De schoenen van kleine Nini H Waarom Sinterklaas Au! riep u I» I h 1 li' cfa. I i 1II I jt HET WITTE KONIJNTJE 6 Recepten voor 5 December Eli i! I Bil |M i h .1 II i r- I I I r ’I i m! É'i I SINT NICOLAAS-NUMMER C; Zandkoekje» I I T- f /ffl then ver- De verrassing van den veldwachter Jk *al niet» onder den echoor- »teen vinden, want ik heb geen »choenen” ir 4 II «1 f 1 I die kleine. I i I onbeweeglijk koud. hM: (Naar het Fransch). op den a daar overeind -i vier steenen Sinterklaas kapoentje. Gooi wat in mün schoentje. Gooi wat in rtijjn laarsje. Dank U. Sinterklaasje. sleepte te groot. II i Slntniklaas goed heilig man. Goot al wat Je gooien kan. Goot wat over de butsen. We grabblen als ratten en mulsen- Maar wat was dat? Waarom sprong se ineens op. alsof een slang haar had gebeten? Ze voelde iets hards en vond onder het stroo twee laars jes. vol suikergoed, en een pak kleeren. De oude veldwachter had z’n vrouw over het arme kind gerproken en belden hadden die ver rassing bedacht. De goede man kon in het krot geen schoorsteen vinden en had daarom bet pakje naast Nine neergelegd toen se sliep. Sinterklaas had de arme Nine niet vergeten! Nine had vroeg wakker willen zün; se sliep lang. Toen ze haar oogjes opendeed, scheen de zon vroolük In de hut en haar grootvader her stelde reeds zün netten. Het kind wreef zich de oogen uit: plotseling schoot haar alles te binnen; se liep naar den haard en baalde haar schoenen te voorschijn. Er was niet in! Ze schreide niet, se verroerde zich niet, maar zat doodsbleek als verlamd. In leder handje hield se een schoen, ze keek van den een naar den andere, en haar hartje scheen stil te staan. Eindelijk zag haar grootvader het. «Wat heb je toch, klein ding?" „O, grootvader, grootvader!Het is Sln- iprklaas De oude stond op. nam de schoenen in z’n hand en barstte eindelijk in een schaterlach uit. JO, die sottin. die zottin! Die heeft me daar Chocolademelk 1% liter melk of tapte melk, 6 lepels suiker, 4 lepels cacaopoeder, Iets zout. Roer de cacaopoeder, de suiker en wat koude melk dooreen tot een dunne massa. Breng de rest van de melk met het zout aan de kook, voeg er roerende de aangemengde cacao bij en laat de chocolademelk S minuten doorkoken. Zandkoekjes: 1 om bloem. 1 cm boter, S ons poeder of basterdsuiker. Doe de bloem en de boter in een kom, ver deel met twee messen de boter door de bloem in kleine stukjes. Voeg dan de gezeefde suiker toe en kneed alles zoo vlug mogeljjk met een koele hand tot een samenhangend geheel (de koekjes mogen niet luchtig worden). Maak er een ronde rol van. snijd deze in niet te dikke plakken. Leg ze op een met bloem bestrooid bakblik en bak ze in een matig war men oven gaar en lichtbruin (ongeveer 20 mi nuten). Met deze koekjes kan een oud koekbllkje gevuld worden. Hebben we een klein cadeautje, dan kan dit onderin gelegd worden. Ook kan er wat borstplaat of marsepein bij in gepakt worden. Den St. Nlcolaasavood zullen we waarschijn lijk chocolademelk schenken. We kunnen die t beste van te voren koken, zoodat we se des avonds alleen maar even behoeven op te warmen. aastlg trok notaris Jansen aan de bel zijner woning en krabde aan den rand der stoep zooveel mogelijk de sneeuw, die zich aan zijn schoenen vastplakte, af- Onder zijn arm had de notaris een pakje. In de sak ken van zijn overjas stak ook al iets en juist wilde hij nog eens bellen, toen de deur werd opengedaan. ..Zoo Riks,” set hjj tot de meld die de deur opendeed, „pak eens aan. kind." En een voor een gaf hij haar de pakjes, die hij onder den arm hield, en die. welke hij uit de zakken van zijn overjas haalde, aan. Jje» se maar hier in de voorkamer," ver volgde hij, ..en hang mün overjas aan den kap stok. Is mevrouw met de kinderen In de ach terkamer?” ,Ja meneer." antwoordde de gedienstige, ter wijl sü nieuwsgierig keek naar de pakjes van allerlei afmetingen. „De kinderen worden al ongeduldig!" „Vooruit dan maar! Haal nu mün pantoffels maar eerst van boven. En heeft mevrouw allee in het kantoor laten brengen?" „Alles meneerl" „Nu. dan zeg je binnen niet, dat ik al thuis ben. hoor!" Notaris Jansen sloot zich In zün kantoor op. „Wat komt paatje laat thuis vanavond”, zei de jongste, die slaperig tegen mama's schoot hing, terwijl hü s’n oogjes ultwreef on gaapte. ..En 8t. Nlcolaas komt zoo laat!" riep de oudste van seven jaar, waarmee nummer twee, de middelste. Instemde. •Bint Nlcolaas heeft ook zooveel te doen,** antwoordde hun moeder, toen zij het knipoogje opving dat Rlka haar gaf, toen zü bet thee water binnenbracht. .Maar hü komt altüd het eerste, waar kleine kinderen zün. Nietwaar Riek?” „Ja mevrouw. *k heb al soo'n gestommel bo ven op den zolder gehoord, net at er een paard trappelde. Ik wed. dat Sinterklaas door den schoorsteen is binnengekomen." De kinderen drongen zich om hun moeder, terwül Rlka de kamer verliet. ..Kom. dan nog eens zingen," oei moeder, en luid klonk het: N r I Ze snelde voort, als een gejaagd wild en doeg ïlnks af; spoedig kwam ze aan een verwaar loosd stulpje, dat als een paddenstoel tegen den muur van een landhuis aanleunde. Voor de deur rihg ze op haar knieën liggen, zocht met haar l**nd in het gras. vond den sleutel en opende ds deur. Een enkele straal van de maan viel d°or de opening naar binnen en bescheen roei riemen. netten en honderd andere dingen, welke niet duidelük te onderscheiden waren. Stroo kwam uit de lage zoldering küken, stroo bedekte den grond- Achter In de hut zag men een •rmoedlge slaapstede, naast een overblüfsel van boot, dat als kaffer dienst deed. Al tasten- gelukte het haar elndelük een eindje kaars, dat In den hals eener flesch stak, aan te steken. Toen eerst vertoonde zich het Inwendige der but In al zün ellende en het meisje keek ernaar ttaof zü het nooit tevoren had gezien. Het huls- ^Md bestond uit een stroozak. een koffer en e”1 krukje. Hier en daar hingen er havelooze Mannen kleeren en vischtulg. In de boeken l I haar schoenen geset. Maar, domme meid, de oude klaasman zal se voor de müne hebben aangezien en daarom beeft hü er niets in gedaan." Nine hoorde niets meer. Haar keel werd als dichtgeknepen en se zonk op het stroo neer om aan haar tranen den vrüen loop te laten ’'•kten de roeiriemen, welke C stonden, büna de soldering. Boven hing een groote ketel naast een emmer en een kom. In don tegenovergestelden muur sag men <*n groot- gat. waardoor de rook een uitweg vond. Door dese opening waren een stukje van den hemel en twee eenzame sterren zichtbaar. Het meisje keek er lang naar en se voelde «*ch zóó eenzaam en ongelukkig, dat ze noch honger, noch kou voelde. De woorden van den veldwachter lieten haar geen rust: se dacht aan het naderend feest; sü bedacht, dat se geen schoenen had en dat se nu ook niets sou krijgen. Terwül se sop stond te treuren, kwam haar konüntje onder de legerstede te voorzchün; t was een groot wit konün. met mooie, mode oogjes en lange ooren, welke een bruinen rand hadden. Dadelük vergat ze het feest en volgde haar vaste gewoonte weer. Ze haalde het wor telloof, de koolbladeren, de wortels en den groenteafval uit den zak en wierp die het diertje toe. Weldra hoorde men in het hutje geen ander geluld dan het knabbelen van het konüntje, dat met zün lange ooren een reus achtige schaduw wierp op de omringende mu ren. Nine kreeg weer honger en was door en door koud. Ze lichtte het deksel van den ketel óp, haalde er eenlge gekookte aardappels uit, ging op t Strooi zitten, dat vol vodden lag en at gulzig. Daarop verviel se weer in haar droef heid Schoenen! O. had se maar schoenen! Eensklaps ging het eindje kaars uit. 1 Werd donker, stikdonker, t was koud In de hut en de uitgebrande kaars verspreidde een onaange. namen geur. Het konüntje knabbelde üverig vóórt en het kind keek naar de opening, die licht en lucht gaf. Nine verborg haar hoofdje, want se werd bang. BU elk gerucht daarbuiten sidderde se, en meende ze den stap van haar grootvader te her kennen Maar t was de wind in de naakte tak ken; een voertuig, dat over de brug rolde, of het gekabbel der rivier tegen de steenen glooi ing In de verte ging een trein voorbü- die plot seling een schril gefluit deed hooren dat het kind een kreet slaakte, en klappertandend bleef zitten. Elndelük kon ze het niet langer uithouden. Dan maar liever daar bulten bevriezen! Op den weg hielden baar de sterren nog gezelschap; zü zien altüd zoo viiendelük neer op de arme verlaten wezentjes. Het kind verliet de hut en gtng de brug over, eerst verborg se zich achter de borstwering om niet door den tolgaarder gezien te worden; toen vloog ze voorbü het huisje van den brugwach ter, terwül heur kleine hartje geweldig bonsde. Daar lag het station, dat, nu de trein voorbü was. door geen enkele lantaarn verlicht werd. De herberg daarginds gaf nog teekenen van leven; de vensters waren beider verlicht. Ze liep erheen, drukte haar gezichtje tegen de ruiten en herkende in den walm die er hing, haar grootvader. Hü was weer, oudergewoonte, smoordronken De spoorwegbeambten stonden onj hem heen en onthaalden hem op sterken drank, opdat hü maar zün dwaasheden zou uitkramen. De oude stond al waggelend met z'n armen te zwaaien en vertelde van s’n krijgstochten, z'n vlschvangsten, en de poetsen, die hü den jachtopzieners gespeeld had. Zou zü binnengaan? Wat graag! Het moest daarbinnen wel lekker warm zün bü die groote kachel! Maar dan sou grootvader haar slaan; hü had niet graag, dat men hem In de herberg kwam storen. Bovendien was hü bang voor wild- en vischdleven en wilde, dat de kleine thuis bleef, om op de netten en op zün schuitje te passen, als hü er niet was. Rillende bleef ze dus bulten staan Soms, als ze stüf werd, liep se eens heen en weer, maar keerde toch naar het raam terug, als een insect, dat door het licht wordt aangetrokken; dan warmde ze zich in haar verbeelding. Hier was ze tenminste niet bang. Maar zü dacht des te meer aan het sinterklaasfeest, dat aoo gauw op handen was en aan haar arme bloote voet jes. Schoenen! Och. had ze maar schoenen! Toen de spoormannen ópstonden, liep se haastig weg. Nauwelüks had ze de hut bereikt en was weer op het stroo gaan liggen, of se hoorde haar grootvader binnenkomen, tegen de deur bonzen, omdat hü er niet door kon en elndelük onder bet uitbraken van een stroom verwenschlngen op zün leger neervallen- Toen werd het weer stil In de hut. De arme Nine hield haar voetjes In de handen, om ze te war. men. en ze herinnerde zich daarbü. hoe se voor onderhalf Jaar nog geen wees was. Toen kuste men haar eiken avond goeden nacht, wanneer ze in haar warm bedje lag. Arme kleine! Haar hartje dreigde te breken. Den volgenden morgen liep Antonine reeds vroeg op den weg en zocht zich te troosten. Ze ging graag naar bulten. In die droge kou en den zonneschün. boe weinig warmte die 'ook gaf. Ze was gewoon overdag van het eene plaatsje naar bet andere te loopen of wel, ze volgde zü- paadjes, korstjes brood zoekende en gras uit trekkende voor haar konüntje- Ze kende Ieder een en «el ook iedereen goeden dag, maar koes terde een bepaalde voorliefde voor de vracht rijders. Daar ze een aardig gezichtje, blond haar en mooie heldere oogen had. en zelfs In het oude vest en ondanks haar magerheid, nog een zekere bevalligheid bezat, lieten selfs de ruw- sten baar op hun wagen meerijden. Wanneer zü ver genoeg gekomen was, dan sprong se er -r-k en, je daar weer, deugniet? Zwerf je l-C dan altüd bü den weg?” kJ Antonine stond plotseling stil; haar groote oogen, welke steeds zoo angstig rondke- ken. herkenden den veldwachter, die op den boek van den boschweg stond en In *t schemer duister nog eens zoo groot leek. Zou hü haar ■laan? Doch neen; de man zag er niet booe- ■ardlg uit. hü was alleen maar wat knorrig en zit zün humeur, dat hü door den wind zün kort pijpje niet aan kon krijgen. Het meisje, dat met een instinctmatige beweging haar handjes had sitgestrekt. om de slagen af te weren, stak se maar weer vlug In de zakken van haar japon netje, want ze rilde van de kou Maar ongelukkigerwüze konden blauwe en gezwollen handjes niet In de zakjes van het kleedlngstuk, dat oorspronkelük een mooi fluweelen vest van haar grootvader was geweest, zün bruldegomsvest nog wel. maar dat nu geheel versleten was. Op haar rug droeg se een vrü groeten zak met gras en wortels, welke veel en veel te zwaar voor haar was. Zoo bleef ze daar schuchter en bescheiden staan, terwül de hond van den veldwachter haar van alle züden besnuffelde Ze liep bloots voets en haar dunne rokje verborg ternauwer nood haar bloote beentjes. Zoodra het püpje weer wilde trekken, wierp de oude krügman den lucifer weg, trapte dien uit en wendde zich daarop weer tot Nine. Je bent weer aan het grastrekken en aan het uithalen der vuilnisbakken geweest, niet?" ,1 Is voor mün konüntje," stamelde de kleine. Werktulglük volgde se den man, die met het geweer over den schouder naar het dorp ging en wiens stevige, met spükers beslagen schoenen luid op straat weerklonken. Haar hoorde men niet. Zü was zóó klein, dat ze als een schim voortgleed. Maar nu nam ze groote stappen om den veldwachter bü te houden, want ze was elgenlük blü. dat se niet meer alleen liep. Je hebt dus een konüntje? Nou. op een an doren keer moet je vroeger naar huis gaan en niet meer bü den weg loopen. als bet donker wordt.” Hü sprak heel langzaam, was karig met zün woorden, stapte deftig verder en riep zoo nu en dan zün hond. De kleine Nine durfde geen woord te aeggen en keek maar naar den weg, die zich al kron kelend In de verte verloor. Zü had wat graag haar kleine handjes In zün groote. breede hand gelegd, want se was moe en koud, maar se durfde niet. Jioe oud ben je. Nine?" jaar Hü nam z’n püpje uit den mond en keek haar eens van terzijde met 'n soort van ruw medelüden aan Zes jaar? Maar nee. se jokte niet, haar heldere, zachte oogen vertelden, hoe oud ze was: de armoede had haar echter vroeg tijdig ouder gemaakt; haar huid was reeds ge bruind en haar leden verhard. Haar oogen stonden vol tranen en die tranen schenen wel al de warmte van haar lichaampje te bevatten. Toch schreide ze maar een enkelen keer. De scherpe wind dreef nu haar tranen uit haar oogen. „1 Is gauw Sinterklaas, nietwaar?" vroeg ze eensklaps. .Binnen acht dagenWaarom?" Ze antwoordde niet, daar ze niet wist wat te zeggen. Ze had het maar gevraagd om eens haar eigen stem te hooren. En dan, Sinterklaas gaf haar het gevoel van warmte; ze dacht daar bü aan het groote, heldere vuur en aan het lekkers, dat zü het vorige jaar bü de vrouw van den kruidenier gezien had. en daar ze nu koud was en honger had. warmde en voedde ze •ich met dien naam van ..Sinterklaas” De vrouw van den kruidenier had haar toegestaan ■Ich bü het vuur te warmen en zü had haar een dikke boterham gegeven. Misschien kreeg ■e die dit Jaar wel weerZe was koorts achtig opgewonden en voelde minder het tin telen van haar vingertoppen. -Hoe Is 1?” hernam de veldwachter. ,Je ant woordt niet, Antonine? Heeft je oude groot vader George elndelük beloofd, je wat kleeren te geven?Weet Je wel, dat je je schoenen coder den schoorsteen moet -wetten, dan vind Je er wat In!" f 'vtf' Ze beurde haar hoofdje eens op, stond stil «n wees zwügend naar haar bloote voetjes. -Mün arme deugniet draagt dus geen schoe nen?" Het kind knikte ontkennend. Misschien wilde nog Iets zeggen, maar de veldwachter stond ■til. Ze waren aan den Ingang van het dorp gekomen en zü vervolgde alleen haar weg en trok haar manteltje om zich heen- en weer te slingeren. Verrukt bleef as staan en vergat de aardappelen. .Moet je niet nog wat anders hebben?" vroeg ds koopman. „Geen schoenen, geen zweep at wat anders?" De man noemde *t allemaal op een deuntje. De vrachtrüder bekeek met een zekere aarze ling de geheele uitstalling. Elndelük sel „Laat me eens *n paar schoenen zien!” Nu sloop het meisje nóg dlchterbü; se lag büna met haar neus op de schoenen. „Kük!" se* de man, ..deze zouden mü wel passen. Hoe duur zün ze?" „Vllf frank.” „Vüf frank? Nooit! Véél te duur!" Tien minuten lang duurde het loven ep bie den Elndelük gaf de koopman ze voor vier frank vüftig. die de vrachtrüder stuiver voor stuiver uit z’n beurs haalde. Daarna ging hü op z’n wagen zitten, deed langzaam de schoenen uit en trok met een stralend gezicht de nieuwe aan. Toen stond hü op en stampte eens. „Die passen me!" riep hü tenslotte. „Vooruit knol!" De kar reed verder. Maar voordat hü rijn paard volgde, wierp de voerman de oude schoenen In een sloot. „Die oude hebben *t lang genoeg uitgehou den!DagNineHuul peerd, huu!” HU klapte vroolük met de sweep. Nine hoorde het niet; ze loerde op de oude schoenen en de kar was nog niet ver weg, toen se zich reeds op haar bult wierp; ze zou tóch wat met Sin terklaas krijgen! Dat zou ze! Zü liep vlug weg. maar nauwelüks was ze uit bet gezicht der huizen of ze ging aan den weg zitten om de schoenen eens op haar gemak te beküken. De oude schoenen waren gescheurd, de zolen vol gaten en zonder hakken. Ze wer den met touw bü elkaar gebonden en waren ze ker wel tienmaal verzoold. Nine deed ze aan, liep er een paar passen mee, en sleepte ze voort, maar vieL Nee! Ze waren te groot, ze deden pün aan haar voetjes en ze waren !a>d- zwaar. Maar dat alles kwam er voor Sinter klaas niet op aan. Dan werd er niet op gelet, op mooie schoentjes of oude klompen! Ieder kreeg wat. Ze deed haar vondst onder tn den zak. ging de aardappelen halen, en kwam, gebukt onder haar last, maar met een verlicht hartje, thuis. Wat verlangde ze naar den avond en dan naar den blüden ochtend! Telkens zocht haar blik, toen ze op haar schamel leger lag. reeds 'n het duister onder den ketel, en beneden het gat, waardoor men de lucht zag, de oude schoenen van den vrachtrijder. Zoo sliep ze in en dien nacht droomde zü de heerlükste droomen Duidelük hoorden ze bet hinniken van een paard bulten de deur. Schlmmeltje achünt ook al verkouden te zün, net ala Rlka, want het niest bard, nadat bet zün stem beeft laten hooren. „Krak", ging de deur, een hand kwam door 'n kier, een hand met een wüde mouw met roo- den opslag. En overal rolden pepernoten, sul- kerboonen, koekjes en nog meer lekkers over bet tepüt. Als ware ratten en muizen grabbelde het drie tal over den vloer. Er ging een Juichkreet op» toen er weer 'n nieuwe bezending door de ka mer vloog. Aan het gejuich der kinderen kwam schier geen einde. Sint Nlcolaas stak al eens even In een onbewaakt oogenbllk t hoofd door de deur, hü knikte heel aardig tegen mevrouw, die bezig was thee te zetten Toen kwam er plotseling iets ronds de kamer Inrollen; *t was een groote witte kool. Teleur gesteld keken de kinderen moeder aan. JJat is voor *t paard van Bint Nlcolaas," lachte moeder. .Jullie moet ook nog eene zingen." En hun stemmetjes beten zich weer hooren. ofschoon wel wat zachter, want onderwül aten ze hun lekkers op. Zingend, juichend en grab belend, ging het zoo een heele poos door. Eln delük hield de stroom van weldaden op. Jk denk dat Sinterklaas nu straks wel eens binnen zal komen, kinderen, wees dus nu eens een oogenbllk rustig-” ..Komt zwarte Piet ook mee maatje?" vroeg de jongste angstig. Alle slaap was ineens uit zün ronde klnderenoogen verdwenen. „Nee, liefje, die moet het paard vasthouden." „Daar ben Ik blü om. Ik ben bang voor hem.** zei het jongste kind, dat zich vaster tegen zün moeder drong, die de armen om hem heensloeg. Er werd getikt, Sint Nlcolaas kwam binnen. Hü zag er prachtig uit. Een lange witte rok hing hem tot op de voeten en daarover had hü een vuurrooden mantel met goudpapieren rand, ter-' wül zün voeten In pantoffels staken met bloe men erop gewerkt, net als papa er een paar had. Om den rok zat *n mooi geborduurde strook. De goede Sint zag er heelemaal niet boos uit. Sint nam plaats en deed verschillende vra gen. Hü scheen de laatste dagen danig door den schoorsteen te hebben gekeken, want hü zei tegen Karei, den oudsten Jongen, dat. als hü weer aan papa's scheermessen ktram, Blnter- klaar zou komen om hem eens duchtig onder handen te nemen. En de kleine Emile, op mama's schoot moest hem een handje geven en hem beloven *s avonds niet te liggen schreeu. wen in zün bed. maar zoet te gaan slapen. So? phletje, de middelste, kreeg 'n geschenkje, om dat zü den laatsten rijd aoo gehoorzaam en aardig geweest was en aoo vooruit was gegaan met leeren! Karei beloofde beterschap. Hü ging naar Sin terklaas toe. om hem een hand te geven. Zód zenuwachtig was hü. dat hü niet zag, waar hü liep, want opeens schreeuwde Sint Nlcolaas het uit van de pün. „Au, Karei, je trapte op m'n eksteroog! Beter ultküken, jongen!" Maar Karei boorde niets van hetgeen Sint zei. Met z’n zusje rende hü de kamer uit, ter wül Emleltje huilend tegen moeder's borst aanviel. Eerst toen moeder boven kwam en vertelde, dat Sinterklaas vertrokken was» durfden Bo- phletje en Karei weer naar beneden komen, waar hun vader vol belangstelling naar Karel’s verhaal luisterde. „Zou Sinterklaas boos zün. vader?" vroeg Karei. .JEn nou bü nu volgend jaar wel terug komen?" Jk zou maar goed oppassen, jongen." net notaris Jansen. Jtn denk er vooral aan. als Sinterklaas volgend jaar komt, trap hem dan niet op tfn t renen!" af en kwam met een andere gelegenheid terug- Maar wanneer haar grootvader vischte, een enkelen toerist in zün bootje roeide, of dienst deed als UJnlooper, om de lichters de rivier op te t?ekken. dan -had Nine, behalve den grooten weg, die haar aantrok, nog vriendjes en vriendinnetjes met wie ze kon spelen en m«t wie se ging voddenrapen; een jongen en een meisje van den wegwerker, de zoon van den reisenden scharenslyper, die met zün wagentje van de eene plaats naar de andere ging; en de kinderen van den kolenbrander, twee meisjes en één Jongen, die met hun ouders diep In het bofch woonden. Met hun zevenen vormden ze een troepje onder aanvoering van den zoon van den scharenslüper. Overal In den omtrek kende men de kinderen. De zoon van den scharenslüper was tien jaar en de Jongste der bende, de kleinste van het huisgezin van den kolenbrander, was vier- Nine droeg graag dit jongske en ze liet hem aoo nu en dan In het zand vallen. Alle zeven waren arm. hadden blozende wangen en waren vuil, maar gezond Ze schreiden vaak, lachten nog meer, vochten om een appel en hadden altüd honger. Dien dag vond Nine hen bü een heg verza meld; ze warmden zich In de zon, voor een hoop keisteenen. die de wegwerker den vorigen dag had füngemaakt en dien zü nu bewonder den. Eerst keek Nine ernaar met groote oogen. maar toen schoot het naderend Sinterklaas feest haar weer In de gedachte; se praatte er over en klaagde haar nood. „Nietwaar, Ik zal niets onder den schoorsteen vinden, want ik heb geen schoenen!” De zoon van den scharenslüper schaterde het uit, en allen lachten mee. „Voor den drommel, neen! Dan zal Sinter klaas niet voor jou rilden!” Nine keek hen eens aan, en zag dat het hun ernst was. Ze hadden allen bet een of ander schoeisel om bü den schoorsteen te zetten, een schoen, een overschoen, een klomp- Maar zü. zü alleen stond daar op bloote voetjes. En se ging been, want ze wilde niet, dat de anderen haar zagen schreien en liep snikkende voort en ontmoette juist de kinderen, die uit school kwamen. Hun klompjes klotsten vroolük op den hard-be- vroren weg. Ja, al die arme kinderen konden Iets onder den schoorsteen netten en zü zouden er met Sinterklaar allen wat In vinden. Zü alleen liep op bloote voetjes, ze had zelfs geen kousen aan. en de goede bissebop zou haar niets.bren- ben. Nine kwam In de hut, en sloot er zich in op. ze keek niet eens naar haar konüntje. Ze wilde er nooit, nooit weer uttkomen! In haar wanhoop vergoot ze bittere tranen-.. Het kind hield woord en ging niet meer uit. Maar den avond voor het feest werd grootvader zeer boos, toen hü thuiskwam en zag, dat de aardappelen op waren. Hü zond zün klein dochter dadelük naar het dorp om er te halen. Het meisje gehoorzaamde gewillig, maar haar gemoed was vol. Toen ze op bet plein kvésm, herkende ze een van haar vrienden. De vrachtrijder hield stil om een reizend koopman aan te spreken, die s’n waren In de open lucht had uitgestald. „Heb je soms ook messen, ouwe?" De koopman liet er dadelük eenlge zien. Ter wül de vrachtrijder er een uitzocht en probeer de. was Nine naderbü geslopen en ze keek haar oogen uit aan al dat moois: kammen, spiegeltjes, scharen, lint, poppen, speelgoed en wat al niet. Harmonica's an vrouwenmutsen hingen heen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 25