De schoenen van kleine Nini
H
Waarom Sinterklaas
Au! riep
u
I»
I
h
1
li'
cfa.
I
i
1II
I
jt
HET WITTE KONIJNTJE
6
Recepten voor 5 December
Eli
i!
I
Bil
|M
i h
.1
II
i
r-
I
I I
r ’I i
m!
É'i I
SINT NICOLAAS-NUMMER
C;
Zandkoekje»
I
I
T-
f
/ffl
then
ver-
De verrassing van den
veldwachter
Jk *al niet» onder den echoor-
»teen vinden, want ik heb
geen »choenen”
ir
4
II
«1
f
1
I
die kleine.
I
i
I
onbeweeglijk
koud.
hM:
(Naar het Fransch).
op den
a
daar overeind
-i vier steenen
Sinterklaas kapoentje.
Gooi wat in mün schoentje.
Gooi wat in rtijjn laarsje.
Dank U. Sinterklaasje.
sleepte
te groot.
II i
Slntniklaas goed heilig man.
Goot al wat Je gooien kan.
Goot wat over de butsen.
We grabblen als ratten en mulsen-
Maar wat was dat? Waarom sprong se ineens
op. alsof een slang haar had gebeten? Ze voelde
iets hards en vond onder het stroo twee laars
jes. vol suikergoed, en een pak kleeren.
De oude veldwachter had z’n vrouw over het
arme kind gerproken en belden hadden die ver
rassing bedacht. De goede man kon in het krot
geen schoorsteen vinden en had daarom bet
pakje naast Nine neergelegd toen se sliep.
Sinterklaas had de arme Nine niet vergeten!
Nine had vroeg wakker willen zün; se sliep
lang. Toen ze haar oogjes opendeed, scheen de
zon vroolük In de hut en haar grootvader her
stelde reeds zün netten. Het kind wreef zich
de oogen uit: plotseling schoot haar alles te
binnen; se liep naar den haard en baalde haar
schoenen te voorschijn.
Er was niet in!
Ze schreide niet, se verroerde zich niet, maar
zat doodsbleek als verlamd. In leder handje
hield se een schoen, ze keek van den een naar
den andere, en haar hartje scheen stil te staan.
Eindelijk zag haar grootvader het.
«Wat heb je toch, klein ding?"
„O, grootvader, grootvader!Het is Sln-
iprklaas
De oude stond op. nam de schoenen in z’n
hand en barstte eindelijk in een schaterlach
uit.
JO, die sottin. die zottin! Die heeft me daar
Chocolademelk 1% liter melk of tapte
melk, 6 lepels suiker, 4 lepels cacaopoeder, Iets
zout. Roer de cacaopoeder, de suiker en wat
koude melk dooreen tot een dunne massa.
Breng de rest van de melk met het zout aan
de kook, voeg er roerende de aangemengde
cacao bij en laat de chocolademelk S minuten
doorkoken.
Zandkoekjes: 1 om bloem. 1 cm boter,
S ons poeder of basterdsuiker.
Doe de bloem en de boter in een kom, ver
deel met twee messen de boter door de bloem
in kleine stukjes. Voeg dan de gezeefde suiker
toe en kneed alles zoo vlug mogeljjk met een
koele hand tot een samenhangend geheel (de
koekjes mogen niet luchtig worden).
Maak er een ronde rol van. snijd deze in niet
te dikke plakken. Leg ze op een met bloem
bestrooid bakblik en bak ze in een matig war
men oven gaar en lichtbruin (ongeveer 20 mi
nuten).
Met deze koekjes kan een oud koekbllkje
gevuld worden. Hebben we een klein cadeautje,
dan kan dit onderin gelegd worden.
Ook kan er wat borstplaat of marsepein bij
in gepakt worden.
Den St. Nlcolaasavood zullen we waarschijn
lijk chocolademelk schenken. We kunnen die
t beste van te voren koken, zoodat we se des
avonds alleen maar even behoeven op te
warmen.
aastlg trok notaris Jansen aan de bel
zijner woning en krabde aan den rand
der stoep zooveel mogelijk de sneeuw,
die zich aan zijn schoenen vastplakte, af- Onder
zijn arm had de notaris een pakje. In de sak
ken van zijn overjas stak ook al iets en juist
wilde hij nog eens bellen, toen de deur werd
opengedaan.
..Zoo Riks,” set hjj tot de meld die de deur
opendeed, „pak eens aan. kind." En een voor
een gaf hij haar de pakjes, die hij onder den
arm hield, en die. welke hij uit de zakken van
zijn overjas haalde, aan.
Jje» se maar hier in de voorkamer," ver
volgde hij, ..en hang mün overjas aan den kap
stok. Is mevrouw met de kinderen In de ach
terkamer?”
,Ja meneer." antwoordde de gedienstige, ter
wijl sü nieuwsgierig keek naar de pakjes van
allerlei afmetingen. „De kinderen worden al
ongeduldig!"
„Vooruit dan maar! Haal nu mün pantoffels
maar eerst van boven. En heeft mevrouw allee
in het kantoor laten brengen?"
„Alles meneerl"
„Nu. dan zeg je binnen niet, dat ik al thuis
ben. hoor!" Notaris Jansen sloot zich In zün
kantoor op.
„Wat komt paatje laat thuis vanavond”, zei
de jongste, die slaperig tegen mama's schoot
hing, terwijl hü s’n oogjes ultwreef on gaapte.
..En 8t. Nlcolaas komt zoo laat!" riep de
oudste van seven jaar, waarmee nummer twee,
de middelste. Instemde.
•Bint Nlcolaas heeft ook zooveel te doen,**
antwoordde hun moeder, toen zij het knipoogje
opving dat Rlka haar gaf, toen zü bet thee
water binnenbracht.
.Maar hü komt altüd het eerste, waar kleine
kinderen zün. Nietwaar Riek?”
„Ja mevrouw. *k heb al soo'n gestommel bo
ven op den zolder gehoord, net at er een paard
trappelde. Ik wed. dat Sinterklaas door den
schoorsteen is binnengekomen."
De kinderen drongen zich om hun moeder,
terwül Rlka de kamer verliet.
..Kom. dan nog eens zingen," oei moeder, en
luid klonk het:
N
r
I
Ze snelde voort, als een gejaagd wild en doeg
ïlnks af; spoedig kwam ze aan een verwaar
loosd stulpje, dat als een paddenstoel tegen den
muur van een landhuis aanleunde. Voor de deur
rihg ze op haar knieën liggen, zocht met haar
l**nd in het gras. vond den sleutel en opende
ds deur. Een enkele straal van de maan viel
d°or de opening naar binnen en bescheen roei
riemen. netten en honderd andere dingen, welke
niet duidelük te onderscheiden waren. Stroo
kwam uit de lage zoldering küken, stroo bedekte
den grond- Achter In de hut zag men een
•rmoedlge slaapstede, naast een overblüfsel van
boot, dat als kaffer dienst deed. Al tasten-
gelukte het haar elndelük een eindje kaars,
dat In den hals eener flesch stak, aan te steken.
Toen eerst vertoonde zich het Inwendige der
but In al zün ellende en het meisje keek ernaar
ttaof zü het nooit tevoren had gezien. Het huls-
^Md bestond uit een stroozak. een koffer en
e”1 krukje. Hier en daar hingen er havelooze
Mannen kleeren en vischtulg. In de boeken
l
I
haar schoenen geset. Maar, domme meid, de
oude klaasman zal se voor de müne hebben
aangezien en daarom beeft hü er niets in
gedaan."
Nine hoorde niets meer. Haar keel werd als
dichtgeknepen en se zonk op het stroo neer
om aan haar tranen den vrüen loop te laten
’'•kten de roeiriemen, welke C
stonden, büna de soldering. Boven
hing een groote ketel naast een emmer en een
kom. In don tegenovergestelden muur sag men
<*n groot- gat. waardoor de rook een uitweg
vond. Door dese opening waren een stukje van
den hemel en twee eenzame sterren zichtbaar.
Het meisje keek er lang naar en se voelde
«*ch zóó eenzaam en ongelukkig, dat ze noch
honger, noch kou voelde. De woorden van den
veldwachter lieten haar geen rust: se dacht aan
het naderend feest; sü bedacht, dat se geen
schoenen had en dat se nu ook niets sou krijgen.
Terwül se sop stond te treuren, kwam haar
konüntje onder de legerstede te voorzchün; t
was een groot wit konün. met mooie, mode
oogjes en lange ooren, welke een bruinen rand
hadden. Dadelük vergat ze het feest en volgde
haar vaste gewoonte weer. Ze haalde het wor
telloof, de koolbladeren, de wortels en den
groenteafval uit den zak en wierp die het
diertje toe. Weldra hoorde men in het hutje
geen ander geluld dan het knabbelen van het
konüntje, dat met zün lange ooren een reus
achtige schaduw wierp op de omringende mu
ren. Nine kreeg weer honger en was door en
door koud. Ze lichtte het deksel van den ketel
óp, haalde er eenlge gekookte aardappels uit,
ging op t Strooi zitten, dat vol vodden lag en
at gulzig. Daarop verviel se weer in haar droef
heid Schoenen! O. had se maar schoenen!
Eensklaps ging het eindje kaars uit. 1 Werd
donker, stikdonker, t was koud In de hut en
de uitgebrande kaars verspreidde een onaange.
namen geur. Het konüntje knabbelde üverig
vóórt en het kind keek naar de opening, die
licht en lucht gaf. Nine verborg haar hoofdje,
want se werd bang.
BU elk gerucht daarbuiten sidderde se, en
meende ze den stap van haar grootvader te her
kennen Maar t was de wind in de naakte tak
ken; een voertuig, dat over de brug rolde, of
het gekabbel der rivier tegen de steenen glooi
ing In de verte ging een trein voorbü- die plot
seling een schril gefluit deed hooren dat het
kind een kreet slaakte, en
klappertandend bleef zitten.
Elndelük kon ze het niet langer uithouden.
Dan maar liever daar bulten bevriezen! Op den
weg hielden baar de sterren nog gezelschap;
zü zien altüd zoo viiendelük neer op de arme
verlaten wezentjes.
Het kind verliet de hut en gtng de brug over,
eerst verborg se zich achter de borstwering om
niet door den tolgaarder gezien te worden; toen
vloog ze voorbü het huisje van den brugwach
ter, terwül heur kleine hartje geweldig bonsde.
Daar lag het station, dat, nu de trein voorbü
was. door geen enkele lantaarn verlicht werd.
De herberg daarginds gaf nog teekenen van
leven; de vensters waren beider verlicht. Ze
liep erheen, drukte haar gezichtje tegen de
ruiten en herkende in den walm die er hing,
haar grootvader. Hü was weer, oudergewoonte,
smoordronken De spoorwegbeambten stonden
onj hem heen en onthaalden hem op sterken
drank, opdat hü maar zün dwaasheden zou
uitkramen. De oude stond al waggelend met
z'n armen te zwaaien en vertelde van s’n
krijgstochten, z'n vlschvangsten, en de poetsen,
die hü den jachtopzieners gespeeld had.
Zou zü binnengaan? Wat graag! Het moest
daarbinnen wel lekker warm zün bü die groote
kachel! Maar dan sou grootvader haar slaan;
hü had niet graag, dat men hem In de herberg
kwam storen. Bovendien was hü bang voor
wild- en vischdleven en wilde, dat de kleine
thuis bleef, om op de netten en op zün schuitje
te passen, als hü er niet was.
Rillende bleef ze dus bulten staan Soms, als
ze stüf werd, liep se eens heen en weer, maar
keerde toch naar het raam terug, als een insect,
dat door het licht wordt aangetrokken; dan
warmde ze zich in haar verbeelding. Hier was
ze tenminste niet bang. Maar zü dacht des te
meer aan het sinterklaasfeest, dat aoo gauw
op handen was en aan haar arme bloote voet
jes. Schoenen! Och. had ze maar schoenen!
Toen de spoormannen ópstonden, liep se
haastig weg. Nauwelüks had ze de hut bereikt
en was weer op het stroo gaan liggen, of se
hoorde haar grootvader binnenkomen, tegen de
deur bonzen, omdat hü er niet door kon en
elndelük onder bet uitbraken van een stroom
verwenschlngen op zün leger neervallen- Toen
werd het weer stil In de hut. De arme Nine
hield haar voetjes In de handen, om ze te war.
men. en ze herinnerde zich daarbü. hoe se
voor onderhalf Jaar nog geen wees was. Toen
kuste men haar eiken avond goeden nacht,
wanneer ze in haar warm bedje lag.
Arme kleine! Haar hartje dreigde te breken.
Den volgenden morgen liep Antonine reeds
vroeg op den weg en zocht zich te troosten.
Ze ging graag naar bulten. In die droge kou
en den zonneschün. boe weinig warmte die
'ook gaf.
Ze was gewoon overdag van het eene plaatsje
naar bet andere te loopen of wel, ze volgde zü-
paadjes, korstjes brood zoekende en gras uit
trekkende voor haar konüntje- Ze kende Ieder
een en «el ook iedereen goeden dag, maar koes
terde een bepaalde voorliefde voor de vracht
rijders. Daar ze een aardig gezichtje, blond haar
en mooie heldere oogen had. en zelfs In het
oude vest en ondanks haar magerheid, nog een
zekere bevalligheid bezat, lieten selfs de ruw-
sten baar op hun wagen meerijden. Wanneer
zü ver genoeg gekomen was, dan sprong se er
-r-k en, je daar weer, deugniet? Zwerf je
l-C dan altüd bü den weg?”
kJ Antonine stond plotseling stil; haar
groote oogen, welke steeds zoo angstig rondke-
ken. herkenden den veldwachter, die op den
boek van den boschweg stond en In *t schemer
duister nog eens zoo groot leek. Zou hü haar
■laan? Doch neen; de man zag er niet booe-
■ardlg uit. hü was alleen maar wat knorrig en
zit zün humeur, dat hü door den wind zün kort
pijpje niet aan kon krijgen. Het meisje, dat met
een instinctmatige beweging haar handjes had
sitgestrekt. om de slagen af te weren, stak se
maar weer vlug In de zakken van haar japon
netje, want ze rilde van de kou
Maar ongelukkigerwüze konden
blauwe en gezwollen handjes niet In de zakjes
van het kleedlngstuk, dat oorspronkelük een
mooi fluweelen vest van haar grootvader was
geweest, zün bruldegomsvest nog wel. maar dat
nu geheel versleten was. Op haar rug droeg se
een vrü groeten zak met gras en wortels, welke
veel en veel te zwaar voor haar was.
Zoo bleef ze daar schuchter en bescheiden
staan, terwül de hond van den veldwachter
haar van alle züden besnuffelde Ze liep bloots
voets en haar dunne rokje verborg ternauwer
nood haar bloote beentjes.
Zoodra het püpje weer wilde trekken, wierp
de oude krügman den lucifer weg, trapte dien
uit en wendde zich daarop weer tot Nine.
Je bent weer aan het grastrekken en aan het
uithalen der vuilnisbakken geweest, niet?"
,1 Is voor mün konüntje," stamelde de kleine.
Werktulglük volgde se den man, die met het
geweer over den schouder naar het dorp ging en
wiens stevige, met spükers beslagen schoenen
luid op straat weerklonken. Haar hoorde men
niet. Zü was zóó klein, dat ze als een schim
voortgleed. Maar nu nam ze groote stappen
om den veldwachter bü te houden, want ze
was elgenlük blü. dat se niet meer alleen liep.
Je hebt dus een konüntje? Nou. op een an
doren keer moet je vroeger naar huis gaan en
niet meer bü den weg loopen. als bet donker
wordt.”
Hü sprak heel langzaam, was karig met zün
woorden, stapte deftig verder en riep zoo nu en
dan zün hond.
De kleine Nine durfde geen woord te aeggen
en keek maar naar den weg, die zich al kron
kelend In de verte verloor. Zü had wat graag
haar kleine handjes In zün groote. breede hand
gelegd, want se was moe en koud, maar se
durfde niet.
Jioe oud ben je. Nine?"
jaar
Hü nam z’n püpje uit den mond en keek
haar eens van terzijde met 'n soort van ruw
medelüden aan Zes jaar? Maar nee. se jokte
niet, haar heldere, zachte oogen vertelden, hoe
oud ze was: de armoede had haar echter vroeg
tijdig ouder gemaakt; haar huid was reeds ge
bruind en haar leden verhard.
Haar oogen stonden vol tranen en die tranen
schenen wel al de warmte van haar lichaampje
te bevatten. Toch schreide ze maar een enkelen
keer. De scherpe wind dreef nu haar tranen uit
haar oogen.
„1 Is gauw Sinterklaas, nietwaar?" vroeg ze
eensklaps.
.Binnen acht dagenWaarom?"
Ze antwoordde niet, daar ze niet wist wat
te zeggen. Ze had het maar gevraagd om eens
haar eigen stem te hooren. En dan, Sinterklaas
gaf haar het gevoel van warmte; ze dacht daar
bü aan het groote, heldere vuur en aan het
lekkers, dat zü het vorige jaar bü de vrouw
van den kruidenier gezien had. en daar ze nu
koud was en honger had. warmde en voedde ze
•ich met dien naam van ..Sinterklaas” De
vrouw van den kruidenier had haar toegestaan
■Ich bü het vuur te warmen en zü had haar
een dikke boterham gegeven. Misschien kreeg
■e die dit Jaar wel weerZe was koorts
achtig opgewonden en voelde minder het tin
telen van haar vingertoppen.
-Hoe Is 1?” hernam de veldwachter. ,Je ant
woordt niet, Antonine? Heeft je oude groot
vader George elndelük beloofd, je wat kleeren
te geven?Weet Je wel, dat je je schoenen
coder den schoorsteen moet -wetten, dan vind
Je er wat In!" f 'vtf'
Ze beurde haar hoofdje eens op, stond stil
«n wees zwügend naar haar bloote voetjes.
-Mün arme deugniet draagt dus geen schoe
nen?"
Het kind knikte ontkennend. Misschien wilde
nog Iets zeggen, maar de veldwachter stond
■til. Ze waren aan den Ingang van het dorp
gekomen en zü vervolgde alleen haar weg en
trok haar manteltje om zich heen-
en weer te slingeren. Verrukt bleef as staan
en vergat de aardappelen.
.Moet je niet nog wat anders hebben?" vroeg
ds koopman. „Geen schoenen, geen zweep at
wat anders?"
De man noemde *t allemaal op een deuntje.
De vrachtrüder bekeek met een zekere aarze
ling de geheele uitstalling. Elndelük sel
„Laat me eens *n paar schoenen zien!”
Nu sloop het meisje nóg dlchterbü; se lag
büna met haar neus op de schoenen.
„Kük!" se* de man, ..deze zouden mü wel
passen. Hoe duur zün ze?"
„Vllf frank.”
„Vüf frank? Nooit! Véél te duur!"
Tien minuten lang duurde het loven ep bie
den Elndelük gaf de koopman ze voor vier frank
vüftig. die de vrachtrüder stuiver voor stuiver
uit z’n beurs haalde. Daarna ging hü op z’n
wagen zitten, deed langzaam de schoenen uit
en trok met een stralend gezicht de nieuwe
aan. Toen stond hü op en stampte eens. „Die
passen me!" riep hü tenslotte. „Vooruit knol!"
De kar reed verder. Maar voordat hü rijn
paard volgde, wierp de voerman de oude
schoenen In een sloot.
„Die oude hebben *t lang genoeg uitgehou
den!DagNineHuul peerd, huu!”
HU klapte vroolük met de sweep. Nine hoorde
het niet; ze loerde op de oude schoenen en de
kar was nog niet ver weg, toen se zich reeds
op haar bult wierp; ze zou tóch wat met Sin
terklaas krijgen! Dat zou ze!
Zü liep vlug weg. maar nauwelüks was ze uit
bet gezicht der huizen of ze ging aan den weg
zitten om de schoenen eens op haar gemak te
beküken. De oude schoenen waren gescheurd,
de zolen vol gaten en zonder hakken. Ze wer
den met touw bü elkaar gebonden en waren ze
ker wel tienmaal verzoold. Nine deed ze aan,
liep er een paar passen mee, en sleepte ze
voort, maar vieL Nee! Ze waren te groot, ze
deden pün aan haar voetjes en ze waren !a>d-
zwaar. Maar dat alles kwam er voor Sinter
klaas niet op aan. Dan werd er niet op gelet,
op mooie schoentjes of oude klompen! Ieder
kreeg wat.
Ze deed haar vondst onder tn den zak. ging
de aardappelen halen, en kwam, gebukt onder
haar last, maar met een verlicht hartje, thuis.
Wat verlangde ze naar den avond en dan naar
den blüden ochtend! Telkens zocht haar blik,
toen ze op haar schamel leger lag. reeds 'n het
duister onder den ketel, en beneden het gat,
waardoor men de lucht zag, de oude schoenen
van den vrachtrijder. Zoo sliep ze in en dien
nacht droomde zü de heerlükste droomen
Duidelük hoorden ze bet hinniken van een
paard bulten de deur. Schlmmeltje achünt ook
al verkouden te zün, net ala Rlka, want het
niest bard, nadat bet zün stem beeft laten
hooren.
„Krak", ging de deur, een hand kwam door
'n kier, een hand met een wüde mouw met roo-
den opslag. En overal rolden pepernoten, sul-
kerboonen, koekjes en nog meer lekkers over
bet tepüt.
Als ware ratten en muizen grabbelde het drie
tal over den vloer. Er ging een Juichkreet op»
toen er weer 'n nieuwe bezending door de ka
mer vloog. Aan het gejuich der kinderen kwam
schier geen einde. Sint Nlcolaas stak al eens
even In een onbewaakt oogenbllk t hoofd door
de deur, hü knikte heel aardig tegen mevrouw,
die bezig was thee te zetten
Toen kwam er plotseling iets ronds de kamer
Inrollen; *t was een groote witte kool. Teleur
gesteld keken de kinderen moeder aan.
JJat is voor *t paard van Bint Nlcolaas,"
lachte moeder. .Jullie moet ook nog eene
zingen."
En hun stemmetjes beten zich weer hooren.
ofschoon wel wat zachter, want onderwül aten
ze hun lekkers op. Zingend, juichend en grab
belend, ging het zoo een heele poos door. Eln
delük hield de stroom van weldaden op.
Jk denk dat Sinterklaas nu straks wel eens
binnen zal komen, kinderen, wees dus nu eens
een oogenbllk rustig-”
..Komt zwarte Piet ook mee maatje?" vroeg
de jongste angstig. Alle slaap was ineens uit
zün ronde klnderenoogen verdwenen.
„Nee, liefje, die moet het paard vasthouden."
„Daar ben Ik blü om. Ik ben bang voor hem.**
zei het jongste kind, dat zich vaster tegen zün
moeder drong, die de armen om hem heensloeg.
Er werd getikt, Sint Nlcolaas kwam binnen. Hü
zag er prachtig uit. Een lange witte rok hing
hem tot op de voeten en daarover had hü een
vuurrooden mantel met goudpapieren rand, ter-'
wül zün voeten In pantoffels staken met bloe
men erop gewerkt, net als papa er een paar
had. Om den rok zat *n mooi geborduurde
strook. De goede Sint zag er heelemaal niet
boos uit.
Sint nam plaats en deed verschillende vra
gen. Hü scheen de laatste dagen danig door den
schoorsteen te hebben gekeken, want hü zei
tegen Karei, den oudsten Jongen, dat. als hü
weer aan papa's scheermessen ktram, Blnter-
klaar zou komen om hem eens duchtig onder
handen te nemen. En de kleine Emile, op
mama's schoot moest hem een handje geven
en hem beloven *s avonds niet te liggen schreeu.
wen in zün bed. maar zoet te gaan slapen. So?
phletje, de middelste, kreeg 'n geschenkje, om
dat zü den laatsten rijd aoo gehoorzaam en
aardig geweest was en aoo vooruit was gegaan
met leeren!
Karei beloofde beterschap. Hü ging naar Sin
terklaas toe. om hem een hand te geven. Zód
zenuwachtig was hü. dat hü niet zag, waar
hü liep, want opeens schreeuwde Sint Nlcolaas
het uit van de pün. „Au, Karei, je trapte op
m'n eksteroog! Beter ultküken, jongen!"
Maar Karei boorde niets van hetgeen Sint
zei. Met z’n zusje rende hü de kamer uit, ter
wül Emleltje huilend tegen moeder's borst
aanviel.
Eerst toen moeder boven kwam en vertelde,
dat Sinterklaas vertrokken was» durfden Bo-
phletje en Karei weer naar beneden komen,
waar hun vader vol belangstelling naar Karel’s
verhaal luisterde.
„Zou Sinterklaas boos zün. vader?" vroeg
Karei. .JEn nou bü nu volgend jaar wel terug
komen?"
Jk zou maar goed oppassen, jongen." net
notaris Jansen. Jtn denk er vooral aan. als
Sinterklaas volgend jaar komt, trap hem dan
niet op tfn t renen!"
af en kwam met een andere gelegenheid terug-
Maar wanneer haar grootvader vischte, een
enkelen toerist in zün bootje roeide, of dienst
deed als UJnlooper, om de lichters de rivier op
te t?ekken. dan -had Nine, behalve den grooten
weg, die haar aantrok, nog vriendjes en
vriendinnetjes met wie ze kon spelen en m«t
wie se ging voddenrapen; een jongen en een
meisje van den wegwerker, de zoon van den
reisenden scharenslyper, die met zün wagentje
van de eene plaats naar de andere ging; en
de kinderen van den kolenbrander, twee meisjes
en één Jongen, die met hun ouders diep In het
bofch woonden. Met hun zevenen vormden ze
een troepje onder aanvoering van den zoon
van den scharenslüper. Overal In den omtrek
kende men de kinderen. De zoon van den
scharenslüper was tien jaar en de Jongste der
bende, de kleinste van het huisgezin van den
kolenbrander, was vier- Nine droeg graag dit
jongske en ze liet hem aoo nu en dan In het
zand vallen. Alle zeven waren arm. hadden
blozende wangen en waren vuil, maar gezond
Ze schreiden vaak, lachten nog meer, vochten
om een appel en hadden altüd honger.
Dien dag vond Nine hen bü een heg verza
meld; ze warmden zich In de zon, voor een
hoop keisteenen. die de wegwerker den vorigen
dag had füngemaakt en dien zü nu bewonder
den. Eerst keek Nine ernaar met groote oogen.
maar toen schoot het naderend Sinterklaas
feest haar weer In de gedachte; se praatte er
over en klaagde haar nood.
„Nietwaar, Ik zal niets onder den schoorsteen
vinden, want ik heb geen schoenen!”
De zoon van den scharenslüper schaterde het
uit, en allen lachten mee.
„Voor den drommel, neen! Dan zal Sinter
klaas niet voor jou rilden!”
Nine keek hen eens aan, en zag dat het hun
ernst was.
Ze hadden allen bet een of ander schoeisel
om bü den schoorsteen te zetten, een schoen,
een overschoen, een klomp- Maar zü. zü alleen
stond daar op bloote voetjes. En se ging been,
want ze wilde niet, dat de anderen haar zagen
schreien en liep snikkende voort en ontmoette
juist de kinderen, die uit school kwamen. Hun
klompjes klotsten vroolük op den hard-be-
vroren weg.
Ja, al die arme kinderen konden Iets onder
den schoorsteen netten en zü zouden er met
Sinterklaar allen wat In vinden. Zü alleen liep
op bloote voetjes, ze had zelfs geen kousen
aan. en de goede bissebop zou haar niets.bren-
ben.
Nine kwam In de hut, en sloot er zich in op.
ze keek niet eens naar haar konüntje. Ze wilde
er nooit, nooit weer uttkomen!
In haar wanhoop vergoot ze bittere tranen-..
Het kind hield woord en ging niet meer uit.
Maar den avond voor het feest werd grootvader
zeer boos, toen hü thuiskwam en zag, dat de
aardappelen op waren. Hü zond zün klein
dochter dadelük naar het dorp om er te halen.
Het meisje gehoorzaamde gewillig, maar haar
gemoed was vol.
Toen ze op bet plein kvésm, herkende ze een
van haar vrienden. De vrachtrijder hield stil
om een reizend koopman aan te spreken, die
s’n waren In de open lucht had uitgestald.
„Heb je soms ook messen, ouwe?"
De koopman liet er dadelük eenlge zien. Ter
wül de vrachtrijder er een uitzocht en probeer
de. was Nine naderbü geslopen en ze keek haar
oogen uit aan al dat moois: kammen, spiegeltjes,
scharen, lint, poppen, speelgoed en wat al niet.
Harmonica's an vrouwenmutsen hingen heen