1 H G DE GELUKSVOGELS iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini' PI SI X9 Baby heeft verdriet HANDENARBEID Wintervogels kijken Hoe Annetje met St. Nicolaas ’n pop kreeg VAN PIET, DIE ZOO 1)01 OP LETTER BANKET WAS 2 1 2 4 Poppenmoedertje H H AN1 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini HiiiiiiiuiiiuiiiuiiuiiiiniiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiuiiiniiriiiicitiiiiiiiiiniiiiiiiitiiiiiiiiiimiiiiuiiiuiiiuiuuiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiHiiuiiiiiiiiiiiimiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiitiiiiiiii.Bi B< U On; IN< Dej Een Sinterklaasvertelling door Jan van Ogtrode Mandje si J HET UURTJE VOOR OMZE JEUGD voor c A. L. z’n Kees opgemerkt. een T,» Sinter- 1 ver- ook zijn met *5» z|jn elk van De V P. D T.tJ I RIE HUISMAN Hij is er véél te klein voor, Al wil hij ’t nog zoo graag; Hij zou er mee bederven Zijn teere baby-maag. Klein Keesje is aan 't huilen, Hij heeft een groot verdriet. Hij wil zoo graag een taartje. Maar* ach, hij krijgt het niet. besloot. bakKen. men zoo’n Nu maar HdU Daar is die kwajongen die mü laatst voor den gek hield met dat eek hoorntje. Nou zal te me niet meer ont snappen. wil niet dacht gezicht Gelukkig hè! Het was maar een droom. Toch akelig, wat was dat een benauwde droom. Nu had Piet toch wel berouw van zijn voor de gekhouderij. Gauw heeft hij toen maar een briefje "aar den boschwachter geschreven. dat ook en druk! bezig was niet bleef open kijken. V< Pracl Eau Houb Maja Regei Cutei voor i van hoogt Voor docht Het vi enz. Vraag mode OVER De bui- een de ra- Zoo’n taartje is veel mooier, Denkt onze kleine man, ’t Is zoo gezellig kleurig Dat ik ’t niet pakken kan! Nog één klein jaar lief broertje. Dan ben j’een groote vent. Die alle soorten taartjes Goed op z’n duimpje kent. Een vierkant stuk papier vouw je zooals de stippellijnen op het voorbeeld aangeven. Moes geeft hem nu een papje. Maar hij wordt nog niet stil, Want "t kleine lieve Keesje Heeft al een echten wil. ep daardoor liet het den pastoor, die, toen hij de letter bestel- staartje (fig. 1) zien. Dan worden de vakjes no. 1 op de vakjes no. 2 geplakt, zoodat een bakje ontstaat. Nu nog een hengsel knippen van ’n reepje papier en dat aan den binnenkant tegen het bakje plakken. „O, lieve-beste boschwachter! Doe me alsjeblieft niets!’’ „Wat! Niets doen. Kom jij maar eens hier kwajongen. Wat dacht jij wel hè!” zich goedDie dat ie gefopt is!" met een lachend WV» Cr k o ku- u-r ut*» daags voor Sinterklaas morgens naar den banketbakker op hoek, waarover hij Piet al zoo had hooren vertellen, en die volgens zulk fijn banket kon LIL niemand anders k&nEn als Piet zei, dan kon men dat best geloovenü Oom riep den bakker even apart en ver telde hem met een knipoogje wat ie van plan was. De bakker moest een letter P klaar maken, die er van buiten uitzag als een gewone banketletter, maar niet gevuld was met marsepein maar.... met zuur kool! Die letter moest dan keurig verpakt, net als met andere letters gebeurde, op Sinterklaasavond om ongeveer half acht bij de familie Stevens bezorgd worden en geadresseerd zijn aan den heer Piet Ste vens De bakker, die Piet ook kende, had enor- men schik in het geval en verzekerde, dat *t aan hem niet zou liggen, als de mop niet zou gelukken Pakjesavond was aangebroken. Fr waren al diverse pakjes gebracht. Zus b.v. had *n aardig pakje gekregen van d’r vriendin In den vorm van een pop. gekleed als brieven besteller, die heelemaal uit elkaar moest worden genomen. In de armen zat -vat. in z’n beenen, In z’n hoofd, in z’n tasch! Al len waren aan 't zoeken geslagen! ‘z «as *n pret van belang geweest, vooral toen Henk, Piet’s broertje, nog een leuk ringetje uit.... z’n neus haalde. En toen was er *n kist gekomen en daarin lag een kuns.lg nagemaakte negerkop, uit een koolraap e- aneden met kalfsoogen, echte, zooals je die wel eens in de uitstalkasten van den slager ziet. En in dien kop zat.... een prachtig gouden collier voor moeder en een gouden dasspeld voor vader. Vader en moeder vroegen zich kwaal vergeefs af, waar dat vandaan kwam, maar even later zag Plet toch In den hoek van de kamer, dat vader oom Jan een hand gaf en bedankte En toen, om even over half acht, kwam de mop! Er werd gebeld en moeder vroeg aan Piet om even open te doen. Eerst was hjj wel even bang In die donkere gang en dan op Sinterklaasavondmaar hij ging toch en toen kwam hij binnen met *n doos, geadresseerd aan den heer P. Stevens, alhier. Piet wilde 'm eerst aan Vader geven, maar die vroeg hem, wie P. Stevens was. „Ik vader!" antwoordde Plet met ïi hoog- roode kleur van opwinding. „Nou dan! Dan Is t toch niet voor mlj?l Als ik jou was, zou Ik maar niet zoolang wachten, en maar ’s kijken wat erin sit!" Aller aandacht was nu op Plet gevestigd! De anderen waren wel een beetje jaloersch op Piet, die alleen zoo’n groot pak kr^eg. maar daar waren ze gauw overheen en be gonnen allen te helpen! Zus kwam met *n schaar en zenuwachtig, met trillende vin gers, begon Plet uit te pakken. Wat een be kend soort doos! ’t Leek warempel wel een banketletter-doos! Eindelijk, daar zou je *t hebben! De deksel ging eraf.... en toen et was druk In den hemel. Over ’n paar dagen was t al December en Sinterklaas zou beginnen met pak jes maken. Dat deed hij al, sinds hij heel lang geleden In den hemel was gekomen. De Onnoozele Kinderen wisten het al en wargn bij Sinterklaas komen vragen of ze helpen mochten. En ook de kinderen die t Sinterklaasfeest gevierd hadden toen ze nog op de aarde leefden. Elk jaar kwamen er nieuwe bij, die het inpakken van de Onnoozele kinderen leer den, want die waren 1 langst In den he mel en hadden *t dus al dikwijls gedaan. Sinterklaas las uit een groot boek de namen op van de kinderen, die cadeautjes moesten hebben. Piet, zijn zwarte knecht, met 1 kroes haar vol houtwol, telde suikerbeestjes en chocoladepoppetjes. De hemelklnderen haalden uit groote kisten speelgoed. Ze zetten de poppen op een rijtje. Honderden poppen zaten nu naast elkaar, want er waren altijd veel kin deren, die. aan Sinterklaas een pop vroe gen. De hemelkinderen hadden zelf ook pop pen. die wel duizend keer mooier waren dan deze, maar toch vonden ze t eljcen keer weer leuk *t speelgoed te zien, dat Sinter klaas voor de aardsche kindertjes gekocht had. „Ztezoo”, zei Sinterklaas tegen z’n knecht, „Iaat mij nu eens even hooren wat voor nieuws je van de harde hebt.” Plet was nl. dien nacht met de kleine vliegmachine van Sinterklaas naar de aar de geweest. Hij had gevlogen boven wijk van een groote stad en had- in schoorsteenen geluisterd en door de men gekeken. Vroeger, toen Sinterklaas altijd met zijn naard ging, kon bij enkel door de schoor steenen kijken, maar t paard werd 'aar natuurlijk ouder en kon maar niet wennen aan al die radio-draden en -stok ken op de daken. Daarbij kon Je vroeger door de schoorsteenen zóó in de kamers maar nu met al die dichte kachels was *t veel moellljker. Piet weet er wel wat op, maar dat mag ik niet verklappen. Maar met dat vlleg- machlenetje ging 1 pas fijn. Onhoorbaar vleed hij langs de ramen en gluurde door de kiertjes van de gordijnen naar binnen. Hit keek dan of de kinderen wel zoet speel den en niet met broertjes of zusjes kibbel den en of ze hun avondsrebedjes wel mooi met de oogen dicht baden. En dat alles schreef hij op en verhaalde het aan Sinterklaas. Hij had dezen keer *n grooten zak brief jes bij zich, die hij des nachts uit de schoe nen van de kinderen had gehaald. ..Begin maar”, zei Sinterklaas en de he- melkindertjes zwegen en luisterden. troepje, bestaande uit Kees, Bram, Mien- tje, Evelien en Rob naar buiten, naar de bosschen. „Want,” had „musschen kennen we nu wel, maar de andere vogels maar enkele.” De takken van de boomen begonnen al kaal te worden. Het duurde niet lang of de scherpe oogen van Mientje ontdekten een vogeltje, dat door zijn hel der geluidje al even de aandacht had ge vraagd. ’t Sprong tusschen de takjes rond opgewipte de, er nog zoo bij gezegd had, dat "n een blzonder fijne moest zijn! Heb je met je stomme gezicht die dingen natuurlijk weer verdraaid, zoodat ik vanmorgen opgebeld werd door den woedenden pastoor, die gisterenavond met z’n kapelaans tyj elkaar zat, en die elk een fijn stuk letterbanket met.zuurkool heeft gegeven! t Is een slag, dien Ik nooit meer te boven kom! De pastoor wijt alles aan m!J, en wil nooit meer iets van me hebben!” De zaak was echter gauw gesust! Oom Jan sprong poedig voor t knechtje, dat op z’n beenen stond te trillen in de bres en bracht de zaak in orde ook bij den Pastoor Toen ie daar vertelde, hoe de vork in den steel zat, en dat hij eigenlijk de schuld van de heele affaire was geweest, was de kwade bui van den pastoor ook weer gauw bijge legd en tot op vandaag levert bakker Stomps nog trouw daar de koekjes en de banketletters.... Eerst veel later heeft -Piet gehoord oom was toen al lang weer naar Indië hoe men hem had willen foppen, en hoe dat heelemaal verkeerd was uitgedraaid oogenblik was dwenen. „Die houdt laten merken, oom Jan, en sprak hij: ,,’t Schijnt je nogal te smaken, hè Plet! ’k Zou nog maar ’n stukje nemen!” Maar de verwondering steeg ten top, toen Plet, na met glinstezende oogen aan Vader gevraagd te hebben, of die ’t ook goed vond, ’n nieuw stuk In z’n gragen mond liet ver dwijnen. Noch vader, noch moeder, noch oom Jan begrepen er een sikkepit van!! Ten slotte wilde vader er toch haring of kuit van hebben en vroeg Piet, of ze nu ook niet wat van z’n letter kregen. Dadelijk stond Plet klaar en sneed voor elk een flink stuk eraf. En werkelijk. er zat geen zuur kool in maar smakelijk, zacht amandel- banket.t Duurde dan ook niet lang, of van de letter waren enkel nog maar een paar kruimeltjes over.... Nog een poosje bleef men bij elkaar zit ten en toen werd ’t voor de kinderen bed tijd. Er werd nog even gestoeid en toen met 'n hoera voor den „onbekenden” gever stormde het heele stel naar boven „Ik zal een boon worden, als ik er een snars van begrijp!” sprak oom Jan, toen a nu vogels bekijken. In den winter kun je ze veel beter onderscheiden en er zijn qot m’nder soorten, zoodat je ze veel beter uit elkaar kunt houden. Met die woorden had Henk een brief aan Kees besloten. Na de paddenstoelententoon stelling had Kees 'n briei aan Henk geschreven om te vragen, wat de ver- eeniging voor plant en dier in den winter het beste kon doen. En nu was dit een gedeelte van het antwoord. Als gevolg van Henk’s antwoord trok het buurt, ’t met zijn kraaloogjes en stak overal zijn snaveltje tusschen. Opeens rrrrrt, daar was het weg. Nu vroeg een ander vogelgeluldje de aandacht. „Bim, pim, pim,” klonk het heel vlug achter elkaar. „Dat geluid heb Ik meer gehoord” fluis terde Kees, „dat moet een pimpelmees zijn.” En jawel, even later zagen ze hem (fig 2) met zijn blauwe kopje. En ’n poos je later zagen ze den tweeden ook. pimpelmeezen telden om de takjes heen en hingen tel kens met hun kop omlaag. Ze wandel den een eind verder het bosch in. Daar wees. Bram iets grijs aan, xjpt Jegen de schors van ’n boom zat. „Kijk, (fig. 3> een boomkruiper tje. Wat heeft hij *t Hij is zeker rupsen en vlinderpoppen uit de schors te pikken.” „En dat moet een boomklever zijn!” riep Bram uit en wees een blauwachtlgen vogel aan, die ook tegen een boom gedrukt zat. Die Is veel grooter. „Kijk, hij kan op en neer loopen, dat kan een boomkruipertje niet, die loopt alleen omhoog. „Eet die boomklever ook uitsluitend In secten?” vroeg Evelien. Het leek haar haast hij met vader en moeder alleen over was. „M’n eerste werk, dat ik morgen doe, Is even naar den bakker te loopen, want daar moet ik toch meer van weten!” En oom kwam ook meer te weten! Hij behoefde niet eens te vragen, want toen ie den winkel binnenkwam zag hij den baas met een gezicht zoo rood als een kalkoen van woede voor den loopknecht staan, een onnoozelen jongen, die den vorigen dag de bestellingen h4d rondgebracht, en hoorde hem uitvaren: „Stommer ezel! Kijk dan toch uit je dop pen! En sta niet te suffen als Ik je wat zeg! Ik zei je nog, die letter die apart lag, die P, moest in de doos voor den jongeheer Stevens en een gewone letter P. In die voor Piet’s zwarte hand verdween In den zak en naaide er een briefje uit. „Grietje van Dijk vraagt een pop en een fornuisje, waar ze echt op koken kan,” las Piet voor. Sinterklaas sloeg een paar bladzijden om, en zijn vinger gleed over de namen. .Juist, hier, prachtig, een heel braaf kind,” knikte de Sint goedkeurend. Hij wenkte een van de hemelkindertjes, die al dadelijk een mooie pop in een doop legde. „Klaas Kramer vraagt een trein rails,” las'Piet verder. Toen de Sint dien naam gevonden had,,<^ trok hij een bedenkelijk gezicht. „Wat heb je daar gisterenavond gezien, Plet?” Tóen ik langs vloog, kreeg hij juist een standje van zijn vader, omdat hij zusjes geplaagd had,” vertelde Piet, „maar” ging hij vergoedelijkend door: „Toen ik op den terugweg nog eens naar binnen keek, zat hij heel gehoorzaam zijn huiswerk te maken. „Hm, ga daar morgen nog eens kijken. Neen, nog niet inpakken!” riep Sinterklaas, toen een ijverig kindje al een spoortreintje pakte. Zoo ging t door, tot de zak bijna leeg was. Een van de laatste briefjes was van een zekere Annetje ter Horst, die een pop wilde hebben. Maar toen Sinterklaas las wat er haar In ’t boek stond, zei hij vast besloten: „Die krijgt van dit jaar niets! Zoo’n on gehoorzaam kind.” Hij zag niet, hoe een van de hemelkind- jes in snikken uitbarstte en stil in *n hoek je van den hemel ging zitten hullen. En toen Sinterklaas een uurtje, later door den hemel wandelde, zag hij Ineens naast zich een klein meisje, dat met een verlegen gezichtje, nog nat van traantjes, hem vragend aankeek. „Zoo, Leent je Ter Horst, geloof ik hè?” vroeg Sinterklaas vriendelijk. 1 Kleine krullekopje knikte „ja”. Toen de goede Sint haar* zoo vriendelijk aankeek, was hahr verlegenheid, al gauw verdwenen en nu kwamen haar handjes achter haar rug vandaan en tilde ze een van de prachtige hemelpoppen omhoog. „Sinterklaas.” vroeg ze, en nu beefde haar lipje toch wel even, „wilt U mijn pop aan Anneke geven?” Sinterklaas begreep eerst niet wat Leen- tje bedoelde en bleef even vragend met de pop in zijn handen staan. „Ik ben een zusie van Anneke ter Horst en nu zei U vanmorgen, dal Anneke dit jaar niets kreeg.-” „O.” nu begreep Sinterklaas en hij glim lachte. „Dat Is heel Hef van je Leentje, maar Anneke Is dit Jaar stout geweest en heeft dus niets verdiend.” .Maar ze was altijd zoo lief voor me: toen ik nog bij vader en moeder was.” Ze keek daarbij Sinterklaas zoo smeekend aan, dat de goede Blsschop. die zooveel van kinderen houdt, niet neen kon zeggen. „Als ze me belooft *t volgend jaar heel braaf te zijn, zullen we 1 voor dezen keer nog doen” en hij had geen spijt van zlin woorden, toen hij ’t stralende gezichtje van Leentje zag. En toen Anneke op 6 December met een angstig klopoend hartje naar den schoor steen liep, zag ze tot haar verbazing zoo’n Drachtig^ nOn als ze nog nooit gezien had. Op ’t jurkje was een briefje gesneld, waaron geschreven stond: „Van Leentje”, Sint Nicolaas. T-vIet was dol op letterbanket! Dat was algemeen bekend. Met niets kon hem meer verrassen dan met versch, dik, mollig stuk letterbanket, zullen jullie misschien zeggen, nou, daar hou ik ook wel van! Dat kan ik me best begrijpen! Ik ook! Maar zoo erg als Plet, nee! Al ’t andere kon men van hem houden: suikerbeesten, marsepein-figuren, borstplaat, chocoladeletters! Als hij maar banket had. Daar zou ie nou gewoon ik weet niet wat voor doen! Sjonge, jonge, wat kon ie daarvan smullen. Dan vergat hij alles om zich heen Dus jullie zult nu ook wel kunnen ra den, welke tijd van het jaar ’t fijnst voor Piet was! De Sinterklaastijd! Als er snoep was te vragen, tien tegen een, dat Piet dan banket vroeg, zoo’n fijne dikke staaf, voor hem alleen, en al zag hij nu, dat z’n broer tjes en zusjes van alles hadden, als cho colade en andere lekkernijen, t liet hem steenkoudHij smulde maar van letterbanket! Uren kon hij ook staan kijken voor den grooten banketbakkerswinkel, waar de fijne P’s en de M’s en de R’s en zooveel andere letters nog meer keurig in de eta lage naast elkaar stonden en z’n neus opende hij zoo wijd mogelijk, als de deur van de bakkerij maar heel even openging en hem de warme, zoete lucht van ’t ban ket tegemoet kwam. Sjonge, dan had ie wel zoo naar binnen kunnen vliegen om stuk aan den bakker te vragen Nu wilde het geval, dat in den klaastijd van dat jaar bij de ouders van Piet een oom gelogeerd was, die uit Indië met verlof over was. Heel wijs wist riet aan z’n schoolkameraadjes te vertellen, dat z’n oom uit een streek kwam, waar -<og nooit een andere blanke was geweest, en dat ie wel honderd tijgers had geschoten! Natuurlijk was dat sterk overdreven, maar Piet vond, dat het best moge lijk was voor z’n grooten, bruin verbranden oom! Die oom nu had heel veel met de jon gens van z’n broer op. Alles konden ze 'et terlijk van 'm gedaan krijgen, ’t Is dus te begrijpen, dat de jongens ook dol op ’m waren. Oom Jan zoo heette ie was nu on der andere ook te weten gekomen, vooral toen *t tegen Sinterklaas begon te loopen, hoe dol Piet op banket was en hoe die lust met het Jaar erger werd en hij Piet daarmede eens een poets te Vader en moeder van Piet werden mede in •t vertrouwen genomen en toen t was trok oom des den smakelijk hem klaarmaken, als dat onmogelijk, dat hij dan in den winter ge noeg zou krijgen. Gelukkig had Bram een boekje bij zich, waarin stond, de boomklever haze Inoo ten beukennnootjes eet. Om deze stuk te maken, zet hij ze vast in een boom spleet en gaat er dan op hameren. HU houdt ook van pinda’s en is geen zeldzame bezoe ker van voederplankjes (fig. 4). Een helder „si-sl” deed de kinderen naar boven kUken. Daar zagen ze kleine vogel tjes in de toppen van de sparren zitten. Voor meezen waren ze te klein. Ditmaal had Rob een gelukkigen inval. „Het zullen goudhaantjes zUn,” zei hU, „dat zUn Im mers de kleinste vogeltjes, die bU ons voor komen”. Even in het vogelboekje nagekeken. Ja wel hoor, *t kwam uit (fig. 5). „Die zullen wel geen gebrek Hjden” merkte Mientje op. Het begon al donker te worden, toen het troepje zeer voldaan huiswaarts keerde. Mientje zou een brief aan Henk schrijven, hem bedanken voor zUn goeden raad en zeggen hoe goed hij hun bevallen was. „Een winterko ninkje!" riep Mien tje. „Wat *n schattig diertje,” vond Eve lien. Het diertje hëeïemaal schuw, maar ’n heelen tijd in de Gluurde heldere rond .Kerel, wat keek hij op! Z’n gezicht werd zoo mogelUk nog rooder en z’n oogen be gonnen te schitteren van genoegen! Maar verbeeld je ook. Een heele letter! Alleen voor hem!! Z’n oogen vlogen van vader naar moeder, van moeder naar oom Jan. maar alle drie hielden ze zich bUzonder goed. „En wat is 't Piet!” vroeg oom Jan zoo langs z’n neus weg. „Hebben ze je zoo goed bedacht?” „Gcfed bedacht?? Een’ heele banketlet ter!!! Maar dat kan toch haast niet. Dat moet toch een vergissing zUn!! Of zou die werkeHjk heel.... heelemaal alleen mU zUn??” „Ja, jongen, dat weet ik ook niet!” sprak Vader. „Maar ik denk ’t toch wel. ’t Staat op de doos!” „Voor wie zou die anders zUn,” voegde oom Jan eraan toe, die natuurHjk met spanning wachtte op hetgeen nu komen zou. „Als ik jou was, zou ik daarover maar niet lang piekeren, en maar 's proeven of ie goed is!” Dat vond Vader ook de beste oplossing. Uit de keuken werd een mes te voorschUn gehaald en met een hoogrood gezicht sneed Piet z’n letter aan Oom zat zich al met vader en moeder te verkneukelen, om het gezicht, dat Piet zou zetten, als ie in z’n lekkere letter zou bu ten. Piet sneed er ’n flink stuk van af, hield ’t nog even in de hoogte en liet ’t toen met een zucht van welbehagen in zUn mond verdwynen. Maar.tot verwondering van oom Jan en Vader en Moeder, scheen Piet niets bUzonders te proeven. Z’n kaken maalden, dat ’t een aard had en in den tyd van een ’t heele stuk banket ê&s ■.*•■•1— y* -—

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 10