De schoenen van kleine Nini Waarom Sinterklaas Au! riep B r 1 g p *hi f? .1 Ij B <1 tl i I N HET WITTE KONIJNTJE I 5^ 7 fe ft c/it <1 SINT NICOLAAS-NUMMER I I Recepten voor 5 December Zandkoekjes tl toomt, trap ban dan chen t var- S I I *lk zei niets onder den schoor steen vinden, want ik heb geen schoenen” De verrassing van den veldwachter B l’l f J I I I I I H- g I f s 3 k onbeweeglijk lag ze wel (Naar het Fransch). waren arm, nacht. zwaar. op den K I. W. I.-hïHt; Sinterklaas kapoentje. Gooi wat in mijn schoentje. Maar wat was dat? Waarom sprong ae ineens op, alsof een slang haar had gebeten? Ze voelde Iets hards en vond onder het stroo twee laars jes. vol suikergoed, en een pak kleeren. De oude veldwachter had z’n vrouw over het arme kind gesproken en beiden hadden die ver rassing bedacht. De goede man kon in het krot geen schoorsteen vinden en had daarom het pakje naast Nine neergelegd toen ze sliep. Sinterklaas had de arme Nine niet vergeten! wor den het sleepte te groot. 4 Slntnlklaas goed heilig man. Gooi al wat je gooien kan. Gooi wat óver de huizen. We grabblen als ratten en mulzen- Zandkoekjes: 1 ons bloem, 1 ons boter, H ons poeder of basterdsuiker. Doe de bloem en de boter in een kom, ver deel met twee messen de boter door de bloem in kleine stukjes. Voeg dan de gezeefde suiker toe en kneed alles zoo vlug moge Lijk met een koele hand tot een samenhangend geheel (de koekjes mogen niet luchtig worden?. Maak er-een ronde rol van. snijd deze in niet te dikke plakken. Leg ze op een met bloem bestrooid bakblik en bak ze in een matig war men oven gaar en lichtbruin (ongeveer 20 mi nuten). Met deze koekjes kan een oud kóekbllkje gevuld worden. Hebben we een klein cadeautje, dan kan dit onderin gelegd worden. Ook kan er wat borstplaat of marsepein bij in gepakt worden. Den St. Nlcolaasavond zullen we waarschijn- die des te Ze snelde voort, als een gejaagd wild en sloeg links af; spoedig kwam ze aan een verwaar- toosd stulpje, dat als een paddenstoel tegen den muur van een landhuis aanleunde. Voor de deur ting ze op haar knieën liggen, zocht met haar hand in het gras, vond den sleutel en opende <te deur. Een enkele straal van de maan viel door de opening naar binnen en bescheen roei riemen. netten en honderd andere dingen, welke biet duidelijk te onderscheiden waren, fltroo kwam uit de lage zoldering kijken, stroo bedekte ook den grond. Achter in de hut zag men een •rmoedlge slaapstede, naast een overblijfsel van e°i boot, dat als koffer dienst deed. Al tasten de gelukte het haar eindelijk een eindje kaars, dat In den hals eener flesch stak, aan te steken. Toen eerst vertoonde zich het inwendige der hut ln al zjjn ellende en het meisje keek ernaar alsof zij het nooit tevoren bad gezien- Het huis, raad bes ton j| uit een stroozak. een koffer en •on krukje. Hier en daar hingen er havelooze ““nnenkleeren en vlschtulg. In de boeken aastlg trok notaris Jansen aan de bel zijner woning en krabde aan den rand der stoep zooveel mogelijk de sneeuw. die zich aan zijn schoenen vastplakte, ed- Onder zijn arm had de notaris een pakje, in de zak ken van zijn overjas stak ook al iets en juist wilde hij nog eens bellen, toen de deur werd opengedaan. ..Zoo Rika," zei hij tot de meld die de deur opendeed, „pak eens aan. kind." En een voor een gaf hij haar de pakjes, die hij onder den arm hield, en die. welke hij uit de zakken van zijn overjas haalde, aan. f „Leg ze maar hier in de voorkamer,” ver volgde hij, „en hang mijn overjas aan den kap stok. Is mevrouw met de kinderen in de ach terkamer?” ,Ja meneer." antwoordde de gedienstige, ter wijl zij nieuwsgierig keek naar de pakjes ran allerlei afmetingen. „De kinderen worden al ongeduldig!” „Vooruit dan maar! Haal nu mijn pantoffels maar eerst van boven- En heeft mevrouw alles in het kantoor laten brengen?" „Alles meneer!" „Nu. dan zeg je binnen niet, dat ik al thuis ben. hoor!” Notaris Jansen sloot zich in zijn kantoor op. „Wat komt paatje laat thuis vanavond", zei de jongste, die slaperig tegen mama’s schoot hing, terwijl hij z'n oogjes uitwreef en gaapte. „En St. Nlcolaas komt zoo laat!" riep de oudste van zeven Jaar, waarmee nummer twee, de middelste, instemde. .Bint Nlcolaas heeft ook zooveel te doen,” antwoordde hun moeder, toen zij het knipoogje opving dat Rika haar gaf, toen zij het thee water blnnenbracht- „Maar hij komt altijd het eerste, waar kleine kinderen zijn. Nietwaar Riek?” .Ja mevrouw. *k heb al zoo’n gestommel bo ven op den zolder gehoord, net of er een paard trappelde. Ik wed, dat Sinterklaas door den schoorsteen is binnengekomen." De kinderen drongen zich om hun moeder, terwijl Rika de kamer verliet. ,Kom, dan nog eens zingen,” zei moeder, en luid klonk het: Chocolademelk lj$ liter melk of tapte melk, 6 lepels suiker, 4 lepels cacaopoeder, iets zout. Rppr de cacaopoeder, de suiker en wat koude melk dooreen tot een dunne massa. Breng de rest van de melk met het zout aan de kook, voeg er roerende de aangemengde cacao bij en laat de chocolademelk 5 minuten doorkoken. die kleine, blauwe en gezwollen handjes niet in de zakjes van het kleedingstuk, dat oorspronkelijk een mooi fluweelen vest van haar grootvader was geweest, zijn bruidegoms vest nog wel. maar dat nu geheel versleten was. Op haar rug droeg ze een vrij grooten zak met gras en wortels, welke veel en veel te zwaar voor haar was. Zoo bleef ze daar schuchter en bescheiden staan, terwijl de bond van den veldwachter haar van alle zijden besnuffelde. Ze liep bloots voets en haar dunne rokje verborg ternaüwer- Dood haar bloote beentjes. Zoodra het pijpje Weer wilde trekken, wierp de oude krljgman den lucifer weg. trapte dien alt en wendde zich daarop weer tot Nine. „Je bent weer aan het grastrekken en aan het uithalen der vuilnisbakken geweest, niet?" - „t Is voor mijn konijntje,” stamelde de kleine. Werktuiglijk volgde ze den man, die met het geweer over den schouder naar het dorp ging en wiens stevige, met spijkers beslagen schoenen luid op straat weerklonken. Haar hoorde men niet. Zij was zóó klein, dat ze als een schim voortgleed. Maar nu nam ze groote stappen om den veldwachter bij te houden, want ze was eigenlijk blij, dat ae niet meer alleen liep. „Je hebt dus een konijntje? Nou. op een an deren keer moet je vroeger naar huls gaan en niet meer bij den weg loopen. als het donker wordt.” Hij sprak heel langzaam, was karig met zjjn woorden, stapte deftig verder en riep zoo nu en dan zijn hond. De kleine Nine durfde geen woord te zeggen en keek maar naar den weg, die zich al kron kelend in de verte verloor. Zij had wat graag haar kleine handjes in zijn groote. breede hand gelegd, want ze was moe en koud, maar ze durfde niet. „Hoe oud ben je. Nine?” „Zes j*a? Hij nam z'n pijpje uit den mond en keek haar eens van terzijde met 'n soort van ruw medelijden aan. Zes jaar? Maar nee. ze jokte niet, haar heldere, zachte oogen vertelden, hoe Oud ze was: de armoede had haar echter vroeg tijdig ouder gemaakt; haar huid was reeds ge bruind en haar leden verhard. Haar oogen stonden vol tranen en die tranen schenen wel al de warmte van haar lichaampje te bevatten. Toch schreide ze maar een enkelen keer. De scherpe wind dreef nu baar tranen uit haar oogen. „’t Is gauw Sinterklaas, nietwaar?” vroeg ze eensklaps. .Binnen acht dagenWaarom?" Ze antwoordde niet, daar ze niet wist wat te zeggen. Ze had het maar gevraagd om eens haar eigen stem te hooren. En dan. Sinterklaas gaf haar het gevoel van warmte; ze dacht daar bij aan het groote. heldere vuur en aan het lekkers, dat zij het vorige jaar bij de vrouw van den kruidenier gezien had, en daar ze nu koud was en honger had. warmde en voedde ze Heb met dien naam van .Sinterklaas” De vrouw van den kruidenier had haar toegestaan kich bij het vuur te warmen en zij had haar een dikke boterham gegeven.- Misschien kreeg ae die dit Jaar wel weerZe was koorts - achtig opgewonden en voelde minder bet tin telen van haar vingertoppen. „Hoe is 1?” hernam de veldwachter. .Je ant woordt niet, Antonine? Heeft je oude groot vader George eindelijk beloofd, je wat kleeren te geven?Weet je wel. dat je je schoenen onder den schoorsteen moet zetten, dan vind Je er wat in!” Ze beurde haar hoofdje eens op, stond stil en wees zwijgend naar haar bloote voetjes. -Mijn arme deugniet draagt dus geen schoe nen?" Het kind knikte ontkennend. Misschien wilde >e nog iets zeggen, maar de veldwachter stond •til. Ze waren aan den Ingang van het dorp gekomen en ztf vervolgde alleen haar weg en trok haar manteltje om zich heen. aan, en sleepte ze maar viel. Nee! Ze waren te groot, ze deden pijn aan haar voetjes en ze waren loxl- Maar dat alles kwam er voor Slnter- klaar niet op aan. Dan werd er niet op gelet, op mooie schoentjes of oude klompen! Ieder kreeg wat. Ze deed haar vondst onder in den zak. ging de aardappelen halen, en kwam, gebukt onder haar last, maar met een verlicht hartje, thuis. Wat verlangae ze naar den avond en dan naar den blijden ochtend! Telkens zocht haar blik, toen ze op haar schamel leger lag. reeds in het duister onder den ketel, en beneden het gat, waardoor men de lucht zag, de oude schoenen van den vrachtrijder. Zoo sliep ze in en dien nacht droomde zy de heerlijkste droomen Nine had vroeg wakker willen zijn; ze sliep lang. Toen ze haar oogjes opendeed, scheen de zpn vroolijk in de hut en haar grootvader her stelde reeds zijn netten. Het kind wreef zich de oogen uit: plotseling schoot haar alles -te binnen; ze liep naar den haard en haalde haar schoenen te voorschijn. Er was niet in! Ze schreide niet, ze verroerde zich niet, maar zat doodsbleek als verlamd. In leder handje hield ze een schoen, ze keek van den een naar den andere, en haar hartje scheen stil te staan. Eindelijk zag haar grootvader het. „Wat heb je toch, klein ding?" „O, grootvader, grootvader!Het is Sin terklaas De oude stond op. nam de schoenen in z'n hand en barstte eindelijk in een schaterlach uit. „O, die zottin, die zottin! Die beeft me daar haar schoenen gezet. Maar, domme meld, de oude klaasman zal ze voor de mijne hebben aangezteif en daarom heeft hij er niets in gedaan." Nine hoorde niets meer- Haar keel werd als dichtgeknepen en ze zonk op het stroo neer om aan haar tranen den vrijen loop te laten raakten de roeiriemen, welke daar overeind stonden, bijna de zoldering. Boven vier steenen hing een groote ketel naast een emmer en een kom. In den tegenovergestelden muur zag men een groot gat. waardoor de rook een uitweg vond. Door deze opening waren een stukje van den hemel en twee eenzame sterren zichtbaar. Het meisje keek er lang naar en ze voelde zich zóó eenzaam en ongelukkig, dat ze noch honger, noch kou voelde. De woorden van den veldwachter lieten haar geen rust: ze dacht aan het naderend feest; zij bedacht, dat ze geen schoenen had en dat ze nu ook niets zou krijgen. Terwijl ze zoo stond te treuren, kwam haar konijntje onder de legerstede te voorschijn; 1 was een groot wit konijn, met mooie, roode oogjes en lange ooren, welke een bruinen rand hadden. Dadelijk vergat ze het feest en volgde haar vaste gewoonte weer. Ze haalde het telloof, de koolbladeren, de wortels "en groenteafval uit den zak en wierp die diertje toe. Weldra hoorde men in het hutje geen ander geluid dan het knabbelen van het konijntje, dat met zijn lange ooren een reus achtige schaduw wierp op de omringende mu ren. Nine kreeg weer honger en was door en door koud. Ze lichtte het deksel van den ketel op, haalde er eenlge gekookte aardappels uit, ting op 't strooi zitten, dat vol vodden lag en at gulzig. Daarop verviel ze weer in haar droef heid. Schoenen! O. had ze maar schoenen! Eensklaps ging het eindje kaars uit. 1 Werd donker, stikdonker, ’t was koud in de hut en de uitgebrande kaars verspreidde een onaange. namen geur. Het konijntje knabbelde ijverig voort en het kind keek naar de opening, die licht en lucht gaf. Nine verborg haar hoofdje, want ze werd bang. Bij elk gerucht daarbuiten sidderde ze, en meende ze den stap van haar grootvader te her kennen Maar 't war de wind in de naakte tak ken; een voertuig, dat over de brug rolde, of het gekabbel der rivier tegen de steenen glooi ing. In de verte ging een trein voorbij, die plot seling een schril gefluit deed hooren dat het kind een kreet slaakte, en klappertandend bleef zitten. Eindelijk kon ze het niet langer uithouden. Dan maar liever daar buiten bevriezen! Op den weg hielden haar de sterren nog gezelschap; zij zien altijd zoo vriendelijk neer op de arme verlaten wezentjes. Het kind verliet de hut en ging de brug over; eerst verborg ze zich achter de borstwering om niet door den tolgaarder gezien te worden; toen vloog ze voorbij het huisje van den brugwach ter, terwijl beur kleine hartje geweldig bonsde. Daar lag het station, dat, nu de trein voorbij was. door geen enkele lantaarn verlicht werd- De herberg daarginds gaf nog teekenen van leven: de vensters waren helder verlicht. Ze liep erheen, drukte haar gezichtje tegen de ruiten en herkende in den walm die er hing, haar grootvader. Hij was weer, oudergewoonte, smoordronken. De spoorwegbeambten stonden om hem heen en onthaalden hem op sterken drank, opdat hjj maar zijn dwaasheden zou uitkramen. De oude stond al waggelend met z'n armen te zwaaien en vertelde van z'n krijgstochten, z’n vischvangsten, en de poetsen, die hij den jachtopzieners gespeeld had. Zou zjj binnengaan? Wat graag! Het moest daarbinnen wel lekker warm zijn bij die groote kachel! Maar dan rMftgi not vader haar slaan; hij had niet graag, dat men hem in de herberg kwam storen- Bovendien was hij bang voor wild- en vischdieven en wilde, dat de kleine thuis bleef, om op de nétten en op zijn schuitje te passen, als hij er niet was. Rillende bleef ze dus buiten, staan. Soms, als ze stjjf werd, liep ze eens heen en weer, maar keerde toch naar het raam terug, als een insect, dat door het licht wordt aangetrokken; dan warmde ze zich in haar verbeelding. Hier was ze tenminste niet bang. Maar zij dacht des te meer aan het Sinterklaasfeest, dat zoo gauw op handen was en aan haar arme bloote voet jes. Schoenen! Och. had ze maar schoenen! Toen de spoormannen opstonden, liep ze haastig weg. Nauwelijks had ze de hut bereikt en was weer op het stroo gaan liggen, of ze hoorde haar grootvader binnenkomen, tegen de deur bonzen, omdat hjj er niet door kon en eindelijk onder het uitbraken van een stroom verwenschingen op zijn leger neervallen- Toen werd het weer stil in de hut. De arme Nine hield haar voetjes in de handen, om ze te war men. en ze herinnerde zich daarbij, hoe ze voor onderhall jaar nog geen wees was. Toen kuste men haar eiken avond goeden wanneer ze in haar warm bedje lag. Arme kleine! Haar hartje dreigde te breken. Den volgenden morgen liep Antonine reeds vroeg op den weg en zocht zich te troosten. Ze ging graag naar buiten, in die droge kou en den zonneschijn, boe weinig warmte die ook gaf. Ze was gewoon overdag van het eene plaatsje naar het andere te loopen of wel, ze volgde zij paadjes, korstjes brood zoekende en gras uit trekkende voor haar konijntje- Ze kende ieder een en zei ook iedereen goeden dag. maar koes terde een bepaalde voorliefde voor de vracht rijders. Daar ze een aardig gezichtje, blond haar en mooie heldere oogen had. en zelfs in het oude vest en ondanks haar magerheid, nog een zekere bevalligheid bezat, lieten zelfs de ruw- sten baar op hun wagen meerijden. Wanneer zij ver genoeg gekomen was, dan sprong ze er h en je daar weer, deugniet? Zwerf je dan altijd bij den weg?" Antonine stand plotseling stil; haar groote oogen. welke steeds zoo angstig rondke ken, herkenden den veldwachter, die op den boek van den bosebweg stond en in t schemer duister nog eens zoo groot leek. Zou hij baar slaan? Doch neen; de man zag er niet boos- sardig uit, hij was alleen maar wat knorrig en uit zijn humeur, dat hij door den wind zijn kort pijpje niet aan kon krijgen. Het meisje, dat met een instinctmatige beweging haar handjes had uitgestrekt. om de slagen af te weren, stak ze maar weer vlug in de zakken van haar japon netje, want ze rilde van de kou. Maar ongelukkigerwijze konden lijk chocolademelk schenken. We kunnen t beste van te voren koken, zoodat we ze avonds alleen maar even behoeven op warmen. af en kwam met een andere gelegenheid terug. Maar wanneer haar grootvader vischte, een enkelen toerist in zijn bootje roeide, of dienst deed als lijnlooper, om <fe lichters de rivier op te trekken, dan had Nine._ behalve den grooten weg, die haar aantrok, nog vriendjes en vriendinnetjes met wie ze kon spelen en met wie ze ging voddenrapen; een jongen en een meisje van den Wegwerker, de zoon van den relzenden scnarenshjper, die met zjjn wagentje van de eene plaats naar de andere ging; en de kinderen van den kolenbrander, twee meisjes en één jongen, die met hun ouders diep in het botch woonden. Met hun zevenen vormden ze een troepje onder aanvoering van den zoon van den scharenslijper. Overal ln den omtrek kende men de kinderen. De zoon van den scharenslijper was tien jaar en de jongste der bende, de kleinste van het huisgezin van den kolenbrander, was vier. Nine droeg graag dit jongske en ze liet hem zoo nu en dan ln het zand vallen. Alle zeven waren arm, hadden blozende wangen en waren vuil, maar gezond. Ze schreiden vaak, lachten nog meer, vochten om een .appel en hadden altijd honger. Dien dag vond Nine hen bij een heg verza meld; ze warmden zich ln de zon, voor een hoop keisteenen. die de wegwerker den vorigen dag had fijngemaakt en dien zij nu bewonder den. Eerst keek Nine ernaar met groote oogen. maar toen schoot het naderend Sinterklaas feest haar weer in de gedachte; ze praatte er over en klaagde haar nood. „Nietwaar, ik zal niets onder den schoorsteen vinden, want ik heb geen scheenen!" De zoon van den scharenslijper schaterde het uit, en allen lachten mee. „Voor den drommel, neen! Dan zal^Slnter- klaas niet voor jou rijden!” Nine keek hen eens aan, en zag dat het hun ernst was. Ze hadden allen het een of ander schoeisel voort, om bij den schoorsteen te zetten, een schoen, een overschoen, een klomp- Maar zij, zij alleen .stond daar op bloote voetjes. En ze ging heen, want ze wilde niet, dat de anderen haar zagen schreien en liep snikkende voort en ontmoette juist de kinderen, die uit school kwamen. Hun klompjes klotsten vroolijk op den hard-be vroren weg. Ja, al die arme kinderen konden iets onder den schoorsteen zetten en zij zouden er met Sinterklaar allen wat ln vladen Zij alleen liep op bloote voetjes, ze had zelfs geen kousen aan, en de goede bisschep zou haar niets bren- ben. Nine kwam in de hut, en sloot er zich ln op. ze keek niet eens naar haar konijntje. Ze wilde er nooit, nooit weer uitkomen! In haar wanhoop vergoot ze bittere tranen-.. Het kind hield woord en ging niet meer uit. Maar den avond voor het feest werd grootvader zeer boos, toen hij thuiskwam en zag, dat de aardappelen op waren. Hij zond zijn klein dochter dadelijk naar het dorp om er te halen- Het meisje gehoorzaamde gewillig, maar haar gemoed was vol. Toen ze op het plein kwam, herkende ze een van haar vrienden. De vrachtrijder hield stil om een reizend koopman aan te spreken, die z'n waren in de open lucht had uitgestald. „Heb Je soms ook messen, ouwe?" De koopman liet er dadelijk eenlge zien. Ter wijl de vrachtrijder er een uitzocht en probeer de. was Nine naderbij geslopen en ze keek haar oogen uit aan al dat moois: kammen, spiegeltjes, scharen, lint, poppen, speelgoed en wat al niet. Harmonica’s en vrouwenmutsen hingen heen Duidelijk hoorden ze bet hinniken van een paard buiten de deur- Schimmeltje schijnt ook al verkouden te zijn, net als Rika, want het niest hard, nadat bet zijn stem beeft laten hooren. „Krak”, ging de deur, een hand kwam door 'n kier, een hand met een wijde mouw met roo- den opslag. En overal rolden pepernoten, sul- kerboonen, koekjes en nog meer lekkers over bet tapijt. r Als ware ratten en muizen grabbelde het drie tal over den vloer. Er ging een juichkreet op. toen er weer 'n nieuwe bezending door de ka mer vloog. Aan het gejuich der kinderen kwam schier geen einde. Sint Nlcolaas stak al eens even In een onbewaakt oogenblik t hoofd door de deur, hij knikte heel aardig tegen mevrouw, die bezig was thee te zetten Toen kwam er plotseling iets ronds de kamer inrollen; t was een groote witte kool. Teleur gesteld keken de kinderen moeder aan. „Dat is voor t paard van Sint Nlcolaas,” lachte moeder. .Jullie moet ook nog eene zingen.” En hun stemmetjes lieten zich weer hooren. ofschoon wel wat zachter, want onderwijl aten ze hun lekkers op. Zingend, juichend en grab belend, ging het zoo een heele poos door. Ein delijk hield de stroom van weldaden op. „Ik denk dat Sinterklaas nu straks we] eens binnen zal komen, kinderen, wees dus nu eens een oogenblik rustig." .Komt zwarte Piet ook mee maatje?" vroeg de jongste angstig. Alle slaap was Ineens uit zijn ronde kinderenoogen verdwenen. „Nee, liefje, die moet het paard vasthouden." „Daar ben ik blij om. ik ben bang voor hem.” zei het jongste kind, dat zich vaster tegen zijn moeder drong, die de armen om hem heensloeg. Er werd getikt. Sint Nlcolaas kwam binnen. Hij zag er prachtig uit. Een lange witte rok hing hem tot op de voeten en daarover had hjj een vuurrooden mantel met goudpapieren rand, ter wijl zijn voeten in pantoffels staken met bloe men erop gewerkt, net als papa er een paar had. Om den rok zat *n mooi geborduurde strook. De goede Sint zag er heelemaal niet boos uit. Sint nam plaats en deed verschillende vra gen. HU scheen de laatste dagen danig door den schoorsteen te hebben gekeken, want hij zei tegen Kasel, den oudsten jongen, dat. als hij weer aan papa’s scheermessen kwam, Sinter klaar zou-komen om hem eens duchtig onder handen te nemen- En de kleine Emlle. op mama’s schoot, moest hem een handje geven en hem beloven 's avonds niet te liggen schreeu wen in zijn bed. maar zoet te gaan slapen. So- phietje, de middelste, kreeg *n geschenkje, om dat zij den laatsten tijd aoo gehoorzaam en aardig geweest was en zoo vooruit was gegaan met leeren! Karei beloofde beterschap. Hij ging naar Sin terklaas toe. om hem een hand te geven. Zóó zenuwachtig was hij. dat hij niet zag, waar hij liep, want opeens schreeuwde Sint Nlcolaas het uit van de pijn, „Au, Karei, je trapte op m'n eksteroog! Beter uitkijken, Jongen!" Maar Karei hoorde niets van hetgeen Sint zei. Met z’n zusje rende hij de kamer uit, ter wijl EmleltM hullend tegen moeder s borst aanviel. Eerst toen moeder boven kwam eh vertelde, dat Sinterklaas vertrokken was, durfden So- phletje en Karei weer naar beneden komen, waar hun vader vol belangstelling naar Karel’s verhaal luisterde- „Zou Sinterklaas boosbzjjn. vader?" vroeg Karei. „En zou hjj nu volgend jaar wel terug komen?" Jk zou maar goed oppassen. Jongen.” zei notaris Jansen. „En denk er vooral aan. als Sinterklaas volgend niet op z’n teenenl en weer te slingeren. Verrukt bleef ze staan en vergat de aardappelen. „Moet je niet nog wat anders hebben?" vroeg de koopman. „Geen schoenen, geen zweep of wat anders?" De man noemde *t allemaal op een deuntje. De vrachtrijder bekeek met een zekere aarze ling de geheele uitstalling. Eindelijk zei hij: „Laat me eens ’n paar schoenen zien!" Nu sloop het meisje nóg dichterbij; bijna met haar neus op de schoenen- ,Kijk!” ze. de man, ..deze zouden mij passen. Hoe duur zijn ze?" „Vijf frank." „Vijf frank? Nooit! Véél te duur!” Tien minuten lang duurde het loven en bie den. Eindelijk gaf de koopman ze voor vier frank vijftig, die de vrachtrijder stuiver voor stuiver uit z’n, beurs haalde. Daarna ging hij op z'n wagen zitten, deed langzaam de schoenen uit en trok met een stralend gezicht de nieuwe aan. Toen stond hij op en stampte eens. „Die passen me!” riep hij tenslotte. „Vooruit knol!” De kar reed verder. Maar voordat hij zjjn paard volgde, wierp de voerman de oude schoenen ln een sloot. „Die oude hebben ’t lang genoeg .uitgehou den!DagNineHuu! peerd, huu!” Hij klapte vroolijk met de zweep. Nine hoorde het niet; ze loerde op de oude schoenen en de kar was nog niet ver weg, toen ze zich reeds op haar buit wierp; ze zou tóch wat met Sin terklaas krijgen! Dat zou ze! Zij liep vlug weg. maar nauwelijks was ze uit het gezicht der huizen of ze ging aan den weg zitten om de schoenen eens op haar gemak te bekijken. De oude schoenen waren gescheurd, de zolen vol gaten en zonder hakken. Ze wer den met touw bij elkaar gebonden en waren ze ker wel tienmaal verzoold. Nine deed ze liep er een paar passen mee.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 9