELLEN, VAN DAT GELD, DAT
IK GISTEREN VONDALS IK
EEN PAAR BANKBILJETTEN HEL
J5RENG. ZULLEN ZE ME GELOOT
X? VEN' y
Ik ben geen slecht mensch, ik heb alleen een
heftig karakter. Liefde en haat, jaloezie en
wraakzucht, alle hartstochten zijn bij mjj sterk
ontwikkeld. Zij gelijken op slangen, die rustig
en stil ineengekronkeld liggen maar wanneer zij
geprikkeld worden heftig en doodelijk zijn in
aanvat Zij die mij het best kennen, zelfs mijn
moeder, weten daar niets van. Hoe vaak heeft
zij niet gezeggl: „Als Trueman maar een beetje
meer gevoel had! Was hij toch maar niet zoo
onverschillig!”
Op school begreep niemand mijn karakter.
Men dacht dat ik zachtaardig was en noemde
mij „de sukkel.” Deze reputatie hlc'd drie jaar.
Maar op een goeden dag werd het mi) te mach
tig. Ik koos den belhamel uit. wierp hem op den
grond en trapte hem waar ik hem raken kon.
Vóór dit gevecht had hij een aardig gezicht,
maar daarna.... Men noemde “mij niet meer „de
sukkel.”
Ook op kantoor werd ik niet erg gewaardeerd.
Ik werkte goed en regelmatig en men vond mij
een uitstekende werkmachine, meer niet. Ik
liet hen denken wat zij wilden; er sou wel eens
een dag komen, dat zij, net al» die anderen vroe
ger, van meening zouden veranderen. Eigenlijk
kon het oordeel van ie menschen mij weinig
schelen daar ik van niemand hield, niet eens
van mijzelf. Mijn leven was doelloos; ik be
schouwde het als een groote dorre vlakte, waar
ik doorheen moest. Dit zou zoo zjjn doorgegaan
in zijn wanhopige eentonigheid, als ik niet op
een goeden dag Mary Leavenworth had ont
moet.
Toen ik negen maanden geleden mijn betrek
king opgaf, om mijnheer Leavenworth als secre
taris te helpen, ontvlamde er in mij een vuur,
dat niet zal dooven voor het einde van mijn
dagen.
Wat was zjj mooi! Den eersten avond, dat ik
mijnheer Leavenworth naar het salon volgde,
had ik er, toen ik die heerlijke vrouw zag, een
voorgevoel van, wat de toekomst zou brengen
als ik haar niet ontvluchtte. Zij was altijd even
trotsch en verwaardigde mij nauwelijks met
een blik. Maar dat kon mij niet schelen. Ik was
gelukkig, omdat ik in haar omgeving kon leven
en van uit de verte haar schoonheid mocht be
wonderen.
Het was voor mij een onuitsprekelijke vreugde,
haar te bestudeeren, uur voor uur, dag voor dag,
haar te zien glimlachen, het hoofd te zien om
draaien of de oogen te zien opslaan. Ik wilde
mjj doordringen van haar schoonheid om haar
■geheel in mij op te nemen, om haar nooit te ver
geten. Ik zag heel goed in. dat zij zich nooit
met mij zou inlaten, of ik moest haar op de een
of andere manier de baas zien te worden. Deze
gedachte nam steeds vaster vorm aan.
Ondertusschen hielp Ik mijnheer Leaven
worth. en mijn werk beviel hem. Juffrouw Eleo
nore behandelde mij altijd minzaam, niet fami
liaar, maar vol goedheid; niet als een vreemde,
maar als een gast, dien zU eiken dag aan tafel
ontmoette en die haar niet erg gelukkig leek.
54.
„Was het werkelijk alleen maar dwaasheid,
Mary? Heb je je niets anders te verwijten? Be
stond er heelemaal geen medeplichtigheid tus-
schen jullie beiden? Heb je alleen maar je plaats
in je ooms testament willen behouden, op ge
vaar af mijn hart te breken? Ben je werkelijk
heelemaal onschuldig? Antwoord mij."
HU legde zijn hand op haar hoofd, boog het
achterover en keek recht in de oogen van zijn
vrouw; toen, zonder iets te zeggen, trok hij haar
zachtjes tegen zijn borst, keek langzaam om
zich heen en zei:
„Zij is onschuldig.”
Mary maakte zich los uit zjjn omarming om
hem beter te kunnen zien en riep uit:
„En dat is de man, met wien ik gespeeld heb,
dien ik gekweld heb. Met hem ben ik getrouwd,
om hem te verloochenen en in den steek te
laten! Henry, geloof je dat ik onschuldig ben,
niettegenstaande alles wat je gezien en gehoerd
hebt, niettegenstaande de woorden van dezen
ongelukkige? Zul je den brief kunnen vergeten,
dien ik je op den ochtend na den moord schreef
en waarin ik je smeekte om weg te gaan met
het oog op het gevaar dat ik liep en dat door de
kleinste onvoorzichtigheid doodelijk kon wor-
den? Wil je voor God en de menschen verklaren
dat ik onschuldig ben*”
-Ja." antwoordde Clavering eenvoudig.
^Een groote vreugde stond op Mary's gelaat te
„Ik hoop dat de hemel mjj vergeeft, dat ik
*»’n nobel mensch heb laten lijden, Wacnt,” zei
«U. toen zij zag dat haar man wilde spreken.
•Eer Je mjj nog meer bewijzen van je edelmoe
digheid geeft, wil ik je toonen hoe ik werkelijk
ben. Dan zul je de vrouw kennen, die je tot je
echtgenoote gekozen hebt. Mijnheer Raymond,”
voor het eerst wendde zij zich naar mij toe, „toen
u in mijn belang (dat geloof ik zeker, hoewel
die man beweert dat het niet zoo is) er op aan
drong, dat ik alles zou zeggen wat ik over den
moord wist, deed ik het niet, omdat ik vreesde
dat men mij zou verdenken. Immers, zelfs
Eleonore en dat was mijn grootste verdriet
dacht dat ik schuldig was. Zij had daarvoor de
volgende redenen: zij had een enveloppe, ge
richt aan ooms notaris, onder het lijk van mijn
oom gevonden, waaruit zij besloot, dat deze den
notaris verzocht had, het testament te veran
deren en haar de sommen te schenken, die hij
oorspronkelijk aan mij vermaakt had; vervol
gens had zij mij hoewel ik het ontkende
op den avond van den moord naar beneden
hooren gaan. Maar dit was nog niet alles: in
mijn kamer had zij den sleutel van de studeer
kamer op den vloer gevonden en fragmenten
van Clavering’s brief werden in den haard ont
dekt. Tenslotte had zjj mij den zakdoek, die
later bij het onderzoek, bevlekt met revolver-
vull, voor den dag kwam, uit de linnenmand
zien nemen. Ik kon niets ophelderen. Er was
een net oin mij heen gespannen en zoodra ik
mij trachtte te bewegen, raakte ik er steeds meer
in verward. Ik wist dat ik onschuldig was, maar
als ik er niet eens in slaagde om iemand die mij
liefhad te overtuigen, hoe zou het dan mogelijk
geweest zijn, mij voor den coroner en in de oogen
van het publiek vrij te pleiten? Ja, vrees voor
schande en angst voor de gevolgen van mijn
bekentenis hielden mijn lippen gesloten. Maar
één keer heb ik geaarzeld; dat was in den loop
van ons laatste gesprek, toen u, niettegenstaande
den schijn, in de onschuld van Eleonore bleef
gelooven. Toen kwam het bij mij op, dat u ook
aan mijn onschuld zou gelooven als ik u alles
vertelde. Maar de komst van Clavering belette
het mij. Ik stelde mij voor, wat mijn toekomst
zou zijn, geschandvlekt door verdenking, en in
plaats van toe te geven aan deze goede Ingeving,
dreigde ik mijn echtgenoot, dat ik ons huwelijk
zou ontkennen, als hij niet oogenbllkkelljk weg-
komen, maar de bandieten kenden hun vak
uitstekend. Ze maakten me zoo prachtig op de
rails vast, dat het ónmogelijk was zonder hulp
a. één keer ben ik zeer dicht bij den dood
geweest," vertelde Harry Kent, „en de ma
nier waarop ik gered werd, is interessant.
genoeg om er jullie wat over te vertellen.”
Ik was destijds een jaar of drie-en-twintig en
werkte als baanwachter aan de Canadian Paci
fic. Met nog een man, Lentink geheeten, was
ik gestationneerd op Cloud-kreek, een punt
waar de groote spoorlijn een aftakklnkje had
naar Elmerstown. Dit kleine zjjHjntje werd al
leen gebruikt in den oorlogstijd, want dan wer
den er eiken dag wagons van de groote lijn
naar Elmerstown gereden, die den graanoogst
naar het Oosten moesten vervoeren. De rest
van het jaar was het op Cloud-kreek een dooie
boel. We maakten het er elkaar zoo gemakke-
lijk mogelUk, maar omdat er absoluut mets te
doen was. hing het leven op dien kiemen post
me gruwelijk de keel uit. Het verzorgen van de
seinen en het controleeren van de spoorbaan
was een eentonig karwei en het is voor een
jongeman zooals it v&s, niet bepaald een pretje
om van God en alle goede menschen verlaten,
midden in een eindeloos land te zitten.
Gelukkig zaten we er niet heelemaal voor
niets, want in den tijd waarvan ik nu spreek,
was er een bandietenbende, die de spoorlijn
onveilig trachtte te maken. Het was reeds een
maal voorgekomen, dat de roevers In de buurt
van Cloud-kreek wilden gaan opereeren. Zjj
waren juist bezig enkele zware steenklompen
op de rails te leggen, toen ik hen verraste. Het
waren drie krachtige kerels en ze trokken zich
van mijn revolver dan ook weinig aan. Ze merk
ten heel goed dat ik niet veel zou kunnen uit
richten en probeerden me met een zoet lijntje
weg te krijgen.
Ik bedacht een kleine list, liet me wat geld
in mijn zak stoppen en maakte rechts-omkeert.
Niet om weg te blijven, maar om terug t» kee-
ren met Lentink en goed voorzien van wapenen.
De heeren bandieten maakten dat ze weg kwa
men, toen we een paar schoten op hen afvuur
den, maar die list hebben ze me nooit vergeven.
Op een donkeren avond zat ik als gewoonlijk
te lezen In het wachthuis, toen er buiten voet
stappen weerklonken. Lentink was dien dag
naar Elmerstown gegaan en zou niet vóór den
volgenden dag terug zijn. Ik was dus wel be
nieuwd wie daar buiten rondscharrelde. Met
een geweer gewapend ging Ik naar bulten en
vondeen kind. Een kleine jongen van een
jaar of zeven, koud, hongerig en dolblij dat hij
een mensch had ontmoet
Ik bracht hem binnen, waar hij spoedig ont
dooide. In de warme hut knapte hjj heelemaal
op. HIJ was verdwaald, vertelde hij en had ge-
loopen en geloopen totdat hij het licht van het
wachthuis had gezien. Er zat niets anders op
dan het kind maar hier te houden, wat ik dan
ook deed. Toen het tijd werd om de baan te
gaan controleeren de wissels, waarover straks
de avondtrein zou denderen beval ik den
jongen zich rustig te houden en ging naar bui
ten. Er was geen ster te zien en het was koud.
Met mijn kraag hoog opgeslagen, stapte ik over
de dwarsleggers. Opeens flitste cr een licht- aan,
twee, drie gestalten sprongen te voorscnjjn en
hadden zich op mij geworpen, voor ik goed en
wel besefte wat er gebeurde. Het was niet moei
lijk te raden wie mijn aanvallers waren. Zij
verborgen zich ook niet, want toen ze me door
een paar stevige touwen zoo weerloos als een
zuigeling hadden gemaakt, zei de aanvoerder.
„Wel Harry Kent, je herinnert je zeker nog
wel dat je ons een leelijke poets hebt gebakken,
jié? Ja. dat dacht ik wel. z^oiets vergeet je na
tuurlijk niet. Maar ik kan je geruststellen. Wij
zijn het ook niet vergeten en vandaar dat we
Je nu je eerlijk verdiende loon zullen geven.
Pakt hem op, jongens, en legt hem dwars over
de rails. We hoeven onze handen niet vuil te
maken, want over tien minuten zal de avond-
expresse het werk wel doen.".
Ik moet zeggen, dat ik koud werd, toen ik
dat hoorde. Aan den noodlgen moed ontbreekt
h*et me niet, maar met zoo n gruwelijk lot voor
oogen zal de dapperste wel bang worden. Ik
vocht als een dolle, om aan de touwen te ont-
de meest hartstochtelijke man
onder de hervormers was hjj.
tijde van zijn
hard
Ten tijde van zijn priesterwijding werd
deze hard werkende monnik reeds voort
durend gekweld door gewetensangsten, die ver
band hielden met het verderf, dat hij allerwegen
om zich heen constateerde. In deze stemming
trok hij dan ook naar Rome om eenige bijzon
derheden van zijn orde te regelen.
Midden in den renaissance-tijd ging het in
Rome, ook aan het pauselijk hof, nogal luchtig
toe en dit ergerde Luther niet wLinlg. Teleur
gesteld kwam hjj terug en begon te prediken
tegen de wantoestanden in de Kerk, onder an
dere bestaande in misbruiken van de hoogere en
lagere geestelijkheid. Langzamerhand kwam hjj
tot het theologisch systeem, dat de grondslag
voor zijn kerk zou worden. Volgens hem zou de
menschelijke natuur door de erfzond. volkomen
bedorven zjjn. Deze verdorven natuur zou niet
meer verbeterd kunnen worden door het weg
nemen der zonde door middel van de biecht,
maar alleen door het bedekken der zonde. De
kern van deze leer berust op de veronderstel
ling, dat de mensch eenvoudig afhankelijk zou
zijn in tijd en eeuwigheid van Gods welbehagen
of willekeur. Een tweede belangrijk punt, waar
omtrent Luther van meening met de Kerk ver
schilde w'as zijn stelling, dat de traditie geen
beteekenls had en dat de waarheid alleen uit
eigen lezing van den Bijbel kon geput' worden.
De uitwerking van deze theorieën moest nood
zakelijk leiden tot een breuk met de moeder
kerk.
Er was echter nog een andere aanleiding uit
de practjjk die het hare ertoe bijdroeg om de
scheiding scherper en sneller te doen plaats vin
den.
Toen Paus Leo X n.l. een aflaat beloofde aan
alle geloovigen, die geld zouden bijdragen voor
den snellen afbouw van den Sint Pieter, kreeg
de hertog van Brandenburg opdracht deze gel
den in zjjn gebieden te verzamelen onder voor
waarde, dat hij de helft der opbrengst mocht
behouden om zijn schulden te bestrijden. De
hertog gaf op zijn beurt aan den Dominicaan
Johannes Tetzel opdracht de gelden te innen,
waarna de monnik stad en land afreisde met
de befaamde aflaatbrieven, die de zonden kwijt
schold aan iedereen, die bij welken priester dan
ook biechtte. Bovendien kregen de bezitters van
zulk een aflaatbrief dispensatie der vastenwet
en uit eigen beweging wist Tetzel hieraan de
verzekering vast te knoopen, dat men door zoo n
aflaatbrief ook zielen uit het vagevuur kon ver
lossen en wel met volstrekte zekerheid. Luther
verzette zich tegen zulk een wijze van aflaat-
prediking en zoo vond hij in het optreden
van Tetzel aanleiding om zjjn befaamde stellin
gen aan de deur van de kerk te Wittenberg aan
te plakken. Tegelijkertijd werden deze stellingen
in Dultschland verspreid en spoedig daarop brak
het conflict tusschen Luther en,de Kerk uit
zij heeft gekregen. Deze verspreiding had overi
gens haar eigenaardige moeilijkheden. Zoo kwam
b.v. het volk In Wittenberg in opstand
toen een gewezen Dominicaan de H. Mis
„afschafte" en daarvoor het avondmaal in de
plaats bracht. De „leer” begon zich In onder
deden te splitsen, die hardhandig contact met
elkaar kregen, en waartegen Luther een zwaren
strijd te strijden had. Men kan echter niet be
weren dat Luther tegen zjjn ernstige en minder
ernstige tegenstanders uitmuntte door hoffelijk
heid. Vaak putte hij zich uit in grofheden en
brutale leugens, die volgens zijn bestrijders vaak
werden ingegeven door een zekere razernij.
In 1625 aanvaardde Luther de consequentie
van zijn leer omtrent het coelibaat en trad hij
In het huwelijk met* de gewezen non Catharina
van Bora. Reeds te voren hadden geruchten ge
sproken over zijn vrijen omgang met gevluchte
kloosterzusters, doch bewijzen hiervoor weerden
niet aangevoerd. Zijn huwelijk echter, dat hjj
met zjjn leer hartstochtelijk trachtte te verde
digen, was voor de katholieken het bewijs, dat
hij wel den laatsten slagboom had gelegd voor
een mogelijken terugkeer en zelfs onder zjjn
vrienden wekte deze stap hier en daar groote
teleurstelling en voor hem zelf was het blijkbaar
eer een reden tot grootere grofheid dan tot
meerdere bezinning. De toon althans waarin hij
eenlgen tijd later te keer gaat tegen den „helschen
vader den Paus, den gruwelljken gruwel in
Rome” is van een laagheid en een liederlijkheid,
die de geschiedschrijvers met verachting vervult.
Op een reis naar Mansfeld om enkele twisten
b(j te leggen, stierf Luther plotseling aan een
hartkwaal in 1546. Omtrent zijn dood en zjjn
laatste woorden zijn zeer veel verhalen in om
loop geweest, die moeilijk te controleeren zijn.
Men sprak van moord, zelfmoord, optreden van
den duivel, maar dezelfde verhalen waren ver
teld over verschillende van zijn aanhangers en
ook van zijn tegenstanders, zoodat men het vei
ligst kan aannemen, dat den historischen feiten
niet geheel recht geschied is, hetgeen even
min geschiedde door de legenden over de heilig
heid van Luther, welke legenden na zijn dood
de ronde deden.
„U kunt mij gelukwenschen, mijnheer Ray
mond, dat is het mooiste, wat ik ooit 'gepres
teerd heb.”
Verrast keek ik in het stralende gezicht van
Gryce.
„Wat bedoelt u?” vroeg ik. „Had u dit alles zoo
voorbereid?”
„Wis en waarachtig!" Wij kunnen elkaar de
hand reiken, mijnheer Raymond. In mijn heele
loopbaan heb ik geen beter eind van een slech
ter stuk meegemaakt.”
Wij drukten elkaar warm en krachtig de hand.
Toen vroeg ik hem, of hjj mij alles zou willen
uitleggen.
„Er was een ding,” zoo begon hij, „dat mij al
tijd dwars heeft gezeten, zelfs op het oogenblik.
dat ik Mary Leavenworth het sterkst verdacht.
Dat was het schoonmaken van de revolver. Kunt
u zich voorstellen, dat een vrouw een revolver
schoonmaakt, zelfs als zjj weet hoe het moet?
Neen, nietwaar? Zij kan het wapen afschieten,
maar daarna zal zij het zeker niet schoonmaken.
Daarom heb ik dan ook geaarzeld, zelfs toen Ik
op het punt stond, haar te arresteeren. De ke
ten was wel volledig, maar een van de schakels
hoorde er niet in. Ik besloot dus, juffrouw Mary
nog een kans te geven. Ik waarschuwde Clave
ring en Harwell twee lieden die ik niet in het
minst verdacht, maar die de eenlgen waren, be
halve zijzelf, die de misdaad zouden hebben
kunnen begaan dat ik den moordenaar van
mijnheer Leavenworth had ontdekt en dat Ik
hem in mijn hul» sou arresteeren. Ik vroeg of
los te komen. Daarna verdwenen ze, mij in de
duisternis achterlatend
Het bloed hamerde door mijn hersens. Mijn
polsen schuurden zich stuk tegen de touwen.
Tien minuten I
En er was geen
redden mogelijk I
De signalen ston-
den op veilig en
•r was geen schijn
van kans dat de
machinist me zou
ontdekken. Mijn laatste uur was geslagen!
De tien minuten duurden eindeloos. Einde
lijk begonnen de rails onder me te dreunen. De
trein was in aantocht. Ik kon hem niet zien
aankomen, maar ik hoorde dat het geraas
steeds luider werd. Ik schreeuwde, maar door
den doek, die om mijn mond was gebonden, kon
ik slechts een paar gedempte geluiden uitbren
gen. Ik rukte aan de touwen, trachtte me om
te wentelen. Alles tevergeefsch
Het gedender van den trein werd luider. Het
snuivende monster kwam in volle vaart nader,
om me te vermorselen onder zijn wentelende
wielen.
Nogmaals trachtte ik te schreeuwen.
Dan verminderde het geraas. Het geluid van
remmen weerklonk. Ik kon het haast niet ge
looven! Het dreunen op de rails hield op. De
trein was tot stilstand gekomen.
Even later werd ik door den machinist be
vrijd. I
„Wat je nou uitgehaald hebt, weet ik niet,”
zei de man, „maar die seinen van je maakten
me bjjna gek.”
„Seinen?” vroeg ik stom verbaasd.
„Ja, eerst groen, dan rood, weer groen, wit,
rood en zoo maar door. Daar kan geen mensch
wat van snappen."
Het duurde vrij lang, voor ik het zelf begreep.
„Het kind!” schoot me door het hoofd en Ik
rende naar het wachthuis.
Het tafereeltje dat ik nu zag, zal ik mijn
leven lang niet vergeten. De kleine jongen, die
zich verveelde, had een spelletje bedacht en
zette beurtelings de seinlichten voor het raam,
om den moolen weerschijn te bewonderen.
„Mooi licht hé," zei hjj verrukt.
Ja, Inderdaad, het was prachtig licht. Eer
licht dat me het leven redde.
heelen Rijksdag te verdedigen, kan men als een
zwakheid zijnerzijds zien, die vermoedelijk te
wijten was aan enkele zijner raadgevers. Ten
gevolge hiervan kan Luther in ieder geval on
gedeerd uit Worms vertrekken, na te voren van
Frederik van Saksen de belofte gekregen te heb
ben, dat hij den monnik onderweg door zjjn rui
ters zou laten ontvoererf en veilig naar den
Wartburg laten brengen. Hier kon Luther in alle
rust vernemen, dat de rjjksban over hem was
uitgesproken.
Zjjn schuilplaats bleef voor iedereen verborgen
en tien maanden lang kon hij ongestoord verder
werken op dezelfde plaats waar eens de Heilige
Elisabeth had gewoond. De rjjksban verbood*
iedereen Luther te herbergen en verplichtte de
bewoners van het rijk hem gevangen te nemen
en zjjn geschriften te verbranden, doch tegelijk
werd het gerucht verspreid, dat Luther op zijn
weg van Worms naar huis overvallen en ver
moord was.
In de stilte van het slot werkte Luther verder
aan de verbreiding van zijn leer.
Ontelbare ma.en had hjj den zwaren
innerljjken strijd te voeren die des te
feller uitbrak, naarmate het stiller om hem
heen werd en hij de enorme gevolgen van zijn
optreden begon te overzien. Hij zelf bekent dit
overduidelijk en spreekt eveneens over de vele
bekoringen, die hem overvielen. Intusschen werd
het Edict van Worms, dat den rjjksban over
Luther Inhield, niet met de allergrootste stipt
heid uitgevoerd, hetgeen juist te wuten was aan
den grooten aanhang van Luther en aan de ver
deeldheid in het rijk. Paus Clemens VII, de op
volger van Leo X, trachtte hierin nog verande
ring te brengen, doch kon alleen nog bereiken
dat in 1524 de overeenkomst van Regensburg
kon gesloten worden, waarbij eenige vorsten en
een twaalftal bisschoppen beloofden het edict
zoo nauwkeurig mogelijk uit te voeren. Veel
hielp dit echter niet meer. Een groot gedeelte
van Dultschland, Nederland en Zwitserland was
Luthersch geworden en de nieuwe leer werd door
kunstenaars van naam gesteund.
Onder Luther's volgelingen waren behalve over
tuigde aanhangers ook priesters te vinden, wien
het coelibaat tot een last geworden Was en die
nu vrij spel kregen. Hierop zijn de geestige woe
den van Erasmus van Rotterdam van toepassing,
die de Luthersche zaak een comedie noemen:
„Steeds loopen de bewegingen op een huwelijk
uit!” spot hij, doelend op de ware reden van
sommlger overgang naar het Lutherdom. Vele
andere redenen, waaronder natuurlijk ook van
religieuzen aard, werkten mede om de Luther-
sche leer den grooten aanhang te geven, dien
UEVE HE HEL
ANNIE DAT
n Z'JN NIEUWE
VONO/MISSCH/EN^ twintig -dol-
LAR-BANKB/L-
JET TEN/WAAR
HEB JE'DIE q
GEVONDEN'
Herwegen wordt heden het feit herdacht.
ZA dat voor 450 jaar te Eisleben werd geboren
1 de groote kerkhervormer Maarten Luther,
die op 18 Februari 1546 overleed. Luther, de
Augustijner monnik, die eens de groote scheu
ring in de Kerk teweeg zou brengen, was de
zoon van een armen mijnwerker. Hij bezocht de
school te Mansfeld tot zijn veertiende jaar.
waarna hij naar Maagdenburg trok om verder te
studeeren en al zingend langs de deur zijn brood
te verdienen. Later bezocht hij nog de LaUjn-
sche school te Eisnach en tenslotte komt hjj aan
de universitelt te Erfurt, waar hjj theologie, filo
sofie en rechten studeerde, tot hij in 1503 magis
ter werd en lezingen hield over dé natuur- en
de zedeleer.
Na jaren van BUbelIectuur en na den dood
van een zijner vrienden, trad hij op 17 Juni
1505 in de orde der Augustijnen te Erfurt. In
1507 priester gewijd, werd hjj een jaar later
hoogleeraar aan de nieuwe universitelt te Wit-
vtenberg. In 1500 begon hij te preeken en een
jaar daarna maakte hjj een pelgrimstocht naar
Rome, hervatte zjjn predikingen en doctoreerde
in de theologie.
De concilies van
op tot verschillende hervormingsmaatrege-
len besloten was. waren toen reeds voorbij, doch
de uitvoering der besluiten Het al te lang op zich
wachten. Intusschen werkten de Benedictijnen,
de Franciscanen en de Dominicanen (de namen
van Geert Groote en Thomas a Kempls zijn
aan deze beweging verbonden) hard en vast
houdend aan de zuivering van de kloosterregels,
die door allerlei factoren, niet het minst door
de laksheid en de onbekwaamheid der bisschop
pen bedreigd werden. Dat de bisschoppen gere-
cruteerd werden uit de wereldlijke vorsten moest
op den duur tot droevige resultaten leiden o.a.
tot wantrouwen onder de streng levende pries
ters en onder de geloovigen. Een hervorming
werd noodzakelijk geacht, zij het dan ook een
andere dan de .Jie.-vorming" die Luther zou ont
ketenen.
Intusschen:
PRO 5 -0252 H