De groote trek der Boeren
I
ZADELHOFF
N
I
I
I
IE
I
i
I
I
i
1
u^tAaal van den daq
Z6?
NATIONALE HERDENKING
De stilte vóór den storm
r
HET KAPERSNEST
GELDERSCHE
ROOKWORST
DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK
f]
s: lEen goede
Alle aboAné’s
ie*»huh HET ARTIKEL
MAANDAG 18 DECEMBER
JOSEPH CONRAD
Steed» verlieten de Boeren het
land, dat xy ontgonnen had
den, om de Engelsche
heerschappij te
ontvluchten
De slag bij de Bloed
rivier
i
INDERDAAD IETS FIJNS
r r
fl I
tl
rl
*Ulenb™uTl vhan uitweg I
Het zwarte wdikje komt
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
VOOK DE
nationaix/"
k\ Jk. DRANn J
SS
x>
v
gevallenen gewroken zijn.
5
SAPIENS
n
I
gevoel
ROMAN van
en
men
van
aai, UBJ, uck wtjvAiMun o - ---
®<*genaanid niets kon uitvoeren, en door dat beuren. Ik wist niet, boe spoedig en boe wreed
A
1
I
co
n.
30
wakker
staande.
oer
35
10
00
3.
oc
I
I
i
I
tusschen beide
De Engelschen
door het on-
Zelfs. toen Ik
Wanneer men de vaderlandsche boeken leest,
welke tijdens den Boerenoorlog zijn geschreven
een oorlog, die ongetwijfeld de goudvelden
en diamantmijnen tot inzet had staat men
toch verbaasd over het totaal gebrek aan ob
jectiviteit tegenover Engeland. De eerlijkheid
gebiedt te erkennen, dat tengevolge' van de
fouten, 150 jaar lang onder de O. I. C- aan
de Kaap gemaakt, daar een volk ontstaan was.
dat afgesneden van de Nederlandsche en Euro-
peesche cultuur, geestelijk geparkeerd binnen
en
en
al
en
>rte
Jen
oo-
en.
ge
en
int
aer
sr
0
or
p-
52
De
gelegen,
schaduw
nt.
18
15
nt,
nt.
i I
en
li
nt
p.
MERK
■■i
en
ke
rn
en:
ar-
ive
klx
ct.
he-
per
ul-
m
re
er
ri
le
I
t
IIIIIIIINIIIIIIIII
I -
i SA
t
r
i
i
i
i
i
i
iNAAHTÓCHT^
bij verlies van
anderen vinger
fiOOT MOET DOOR DE
WHpsriaÊvwpEti I
Lep voor oe yoon I
V LPbÖARST y
mijn geloof gerechtvaardigd zou wordenOp
de meest beproefde mlnnaarsmanler spitste
tk mijn vernuft op het verzinnen van miluelen,
om een geheim onderhoud te krijgen met Sera-
phina. De kamermeisjes vluchtten echter, als zjj
mjj maar in de verte zagen, alsof Ik de pest
had. Ik vroeg mü af. of ik maar niet eenvoudig
et stoutmoedig cp haar deur zou gaan aanklop
pen. toen ik meende een gekras te hooren op de
mtjne.
Ik ging naar de deur en luisterde. Op een kleiu
kiertje opende ik ze. maar zag niets dan de
leege galerij. Opeens werd ik opgeschrikt door
•n gefluister, en aan mijn voeten sag 1k Castro
in kruipende houding, die lispelde:
„Op zij gaan staan, alstublieft, senor."
Op handen en voeten sloop hjj mjjn kamer
binnen, en pas toen Ik de deur gesloten had,
kwam hij overeind.
..Ook hü slaapt wel eens,” aeide hfj JBn de
balustrade heeft mjj verborgen.”
Den kleinen, droefgeestIgen bandiet, die ge
woonlijk hooghartig rond stapte met een air
alsof heel de casa hem toebehoorde, nu op die
manier te zien binnenkrabbelen, was Iets, dat
wel even versteld deed staan.Hij schudde
aan de plooien van zijn mantel en gooide zijn
hoed op den grond.
„Ja, zoo was het beter. De vrouwen van het
huls zijn zelfs niet te vertrouwen,” zeide hij.
„Senor. ik voel er niets voor aan de Engel
schen te worden uitgeleverd om aan hun galg te
bengelen. Maar Ik ben by Don Carlos niet
toegelaten en daarom moet Ik aan u verslag
uitbrengen. Zoo zijn Don Carlos’ bevelen. „Dien
Littlemare had zich aan X werk gezet. Met
zenuwachtige haast ging hij voort met X schrij
ven van z’n roman. Maar de arbeid wilde niet
vlotten. Misschien lag het aan 1 trieste weer,
misschien dat het gezicht van dien leeuwerik,
die voortdurend tegen de tralies van z’n kool
vloog, storend op z’n aandacht werkte. Wat er
ook van zü. hjj hield elk oogenblik op met schrij
ven, om naar bulten te staren. Het zal onge
veer half drie geweest zijn, toen hij de dame,
die tegenover hem woonde, de deur uit zag
gaan.'zij was een klein, eenvoudig ding, ouder
wets gekleed, mager, het aschblonde haar van
achteren in een netje bij elkaar gebonden.
„Nu.” dacht hij, „wanneer ik zooveel geld had
als zü, dan zou ik niet door den regen loopen
om een pond thee te halen, of een boek in de
leesbibliotheek te rullen. En ook niet bijna den
heelen dag langs 'sheeren wegen met de hon
den aan een riem loopen. Waarom laat ze die
arme dieren niet losloopen. als ze met ze uit
gaat?”
Deze laatste gedachte scheen hem op een
Idee te brengen. HIJ stond op en keek naar bul
ten op den weg en daarna naar X venster van
het huls tegenover hem, waar hij den leeuwerik
bü het licht van de laatste stralen der zon nog
steeds tegen de tralies van z’n kooi zag fladde
ren. Het diertje begon nu en dan te zingen. De
tuinkamerdeur waarvoor de kool hing, ging
naar bulten open: ze was niet geheel gesloten.
Niets gemakkelijker, zoo dacht hü. dan even
naar binnen te loopen, den gevangene In vrij
heid te stellen en weer naar huis te gaan.
Hij wist dat de oude dienstbode der alleen
wonende dame op 1 oogenblik achter X huls
aan X werk was.
MAAR WE BEHOE-\
VE/i HiET OHOE-
RLP>T TEE/AKEM. AL5
HEJ'kQMTDAJ'fKOMT
H/ETP. LAAT DE t>TORh
MAARKOHEH. IK HEB
ER MOCrMÖOIT EEH
meeSehaakt WAAR
IK H/ET DOÖRCiE-
KOMEM BEH. J
KUK.DAAR UT DE VERTE,
DAT ZWARTE WQLKJEDA T
BE TEE KEPT STORMWEEREHH-
Hëh eem ddr ii het hi er,
WE Zl/LLESi HET ZEIL iPHALEM
ALi !K HET WEL HE 3 ZAL LIE H
L 6 EPOCH T DPAhHEH. L
Het 1» de tragedie der Boeren geweest, dat
tijdens de Fransche revolutle-oorlogen de Ne
derlanders van de Kaap verdwenen zijn en
plaats hebben moeten maken voor de Engel
schen. Weliswaar had het Nederlandsche be
wind gedurende anderhalve eeuw feitelijk nooit
iets anders gedaan dan zooveel mogelijk pro
fijt van hen trekken hen verder vrijwel ge
heel aan hun lot overlatend maar al was
de Nederlandsche Invloed op de Boerencultuur
dan In hoofdzaak negatief, de aanwezigheid
van Nederlanders aan de Kaap behoedde de
Boeren in elk geval voor vreemde invloeden.
Toen Jos Littlemare uit z’n gemakkelljken kan
toorstoel was opgestaan, zag men dat hij kreu
pel was. Z'n eene voet was lam en hl) kon zich
slechts met behulp van een kruk voortbewegen.
Langzaam ging hij het huls uit, strompelde den
weg over en daarna over het zindelijk gehouden,
met geel zand bestrooide pad dat naar het
huisje aan den overkant leidde. De oude meid
was nog steeds druk met haar werk bezig. Nie
mand zag hem.
Zachtjes liep hij naar de deur der tuinkamer.
Reeds had hij de hand aan den deurknop ge
slagen, toen hij een stem achter zich hoorde:
„Mag ik ook weten wat u daar doet?”
Z'n hand Uet den deurknop los; hij keerde
zich om. Zij stond voor ham. HU keek haar aan
en zei bedaard:
..Het heeft allen schijn, dat ik u m'n excuus
moet aanbieden omdat ik zeer onbescheiden
ben. In werkelijkheid is dit niet het geval. Ik
ben de elgqgpar van het landhuisje hier tegen
over. M’n huishoudster en haar man zouden u
De Engelschen en vooral hun zendelingen
zonder eenige ervaring met de inlandsche
volken van de Kaap zagen m de Boeren <fe
meest onchristelijke schurken. die op Gods
aardbodem rondliepen en hadden Jaren lang
den droom van een gekerstend zwart Afrika.
Op het slagveld van Isandlawahna, waar hun
bataljons door de Zoeloes vernietigd werden
zouden zU uiteindelük wel tot andere gedach
ten komen. Zelfs een waarlijk groot man als
Livingstone is verschrikkelijk onbillijk tegen-
de lange ooren, met e«n groot
de stallen waren terug gereden.
land gelegen In
Toen ik wat
het buitenbalkon boven de groote
poort, keerde het groepje Lugarenos om naar
Casa Rlego. Ze herkenden me ongetwijfeld en
één van hen zwaaide dreigend den arm onder
zijn mantel uit. lx ging naar binnen.
Dit was het eenlg teeken van bedreiging, be
slist het eenige, waardoor die dag gekenmerkt
werd.
Het was een dag van rust.
Niemand Het zich zien....
Ik sonk in een soort van rustgevend geloof
aan de werking van het toeval. Iets zou er ge-
Uitverkoop kan dan al wezen
Aan de orde van den dag
let» wat ied’re vrouw natuurlijk
Uit een zucht tot koopjes mag.
Echter er is één artikel,
Dat geen uitverkoop probeert,
Want het vliegt en nog wel zonder
Dat het u wordt aangesmeerd!
Toen wij in de zomerdagen
Dwaalden over stukjes hei.
Kwamen daar de denneboompjes
Nog maar matig in ‘t gevlet.
Want zij gaven ons geen schaduw
En zij dienen haast tot niets,
Koogstens voor het picntc-afval
Of tot steuntje voor je fiets.
Nu zijn echter aller oogen
Óp dit dennetje gericht,
Want al» kerstboom is hij plotKling
Zper en vogue en van gewicht.
Afgehapt en op een hoopje,
Nonchalant’:maar hoog in prijs
Ziet men z’aan als onderdeelen
Van het aardsche paradijs.
Strakjes, als wij kerstfeest,kieren.
Zoo naar meer modernen 'aard.
Krijgen zij hun eereplaatsje
Aan den huiselijken haard.
Zij ontlokken door 't geschitter.
Door de lichtjes en cadeaux
Dan aan opgetogen monden
Vele ah'sl en vele oh’»!
Maar dan plots daalt de töaardeering
fa, men spreekt er niet meer van....
iflant zij worden hét artikel,
Doch slechts voor., den vuilnisman!
NLARTDl BERDEN
'fNadruk verboden)
mminnnniiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiHiniiiiiiiiiiniiiiiiK
zouden zich al spoedig wat uitgeweken Huge
noten voegen en veertig Jaren na de stich
ting had men naast de ..zeeherberg” een volks
planting eer men het eigenlek self goed en wel
begreep.
Vit deze volksplanting is het Afrikaansche
volk voortgekomen als een dochtervolk van het
Nederlandsche. De dochter verschilde echter In
menig opzicht van de moeder. Met de groot
ste zorgvuldigheid beeft de Oost-Indische Com
pagnie ervoor gewaakt, dat nimmer één katho
liek Immigrant in Zuid-Afrika voet aan wal
zette en zeer lang zijn uitsluitend Neder
landsche en Fransche Calvinisten toegelaten.
Op den langen duur heeft men de Luther-
«chen niet kunnen weren, al zou men hun
tot het laatst toe beletten torenspitsen op
hun kerkjes te zetten of klokken In de torens
te hengen. Zeer duidelijk Is daar aan de Kaap
in de zeventiende en achttiende eeuw gede
monstreerd wat men in Holland nu eigenlijk
onder geloofsvrijheid verstond.
Terwijl de kolonisten vanuit Kaapstad het
binnenland introkken, stootten zU de eerste
eeuw bijna uitsluitend op Boschjesmsnnen en
Hottentotten. De eersten roeiden zU vrijwel uit,
Juist zooals de Engelache kolonisten dat nog
tweehonderd jaar later in AustraUë zouden
doen. De Matsten maakten zij zich dienstbaar
als veehoeders. Tegelijk met den opmarsclj der
Hollanders naar het Oosten en Noorden kwan,
echter een ander volk naar het Zuiden af
zakken, de Kaffers. De Kaffers of Bantoevol-
ken bestonden -Ut uiterst krijgshaftige stam
men. die evenals de Boeren zU het na
tuurlijk op nog weer veel barbaarscher ma
nier korte metten maakten met Boechjes'
mannen en Hottentotten. Uiteindelljk moesten
natuurlijk Boeren en Kaffers op elkaar stui
ten in een gewapend conflict, waarin de Boeren
alleen dank zU hun vuurwapens zouden kun
nen zegevieren.
Dit werd onder Engelsch bestuur geheel an
ders. Tot hun verbazing maakten de Engel
schen In bet achterland van Kaapstad ken
nis met een bevolking, die zich sterk onder
scheidde van de bewoners van Kaapstad en
omgeving die In taal, ontwikkeling en geeste
lijk leven een anderhalve eeuw ten achter was.
De schuld hiervoor draagt Nederland de
mannen van de Oost-Indlsche Compagnie in
de eerste plaats. Terwijl de Engelschen met de
echte Kapenaars redelijk wel hebben kunlfen
ópschieten, hebben zU met de bigotte en ach
terlijke Boeren nooit anders dan moeilijkheden
gehad. Vanaf het eerste oogenblik heeft de
ceheel verschillende opvatting omtrent het
naturellenvraagstuk van Engelschen en Boeren
elke wettelljke samenwerking
partijen onmogelijk gemaakt.
zagen de inboorlingen bU de lamp van het
Nieuwe Testament, als kinderen Gods In J.
Chr, de Boeren bU die van het Oude zij
zagen in de zwarten kinderen van Cham, die
de Heere God hun gegeven had tot houthak
kers en waterdragers en achtten het hoogst
twijfelachtig of de zwarten een ziel hadden
hem, Castro, als ik dood ben, alsof mijn ziel In
zijn lichaam was overgegaan.”
HU knikte droevig. „SiDon Carlos is een
vriend van mU en van u.”
HU schudde het hoofd en trok mjj weg vftn
de deur.
„Twee Lugarenos,” zeide hij, „Manuel en nog
een. waren van nacht op pad om in het kreu-
pelbosch buiten Rio Medio don Juen te ontmoe
ten.”
Daar had ik een sterk ^vermoeden van gehad
en ik vertelde hem van Manuel's gedrag onder
mijn venster.
hu siste wat en stampte met den voet.
Wat hij maar niet kon begrijpen, was, waar
om er bijna tot in den ochtend, enkele booten
in gereedheid moesten worden gehouden, om
■n schoener te sleepen.
Manuel was bij zonsopgang rondgegaan om
de bemanning weer naar huls te sturen. Ze had
den zich verspreid onder het maken van veel
lawaai langs het strand en onder vertdurend
gillen van: „Weg met den Inglez!"
Ik helderde dit punt voor hem op,
„Zelfs ik moet op mUn hoede zijn, ofschoon
ik een nederig vertrouwd vriend van het huls
ben!” sprak hU.
„Wat zou hü jou voor kwaad kunnen teen?”
vroeg ik.
„HU is beleefd tegen me. Vriend Gastro voor
en vriend Castro na. Bah! De duivel alleen Is
zijn vriend. HU zou me aan het gerecht kunnen
overleveren en door de gezworenen kunnen
laten veroordeelen. HU zou Quien sabe? Wat
kan X hem schelen, wat HM teet."
Men had dus om te zien naar een ander ver-
verschingsstation voor de Oostinjevaarders, een
andere „zeeherberg”. Als vanzelf kwam daar
voor In aaiuner'-ing Kaap de Goede Hoop,
die ook meermalen door onze schepen was
aangeloopen en waar reeds eenmaal de beman
ning van een schip, dat er strandde, zich bijna
een vol jaar in het leven had weten te houden.
In opdracht van Heeren Zeventien landde
in het jaar 1652 de commandeur van Rlebeek
met een kleine honderd man aan de Kaap om
daar een sterkte te bouwen en wat velden en
tuinen aan te leggen vee dacht men hoofd
zakelijk van de Hottentotten te kunnen koo-
Pen zoodat de schepen, die van en naar
Inóië varend de Kaap zouden aanloopen, zich
daar zouden kunnen „ververschen”. Niets lag
minder in de bedoeling van den commandeur
en van zUn lastgevers dan om aan Afrika's
zuidpunt een volksplanting te stichten. Zeer
terecht kan men dan ook commandeur van
Blebeek noemen den stichter „tegen wil en
dank” van Hollandsch Zuid-Afrika.
Het bleek echter niet gemakkelUk om met
Compagnie’» dienaren land- en tuinbouw tot
ontwikkeling te brengen en de beschikking
over een veestapel te verkrUgen. Daarom be
proefde men hot alras met „vrijburgers”; ont
slagenen uit den dienst der Compagnie en wat
liefhebbers uit het vaderland bU deze kern
-w-> en snUdende wind woel door de half ont-
H bladerde takken der hoornen in Sjrca-
mare-Road.
Jos Littlemare lag lui uitgestrekt In een der
clubfauteuils en keek knorrig door het venster
naar de druipende takken der boomen.
„Wie Is die dame toch?" vroeg hU aan z’n
huishoudster, „die hier tegenover woont?”
Juffrouw Peil zette de theetafel naast hem.
stookte het vuur Wat op en antwoordde: „Dat
kan ik u niet precies zeggen, mijnheer. Ik weet
alleen dat ze schatrUk is. Ten minste, dat zeg
gen de menschen, en dat ze van niemand no
titie neemt. Ze schijnt niet veel meer te doen
dan 's morgens en 's avonds haar honden uit
te laten
„Misschien Is ze wel weduwe?" zei Littlemare.
„O neen, mijnheer. Ik geloof vast dat ze een
oude jongejuffrouw is."
Littlemare begon te lachen, maar keek direct
wee? ernstig.
„In elk geval.” hernam hij „kan Ik het niet
uitstaan, dat ze daar bU X venster van haar
zitkamer een leeuwerik in een kooi heeft. Ik
zie het arme dier voortdurend tegen de tralies
vliegen. Ik zou wel eens willen weten, hoe
zij het zou vinden, als men haar In een kool
opsloot
HU Had heelemaal vergeten dat juffrouw
Peil nog in de kamer was. De laatste woorden
had hU eigenlijk maar tot zich zelf gesproken.
Juffrouw Peil sprak een paar woorden bin
nensmonds en verliet het vertrek.
De opmarsch gaat door. BU Bloetnrivier
na den slgg tot Bloedrivier verdoopt slaan
de Boeren hun lager op. Vierhonderd Boeren
worden daar twee dagen lang door twaalf
de aan
worden daar twee dagen lang
honderd Zoeloes aangevallen. Dan is
val afgeslagen en galoppeeren de Boeren te
paard naar buiten om de achtervolging te be
ginnen. Drie duizend doode en zwaargewonde
Zoeloes bedekken het veld rond den wagen
burcht.
Met dezen beshsaenden slag hadden de Boeren
het pleit gewonnen. Dat sedert dien 16 Decem
ber, Dingaansdag, voor de Afrikaner» kerkeMjk
en burgerlijk een dankdag is, laat zich zeer
goed begrijpen.
<fe Calvinistische opvattingen van den Staten-
btjbel, niet de mogeUJkheid had zich m de
stormen van den nieuwen tUd te handhaven.
Ook nu nog is de invloed der Afrlkaanders in
Zuid-Afrika in geen enkele verhouding tot hun
getal. Tegenover 1200 Afrlkaanders. die in
Engeland hoogeschool-studle maken, zUn er 12.
die dit in Nederland doenl Commercieel la
Zuid-Afrika geheel Engelsch! Dat een vorm
van onze taal zich desondanks nog weet te
handhaven is zeker een heele prestatie. Dat
wij Nederlanders die taal nauwelUks verstaan
kunnen, is ook alweer de schuld van onze
eigen fouten van vroeger.
Tusschen de jaren 1802 en 1834 zijn de En
gelschen er in geslaagd het leven der Boeren
in de buitendistricten dermate tot een hel te
maken hen telkens weerloos overleverend
gan Kaffers en Hottentotten dat ze op een
goed oogenblik zUn weggetrokken, het „dienst-
hute" uit. Maa^, zjj hebben geen Mozes zoo
als Israël had geen enkele dominé trok
als geestelUk leider met hen meel Zij hadden
alleen een Josua m den grooten voortrekker
.Pieter Retief” en verder alleen hun Staten
bijbels en buksen.
Zoo trokken zij uit niet hun vrouwen
kinderen, hun ossenwagens, hun kudden
hun Hottentottenherders. Vanaf dit oogenblik
heeft men alle beschouwing stop te zetten en
kan men slechts met stillen eerbied hun epos
volgen, dat zich in bloed en tranen gaat af
spelen. In hun rotsvast Godsvertrouwen gaan
deze stoere Calvinisten zich in de huilende
wildernissen, temidden van woeste en krijgs
haftige stammen een nieuw bestaan veroveren.
Eerst trekken zij over de Oranjerivier om bij
de Vaal te stuiten op de bloeddronken batal
jons van Moselekatze, de woeste Matabelen ge
traind om met naakte Hjven boven op de asea-
gaa'en hunner vijanden te springen. Vanuit
hun wapenburchtn, waarbinnen de vrouwen en
kinderen de buksen laden en uitspoelen, als
zU te heet worden, slaan zij de aanvallen hun
ner vijanden af. Rechtsafslaand. weer naar de
kust toe, trekken zU over het Drakegebergte.
waarvan zij de overga neen door het geboomte
heen, met vuur moesten openbranden naar
Natal het land van Christus’ Geboorte, door
Vasco da Gama op Kerstmis ontdekt.
De beenderen hunner gesneuvelden laten zU
bU de Matabelen achter. Maar daar stuiten
zU op Dingaan en zUn Zoeloes. Piet Retief
wordt met zUn mannen in de hoofdstad ver-
legenheid kan hebben met u te komen spreken.”
HU gluurde door de reet van de deur, glipte
naar bulten, weer dadelUk op handen en
knieën vallend om achter de balustrade voor
ieder op de binnenplaats verborgen te zijn.
Ook hij voelde zich niet veilig.
In den vooravond daalde ik af naar den
hot en pater Antonio, die daar op en neer
wandelde, met zUn oogen op zijn brevlet.
kunnen zeggen, dat Ik geen als heer verkleede
inbreker ben. Ik zag, dat u uitging en de tuin
kamerdeur open liet staan.”
Ze zag hem doordringend aan en zei: „Zoo;
ik moest even terug komen, omdat Ik een staal,
tes wol vergeten had, waarvan ik een paar knot
moest koopen. Oa nu heen, als u wilt.”
„U hebt nog Iets vergeten.” zei hU barsch, „en
wel dien armen vogel, die heel, heel hoog in
de lucht moest vliegen en niet in eén kooi op
gesloten moést zUn. Ik heb gezien dat hij heen
en weer fladdert t
en met zUn vleu-
ne. maar ik kwam i
xixi_
slgeniyK nier om
het diertje in vrUheid te steUen.
„Die vogel heeft een gebroken vleugel.” zei
ze langzaam. „Ik heb hem uit de klauwen van
een kat gered en Ik houd hem alleen in een
kool, totdat hU weer goed vUegen kan. Ik heb
hem vanmorgen In de kamer los gelaten, maar
goed vliegen kan hU nog niet. De kat zou hem
weer te pakken krUgen.”
HU kreeg een kleur van schaamte.
„Het spUt me, dat Ik zoo’n verkeerde ge
dachte van u had. Wees zoo goed het toe to
sclirijven aan het feit, dat ik zelf een soort ge
vangene ben en iemand, die zich niet gaarne
aan conventioneels gebruiken stoort."
Hij maakte een buiging, keerde zich om en
verwijderde zich weer om aan z’n werk te gaan.
Het weer werd hoe langer hoe slechter. Er
ging geen dag voorbU of het stortregende. HU
keek naar buiten. De kooi hing niet meer voor
X venster. ZU was leeg. De leeuwerik had z'n
vleugels uitgespreid en doorkruiste weer de
lucht. Littlemare was met dat gure weer uit
gegaan en zwaar verkouden thuis gekomen. In
X eerst was X influenza; later werd het long
ontsteking.
.JUj moet zorgvuldig -verpleegd worden.” zei
de dokter. „Het zal moeite kosten hem er door
te halen. Heeft hjj ook familie, dat u weet?”
„Neen, die heeft hU niet, efl hU is nog al
eenselvig," antwoordde de huishoudster.
Op dit oogenblik kwam de kleine dame, die
aan den overkant van den weg woonde, de
huiskamer van Peil blhnen, om te vragen, hoe
het met den patiënt ging.
,Jk ben aan X Roode Kruis werkzaam ge
weest, dokter.” zoo begon ze mln of meer ver
legen. „en al zeg ik X zelf, ik ben een goed ver
pleegster en heb niets te doen. Laat mU hem
cppassen.”
„Uitstekend.” zei de man der wetenschap;
hij gaf nog eenige aanwijzingen en vertrok. Di
rect daarna deed Mary Hollis, zoo heette de
kleine dame, een grooten witten boezelaar voor
en ging naast het bed van den zieke zitten, die
hooge koorts had en allerlei wartaal uitsloeg.
Dagenlang paste zU Littlemare op, tot hU. na
X op X kantje af van den dood opgehaald te
hebben, langzaam herstelde. Toen hjj voor de
eerste maal opzat en weer belang in X leven
begon te «tellen, sprak hij:
,.Ik moet u zeggen, dat ik u niet genoeg
dankbaar kan zUn voor al uw zorgen en zorg
vuldige verpleging Maar waarom deed u dat?"
„Dat is gemakkeltjk te zeggen,” gaf ze be
daard ten antwoord; Jk heb niemand voor
wien ik kan zorgen. Ik Mn alleen op de wereld.
Van een oude tante erfde Ik dit huis, haar geld
en haar honden.”
Een week ging voorbij. HU was buna weer
genoeg op krachten gekomen, om aan X werk
te gaan. Maar de dokter sei, dat hij naar X
vasteland, naar het Zuiden moest.
Littlemare lachte, toen hU dit hoorde.
„Je ziet het.” sprak hU tot Mary; ^k ben
in m'n kooi opgesloten en kan er niet uit.”
Ze raapte al haar moed bijeen en zei zonder
nadere Inleiding: „Er is maar één weg, dien
we beiden kunnen Inslaan. We kunnen het. zoo
als je weet, uitstekend met elkaar vinden en
verkeeren in X zelfde geval. Ik verlang er ook
naar, uit m’n kool te komen. Ik moet een en
ander van de wereld zien, maar alleen vind ik
er geen aardigheid In. Wanneer We met elkaar
trouwen, dan kunnen we samen gaan. Ik heb
meer geld dan ik voor m'n onderhoud noodig
heb en.,.."
ZU aaroelde om verder te spreken.
„Luister eens," sei hU; Jk kan niet direct
zeggen, dat ik je lief heb. En me dunkt, dat je
dat ten opzichte van mij ook niet kunt zeggen.
Maar ook ik ben alleen. Ik heb niemand waar
voor ik zorgen moet. Je hebt me gedurende m'n
ziekte verpleegd op een wUze, waarvoor ik je
niet dankbaar genoeg kan wesen. Zonder el
kander direct lief te hebben, sympathiseeren
we met elkander. Komaan, laten we het
wagen.”
Op zekeren morgen traden ze met elkaar tn
X huwelijk en een paar uur later vertrokken
ze naar X Zuiden van Frankrijk..
■fi W'HCUE
■LUCHTlErl
HU peinsde even.
„Neen! er is maar een middel tegen hem."
Óp zijn teenen stapte hU naar me toe om me
In X oor te fluisteren: „Het mes!"
„Maar dat zit zoo glad niet. Toen ik er eens
met Don Carlos over sprak, heeft hij enk>l ge
lachen. Dat was zoo zUn manier bU zaken van
belang. Nu willen ze me niet eens bU hem
blnnenlaten."
Er lag een lichte ironie In zijn stem
HU keek me strak aan, als verwachtte hü
eenig teeken van büval; daarna haalde hü de
schouders op.
„Bueno. Ziet u, hoe het staat? Wees dus op
uw hoede, senor. U is voor mü als Don Carlos
zelf de liefde uitgezonderd. Geen Engelsch
lichaam is groot genoeg om zUn ziel te ontvan
gen. Geen vriend zal u overblüven, die zün eer
als edelman zou wagen voor iemand als Tomas
Castro. Laat Ik u waarschuwen, verlaat het
huls niet, al stond er ook een blinkende engel
buiten de poort, die u bü uw naam riep. De
poort blüft nacht en dag gegrendeld. Ik heb
Cesar een wenk gegeven en die oude Afrikaan
weet meer dan de senor zou denken. Ik kan
niet zeggen, wanneer ik misschien weer de ge
prevelde me toe: „Ga op dien stoel zitten.”
en ging voort zonder op te zien.
Ik nam plaats bü den marmeren rand van
het bekken, met zün zoom van Engelache bloe
men, met z’n klaterenden waterstraal.
goudvischjes, die onbeweeglijk hadden
schoten in een troepje op mün
in het water af in de verwachting
broodkruimels te krijgen.
Met het hoofd omlaag, het brevier open
onder zün neus, kwam pater António rakelings
langs me, terwijl de zoom van zün toog over
mün voet streek en hij fluisterde In het
voorbijgaan:.
„Hebt u eenlg plan?”
Toen hü. heel langzaam loopend, terugkwam,
zeide ik: „Geen enkel.”
Toen hü weer langs kwam, sprak ik haastig:
„Ik zou graag even Carlos zien.”
Hü fronste het voorhoofd boven den rand van
zijn brevier.
Ik begreep, dat hü er op tegen Was me toe te
laten. En. waarom'sou ik ten slotte dien ster
vende verstoren? Ik had gehoord dat hü zich
dien dag sterker gevoelde. Maar hü was zich
aan X voorbereiden voor de eeuwigheid.
Pater Antonio's taak was het zielen te red
den. Ik voelde mü afschuwelük neerslachtig en
alleen de priester vroeg, nauwelijks de lippen
bewegend:
„Wat lükt u het veiligst?”
Ik had den tüd mün antwoord te overwegen.
„Zeg Carlos, dag ik denk over zee te ontsnap
pen.”
tWcrttt vervoigcD
Het tragische dpr geschiedenis van Zuid-
Afrika is. dat overal, waar de Boer gezaaid
beeft, het tenslotte altüd de Brit geweest u,
die oogstte. Dat hU telkens weer het pleit ver
liezen moest is meer de schuld van fouten
vanuit Nederland begaan dan zün eigen. Dat
Zuid-Afrika als tweede bakermat voor ons- volk
definitief verloren ging, hebben wij vrijwel uit
sluitend aan onszelf te wijten. Al de energie
en de heldenmoed, door de Boeren van Zuid-
Afrika ontwikkeld en betoond, heeft met goed
kunnen maken wat vanuit Amsterdam en Den
Haag gedurende honderdvüftlg jaar hopeloos
verfnoeid was.
Het is aanvankelijk nooit de bedoeling onser
voorvaderen geweest om aan Kaap de Goede
Hoop een volksplanting te stichten. In de
tweede helft der zeventiende eeuw zochten de
Hollanders en Zeeuwen op den oceaan niet
anders dan landen, die zü konden leeghalen
en punten om factorijen te stichten, van waar
uit zü hun koopmanschappen konden drüven.
De Vereenlgde Oost-Indische Compagnie had
geen enkele andere Illusie dan door den over-
zeeseben Jiandel zooveel mogelijk geld te ver
dienen. Ze had er niet het minste belang bij
om ergens beschaving te brengen om maar
niet van het christendom te praten of een
nieuwe woonplaats te vinden, waar ons volk
zich sou kunnen neerlaten wanneer het bin
nen de landsgrenzen minder gemakkelük zün
bestaansmogelijkheid zou vinden. Zoo snel en
zoo veilig mogelUk de specerijen van Indlë. de
züde van China en het porceleln van Japan
naar Amsterdam ter markt te brengen, was het
eenige wat Heeien Bewindhebbers belangrijk
vonden. De Spaansche en Portugeesche drang
om tn de eerste plaats de verre landen en vol
ken aan Christus en de Kerk te onderwerpen
was hun als al te onzakelük ten eenen-
male vreemd. Zü zagen die volken meer bü de
lamp van het Oude dan van het Nieuwe Tes
tament als doemwaardige heidenen, die zü
hadden te onderwerpen en dienstbaar te ma
ken. tenzü men er zonder meer rustig mee
handel kon drijven vanuit een veilige, versterk
te factorij.
Van Batavia naar Amsterdam was echter zoo
lang «ellen, 'dat op den maandenlangen tocht
heen en terug het scheepsvolk telkens
weer de verschrikkelijkste ontberingen te door
staan had en haast altüd bü tientallen, veelal
zelfs bü honderdtallen, bezweek. De scheeps
kost dier dagen bevatte niet voldoende vitami
nen en altüd weer hield de scheurbuik huls
onder de equipages, die kloek en sterk aan
boord kwamen om na een paar maanden zoo
te zün afgevallen, dat men nauwelüks genoeg
mannen overhield in staat om in het tuig naar
boven te gaan. Daarom gebruikte men al heel
spoedig het eiland St. Helena als ververschlngs-
station. maar, door den daar gepleegde roofbouw
op elk gebied, waren de bescheiden hulpmid
delen van dit kleine eiland al zeer spoedig
uitgeput.
31.
(Korte mhoud van net voorafgaandeKemp
een Engelschman uit Kent wijkt met Carloe
Rlego uit naar Jamaica, geholpen door den
verloofde van zün zuster Veronica Ralph
Rooksbv Hier komt hü In kennis met den
rechter O’ Brlen en met Don Ramon, die
Kemn willen overhalen dienst te nemen bü
seeroovere. die Rio Medio als nasis hebben
Als hu hier met op ingaat, wordt bü over
weldigd en aan boord van een echlp ge
bracht HU weet echter spoedig te ontsnap
pen en wordt omreplkt door een ander
schip dat hem naar Havanna zal meene-
- Nabij de Cubaaneche kust worden etl
echter door eeeroovere. die onder bevel etaan
-een vriend van Carloe Thomas de
Caetro. overvallen John Kemp wordt ge
vangen genomen en met het kaperschip
naar Rio Medio gebracht, waar hü gastvrij
ontvangen wordt door Don Balthasar. Hier
leidt men hem aan het eterfbed van Car
tas).
VIERDE HOOFDSTUK
Ik herinner mü. dat ik daarop In de kamer op
neer ging loopen. denkend bü me zelf: „Dat
leelük, dat is heel leelük, wat zal Ik nu
doen?”
vlei het mü in. dat ik op het oogenblik
DTEECZ) HADÊR
over de Boeren geweest. Op later leeftüd heeft
hü dat zelf althans gedeeltelUk ingezien, want
eén manuscript vol van ernstige beschuldigin
gen tegen hen Is door hem nooit In druk ge
geven. Wel na zün dood door lieden, die het
als een politiek wapen gebruikten. De Boeren
naturellenpolitiek is zeker voor crltlek vatbaar,,
die der Engelschen, welke ongetwijfeld veel
ethischer was, hield echter veel te weinig reke
ning met de realiteiten en de omstandigheden
van het oogenblik. Maar men moet den Engel
schen de eer geven, dat dank zü hun de zwarte
bevolking van Zuid-Afrika vier mlllioen
tegenover een anderhalfmillloen blanken!
niet heelemaal tot heloten gemaakt is. De pro
tectoraten Basoetoland. Swaziland en Betsjoe-
analand, die direct onder de Engelache IQ-oon
zün gebleven en die Engeland met nadruk bui
ten de Unie van Zuid-Afrika heeft gehouden,
getuigen nu nog van het Engelsche streven
om ook tegenover de zwarten de chrlsteUjke
rechtvaardigheid en liefde daadwerkeltjker te
betrachten dan de Boeren dit deden.
uid-Afrlka is alreeds voorbereidingen aan
het treffen otp straks plechtig het feit te
herdenken, dat voor 250 jaren meer dan
10.000 Boeren In arren moede het land verlie
ten. dat hunne vaderen ontgonnen hadden, om
het ondraaglijke Engelsche juk te ontvluchten
en verderop in Afrika zich nieuwe woonsteden
te zoeken.
op dit blad zijn Ingevolge de versekeringsvoorwaartlen tegen f bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f bü een ongeval met óCfl PU verlles van een hand f 1 ÓC oü verlies van een f R/ï PU ee“ breuk van X X/>
ongevallen verzekerd voor een der volgende uttkeerlngen «Jl/tZt/.-verlies van belde armen, beide Menen of beide oogen J r doodsUjken afloop J Aeen voet of een oog f 1 duim of wijsvinger J W<ëe~been at urm f nIU»“
gevoel van machteloosheid werd ik gekal
meerd. Ik ging ten slotte slapen, juist als een
ter dood veroordeelde slapen gaat; op afschu-
wehjke wijze tot rust gekomen,
veranderlijke van zün vonnis.
werd, hield het mü in zekeren zin
Ik waschte en kleedde mü. ontbeet,
zei „Goeden morgen, Cesar,” tegen den ouden
majordomus. dien Ik in de galerij ontmoette;
wisselde schertsende woorden met *te neger
jongens onder de poort, en keek naar de ezels,
die door enkele andere negerjongens In zee
gereden werden, met groot geplas van water
en luid geschreeuw. Een klein troepje men
schen, ongetwüfeld Luganeros, stond ook
op het strand, kükend naar de ezels, en luide
schertsende woorden wisselend met de zwarten.
Nadat de muilezels nat en huppelend, schud
dend met
lawaai naar
scheen al het leven van het
de levendigheid van kleuren,
leunde over
raderlljk als toovenaar doodgeslagen, verschil
lende lagers uitgemoord. Dan willen de Boeren
de onderneming opgeven. maar de vrouwen
weigeren den terugtocht te aanvaarden eer de