1
H
G
DE GELUKSVOGELS iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini'
PI
SI
X9
Baby heeft verdriet
HANDENARBEID
Wintervogels kijken
Hoe Annetje met St.
Nicolaas ’n pop kreeg
VAN PIET, DIE ZOO 1)01 OP LETTER
BANKET WAS
2 1 2
4
Poppenmoedertje
H
H
AN1
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
HiiiiiiiuiiiuiiiuiiuiiiiniiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiuiiiniiriiiicitiiiiiiiiiniiiiiiiitiiiiiiiiiimiiiiuiiiuiiiuiuuiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiHiiuiiiiiiiiiiiimiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiitiiiiiiii.Bi
B<
U
On;
IN<
Dej
Een Sinterklaasvertelling door
Jan van Ogtrode
Mandje
si
J
HET UURTJE VOOR OMZE JEUGD
voor
c
A. L.
z’n
Kees
opgemerkt.
een
T,»
Sinter-
1
ver-
ook zijn
met
*5»
z|jn
elk
van
De V P. D
T.tJ
I
RIE HUISMAN
Hij is er véél te klein voor,
Al wil hij ’t nog zoo graag;
Hij zou er mee bederven
Zijn teere baby-maag.
Klein Keesje is aan 't huilen,
Hij heeft een groot verdriet.
Hij wil zoo graag een taartje.
Maar* ach, hij krijgt het niet.
besloot.
bakKen.
men
zoo’n
Nu
maar
HdU Daar is die kwajongen die mü
laatst voor den gek hield met dat eek
hoorntje. Nou zal te me niet meer ont
snappen.
wil niet
dacht
gezicht
Gelukkig hè! Het was maar een droom.
Toch akelig, wat was dat een benauwde
droom.
Nu had Piet toch wel berouw van zijn
voor de gekhouderij.
Gauw heeft hij toen maar een briefje
"aar den boschwachter geschreven.
dat
ook
en
druk!
bezig
was
niet
bleef
open
kijken.
V<
Pracl
Eau
Houb
Maja
Regei
Cutei
voor i
van
hoogt
Voor
docht
Het vi
enz.
Vraag
mode
OVER
De
bui-
een
de
ra-
Zoo’n taartje is veel mooier,
Denkt onze kleine man,
’t Is zoo gezellig kleurig
Dat ik ’t niet pakken kan!
Nog één klein jaar lief broertje.
Dan ben j’een groote vent.
Die alle soorten taartjes
Goed op z’n duimpje kent.
Een vierkant stuk papier vouw je zooals
de stippellijnen op het voorbeeld aangeven.
Moes geeft hem nu een papje.
Maar hij wordt nog niet stil,
Want "t kleine lieve Keesje
Heeft al een echten wil.
ep daardoor liet het
den pastoor, die, toen hij de letter bestel- staartje (fig. 1) zien.
Dan worden de vakjes no. 1 op de vakjes
no. 2 geplakt, zoodat een bakje ontstaat.
Nu nog een hengsel knippen van ’n reepje
papier en dat aan den binnenkant tegen
het bakje plakken.
„O, lieve-beste boschwachter! Doe me
alsjeblieft niets!’’
„Wat! Niets doen. Kom jij maar eens
hier kwajongen. Wat dacht jij wel hè!”
zich goedDie
dat ie gefopt is!"
met een lachend
WV» Cr k o
ku- u-r
ut*»
daags voor Sinterklaas
morgens naar den banketbakker op
hoek, waarover hij Piet al zoo
had hooren vertellen, en die volgens
zulk fijn banket kon LIL
niemand anders k&nEn als Piet
zei, dan kon men dat best geloovenü
Oom riep den bakker even apart en ver
telde hem met een knipoogje wat ie van
plan was. De bakker moest een letter P
klaar maken, die er van buiten uitzag als
een gewone banketletter, maar niet gevuld
was met marsepein maar.... met zuur
kool! Die letter moest dan keurig verpakt,
net als met andere letters gebeurde, op
Sinterklaasavond om ongeveer half acht
bij de familie Stevens bezorgd worden en
geadresseerd zijn aan den heer Piet Ste
vens
De bakker, die Piet ook kende, had enor-
men schik in het geval en verzekerde, dat
*t aan hem niet zou liggen, als de mop
niet zou gelukken
Pakjesavond was aangebroken. Fr waren
al diverse pakjes gebracht. Zus b.v. had *n
aardig pakje gekregen van d’r vriendin In
den vorm van een pop. gekleed als brieven
besteller, die heelemaal uit elkaar moest
worden genomen. In de armen zat -vat. in
z’n beenen, In z’n hoofd, in z’n tasch! Al
len waren aan 't zoeken geslagen! ‘z «as
*n pret van belang geweest, vooral toen
Henk, Piet’s broertje, nog een leuk ringetje
uit.... z’n neus haalde. En toen was er *n
kist gekomen en daarin lag een kuns.lg
nagemaakte negerkop, uit een koolraap e-
aneden met kalfsoogen, echte, zooals je die
wel eens in de uitstalkasten van den slager
ziet. En in dien kop zat.... een prachtig
gouden collier voor moeder en een gouden
dasspeld voor vader. Vader en moeder
vroegen zich kwaal vergeefs af, waar dat
vandaan kwam, maar even later zag Plet
toch In den hoek van de kamer, dat vader
oom Jan een hand gaf en bedankte
En toen, om even over half acht, kwam
de mop! Er werd gebeld en moeder vroeg
aan Piet om even open te doen. Eerst was
hjj wel even bang In die donkere gang en
dan op Sinterklaasavondmaar hij
ging toch en toen kwam hij binnen met *n
doos, geadresseerd aan den heer P. Stevens,
alhier.
Piet wilde 'm eerst aan Vader geven,
maar die vroeg hem, wie P. Stevens was.
„Ik vader!" antwoordde Plet met ïi hoog-
roode kleur van opwinding.
„Nou dan! Dan Is t toch niet voor mlj?l
Als ik jou was, zou Ik maar niet zoolang
wachten, en maar ’s kijken wat erin sit!"
Aller aandacht was nu op Plet gevestigd!
De anderen waren wel een beetje jaloersch
op Piet, die alleen zoo’n groot pak kr^eg.
maar daar waren ze gauw overheen en be
gonnen allen te helpen! Zus kwam met *n
schaar en zenuwachtig, met trillende vin
gers, begon Plet uit te pakken. Wat een be
kend soort doos! ’t Leek warempel wel een
banketletter-doos! Eindelijk, daar zou je
*t hebben! De deksel ging eraf.... en toen
et was druk In den hemel. Over ’n
paar dagen was t al December en
Sinterklaas zou beginnen met pak
jes maken. Dat deed hij al, sinds
hij heel lang geleden In den hemel was
gekomen.
De Onnoozele Kinderen wisten het al en
wargn bij Sinterklaas komen vragen of ze
helpen mochten. En ook de kinderen die t
Sinterklaasfeest gevierd hadden toen ze
nog op de aarde leefden.
Elk jaar kwamen er nieuwe bij, die het
inpakken van de Onnoozele kinderen leer
den, want die waren 1 langst In den he
mel en hadden *t dus al dikwijls gedaan.
Sinterklaas las uit een groot boek de
namen op van de kinderen, die cadeautjes
moesten hebben.
Piet, zijn zwarte knecht, met 1 kroes
haar vol houtwol, telde suikerbeestjes en
chocoladepoppetjes.
De hemelklnderen haalden uit groote
kisten speelgoed. Ze zetten de poppen op
een rijtje. Honderden poppen zaten nu
naast elkaar, want er waren altijd veel kin
deren, die. aan Sinterklaas een pop vroe
gen.
De hemelkinderen hadden zelf ook pop
pen. die wel duizend keer mooier waren
dan deze, maar toch vonden ze t eljcen keer
weer leuk *t speelgoed te zien, dat Sinter
klaas voor de aardsche kindertjes gekocht
had.
„Ztezoo”, zei Sinterklaas tegen z’n knecht,
„Iaat mij nu eens even hooren wat voor
nieuws je van de harde hebt.”
Plet was nl. dien nacht met de kleine
vliegmachine van Sinterklaas naar de aar
de geweest. Hij had gevlogen boven
wijk van een groote stad en had- in
schoorsteenen geluisterd en door de
men gekeken.
Vroeger, toen Sinterklaas altijd met zijn
naard ging, kon bij enkel door de schoor
steenen kijken, maar t paard werd
'aar natuurlijk ouder en kon maar niet
wennen aan al die radio-draden en -stok
ken op de daken.
Daarbij kon Je vroeger door de
schoorsteenen zóó in de kamers
maar nu met al die dichte kachels was *t
veel moellljker.
Piet weet er wel wat op, maar dat mag
ik niet verklappen. Maar met dat vlleg-
machlenetje ging 1 pas fijn. Onhoorbaar
vleed hij langs de ramen en gluurde door
de kiertjes van de gordijnen naar binnen.
Hit keek dan of de kinderen wel zoet speel
den en niet met broertjes of zusjes kibbel
den en of ze hun avondsrebedjes wel mooi
met de oogen dicht baden.
En dat alles schreef hij op en verhaalde
het aan Sinterklaas.
Hij had dezen keer *n grooten zak brief
jes bij zich, die hij des nachts uit de schoe
nen van de kinderen had gehaald.
..Begin maar”, zei Sinterklaas en de he-
melkindertjes zwegen en luisterden.
troepje, bestaande uit Kees, Bram, Mien-
tje, Evelien en Rob naar buiten, naar de
bosschen. „Want,” had
„musschen kennen
we nu wel, maar de
andere vogels maar
enkele.”
De takken van de
boomen begonnen
al kaal te worden.
Het duurde niet
lang of de scherpe
oogen van Mientje
ontdekten een vogeltje, dat door zijn hel
der geluidje al even de aandacht had ge
vraagd. ’t Sprong tusschen de takjes rond
opgewipte
de, er nog zoo bij gezegd had, dat "n een
blzonder fijne moest zijn! Heb je met je
stomme gezicht die dingen natuurlijk weer
verdraaid, zoodat ik vanmorgen opgebeld
werd door den woedenden pastoor, die
gisterenavond met z’n kapelaans tyj elkaar
zat, en die elk een fijn stuk letterbanket
met.zuurkool heeft gegeven! t Is een
slag, dien Ik nooit meer te boven kom! De
pastoor wijt alles aan m!J, en wil nooit meer
iets van me hebben!”
De zaak was echter gauw gesust! Oom
Jan sprong poedig voor t knechtje, dat op
z’n beenen stond te trillen in de bres en
bracht de zaak in orde ook bij den Pastoor
Toen ie daar vertelde, hoe de vork in den
steel zat, en dat hij eigenlijk de schuld van
de heele affaire was geweest, was de kwade
bui van den pastoor ook weer gauw bijge
legd en tot op vandaag levert bakker
Stomps nog trouw daar de koekjes en de
banketletters....
Eerst veel later heeft -Piet gehoord
oom was toen al lang weer naar Indië
hoe men hem had willen foppen, en hoe
dat heelemaal verkeerd was uitgedraaid
oogenblik was
dwenen.
„Die houdt
laten merken,
oom Jan, en
sprak hij:
,,’t Schijnt je nogal te smaken, hè Plet!
’k Zou nog maar ’n stukje nemen!”
Maar de verwondering steeg ten top, toen
Plet, na met glinstezende oogen aan Vader
gevraagd te hebben, of die ’t ook goed vond,
’n nieuw stuk In z’n gragen mond liet ver
dwijnen.
Noch vader, noch moeder, noch oom Jan
begrepen er een sikkepit van!! Ten slotte
wilde vader er toch haring of kuit van
hebben en vroeg Piet, of ze nu ook niet
wat van z’n letter kregen. Dadelijk stond
Plet klaar en sneed voor elk een flink stuk
eraf. En werkelijk. er zat geen zuur
kool in maar smakelijk, zacht amandel-
banket.t Duurde dan ook niet lang, of
van de letter waren enkel nog maar een
paar kruimeltjes over....
Nog een poosje bleef men bij elkaar zit
ten en toen werd ’t voor de kinderen bed
tijd. Er werd nog even gestoeid en toen met
'n hoera voor den „onbekenden” gever
stormde het heele stel naar boven
„Ik zal een boon worden, als ik er een
snars van begrijp!” sprak oom Jan, toen
a nu vogels bekijken. In den winter
kun je ze veel beter onderscheiden
en er zijn qot m’nder soorten, zoodat
je ze veel beter uit elkaar kunt houden.
Met die woorden had Henk een brief aan
Kees besloten. Na de
paddenstoelententoon
stelling had Kees 'n briei
aan Henk geschreven
om te vragen, wat de ver-
eeniging voor plant en
dier in den winter het
beste kon doen. En nu
was dit een gedeelte van
het antwoord.
Als gevolg van Henk’s antwoord trok het
buurt, ’t
met zijn
kraaloogjes
en stak overal zijn
snaveltje tusschen. Opeens rrrrrt, daar was
het weg.
Nu vroeg een ander vogelgeluldje de
aandacht. „Bim, pim, pim,” klonk het heel
vlug achter elkaar.
„Dat geluid heb Ik meer gehoord” fluis
terde Kees, „dat moet een pimpelmees
zijn.” En jawel, even later zagen ze hem
(fig 2) met zijn blauwe kopje. En ’n poos
je later zagen ze den
tweeden ook.
pimpelmeezen
telden om de takjes
heen en hingen tel
kens met hun kop
omlaag. Ze wandel
den een eind verder
het bosch in. Daar
wees. Bram iets grijs
aan, xjpt Jegen de
schors van ’n boom
zat. „Kijk, (fig. 3>
een boomkruiper
tje. Wat heeft hij *t
Hij is zeker
rupsen en
vlinderpoppen uit de schors te pikken.”
„En dat moet een boomklever zijn!” riep
Bram uit en wees een blauwachtlgen vogel
aan, die ook tegen een boom gedrukt zat.
Die Is veel grooter. „Kijk, hij kan op en
neer loopen, dat kan een boomkruipertje
niet, die loopt alleen omhoog.
„Eet die boomklever ook uitsluitend In
secten?” vroeg Evelien. Het leek haar haast
hij met vader en moeder alleen over was.
„M’n eerste werk, dat ik morgen doe, Is
even naar den bakker te loopen, want daar
moet ik toch meer van weten!”
En oom kwam ook meer te weten! Hij
behoefde niet eens te vragen, want toen ie
den winkel binnenkwam zag hij den baas
met een gezicht zoo rood als een kalkoen
van woede voor den loopknecht staan, een
onnoozelen jongen, die den vorigen dag de
bestellingen h4d rondgebracht, en hoorde
hem uitvaren:
„Stommer ezel! Kijk dan toch uit je dop
pen! En sta niet te suffen als Ik je wat
zeg! Ik zei je nog, die letter die apart lag,
die P, moest in de doos voor den jongeheer
Stevens en een gewone letter P. In die voor
Piet’s zwarte hand verdween In den zak
en naaide er een briefje uit.
„Grietje van Dijk vraagt een pop en een
fornuisje, waar ze echt op koken kan,” las
Piet voor.
Sinterklaas sloeg een paar bladzijden
om, en zijn vinger gleed over de namen.
.Juist, hier, prachtig, een heel braaf
kind,” knikte de Sint goedkeurend.
Hij wenkte een van de hemelkindertjes,
die al dadelijk een mooie pop in een doop
legde.
„Klaas Kramer vraagt een trein
rails,” las'Piet verder.
Toen de Sint dien naam gevonden had,,<^
trok hij een bedenkelijk gezicht. „Wat heb
je daar gisterenavond gezien, Plet?”
Tóen ik langs vloog, kreeg hij juist een
standje van zijn vader, omdat hij
zusjes geplaagd had,” vertelde Piet, „maar”
ging hij vergoedelijkend door: „Toen ik op
den terugweg nog eens naar binnen keek,
zat hij heel gehoorzaam zijn huiswerk te
maken.
„Hm, ga daar morgen nog eens kijken.
Neen, nog niet inpakken!” riep Sinterklaas,
toen een ijverig kindje al een spoortreintje
pakte.
Zoo ging t door, tot de zak bijna leeg
was. Een van de laatste briefjes was van
een zekere Annetje ter Horst, die een pop
wilde hebben.
Maar toen Sinterklaas las wat er
haar In ’t boek stond, zei hij vast besloten:
„Die krijgt van dit jaar niets! Zoo’n on
gehoorzaam kind.”
Hij zag niet, hoe een van de hemelkind-
jes in snikken uitbarstte en stil in *n hoek
je van den hemel ging zitten hullen.
En toen Sinterklaas een uurtje, later door
den hemel wandelde, zag hij Ineens naast
zich een klein meisje, dat met een verlegen
gezichtje, nog nat van traantjes, hem
vragend aankeek.
„Zoo, Leent je Ter Horst, geloof ik hè?”
vroeg Sinterklaas vriendelijk. 1 Kleine
krullekopje knikte „ja”. Toen de goede
Sint haar* zoo vriendelijk aankeek, was
hahr verlegenheid, al gauw verdwenen en
nu kwamen haar handjes achter haar rug
vandaan en tilde ze een van de prachtige
hemelpoppen omhoog.
„Sinterklaas.” vroeg ze, en nu beefde
haar lipje toch wel even, „wilt U mijn pop
aan Anneke geven?”
Sinterklaas begreep eerst niet wat Leen-
tje bedoelde en bleef even vragend met de
pop in zijn handen staan.
„Ik ben een zusie van Anneke ter Horst
en nu zei U vanmorgen, dal Anneke dit
jaar niets kreeg.-”
„O.” nu begreep Sinterklaas en hij glim
lachte. „Dat Is heel Hef van je Leentje,
maar Anneke Is dit Jaar stout geweest en
heeft dus niets verdiend.”
.Maar ze was altijd zoo lief voor me:
toen ik nog bij vader en moeder was.” Ze
keek daarbij Sinterklaas zoo smeekend aan,
dat de goede Blsschop. die zooveel van
kinderen houdt, niet neen kon zeggen.
„Als ze me belooft *t volgend jaar heel
braaf te zijn, zullen we 1 voor dezen keer
nog doen” en hij had geen spijt van zlin
woorden, toen hij ’t stralende gezichtje van
Leentje zag.
En toen Anneke op 6 December met een
angstig klopoend hartje naar den schoor
steen liep, zag ze tot haar verbazing zoo’n
Drachtig^ nOn als ze nog nooit gezien had.
Op ’t jurkje was een briefje gesneld,
waaron geschreven stond: „Van Leentje”,
Sint Nicolaas.
T-vIet was dol op letterbanket! Dat was
algemeen bekend. Met niets kon
hem meer verrassen dan met
versch, dik, mollig stuk letterbanket,
zullen jullie misschien zeggen, nou,
daar hou ik ook wel van! Dat kan ik me
best begrijpen! Ik ook! Maar zoo erg als
Plet, nee! Al ’t andere kon men van hem
houden: suikerbeesten, marsepein-figuren,
borstplaat, chocoladeletters! Als hij maar
banket had. Daar zou ie nou gewoon ik
weet niet wat voor doen! Sjonge, jonge,
wat kon ie daarvan smullen. Dan vergat hij
alles om zich heen
Dus jullie zult nu ook wel kunnen ra
den, welke tijd van het jaar ’t fijnst voor
Piet was! De Sinterklaastijd! Als er snoep
was te vragen, tien tegen een, dat Piet dan
banket vroeg, zoo’n fijne dikke staaf, voor
hem alleen, en al zag hij nu, dat z’n broer
tjes en zusjes van alles hadden, als cho
colade en andere lekkernijen, t liet hem
steenkoudHij smulde maar van
letterbanket!
Uren kon hij ook staan kijken voor den
grooten banketbakkerswinkel, waar de
fijne P’s en de M’s en de R’s en zooveel
andere letters nog meer keurig in de eta
lage naast elkaar stonden en z’n neus
opende hij zoo wijd mogelijk, als de deur
van de bakkerij maar heel even openging
en hem de warme, zoete lucht van ’t ban
ket tegemoet kwam. Sjonge, dan had ie wel
zoo naar binnen kunnen vliegen om
stuk aan den bakker te vragen
Nu wilde het geval, dat in den
klaastijd van dat jaar bij de ouders van
Piet een oom gelogeerd was, die uit Indië
met verlof over was. Heel wijs wist riet
aan z’n schoolkameraadjes te vertellen, dat
z’n oom uit een streek kwam, waar -<og
nooit een andere blanke was geweest, en
dat ie wel honderd tijgers had geschoten!
Natuurlijk was dat sterk overdreven, maar
Piet vond, dat het best moge lijk was voor
z’n grooten, bruin verbranden oom!
Die oom nu had heel veel met de jon
gens van z’n broer op. Alles konden ze 'et
terlijk van 'm gedaan krijgen, ’t Is dus te
begrijpen, dat de jongens ook dol op ’m
waren.
Oom Jan zoo heette ie was nu on
der andere ook te weten gekomen, vooral
toen *t tegen Sinterklaas begon te loopen,
hoe dol Piet op banket was en hoe die lust
met het Jaar erger werd en hij
Piet daarmede eens een poets te
Vader en moeder van Piet werden mede in
•t vertrouwen genomen en toen t was
trok oom des
den
smakelijk
hem
klaarmaken, als
dat
onmogelijk, dat hij dan in den winter ge
noeg zou krijgen.
Gelukkig had Bram
een boekje bij zich,
waarin stond,
de boomklever
haze Inoo ten
beukennnootjes eet.
Om deze stuk te
maken, zet hij ze
vast in een boom
spleet en gaat er dan op hameren. HU houdt
ook van pinda’s en is geen zeldzame bezoe
ker van voederplankjes (fig. 4).
Een helder „si-sl” deed de kinderen naar
boven kUken. Daar zagen ze kleine vogel
tjes in de toppen van de sparren zitten.
Voor meezen waren ze te klein. Ditmaal
had Rob een gelukkigen inval. „Het zullen
goudhaantjes zUn,” zei hU, „dat zUn Im
mers de kleinste vogeltjes, die bU ons voor
komen”.
Even in het vogelboekje nagekeken. Ja
wel hoor, *t kwam uit (fig. 5). „Die zullen
wel geen gebrek Hjden” merkte Mientje op.
Het begon al donker te worden, toen het
troepje zeer voldaan huiswaarts keerde.
Mientje zou een brief aan Henk schrijven,
hem bedanken voor zUn goeden raad en
zeggen hoe goed hij hun bevallen was.
„Een winterko
ninkje!" riep Mien
tje.
„Wat *n schattig
diertje,” vond Eve
lien.
Het diertje
hëeïemaal
schuw, maar
’n heelen tijd in de
Gluurde
heldere
rond
.Kerel, wat keek hij op! Z’n gezicht werd
zoo mogelUk nog rooder en z’n oogen be
gonnen te schitteren van genoegen! Maar
verbeeld je ook. Een heele letter! Alleen
voor hem!! Z’n oogen vlogen van vader
naar moeder, van moeder naar oom Jan.
maar alle drie hielden ze zich bUzonder
goed.
„En wat is 't Piet!” vroeg oom Jan zoo
langs z’n neus weg. „Hebben ze je zoo goed
bedacht?”
„Gcfed bedacht?? Een’ heele banketlet
ter!!! Maar dat kan toch haast niet. Dat
moet toch een vergissing zUn!! Of zou die
werkeHjk heel.... heelemaal alleen
mU zUn??”
„Ja, jongen, dat weet ik ook niet!” sprak
Vader. „Maar ik denk ’t toch wel. ’t Staat
op de doos!”
„Voor wie zou die anders zUn,” voegde
oom Jan eraan toe, die natuurHjk met
spanning wachtte op hetgeen nu komen
zou. „Als ik jou was, zou ik daarover maar
niet lang piekeren, en maar 's proeven of ie
goed is!”
Dat vond Vader ook de beste oplossing.
Uit de keuken werd een mes te voorschUn
gehaald en met een hoogrood gezicht sneed
Piet z’n letter aan
Oom zat zich al met vader en moeder te
verkneukelen, om het gezicht, dat Piet zou
zetten, als ie in z’n lekkere letter zou bu
ten.
Piet sneed er ’n flink stuk van af, hield
’t nog even in de hoogte en liet ’t toen
met een zucht van welbehagen in zUn mond
verdwynen.
Maar.tot verwondering van oom Jan
en Vader en Moeder, scheen Piet niets
bUzonders te proeven. Z’n kaken maalden,
dat ’t een aard had en in den tyd van een
’t heele stuk banket
ê&s
■.*•■•1— y* -—