De groote trek der Boeren I ZADELHOFF N I I I IE I i I I i 1 u^tAaal van den daq Z6? NATIONALE HERDENKING De stilte vóór den storm r HET KAPERSNEST GELDERSCHE ROOKWORST DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK f] s: lEen goede Alle aboAné’s ie*»huh HET ARTIKEL MAANDAG 18 DECEMBER JOSEPH CONRAD Steed» verlieten de Boeren het land, dat xy ontgonnen had den, om de Engelsche heerschappij te ontvluchten De slag bij de Bloed rivier i INDERDAAD IETS FIJNS r r fl I tl rl *Ulenb™uTl vhan uitweg I Het zwarte wdikje komt AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL VOOK DE nationaix/" k\ Jk. DRANn J SS x> v gevallenen gewroken zijn. 5 SAPIENS n I gevoel ROMAN van en men van aai, UBJ, uck wtjvAiMun o - --- ®<*genaanid niets kon uitvoeren, en door dat beuren. Ik wist niet, boe spoedig en boe wreed A 1 I co n. 30 wakker staande. oer 35 10 00 3. oc I I i I tusschen beide De Engelschen door het on- Zelfs. toen Ik Wanneer men de vaderlandsche boeken leest, welke tijdens den Boerenoorlog zijn geschreven een oorlog, die ongetwijfeld de goudvelden en diamantmijnen tot inzet had staat men toch verbaasd over het totaal gebrek aan ob jectiviteit tegenover Engeland. De eerlijkheid gebiedt te erkennen, dat tengevolge' van de fouten, 150 jaar lang onder de O. I. C- aan de Kaap gemaakt, daar een volk ontstaan was. dat afgesneden van de Nederlandsche en Euro- peesche cultuur, geestelijk geparkeerd binnen en en al en >rte Jen oo- en. ge en int aer sr 0 or p- 52 De gelegen, schaduw nt. 18 15 nt, nt. i I en li nt p. MERK ■■i en ke rn en: ar- ive klx ct. he- per ul- m re er ri le I t IIIIIIIINIIIIIIIII I - i SA t r i i i i i i iNAAHTÓCHT^ bij verlies van anderen vinger fiOOT MOET DOOR DE WHpsriaÊvwpEti I Lep voor oe yoon I V LPbÖARST y mijn geloof gerechtvaardigd zou wordenOp de meest beproefde mlnnaarsmanler spitste tk mijn vernuft op het verzinnen van miluelen, om een geheim onderhoud te krijgen met Sera- phina. De kamermeisjes vluchtten echter, als zjj mjj maar in de verte zagen, alsof Ik de pest had. Ik vroeg mü af. of ik maar niet eenvoudig et stoutmoedig cp haar deur zou gaan aanklop pen. toen ik meende een gekras te hooren op de mtjne. Ik ging naar de deur en luisterde. Op een kleiu kiertje opende ik ze. maar zag niets dan de leege galerij. Opeens werd ik opgeschrikt door •n gefluister, en aan mijn voeten sag 1k Castro in kruipende houding, die lispelde: „Op zij gaan staan, alstublieft, senor." Op handen en voeten sloop hjj mjjn kamer binnen, en pas toen Ik de deur gesloten had, kwam hij overeind. ..Ook hü slaapt wel eens,” aeide hfj JBn de balustrade heeft mjj verborgen.” Den kleinen, droefgeestIgen bandiet, die ge woonlijk hooghartig rond stapte met een air alsof heel de casa hem toebehoorde, nu op die manier te zien binnenkrabbelen, was Iets, dat wel even versteld deed staan.Hij schudde aan de plooien van zijn mantel en gooide zijn hoed op den grond. „Ja, zoo was het beter. De vrouwen van het huls zijn zelfs niet te vertrouwen,” zeide hij. „Senor. ik voel er niets voor aan de Engel schen te worden uitgeleverd om aan hun galg te bengelen. Maar Ik ben by Don Carlos niet toegelaten en daarom moet Ik aan u verslag uitbrengen. Zoo zijn Don Carlos’ bevelen. „Dien Littlemare had zich aan X werk gezet. Met zenuwachtige haast ging hij voort met X schrij ven van z’n roman. Maar de arbeid wilde niet vlotten. Misschien lag het aan 1 trieste weer, misschien dat het gezicht van dien leeuwerik, die voortdurend tegen de tralies van z’n kool vloog, storend op z’n aandacht werkte. Wat er ook van zü. hjj hield elk oogenblik op met schrij ven, om naar bulten te staren. Het zal onge veer half drie geweest zijn, toen hij de dame, die tegenover hem woonde, de deur uit zag gaan.'zij was een klein, eenvoudig ding, ouder wets gekleed, mager, het aschblonde haar van achteren in een netje bij elkaar gebonden. „Nu.” dacht hij, „wanneer ik zooveel geld had als zü, dan zou ik niet door den regen loopen om een pond thee te halen, of een boek in de leesbibliotheek te rullen. En ook niet bijna den heelen dag langs 'sheeren wegen met de hon den aan een riem loopen. Waarom laat ze die arme dieren niet losloopen. als ze met ze uit gaat?” Deze laatste gedachte scheen hem op een Idee te brengen. HIJ stond op en keek naar bul ten op den weg en daarna naar X venster van het huls tegenover hem, waar hij den leeuwerik bü het licht van de laatste stralen der zon nog steeds tegen de tralies van z’n kooi zag fladde ren. Het diertje begon nu en dan te zingen. De tuinkamerdeur waarvoor de kool hing, ging naar bulten open: ze was niet geheel gesloten. Niets gemakkelijker, zoo dacht hü. dan even naar binnen te loopen, den gevangene In vrij heid te stellen en weer naar huis te gaan. Hij wist dat de oude dienstbode der alleen wonende dame op 1 oogenblik achter X huls aan X werk was. MAAR WE BEHOE-\ VE/i HiET OHOE- RLP>T TEE/AKEM. AL5 HEJ'kQMTDAJ'fKOMT H/ETP. LAAT DE t>TORh MAARKOHEH. IK HEB ER MOCrMÖOIT EEH meeSehaakt WAAR IK H/ET DOÖRCiE- KOMEM BEH. J KUK.DAAR UT DE VERTE, DAT ZWARTE WQLKJEDA T BE TEE KEPT STORMWEEREHH- Hëh eem ddr ii het hi er, WE Zl/LLESi HET ZEIL iPHALEM ALi !K HET WEL HE 3 ZAL LIE H L 6 EPOCH T DPAhHEH. L Het 1» de tragedie der Boeren geweest, dat tijdens de Fransche revolutle-oorlogen de Ne derlanders van de Kaap verdwenen zijn en plaats hebben moeten maken voor de Engel schen. Weliswaar had het Nederlandsche be wind gedurende anderhalve eeuw feitelijk nooit iets anders gedaan dan zooveel mogelijk pro fijt van hen trekken hen verder vrijwel ge heel aan hun lot overlatend maar al was de Nederlandsche Invloed op de Boerencultuur dan In hoofdzaak negatief, de aanwezigheid van Nederlanders aan de Kaap behoedde de Boeren in elk geval voor vreemde invloeden. Toen Jos Littlemare uit z’n gemakkelljken kan toorstoel was opgestaan, zag men dat hij kreu pel was. Z'n eene voet was lam en hl) kon zich slechts met behulp van een kruk voortbewegen. Langzaam ging hij het huls uit, strompelde den weg over en daarna over het zindelijk gehouden, met geel zand bestrooide pad dat naar het huisje aan den overkant leidde. De oude meid was nog steeds druk met haar werk bezig. Nie mand zag hem. Zachtjes liep hij naar de deur der tuinkamer. Reeds had hij de hand aan den deurknop ge slagen, toen hij een stem achter zich hoorde: „Mag ik ook weten wat u daar doet?” Z'n hand Uet den deurknop los; hij keerde zich om. Zij stond voor ham. HU keek haar aan en zei bedaard: ..Het heeft allen schijn, dat ik u m'n excuus moet aanbieden omdat ik zeer onbescheiden ben. In werkelijkheid is dit niet het geval. Ik ben de elgqgpar van het landhuisje hier tegen over. M’n huishoudster en haar man zouden u De Engelschen en vooral hun zendelingen zonder eenige ervaring met de inlandsche volken van de Kaap zagen m de Boeren <fe meest onchristelijke schurken. die op Gods aardbodem rondliepen en hadden Jaren lang den droom van een gekerstend zwart Afrika. Op het slagveld van Isandlawahna, waar hun bataljons door de Zoeloes vernietigd werden zouden zU uiteindelük wel tot andere gedach ten komen. Zelfs een waarlijk groot man als Livingstone is verschrikkelijk onbillijk tegen- de lange ooren, met e«n groot de stallen waren terug gereden. land gelegen In Toen ik wat het buitenbalkon boven de groote poort, keerde het groepje Lugarenos om naar Casa Rlego. Ze herkenden me ongetwijfeld en één van hen zwaaide dreigend den arm onder zijn mantel uit. lx ging naar binnen. Dit was het eenlg teeken van bedreiging, be slist het eenige, waardoor die dag gekenmerkt werd. Het was een dag van rust. Niemand Het zich zien.... Ik sonk in een soort van rustgevend geloof aan de werking van het toeval. Iets zou er ge- Uitverkoop kan dan al wezen Aan de orde van den dag let» wat ied’re vrouw natuurlijk Uit een zucht tot koopjes mag. Echter er is één artikel, Dat geen uitverkoop probeert, Want het vliegt en nog wel zonder Dat het u wordt aangesmeerd! Toen wij in de zomerdagen Dwaalden over stukjes hei. Kwamen daar de denneboompjes Nog maar matig in ‘t gevlet. Want zij gaven ons geen schaduw En zij dienen haast tot niets, Koogstens voor het picntc-afval Of tot steuntje voor je fiets. Nu zijn echter aller oogen Óp dit dennetje gericht, Want al» kerstboom is hij plotKling Zper en vogue en van gewicht. Afgehapt en op een hoopje, Nonchalant’:maar hoog in prijs Ziet men z’aan als onderdeelen Van het aardsche paradijs. Strakjes, als wij kerstfeest,kieren. Zoo naar meer modernen 'aard. Krijgen zij hun eereplaatsje Aan den huiselijken haard. Zij ontlokken door 't geschitter. Door de lichtjes en cadeaux Dan aan opgetogen monden Vele ah'sl en vele oh’»! Maar dan plots daalt de töaardeering fa, men spreekt er niet meer van.... iflant zij worden hét artikel, Doch slechts voor., den vuilnisman! NLARTDl BERDEN 'fNadruk verboden) mminnnniiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiHiniiiiiiiiiiniiiiiiK zouden zich al spoedig wat uitgeweken Huge noten voegen en veertig Jaren na de stich ting had men naast de ..zeeherberg” een volks planting eer men het eigenlek self goed en wel begreep. Vit deze volksplanting is het Afrikaansche volk voortgekomen als een dochtervolk van het Nederlandsche. De dochter verschilde echter In menig opzicht van de moeder. Met de groot ste zorgvuldigheid beeft de Oost-Indische Com pagnie ervoor gewaakt, dat nimmer één katho liek Immigrant in Zuid-Afrika voet aan wal zette en zeer lang zijn uitsluitend Neder landsche en Fransche Calvinisten toegelaten. Op den langen duur heeft men de Luther- «chen niet kunnen weren, al zou men hun tot het laatst toe beletten torenspitsen op hun kerkjes te zetten of klokken In de torens te hengen. Zeer duidelijk Is daar aan de Kaap in de zeventiende en achttiende eeuw gede monstreerd wat men in Holland nu eigenlijk onder geloofsvrijheid verstond. Terwijl de kolonisten vanuit Kaapstad het binnenland introkken, stootten zU de eerste eeuw bijna uitsluitend op Boschjesmsnnen en Hottentotten. De eersten roeiden zU vrijwel uit, Juist zooals de Engelache kolonisten dat nog tweehonderd jaar later in AustraUë zouden doen. De Matsten maakten zij zich dienstbaar als veehoeders. Tegelijk met den opmarsclj der Hollanders naar het Oosten en Noorden kwan, echter een ander volk naar het Zuiden af zakken, de Kaffers. De Kaffers of Bantoevol- ken bestonden -Ut uiterst krijgshaftige stam men. die evenals de Boeren zU het na tuurlijk op nog weer veel barbaarscher ma nier korte metten maakten met Boechjes' mannen en Hottentotten. Uiteindelljk moesten natuurlijk Boeren en Kaffers op elkaar stui ten in een gewapend conflict, waarin de Boeren alleen dank zU hun vuurwapens zouden kun nen zegevieren. Dit werd onder Engelsch bestuur geheel an ders. Tot hun verbazing maakten de Engel schen In bet achterland van Kaapstad ken nis met een bevolking, die zich sterk onder scheidde van de bewoners van Kaapstad en omgeving die In taal, ontwikkeling en geeste lijk leven een anderhalve eeuw ten achter was. De schuld hiervoor draagt Nederland de mannen van de Oost-Indlsche Compagnie in de eerste plaats. Terwijl de Engelschen met de echte Kapenaars redelijk wel hebben kunlfen ópschieten, hebben zU met de bigotte en ach terlijke Boeren nooit anders dan moeilijkheden gehad. Vanaf het eerste oogenblik heeft de ceheel verschillende opvatting omtrent het naturellenvraagstuk van Engelschen en Boeren elke wettelljke samenwerking partijen onmogelijk gemaakt. zagen de inboorlingen bU de lamp van het Nieuwe Testament, als kinderen Gods In J. Chr, de Boeren bU die van het Oude zij zagen in de zwarten kinderen van Cham, die de Heere God hun gegeven had tot houthak kers en waterdragers en achtten het hoogst twijfelachtig of de zwarten een ziel hadden hem, Castro, als ik dood ben, alsof mijn ziel In zijn lichaam was overgegaan.” HU knikte droevig. „SiDon Carlos is een vriend van mU en van u.” HU schudde het hoofd en trok mjj weg vftn de deur. „Twee Lugarenos,” zeide hij, „Manuel en nog een. waren van nacht op pad om in het kreu- pelbosch buiten Rio Medio don Juen te ontmoe ten.” Daar had ik een sterk ^vermoeden van gehad en ik vertelde hem van Manuel's gedrag onder mijn venster. hu siste wat en stampte met den voet. Wat hij maar niet kon begrijpen, was, waar om er bijna tot in den ochtend, enkele booten in gereedheid moesten worden gehouden, om ■n schoener te sleepen. Manuel was bij zonsopgang rondgegaan om de bemanning weer naar huls te sturen. Ze had den zich verspreid onder het maken van veel lawaai langs het strand en onder vertdurend gillen van: „Weg met den Inglez!" Ik helderde dit punt voor hem op, „Zelfs ik moet op mUn hoede zijn, ofschoon ik een nederig vertrouwd vriend van het huls ben!” sprak hU. „Wat zou hü jou voor kwaad kunnen teen?” vroeg ik. „HU is beleefd tegen me. Vriend Gastro voor en vriend Castro na. Bah! De duivel alleen Is zijn vriend. HU zou me aan het gerecht kunnen overleveren en door de gezworenen kunnen laten veroordeelen. HU zou Quien sabe? Wat kan X hem schelen, wat HM teet." Men had dus om te zien naar een ander ver- verschingsstation voor de Oostinjevaarders, een andere „zeeherberg”. Als vanzelf kwam daar voor In aaiuner'-ing Kaap de Goede Hoop, die ook meermalen door onze schepen was aangeloopen en waar reeds eenmaal de beman ning van een schip, dat er strandde, zich bijna een vol jaar in het leven had weten te houden. In opdracht van Heeren Zeventien landde in het jaar 1652 de commandeur van Rlebeek met een kleine honderd man aan de Kaap om daar een sterkte te bouwen en wat velden en tuinen aan te leggen vee dacht men hoofd zakelijk van de Hottentotten te kunnen koo- Pen zoodat de schepen, die van en naar Inóië varend de Kaap zouden aanloopen, zich daar zouden kunnen „ververschen”. Niets lag minder in de bedoeling van den commandeur en van zUn lastgevers dan om aan Afrika's zuidpunt een volksplanting te stichten. Zeer terecht kan men dan ook commandeur van Blebeek noemen den stichter „tegen wil en dank” van Hollandsch Zuid-Afrika. Het bleek echter niet gemakkelUk om met Compagnie’» dienaren land- en tuinbouw tot ontwikkeling te brengen en de beschikking over een veestapel te verkrUgen. Daarom be proefde men hot alras met „vrijburgers”; ont slagenen uit den dienst der Compagnie en wat liefhebbers uit het vaderland bU deze kern -w-> en snUdende wind woel door de half ont- H bladerde takken der hoornen in Sjrca- mare-Road. Jos Littlemare lag lui uitgestrekt In een der clubfauteuils en keek knorrig door het venster naar de druipende takken der boomen. „Wie Is die dame toch?" vroeg hU aan z’n huishoudster, „die hier tegenover woont?” Juffrouw Peil zette de theetafel naast hem. stookte het vuur Wat op en antwoordde: „Dat kan ik u niet precies zeggen, mijnheer. Ik weet alleen dat ze schatrUk is. Ten minste, dat zeg gen de menschen, en dat ze van niemand no titie neemt. Ze schijnt niet veel meer te doen dan 's morgens en 's avonds haar honden uit te laten „Misschien Is ze wel weduwe?" zei Littlemare. „O neen, mijnheer. Ik geloof vast dat ze een oude jongejuffrouw is." Littlemare begon te lachen, maar keek direct wee? ernstig. „In elk geval.” hernam hij „kan Ik het niet uitstaan, dat ze daar bU X venster van haar zitkamer een leeuwerik in een kooi heeft. Ik zie het arme dier voortdurend tegen de tralies vliegen. Ik zou wel eens willen weten, hoe zij het zou vinden, als men haar In een kool opsloot HU Had heelemaal vergeten dat juffrouw Peil nog in de kamer was. De laatste woorden had hU eigenlijk maar tot zich zelf gesproken. Juffrouw Peil sprak een paar woorden bin nensmonds en verliet het vertrek. De opmarsch gaat door. BU Bloetnrivier na den slgg tot Bloedrivier verdoopt slaan de Boeren hun lager op. Vierhonderd Boeren worden daar twee dagen lang door twaalf de aan worden daar twee dagen lang honderd Zoeloes aangevallen. Dan is val afgeslagen en galoppeeren de Boeren te paard naar buiten om de achtervolging te be ginnen. Drie duizend doode en zwaargewonde Zoeloes bedekken het veld rond den wagen burcht. Met dezen beshsaenden slag hadden de Boeren het pleit gewonnen. Dat sedert dien 16 Decem ber, Dingaansdag, voor de Afrikaner» kerkeMjk en burgerlijk een dankdag is, laat zich zeer goed begrijpen. <fe Calvinistische opvattingen van den Staten- btjbel, niet de mogeUJkheid had zich m de stormen van den nieuwen tUd te handhaven. Ook nu nog is de invloed der Afrlkaanders in Zuid-Afrika in geen enkele verhouding tot hun getal. Tegenover 1200 Afrlkaanders. die in Engeland hoogeschool-studle maken, zUn er 12. die dit in Nederland doenl Commercieel la Zuid-Afrika geheel Engelsch! Dat een vorm van onze taal zich desondanks nog weet te handhaven is zeker een heele prestatie. Dat wij Nederlanders die taal nauwelUks verstaan kunnen, is ook alweer de schuld van onze eigen fouten van vroeger. Tusschen de jaren 1802 en 1834 zijn de En gelschen er in geslaagd het leven der Boeren in de buitendistricten dermate tot een hel te maken hen telkens weerloos overleverend gan Kaffers en Hottentotten dat ze op een goed oogenblik zUn weggetrokken, het „dienst- hute" uit. Maa^, zjj hebben geen Mozes zoo als Israël had geen enkele dominé trok als geestelUk leider met hen meel Zij hadden alleen een Josua m den grooten voortrekker .Pieter Retief” en verder alleen hun Staten bijbels en buksen. Zoo trokken zij uit niet hun vrouwen kinderen, hun ossenwagens, hun kudden hun Hottentottenherders. Vanaf dit oogenblik heeft men alle beschouwing stop te zetten en kan men slechts met stillen eerbied hun epos volgen, dat zich in bloed en tranen gaat af spelen. In hun rotsvast Godsvertrouwen gaan deze stoere Calvinisten zich in de huilende wildernissen, temidden van woeste en krijgs haftige stammen een nieuw bestaan veroveren. Eerst trekken zij over de Oranjerivier om bij de Vaal te stuiten op de bloeddronken batal jons van Moselekatze, de woeste Matabelen ge traind om met naakte Hjven boven op de asea- gaa'en hunner vijanden te springen. Vanuit hun wapenburchtn, waarbinnen de vrouwen en kinderen de buksen laden en uitspoelen, als zU te heet worden, slaan zij de aanvallen hun ner vijanden af. Rechtsafslaand. weer naar de kust toe, trekken zU over het Drakegebergte. waarvan zij de overga neen door het geboomte heen, met vuur moesten openbranden naar Natal het land van Christus’ Geboorte, door Vasco da Gama op Kerstmis ontdekt. De beenderen hunner gesneuvelden laten zU bU de Matabelen achter. Maar daar stuiten zU op Dingaan en zUn Zoeloes. Piet Retief wordt met zUn mannen in de hoofdstad ver- legenheid kan hebben met u te komen spreken.” HU gluurde door de reet van de deur, glipte naar bulten, weer dadelUk op handen en knieën vallend om achter de balustrade voor ieder op de binnenplaats verborgen te zijn. Ook hij voelde zich niet veilig. In den vooravond daalde ik af naar den hot en pater Antonio, die daar op en neer wandelde, met zUn oogen op zijn brevlet. kunnen zeggen, dat Ik geen als heer verkleede inbreker ben. Ik zag, dat u uitging en de tuin kamerdeur open liet staan.” Ze zag hem doordringend aan en zei: „Zoo; ik moest even terug komen, omdat Ik een staal, tes wol vergeten had, waarvan ik een paar knot moest koopen. Oa nu heen, als u wilt.” „U hebt nog Iets vergeten.” zei hU barsch, „en wel dien armen vogel, die heel, heel hoog in de lucht moest vliegen en niet in eén kooi op gesloten moést zUn. Ik heb gezien dat hij heen en weer fladdert t en met zUn vleu- ne. maar ik kwam i xixi_ slgeniyK nier om het diertje in vrUheid te steUen. „Die vogel heeft een gebroken vleugel.” zei ze langzaam. „Ik heb hem uit de klauwen van een kat gered en Ik houd hem alleen in een kool, totdat hU weer goed vUegen kan. Ik heb hem vanmorgen In de kamer los gelaten, maar goed vliegen kan hU nog niet. De kat zou hem weer te pakken krUgen.” HU kreeg een kleur van schaamte. „Het spUt me, dat Ik zoo’n verkeerde ge dachte van u had. Wees zoo goed het toe to sclirijven aan het feit, dat ik zelf een soort ge vangene ben en iemand, die zich niet gaarne aan conventioneels gebruiken stoort." Hij maakte een buiging, keerde zich om en verwijderde zich weer om aan z’n werk te gaan. Het weer werd hoe langer hoe slechter. Er ging geen dag voorbU of het stortregende. HU keek naar buiten. De kooi hing niet meer voor X venster. ZU was leeg. De leeuwerik had z'n vleugels uitgespreid en doorkruiste weer de lucht. Littlemare was met dat gure weer uit gegaan en zwaar verkouden thuis gekomen. In X eerst was X influenza; later werd het long ontsteking. .JUj moet zorgvuldig -verpleegd worden.” zei de dokter. „Het zal moeite kosten hem er door te halen. Heeft hjj ook familie, dat u weet?” „Neen, die heeft hU niet, efl hU is nog al eenselvig," antwoordde de huishoudster. Op dit oogenblik kwam de kleine dame, die aan den overkant van den weg woonde, de huiskamer van Peil blhnen, om te vragen, hoe het met den patiënt ging. ,Jk ben aan X Roode Kruis werkzaam ge weest, dokter.” zoo begon ze mln of meer ver legen. „en al zeg ik X zelf, ik ben een goed ver pleegster en heb niets te doen. Laat mU hem cppassen.” „Uitstekend.” zei de man der wetenschap; hij gaf nog eenige aanwijzingen en vertrok. Di rect daarna deed Mary Hollis, zoo heette de kleine dame, een grooten witten boezelaar voor en ging naast het bed van den zieke zitten, die hooge koorts had en allerlei wartaal uitsloeg. Dagenlang paste zU Littlemare op, tot hU. na X op X kantje af van den dood opgehaald te hebben, langzaam herstelde. Toen hjj voor de eerste maal opzat en weer belang in X leven begon te «tellen, sprak hij: ,.Ik moet u zeggen, dat ik u niet genoeg dankbaar kan zUn voor al uw zorgen en zorg vuldige verpleging Maar waarom deed u dat?" „Dat is gemakkeltjk te zeggen,” gaf ze be daard ten antwoord; Jk heb niemand voor wien ik kan zorgen. Ik Mn alleen op de wereld. Van een oude tante erfde Ik dit huis, haar geld en haar honden.” Een week ging voorbij. HU was buna weer genoeg op krachten gekomen, om aan X werk te gaan. Maar de dokter sei, dat hij naar X vasteland, naar het Zuiden moest. Littlemare lachte, toen hU dit hoorde. „Je ziet het.” sprak hU tot Mary; ^k ben in m'n kooi opgesloten en kan er niet uit.” Ze raapte al haar moed bijeen en zei zonder nadere Inleiding: „Er is maar één weg, dien we beiden kunnen Inslaan. We kunnen het. zoo als je weet, uitstekend met elkaar vinden en verkeeren in X zelfde geval. Ik verlang er ook naar, uit m’n kool te komen. Ik moet een en ander van de wereld zien, maar alleen vind ik er geen aardigheid In. Wanneer We met elkaar trouwen, dan kunnen we samen gaan. Ik heb meer geld dan ik voor m'n onderhoud noodig heb en.,.." ZU aaroelde om verder te spreken. „Luister eens," sei hU; Jk kan niet direct zeggen, dat ik je lief heb. En me dunkt, dat je dat ten opzichte van mij ook niet kunt zeggen. Maar ook ik ben alleen. Ik heb niemand waar voor ik zorgen moet. Je hebt me gedurende m'n ziekte verpleegd op een wUze, waarvoor ik je niet dankbaar genoeg kan wesen. Zonder el kander direct lief te hebben, sympathiseeren we met elkander. Komaan, laten we het wagen.” Op zekeren morgen traden ze met elkaar tn X huwelijk en een paar uur later vertrokken ze naar X Zuiden van Frankrijk.. ■fi W'HCUE ■LUCHTlErl HU peinsde even. „Neen! er is maar een middel tegen hem." Óp zijn teenen stapte hU naar me toe om me In X oor te fluisteren: „Het mes!" „Maar dat zit zoo glad niet. Toen ik er eens met Don Carlos over sprak, heeft hij enk>l ge lachen. Dat was zoo zUn manier bU zaken van belang. Nu willen ze me niet eens bU hem blnnenlaten." Er lag een lichte ironie In zijn stem HU keek me strak aan, als verwachtte hü eenig teeken van büval; daarna haalde hü de schouders op. „Bueno. Ziet u, hoe het staat? Wees dus op uw hoede, senor. U is voor mü als Don Carlos zelf de liefde uitgezonderd. Geen Engelsch lichaam is groot genoeg om zUn ziel te ontvan gen. Geen vriend zal u overblüven, die zün eer als edelman zou wagen voor iemand als Tomas Castro. Laat Ik u waarschuwen, verlaat het huls niet, al stond er ook een blinkende engel buiten de poort, die u bü uw naam riep. De poort blüft nacht en dag gegrendeld. Ik heb Cesar een wenk gegeven en die oude Afrikaan weet meer dan de senor zou denken. Ik kan niet zeggen, wanneer ik misschien weer de ge prevelde me toe: „Ga op dien stoel zitten.” en ging voort zonder op te zien. Ik nam plaats bü den marmeren rand van het bekken, met zün zoom van Engelache bloe men, met z’n klaterenden waterstraal. goudvischjes, die onbeweeglijk hadden schoten in een troepje op mün in het water af in de verwachting broodkruimels te krijgen. Met het hoofd omlaag, het brevier open onder zün neus, kwam pater António rakelings langs me, terwijl de zoom van zün toog over mün voet streek en hij fluisterde In het voorbijgaan:. „Hebt u eenlg plan?” Toen hü. heel langzaam loopend, terugkwam, zeide ik: „Geen enkel.” Toen hü weer langs kwam, sprak ik haastig: „Ik zou graag even Carlos zien.” Hü fronste het voorhoofd boven den rand van zijn brevier. Ik begreep, dat hü er op tegen Was me toe te laten. En. waarom'sou ik ten slotte dien ster vende verstoren? Ik had gehoord dat hü zich dien dag sterker gevoelde. Maar hü was zich aan X voorbereiden voor de eeuwigheid. Pater Antonio's taak was het zielen te red den. Ik voelde mü afschuwelük neerslachtig en alleen de priester vroeg, nauwelijks de lippen bewegend: „Wat lükt u het veiligst?” Ik had den tüd mün antwoord te overwegen. „Zeg Carlos, dag ik denk over zee te ontsnap pen.” tWcrttt vervoigcD Het tragische dpr geschiedenis van Zuid- Afrika is. dat overal, waar de Boer gezaaid beeft, het tenslotte altüd de Brit geweest u, die oogstte. Dat hU telkens weer het pleit ver liezen moest is meer de schuld van fouten vanuit Nederland begaan dan zün eigen. Dat Zuid-Afrika als tweede bakermat voor ons- volk definitief verloren ging, hebben wij vrijwel uit sluitend aan onszelf te wijten. Al de energie en de heldenmoed, door de Boeren van Zuid- Afrika ontwikkeld en betoond, heeft met goed kunnen maken wat vanuit Amsterdam en Den Haag gedurende honderdvüftlg jaar hopeloos verfnoeid was. Het is aanvankelijk nooit de bedoeling onser voorvaderen geweest om aan Kaap de Goede Hoop een volksplanting te stichten. In de tweede helft der zeventiende eeuw zochten de Hollanders en Zeeuwen op den oceaan niet anders dan landen, die zü konden leeghalen en punten om factorijen te stichten, van waar uit zü hun koopmanschappen konden drüven. De Vereenlgde Oost-Indische Compagnie had geen enkele andere Illusie dan door den over- zeeseben Jiandel zooveel mogelijk geld te ver dienen. Ze had er niet het minste belang bij om ergens beschaving te brengen om maar niet van het christendom te praten of een nieuwe woonplaats te vinden, waar ons volk zich sou kunnen neerlaten wanneer het bin nen de landsgrenzen minder gemakkelük zün bestaansmogelijkheid zou vinden. Zoo snel en zoo veilig mogelUk de specerijen van Indlë. de züde van China en het porceleln van Japan naar Amsterdam ter markt te brengen, was het eenige wat Heeien Bewindhebbers belangrijk vonden. De Spaansche en Portugeesche drang om tn de eerste plaats de verre landen en vol ken aan Christus en de Kerk te onderwerpen was hun als al te onzakelük ten eenen- male vreemd. Zü zagen die volken meer bü de lamp van het Oude dan van het Nieuwe Tes tament als doemwaardige heidenen, die zü hadden te onderwerpen en dienstbaar te ma ken. tenzü men er zonder meer rustig mee handel kon drijven vanuit een veilige, versterk te factorij. Van Batavia naar Amsterdam was echter zoo lang «ellen, 'dat op den maandenlangen tocht heen en terug het scheepsvolk telkens weer de verschrikkelijkste ontberingen te door staan had en haast altüd bü tientallen, veelal zelfs bü honderdtallen, bezweek. De scheeps kost dier dagen bevatte niet voldoende vitami nen en altüd weer hield de scheurbuik huls onder de equipages, die kloek en sterk aan boord kwamen om na een paar maanden zoo te zün afgevallen, dat men nauwelüks genoeg mannen overhield in staat om in het tuig naar boven te gaan. Daarom gebruikte men al heel spoedig het eiland St. Helena als ververschlngs- station. maar, door den daar gepleegde roofbouw op elk gebied, waren de bescheiden hulpmid delen van dit kleine eiland al zeer spoedig uitgeput. 31. (Korte mhoud van net voorafgaandeKemp een Engelschman uit Kent wijkt met Carloe Rlego uit naar Jamaica, geholpen door den verloofde van zün zuster Veronica Ralph Rooksbv Hier komt hü In kennis met den rechter O’ Brlen en met Don Ramon, die Kemn willen overhalen dienst te nemen bü seeroovere. die Rio Medio als nasis hebben Als hu hier met op ingaat, wordt bü over weldigd en aan boord van een echlp ge bracht HU weet echter spoedig te ontsnap pen en wordt omreplkt door een ander schip dat hem naar Havanna zal meene- - Nabij de Cubaaneche kust worden etl echter door eeeroovere. die onder bevel etaan -een vriend van Carloe Thomas de Caetro. overvallen John Kemp wordt ge vangen genomen en met het kaperschip naar Rio Medio gebracht, waar hü gastvrij ontvangen wordt door Don Balthasar. Hier leidt men hem aan het eterfbed van Car tas). VIERDE HOOFDSTUK Ik herinner mü. dat ik daarop In de kamer op neer ging loopen. denkend bü me zelf: „Dat leelük, dat is heel leelük, wat zal Ik nu doen?” vlei het mü in. dat ik op het oogenblik DTEECZ) HADÊR over de Boeren geweest. Op later leeftüd heeft hü dat zelf althans gedeeltelUk ingezien, want eén manuscript vol van ernstige beschuldigin gen tegen hen Is door hem nooit In druk ge geven. Wel na zün dood door lieden, die het als een politiek wapen gebruikten. De Boeren naturellenpolitiek is zeker voor crltlek vatbaar,, die der Engelschen, welke ongetwijfeld veel ethischer was, hield echter veel te weinig reke ning met de realiteiten en de omstandigheden van het oogenblik. Maar men moet den Engel schen de eer geven, dat dank zü hun de zwarte bevolking van Zuid-Afrika vier mlllioen tegenover een anderhalfmillloen blanken! niet heelemaal tot heloten gemaakt is. De pro tectoraten Basoetoland. Swaziland en Betsjoe- analand, die direct onder de Engelache IQ-oon zün gebleven en die Engeland met nadruk bui ten de Unie van Zuid-Afrika heeft gehouden, getuigen nu nog van het Engelsche streven om ook tegenover de zwarten de chrlsteUjke rechtvaardigheid en liefde daadwerkeltjker te betrachten dan de Boeren dit deden. uid-Afrlka is alreeds voorbereidingen aan het treffen otp straks plechtig het feit te herdenken, dat voor 250 jaren meer dan 10.000 Boeren In arren moede het land verlie ten. dat hunne vaderen ontgonnen hadden, om het ondraaglijke Engelsche juk te ontvluchten en verderop in Afrika zich nieuwe woonsteden te zoeken. op dit blad zijn Ingevolge de versekeringsvoorwaartlen tegen f bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f bü een ongeval met óCfl PU verlles van een hand f 1 ÓC oü verlies van een f R/ï PU ee“ breuk van X X/> ongevallen verzekerd voor een der volgende uttkeerlngen «Jl/tZt/.-verlies van belde armen, beide Menen of beide oogen J r doodsUjken afloop J Aeen voet of een oog f 1 duim of wijsvinger J W<ëe~been at urm f nIU»“ gevoel van machteloosheid werd ik gekal meerd. Ik ging ten slotte slapen, juist als een ter dood veroordeelde slapen gaat; op afschu- wehjke wijze tot rust gekomen, veranderlijke van zün vonnis. werd, hield het mü in zekeren zin Ik waschte en kleedde mü. ontbeet, zei „Goeden morgen, Cesar,” tegen den ouden majordomus. dien Ik in de galerij ontmoette; wisselde schertsende woorden met *te neger jongens onder de poort, en keek naar de ezels, die door enkele andere negerjongens In zee gereden werden, met groot geplas van water en luid geschreeuw. Een klein troepje men schen, ongetwüfeld Luganeros, stond ook op het strand, kükend naar de ezels, en luide schertsende woorden wisselend met de zwarten. Nadat de muilezels nat en huppelend, schud dend met lawaai naar scheen al het leven van het de levendigheid van kleuren, leunde over raderlljk als toovenaar doodgeslagen, verschil lende lagers uitgemoord. Dan willen de Boeren de onderneming opgeven. maar de vrouwen weigeren den terugtocht te aanvaarden eer de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 11