De hervormer Maarten Luth i uófaal uan cfcn dag SÉ DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS I 19 Mevr. Flint staat verbaasd 2 1483-10NOVEMBER -1933 DONDERDAG 9 NOVEMBER Zijn breuk met de Kerk H. M.’« „Hertog Hendrik” i DOOR ANNA K. GREEN R I Rotsbeelden in Noord- Amerika Een leven van waarheidsliefde, hoogmoed, dwaling, harts tocht en stryd HET GEVAL LEAVENWORTH 7 e I 3 7 I Het spel met de lampen qy* vonoze /n't BOSCH. PER PAK Reeds proef verv®a' den En I per WILT U F. 200 WINNEN? Maarten Luther Ik VIJFDE HOOFDSTUK De Bekentenis i M (Wordt vervolgd) 0 10 14 den die 20 I s n •nd. K 40 35 30 35 35 30 30 35 f MAAR HOE MOETIK DAT VERTELLEN f !K WOU DATTK ER MAAR/NIETS MEE TE HA KEN HA~ö! O/E BANDIETEN ZULLEN OR HUN ACHTERSTE BEEN EN GAAN STAAN ALS ZE Z/EN O AT AL HET GELD VER DWENEN /S. ALS ZE HOOREN DA T LK HET WEG GENOMEN HEB. GOD WEET, WATER DAN X. GEBEURDE H. M.'s „Hertog Hendrik", onder bevel van kapitein ter zee C. ter Poorten, op reis naar Napels, bevond zich 7 November des middags twaalf uur ter hoogte van Lissabon. Alles is wel. manier verkregen heb, sou een marteling voor mij zjjn. Ik wil dat geld niet hebben. Vanaf dezen dag bezit Mary Clavering alleen wat zij krijgt van haar man, van den man, dien zij zoo lang en lafhartig heeft verloochend!” Toen rukte zij haar sliraden af en wierp ze voor de voeten van den ongelukkige. Dit was het einde. Harwell stootte een kreet uit, die niets menschelljks meer had. Zijn waan zinnige oogen stonden wijd open en hij krjjschte „Ik heb mijn ziel aan de hel verkocht voor een schim! Voor een schim!” Bazel en Rome, waar- hervormingsmaatrege- In tegenstelling tot de oude wereld heeft men in Noord-Amerika buitengewoon weinig cultuur resten gevonden. Men nam daarom vroeger aan. dat het land eerst in betrekkelijk late tijdper ken voor de menschheld ontsloten werd. Afge zien van de resten, die in de Middel-Ameri- kaanscbe staten getuigen van volken, die reeds op een merkwaardig hooge trap van beschaving stonden, vond men in Noord-Amerika bulten oud-Indlaansche totemen en overblijfselen van bouwwerken, slechts getuigenissen van het geo logische verleden van het land. Daarom moet een vondst, die in den staat Origon aan het Countymeer gedaan werd, al» van zeer bijzondere beteekenls worden be schouwd. Dit meer, welks oever aan de eene zijde door bazaltklippen gevormd wordt, die boven het water uitsteken; heeft, in deze klip pen verscholen, een aantal plaatsen die slechts zeer moeilijk toegankelijk zijn en van het land in het geheel niet kunnen worden bereikt. Een onderzoek van de klippen door den ethnoloog der universitelt van Origon, dr. Cressmann leidde tot de ontdekking van praehistorlsche rotsinschriften. die in de mijlen ver het. meer begrenzende klippen overal te vinden waren. Op een plaats vond men zoowaar teekeningen, die met een scherpe griffel in de rots waren aan gebracht en met verf waren gekleurd. De an dere Inschriften, welker inhoud voorlooplg nog onbekend is, getuigen van de vroegere aanwezig heid van praetïistorische volksstammen, die na het binnendringen van Aziatische stammen In het land gekomen moeten zijn. Men weet, dat Christoph Columbus Amerika slechts opnieuw ontdekt heeft, want oude Noorsche volkssagen bevatten de geschiedenis van een heldentocht naar een ver in het Westen gelegen groot con tinent. Zoo zijn zonder twijfel de Vlkingers reeds vroegtijdig over Ijsland en Zuld-Groen- land ook in het ijzige Noorden van het Ameri- kaansche werelddeel binnengedrongen. De*e feiten zijn echter in een ondoordringbaar duis ter gehuld en eerst verdere onderzoekingen zul len wellicht even toevallig als die in Origon be wijsstukken leveren voor de voorgeschiedenis der menschheld in Amerika. zjj zijn bekentenis zouden willen hooren. Ik was er zeker van, dat zij aan mijn uitnoodiging ge hoor zouden geven en ik liet hen ieder op een ander uur hierheen komen. Verborg hen ieder in een apart vertrek, waar u hen ook uit zag ko men. Ik was er zeker van dat, als een van hen de misdaad begaan had, hij er toe gedreven was uit liefde voor Mary Leavenworth. Ik hoopte dat de schuldige zich zou verraden als hU tegen haar ■n gemotiveerde beschuldiging zou hooren-uiten en zou vemenien, dat zij in hechtenis dreigde te worden genomen. Ik had niet veel hoop dat het zou lukken en ik verwachtte heelemaal niet, dat Harwell zich zou aangevenMaar, mijn heer Raymond, men is nooit te oud om te leeren!" ging tot alle gevaar voorbij was. Zoo ontving ik hem. na een Jaar afwezigheid, waarvan elke minuut voor hem een marteling was. Maar hij vergeeft het mij; ik zie het in zijn oogen, ik hoor het aan zijn stem. En u, o, als u later zult ver geten hebben hoe mijn laffe vrees Eleonore heeft doen lijden, en als de verwezenlijking van een zoete hoop uw hart verzacht heeft, denk dan niet al te slecht over mij. Wat dien man betreft, het is een marteling voor mij. met hem in dezelfde kamer te staan. Laat hem spreken en verklaren, of ik ooit door een blik of een woord heb te kennen gegeven, dat ik zijn liefde had begrepen, laat staan, dat ik ha^r beantwoordde." „Waarom vraag je dat nog,” hijgde Harwell. „Zie je dan niet dat juist je onverschilligheid mij gek heeft gemaakt? Ik was dag in dag uit In je nabijheid, volgde in mijn gedachten al je bewegingen, ik sliep met je onder één dak en at met je aan één tafel. En dat alles, zonder dat je mjj met een blik verwaardigde. Mijn leven was een hel! Ik was vastbesloten, dat je zoudt weten wie ik was en hoe ik je beminde, al ging ik er door naar de hel. En nu weet je het. Nu roei je het. Ontvlucht mjj, zoek bescherming bij je echtgenoot, nooit zul je de liefde van Trueman Harwell vergeten! Nooit zul je vergeten, dat liefde, brandende liefde voor jouw schoonheid mij dien nacht in je ooms kamer voerde en mij de kracht verleende om den trekker over te ha len, waardoor t vermogen, dat je zoo begeerde in je schoot viel. Ja. al het geld herinnert je aan mij, alle diamanten die op je trotsche voorhoofd schitteren, zullen je mijn naam in de ooren schreeuwen! Praal, luxe, rijkdom, dat alles zul je hebben. Maar zoolang het goud zijn glans zal behouden, zul je denken aan den man die het Je verschaft heeft!” Er kwam een duivelsch licht in zijn oogen en met een trlomfantelijken blik wilde hij het ver trek verlaten. Maar Mary, de emoties die haar bestormden beheerschend, versperde hem den weg en zei: „Neen, Trueman Harwell, dién laatsten troost gun Ik je zelfs niet. De rijkdom, dien Ik op «oo'n I MISSCHIEN HEBBEN DE ROOVERS ZE WEL. I VERLOREN. MAAR HUNNEER MACK Z5 HET HOOFD VAN HET, VEIUGHELDS-COMITE HO MOE T OADEUJK !N- GEUCHT WORDEN mevrouwfiinr WAT IKG/STEREN y/QNn 'MISSCH/EH BHET WELGELO VAN MIJNHEER PLINT, DAT O/E KERELS GESTO LEN HEBBENj waarbij hl) door Frederik, keurvorst van Saksen, werd bijgestaan. Het sein was nu gegeven en Dultschland was in twee kampenverdeeld, het eene vóór de Kerk, het andere vóór Luther. Op 15 Juni 1520 veroordeelde Paus Leo X veer tig stellingen van Luther en dreigde hem in den ban te zullen doen, wanneer hjj niet binnen zestig dagen zijn stellingen zou hebben herroe pen. Luther echter verbrandde het pauselijke decreet onder het gejuich van de menigte, waar onder vooral zijn studenten geestdriftig betoog den. De breuk was nu definitief en Luther be gon met grooten ijver aan den verderen uitbouw van zijn leer te werken. Intusschen echter naderde de groote Rijksdag, die op bevel van den katholieken keizer Karel V enkele maanden later te Worms bijeen zou ko men. Voor Luther bestond de vrees, dat de Rijks dag het pauseljjk vonnis eenvoudig zou bevesti gen, doch Luther had invloedrijke vrienden en een van hen, de keurvorst van Saksen, speelde het klaar dat Luther de gelegenheid zou gegeven worden zijn stellingen te verdedigen. Hij werd dus ontboden en kreeg een vrijgeleide en in weerwil van de adviezen zijner vrienden, ging Luther op reis, gedreven door zijn overtuiging en zeker van zijn zaak. Een gewapend escorte vergezelde den monnik en het volk, dat hem zag passeeren. kreeg den indruk een triomftocht te aanschouwen. In Worms zelf werd hij met ge juich door het volk Ingehaald én in den Rijksdag verklaarde Luther, dat hij geen enkele zijner stellingen wilde herroepen en het gezag „van den Paus niet wilde erkennen. Hij vermocht echter zijn leer geen Ingang te doen vinden, hoe hartstochtelijk hij ook de leiders in de kerk had aangevallen. Het slot van zijn rede luidde eenigszins anders dan de legende voorgeeft. In het Latjjn eindigde hij volgens het „Handboek der Kerkgeschiedenis" van Prof. Dr. J. de Jong. „Als ik niet overtuigd ben door de H. Schrift, op theologisch duidelijke redenen, dan ben ik over tuigd door de door mij aangehaalde schrift woorden en mijn geweten is gevangen in Gods woord. Herroepen kan ik niet en wil ik niet, wijl handelen j^gen het geweten niet veilig en niet oprecht is. God helpe mij. Amen.” Deze laatste vier woorden sprak Luther in het Dultsch. Met deze woorden eindigde hij steeds zijn predikin- gen. Dat de 21-jarige Karel V, die ongetwijfeld een oprecht katholiek was, talmde met den pause- Ujken bul te bevestigen en Luther gelegenheid gaf zijn leer nogmaals en nog wel voor een ge- WATLK DOEN MOET,' ME OUNK7\ DAT TK'T EEN EN ANDER MOET 1 VERTELLEN, VAN DAT GELD, DAT IK GISTEREN VONDALS IK EEN PAAR BANKBILJETTEN HEL J5RENG. ZULLEN ZE ME GELOOT X? VEN' y Ik ben geen slecht mensch, ik heb alleen een heftig karakter. Liefde en haat, jaloezie en wraakzucht, alle hartstochten zijn bij mjj sterk ontwikkeld. Zij gelijken op slangen, die rustig en stil ineengekronkeld liggen maar wanneer zij geprikkeld worden heftig en doodelijk zijn in aanvat Zij die mij het best kennen, zelfs mijn moeder, weten daar niets van. Hoe vaak heeft zij niet gezeggl: „Als Trueman maar een beetje meer gevoel had! Was hij toch maar niet zoo onverschillig!” Op school begreep niemand mijn karakter. Men dacht dat ik zachtaardig was en noemde mij „de sukkel.” Deze reputatie hlc'd drie jaar. Maar op een goeden dag werd het mi) te mach tig. Ik koos den belhamel uit. wierp hem op den grond en trapte hem waar ik hem raken kon. Vóór dit gevecht had hij een aardig gezicht, maar daarna.... Men noemde “mij niet meer „de sukkel.” Ook op kantoor werd ik niet erg gewaardeerd. Ik werkte goed en regelmatig en men vond mij een uitstekende werkmachine, meer niet. Ik liet hen denken wat zij wilden; er sou wel eens een dag komen, dat zij, net al» die anderen vroe ger, van meening zouden veranderen. Eigenlijk kon het oordeel van ie menschen mij weinig schelen daar ik van niemand hield, niet eens van mijzelf. Mijn leven was doelloos; ik be schouwde het als een groote dorre vlakte, waar ik doorheen moest. Dit zou zoo zjjn doorgegaan in zijn wanhopige eentonigheid, als ik niet op een goeden dag Mary Leavenworth had ont moet. Toen ik negen maanden geleden mijn betrek king opgaf, om mijnheer Leavenworth als secre taris te helpen, ontvlamde er in mij een vuur, dat niet zal dooven voor het einde van mijn dagen. Wat was zjj mooi! Den eersten avond, dat ik mijnheer Leavenworth naar het salon volgde, had ik er, toen ik die heerlijke vrouw zag, een voorgevoel van, wat de toekomst zou brengen als ik haar niet ontvluchtte. Zij was altijd even trotsch en verwaardigde mij nauwelijks met een blik. Maar dat kon mij niet schelen. Ik was gelukkig, omdat ik in haar omgeving kon leven en van uit de verte haar schoonheid mocht be wonderen. Het was voor mij een onuitsprekelijke vreugde, haar te bestudeeren, uur voor uur, dag voor dag, haar te zien glimlachen, het hoofd te zien om draaien of de oogen te zien opslaan. Ik wilde mjj doordringen van haar schoonheid om haar ■geheel in mij op te nemen, om haar nooit te ver geten. Ik zag heel goed in. dat zij zich nooit met mij zou inlaten, of ik moest haar op de een of andere manier de baas zien te worden. Deze gedachte nam steeds vaster vorm aan. Ondertusschen hielp Ik mijnheer Leaven worth. en mijn werk beviel hem. Juffrouw Eleo nore behandelde mij altijd minzaam, niet fami liaar, maar vol goedheid; niet als een vreemde, maar als een gast, dien zU eiken dag aan tafel ontmoette en die haar niet erg gelukkig leek. 54. „Was het werkelijk alleen maar dwaasheid, Mary? Heb je je niets anders te verwijten? Be stond er heelemaal geen medeplichtigheid tus- schen jullie beiden? Heb je alleen maar je plaats in je ooms testament willen behouden, op ge vaar af mijn hart te breken? Ben je werkelijk heelemaal onschuldig? Antwoord mij." HU legde zijn hand op haar hoofd, boog het achterover en keek recht in de oogen van zijn vrouw; toen, zonder iets te zeggen, trok hij haar zachtjes tegen zijn borst, keek langzaam om zich heen en zei: „Zij is onschuldig.” Mary maakte zich los uit zjjn omarming om hem beter te kunnen zien en riep uit: „En dat is de man, met wien ik gespeeld heb, dien ik gekweld heb. Met hem ben ik getrouwd, om hem te verloochenen en in den steek te laten! Henry, geloof je dat ik onschuldig ben, niettegenstaande alles wat je gezien en gehoerd hebt, niettegenstaande de woorden van dezen ongelukkige? Zul je den brief kunnen vergeten, dien ik je op den ochtend na den moord schreef en waarin ik je smeekte om weg te gaan met het oog op het gevaar dat ik liep en dat door de kleinste onvoorzichtigheid doodelijk kon wor- den? Wil je voor God en de menschen verklaren dat ik onschuldig ben*” -Ja." antwoordde Clavering eenvoudig. ^Een groote vreugde stond op Mary's gelaat te „Ik hoop dat de hemel mjj vergeeft, dat ik *»’n nobel mensch heb laten lijden, Wacnt,” zei «U. toen zij zag dat haar man wilde spreken. •Eer Je mjj nog meer bewijzen van je edelmoe digheid geeft, wil ik je toonen hoe ik werkelijk ben. Dan zul je de vrouw kennen, die je tot je echtgenoote gekozen hebt. Mijnheer Raymond,” voor het eerst wendde zij zich naar mij toe, „toen u in mijn belang (dat geloof ik zeker, hoewel die man beweert dat het niet zoo is) er op aan drong, dat ik alles zou zeggen wat ik over den moord wist, deed ik het niet, omdat ik vreesde dat men mij zou verdenken. Immers, zelfs Eleonore en dat was mijn grootste verdriet dacht dat ik schuldig was. Zij had daarvoor de volgende redenen: zij had een enveloppe, ge richt aan ooms notaris, onder het lijk van mijn oom gevonden, waaruit zij besloot, dat deze den notaris verzocht had, het testament te veran deren en haar de sommen te schenken, die hij oorspronkelijk aan mij vermaakt had; vervol gens had zij mij hoewel ik het ontkende op den avond van den moord naar beneden hooren gaan. Maar dit was nog niet alles: in mijn kamer had zij den sleutel van de studeer kamer op den vloer gevonden en fragmenten van Clavering’s brief werden in den haard ont dekt. Tenslotte had zjj mij den zakdoek, die later bij het onderzoek, bevlekt met revolver- vull, voor den dag kwam, uit de linnenmand zien nemen. Ik kon niets ophelderen. Er was een net oin mij heen gespannen en zoodra ik mij trachtte te bewegen, raakte ik er steeds meer in verward. Ik wist dat ik onschuldig was, maar als ik er niet eens in slaagde om iemand die mij liefhad te overtuigen, hoe zou het dan mogelijk geweest zijn, mij voor den coroner en in de oogen van het publiek vrij te pleiten? Ja, vrees voor schande en angst voor de gevolgen van mijn bekentenis hielden mijn lippen gesloten. Maar één keer heb ik geaarzeld; dat was in den loop van ons laatste gesprek, toen u, niettegenstaande den schijn, in de onschuld van Eleonore bleef gelooven. Toen kwam het bij mij op, dat u ook aan mijn onschuld zou gelooven als ik u alles vertelde. Maar de komst van Clavering belette het mij. Ik stelde mij voor, wat mijn toekomst zou zijn, geschandvlekt door verdenking, en in plaats van toe te geven aan deze goede Ingeving, dreigde ik mijn echtgenoot, dat ik ons huwelijk zou ontkennen, als hij niet oogenbllkkelljk weg- komen, maar de bandieten kenden hun vak uitstekend. Ze maakten me zoo prachtig op de rails vast, dat het ónmogelijk was zonder hulp a. één keer ben ik zeer dicht bij den dood geweest," vertelde Harry Kent, „en de ma nier waarop ik gered werd, is interessant. genoeg om er jullie wat over te vertellen.” Ik was destijds een jaar of drie-en-twintig en werkte als baanwachter aan de Canadian Paci fic. Met nog een man, Lentink geheeten, was ik gestationneerd op Cloud-kreek, een punt waar de groote spoorlijn een aftakklnkje had naar Elmerstown. Dit kleine zjjHjntje werd al leen gebruikt in den oorlogstijd, want dan wer den er eiken dag wagons van de groote lijn naar Elmerstown gereden, die den graanoogst naar het Oosten moesten vervoeren. De rest van het jaar was het op Cloud-kreek een dooie boel. We maakten het er elkaar zoo gemakke- lijk mogelUk, maar omdat er absoluut mets te doen was. hing het leven op dien kiemen post me gruwelijk de keel uit. Het verzorgen van de seinen en het controleeren van de spoorbaan was een eentonig karwei en het is voor een jongeman zooals it v&s, niet bepaald een pretje om van God en alle goede menschen verlaten, midden in een eindeloos land te zitten. Gelukkig zaten we er niet heelemaal voor niets, want in den tijd waarvan ik nu spreek, was er een bandietenbende, die de spoorlijn onveilig trachtte te maken. Het was reeds een maal voorgekomen, dat de roevers In de buurt van Cloud-kreek wilden gaan opereeren. Zjj waren juist bezig enkele zware steenklompen op de rails te leggen, toen ik hen verraste. Het waren drie krachtige kerels en ze trokken zich van mijn revolver dan ook weinig aan. Ze merk ten heel goed dat ik niet veel zou kunnen uit richten en probeerden me met een zoet lijntje weg te krijgen. Ik bedacht een kleine list, liet me wat geld in mijn zak stoppen en maakte rechts-omkeert. Niet om weg te blijven, maar om terug t» kee- ren met Lentink en goed voorzien van wapenen. De heeren bandieten maakten dat ze weg kwa men, toen we een paar schoten op hen afvuur den, maar die list hebben ze me nooit vergeven. Op een donkeren avond zat ik als gewoonlijk te lezen In het wachthuis, toen er buiten voet stappen weerklonken. Lentink was dien dag naar Elmerstown gegaan en zou niet vóór den volgenden dag terug zijn. Ik was dus wel be nieuwd wie daar buiten rondscharrelde. Met een geweer gewapend ging Ik naar bulten en vondeen kind. Een kleine jongen van een jaar of zeven, koud, hongerig en dolblij dat hij een mensch had ontmoet Ik bracht hem binnen, waar hij spoedig ont dooide. In de warme hut knapte hjj heelemaal op. HIJ was verdwaald, vertelde hij en had ge- loopen en geloopen totdat hij het licht van het wachthuis had gezien. Er zat niets anders op dan het kind maar hier te houden, wat ik dan ook deed. Toen het tijd werd om de baan te gaan controleeren de wissels, waarover straks de avondtrein zou denderen beval ik den jongen zich rustig te houden en ging naar bui ten. Er was geen ster te zien en het was koud. Met mijn kraag hoog opgeslagen, stapte ik over de dwarsleggers. Opeens flitste cr een licht- aan, twee, drie gestalten sprongen te voorscnjjn en hadden zich op mij geworpen, voor ik goed en wel besefte wat er gebeurde. Het was niet moei lijk te raden wie mijn aanvallers waren. Zij verborgen zich ook niet, want toen ze me door een paar stevige touwen zoo weerloos als een zuigeling hadden gemaakt, zei de aanvoerder. „Wel Harry Kent, je herinnert je zeker nog wel dat je ons een leelijke poets hebt gebakken, jié? Ja. dat dacht ik wel. z^oiets vergeet je na tuurlijk niet. Maar ik kan je geruststellen. Wij zijn het ook niet vergeten en vandaar dat we Je nu je eerlijk verdiende loon zullen geven. Pakt hem op, jongens, en legt hem dwars over de rails. We hoeven onze handen niet vuil te maken, want over tien minuten zal de avond- expresse het werk wel doen.". Ik moet zeggen, dat ik koud werd, toen ik dat hoorde. Aan den noodlgen moed ontbreekt h*et me niet, maar met zoo n gruwelijk lot voor oogen zal de dapperste wel bang worden. Ik vocht als een dolle, om aan de touwen te ont- de meest hartstochtelijke man onder de hervormers was hjj. tijde van zijn hard Ten tijde van zijn priesterwijding werd deze hard werkende monnik reeds voort durend gekweld door gewetensangsten, die ver band hielden met het verderf, dat hij allerwegen om zich heen constateerde. In deze stemming trok hij dan ook naar Rome om eenige bijzon derheden van zijn orde te regelen. Midden in den renaissance-tijd ging het in Rome, ook aan het pauselijk hof, nogal luchtig toe en dit ergerde Luther niet wLinlg. Teleur gesteld kwam hjj terug en begon te prediken tegen de wantoestanden in de Kerk, onder an dere bestaande in misbruiken van de hoogere en lagere geestelijkheid. Langzamerhand kwam hjj tot het theologisch systeem, dat de grondslag voor zijn kerk zou worden. Volgens hem zou de menschelijke natuur door de erfzond. volkomen bedorven zjjn. Deze verdorven natuur zou niet meer verbeterd kunnen worden door het weg nemen der zonde door middel van de biecht, maar alleen door het bedekken der zonde. De kern van deze leer berust op de veronderstel ling, dat de mensch eenvoudig afhankelijk zou zijn in tijd en eeuwigheid van Gods welbehagen of willekeur. Een tweede belangrijk punt, waar omtrent Luther van meening met de Kerk ver schilde w'as zijn stelling, dat de traditie geen beteekenls had en dat de waarheid alleen uit eigen lezing van den Bijbel kon geput' worden. De uitwerking van deze theorieën moest nood zakelijk leiden tot een breuk met de moeder kerk. Er was echter nog een andere aanleiding uit de practjjk die het hare ertoe bijdroeg om de scheiding scherper en sneller te doen plaats vin den. Toen Paus Leo X n.l. een aflaat beloofde aan alle geloovigen, die geld zouden bijdragen voor den snellen afbouw van den Sint Pieter, kreeg de hertog van Brandenburg opdracht deze gel den in zjjn gebieden te verzamelen onder voor waarde, dat hij de helft der opbrengst mocht behouden om zijn schulden te bestrijden. De hertog gaf op zijn beurt aan den Dominicaan Johannes Tetzel opdracht de gelden te innen, waarna de monnik stad en land afreisde met de befaamde aflaatbrieven, die de zonden kwijt schold aan iedereen, die bij welken priester dan ook biechtte. Bovendien kregen de bezitters van zulk een aflaatbrief dispensatie der vastenwet en uit eigen beweging wist Tetzel hieraan de verzekering vast te knoopen, dat men door zoo n aflaatbrief ook zielen uit het vagevuur kon ver lossen en wel met volstrekte zekerheid. Luther verzette zich tegen zulk een wijze van aflaat- prediking en zoo vond hij in het optreden van Tetzel aanleiding om zjjn befaamde stellin gen aan de deur van de kerk te Wittenberg aan te plakken. Tegelijkertijd werden deze stellingen in Dultschland verspreid en spoedig daarop brak het conflict tusschen Luther en,de Kerk uit zij heeft gekregen. Deze verspreiding had overi gens haar eigenaardige moeilijkheden. Zoo kwam b.v. het volk In Wittenberg in opstand toen een gewezen Dominicaan de H. Mis „afschafte" en daarvoor het avondmaal in de plaats bracht. De „leer” begon zich In onder deden te splitsen, die hardhandig contact met elkaar kregen, en waartegen Luther een zwaren strijd te strijden had. Men kan echter niet be weren dat Luther tegen zjjn ernstige en minder ernstige tegenstanders uitmuntte door hoffelijk heid. Vaak putte hij zich uit in grofheden en brutale leugens, die volgens zijn bestrijders vaak werden ingegeven door een zekere razernij. In 1625 aanvaardde Luther de consequentie van zijn leer omtrent het coelibaat en trad hij In het huwelijk met* de gewezen non Catharina van Bora. Reeds te voren hadden geruchten ge sproken over zijn vrijen omgang met gevluchte kloosterzusters, doch bewijzen hiervoor weerden niet aangevoerd. Zijn huwelijk echter, dat hjj met zjjn leer hartstochtelijk trachtte te verde digen, was voor de katholieken het bewijs, dat hij wel den laatsten slagboom had gelegd voor een mogelijken terugkeer en zelfs onder zjjn vrienden wekte deze stap hier en daar groote teleurstelling en voor hem zelf was het blijkbaar eer een reden tot grootere grofheid dan tot meerdere bezinning. De toon althans waarin hij eenlgen tijd later te keer gaat tegen den „helschen vader den Paus, den gruwelljken gruwel in Rome” is van een laagheid en een liederlijkheid, die de geschiedschrijvers met verachting vervult. Op een reis naar Mansfeld om enkele twisten b(j te leggen, stierf Luther plotseling aan een hartkwaal in 1546. Omtrent zijn dood en zjjn laatste woorden zijn zeer veel verhalen in om loop geweest, die moeilijk te controleeren zijn. Men sprak van moord, zelfmoord, optreden van den duivel, maar dezelfde verhalen waren ver teld over verschillende van zijn aanhangers en ook van zijn tegenstanders, zoodat men het vei ligst kan aannemen, dat den historischen feiten niet geheel recht geschied is, hetgeen even min geschiedde door de legenden over de heilig heid van Luther, welke legenden na zijn dood de ronde deden. „U kunt mij gelukwenschen, mijnheer Ray mond, dat is het mooiste, wat ik ooit 'gepres teerd heb.” Verrast keek ik in het stralende gezicht van Gryce. „Wat bedoelt u?” vroeg ik. „Had u dit alles zoo voorbereid?” „Wis en waarachtig!" Wij kunnen elkaar de hand reiken, mijnheer Raymond. In mijn heele loopbaan heb ik geen beter eind van een slech ter stuk meegemaakt.” Wij drukten elkaar warm en krachtig de hand. Toen vroeg ik hem, of hjj mij alles zou willen uitleggen. „Er was een ding,” zoo begon hij, „dat mij al tijd dwars heeft gezeten, zelfs op het oogenblik. dat ik Mary Leavenworth het sterkst verdacht. Dat was het schoonmaken van de revolver. Kunt u zich voorstellen, dat een vrouw een revolver schoonmaakt, zelfs als zjj weet hoe het moet? Neen, nietwaar? Zij kan het wapen afschieten, maar daarna zal zij het zeker niet schoonmaken. Daarom heb ik dan ook geaarzeld, zelfs toen Ik op het punt stond, haar te arresteeren. De ke ten was wel volledig, maar een van de schakels hoorde er niet in. Ik besloot dus, juffrouw Mary nog een kans te geven. Ik waarschuwde Clave ring en Harwell twee lieden die ik niet in het minst verdacht, maar die de eenlgen waren, be halve zijzelf, die de misdaad zouden hebben kunnen begaan dat ik den moordenaar van mijnheer Leavenworth had ontdekt en dat Ik hem in mijn hul» sou arresteeren. Ik vroeg of los te komen. Daarna verdwenen ze, mij in de duisternis achterlatend Het bloed hamerde door mijn hersens. Mijn polsen schuurden zich stuk tegen de touwen. Tien minuten I En er was geen redden mogelijk I De signalen ston- den op veilig en •r was geen schijn van kans dat de machinist me zou ontdekken. Mijn laatste uur was geslagen! De tien minuten duurden eindeloos. Einde lijk begonnen de rails onder me te dreunen. De trein was in aantocht. Ik kon hem niet zien aankomen, maar ik hoorde dat het geraas steeds luider werd. Ik schreeuwde, maar door den doek, die om mijn mond was gebonden, kon ik slechts een paar gedempte geluiden uitbren gen. Ik rukte aan de touwen, trachtte me om te wentelen. Alles tevergeefsch Het gedender van den trein werd luider. Het snuivende monster kwam in volle vaart nader, om me te vermorselen onder zijn wentelende wielen. Nogmaals trachtte ik te schreeuwen. Dan verminderde het geraas. Het geluid van remmen weerklonk. Ik kon het haast niet ge looven! Het dreunen op de rails hield op. De trein was tot stilstand gekomen. Even later werd ik door den machinist be vrijd. I „Wat je nou uitgehaald hebt, weet ik niet,” zei de man, „maar die seinen van je maakten me bjjna gek.” „Seinen?” vroeg ik stom verbaasd. „Ja, eerst groen, dan rood, weer groen, wit, rood en zoo maar door. Daar kan geen mensch wat van snappen." Het duurde vrij lang, voor ik het zelf begreep. „Het kind!” schoot me door het hoofd en Ik rende naar het wachthuis. Het tafereeltje dat ik nu zag, zal ik mijn leven lang niet vergeten. De kleine jongen, die zich verveelde, had een spelletje bedacht en zette beurtelings de seinlichten voor het raam, om den moolen weerschijn te bewonderen. „Mooi licht hé," zei hjj verrukt. Ja, Inderdaad, het was prachtig licht. Eer licht dat me het leven redde. heelen Rijksdag te verdedigen, kan men als een zwakheid zijnerzijds zien, die vermoedelijk te wijten was aan enkele zijner raadgevers. Ten gevolge hiervan kan Luther in ieder geval on gedeerd uit Worms vertrekken, na te voren van Frederik van Saksen de belofte gekregen te heb ben, dat hij den monnik onderweg door zjjn rui ters zou laten ontvoererf en veilig naar den Wartburg laten brengen. Hier kon Luther in alle rust vernemen, dat de rjjksban over hem was uitgesproken. Zjjn schuilplaats bleef voor iedereen verborgen en tien maanden lang kon hij ongestoord verder werken op dezelfde plaats waar eens de Heilige Elisabeth had gewoond. De rjjksban verbood* iedereen Luther te herbergen en verplichtte de bewoners van het rijk hem gevangen te nemen en zjjn geschriften te verbranden, doch tegelijk werd het gerucht verspreid, dat Luther op zijn weg van Worms naar huis overvallen en ver moord was. In de stilte van het slot werkte Luther verder aan de verbreiding van zijn leer. Ontelbare ma.en had hjj den zwaren innerljjken strijd te voeren die des te feller uitbrak, naarmate het stiller om hem heen werd en hij de enorme gevolgen van zijn optreden begon te overzien. Hij zelf bekent dit overduidelijk en spreekt eveneens over de vele bekoringen, die hem overvielen. Intusschen werd het Edict van Worms, dat den rjjksban over Luther Inhield, niet met de allergrootste stipt heid uitgevoerd, hetgeen juist te wuten was aan den grooten aanhang van Luther en aan de ver deeldheid in het rijk. Paus Clemens VII, de op volger van Leo X, trachtte hierin nog verande ring te brengen, doch kon alleen nog bereiken dat in 1524 de overeenkomst van Regensburg kon gesloten worden, waarbij eenige vorsten en een twaalftal bisschoppen beloofden het edict zoo nauwkeurig mogelijk uit te voeren. Veel hielp dit echter niet meer. Een groot gedeelte van Dultschland, Nederland en Zwitserland was Luthersch geworden en de nieuwe leer werd door kunstenaars van naam gesteund. Onder Luther's volgelingen waren behalve over tuigde aanhangers ook priesters te vinden, wien het coelibaat tot een last geworden Was en die nu vrij spel kregen. Hierop zijn de geestige woe den van Erasmus van Rotterdam van toepassing, die de Luthersche zaak een comedie noemen: „Steeds loopen de bewegingen op een huwelijk uit!” spot hij, doelend op de ware reden van sommlger overgang naar het Lutherdom. Vele andere redenen, waaronder natuurlijk ook van religieuzen aard, werkten mede om de Luther- sche leer den grooten aanhang te geven, dien UEVE HE HEL ANNIE DAT n Z'JN NIEUWE VONO/MISSCH/EN^ twintig -dol- LAR-BANKB/L- JET TEN/WAAR HEB JE'DIE q GEVONDEN' Herwegen wordt heden het feit herdacht. ZA dat voor 450 jaar te Eisleben werd geboren 1 de groote kerkhervormer Maarten Luther, die op 18 Februari 1546 overleed. Luther, de Augustijner monnik, die eens de groote scheu ring in de Kerk teweeg zou brengen, was de zoon van een armen mijnwerker. Hij bezocht de school te Mansfeld tot zijn veertiende jaar. waarna hij naar Maagdenburg trok om verder te studeeren en al zingend langs de deur zijn brood te verdienen. Later bezocht hij nog de LaUjn- sche school te Eisnach en tenslotte komt hjj aan de universitelt te Erfurt, waar hjj theologie, filo sofie en rechten studeerde, tot hij in 1503 magis ter werd en lezingen hield over dé natuur- en de zedeleer. Na jaren van BUbelIectuur en na den dood van een zijner vrienden, trad hij op 17 Juni 1505 in de orde der Augustijnen te Erfurt. In 1507 priester gewijd, werd hjj een jaar later hoogleeraar aan de nieuwe universitelt te Wit- vtenberg. In 1500 begon hij te preeken en een jaar daarna maakte hjj een pelgrimstocht naar Rome, hervatte zjjn predikingen en doctoreerde in de theologie. De concilies van op tot verschillende hervormingsmaatrege- len besloten was. waren toen reeds voorbij, doch de uitvoering der besluiten Het al te lang op zich wachten. Intusschen werkten de Benedictijnen, de Franciscanen en de Dominicanen (de namen van Geert Groote en Thomas a Kempls zijn aan deze beweging verbonden) hard en vast houdend aan de zuivering van de kloosterregels, die door allerlei factoren, niet het minst door de laksheid en de onbekwaamheid der bisschop pen bedreigd werden. Dat de bisschoppen gere- cruteerd werden uit de wereldlijke vorsten moest op den duur tot droevige resultaten leiden o.a. tot wantrouwen onder de streng levende pries ters en onder de geloovigen. Een hervorming werd noodzakelijk geacht, zij het dan ook een andere dan de .Jie.-vorming" die Luther zou ont ketenen. Intusschen: PRO 5 -0252 H

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 17