JIIEUGO
I
H
A
DE GELUKSVOGELS
ct
Vader komt thuis
UITSTAPJES
HANDENARBEID
VERJAARDAG
VAN EEN BLINDEN JONGEN, DIE
EEN GROOT MAN WERD
DE VOS EN DE OOIEVAAR
wil
D« V. P. D
Wie*.
Lv
I
iiiiiiiiiiiiiiiiiliiliiiniiliiiiiiiiiiiiiiiiiiillli
illiillliiiiiiiillllllllliiiliiililllillllliiiiilll
I
p.iti
H
Blaker
O
I
door Henk Eerdmanz
ooievaar
ma
lachte den voe
schreven heeft:
dat
je voor.
de
-=■
Gm»
i als
li
geel-
feest! Vit naam van vader en de heele kinderschaar kreeg moeder een pracht-
A OM »ézVM/I OOM IeIo«M «ojoo4o OM xJoOmJm >O O OOM
ten
a
over-
taaie
Was blinde Jack steeds de eerste, die tot
in den top klom.
„Heerlijk, heerUfk" jubelt Koos)»,
Want de guit, hij weet het al.
Dat na enkele minuten
Pappa met hem spelen zal.
Op een stoof staat kleine Koos je
Met zijn neusje tegen V ruit,
Sn wat wacht hij daar geduldig.
Anders is ‘t zoo'n drukke guit.
otnsl
ie in
Maar ze wilden me ook met een ca
deautje voor den gek houden, maar dat
zat hun niet glad, ik heb altijd direct in
de gaten, als ze me voor 't lapje willen
houden.
Moet je kijken, Dik, wat ik voor ca
deautje voor mjj vond. Het zit in dat
doosje. Maak het maar eens open.
hij te
er zoo
Van een groote vliegmachine.
Die in razend snelle vlucht
Zoo maar met het kleine snaakje
Vliegen zal, hoog door de lucht.
Moeder zegt: „ga Pap’ maar halen."
Rrrrt, daar holt hl) vliegensvlug,
Sn na 'n heel kort oogenblikje,
Zit de guit op Pappa’s rug.
R1E RAMMELT
Al maar tuurt het kleine baasje
Naar den hoek, aan d’overkant,
Zindelijk, daar ziet h(j Pappa,
Kijk, hi) wuift al met zijn hand.
kruisbekken
waar Bram
schrijven
ma
rt bij
oost:
den
itmis
ande-
he
rt bet
het-
1 be-
?ssit
eggen
in de
Deze
chlk-
bben.
had
een
blinde
zeven
te
hij
en
rwW-
»narU
bios-
(waar
■n per
- dar)
vraagt
an de
ts als
tus-
met
ckel-
Jeid-
ang-
it en
zon
akte
j en
■slag
idea
op
zijn,
het
een
fir-
rster
ebo-
De
eek.
•ma,
'oen
erd.
het
ech,
den
zier
met
ling
het
nd-
‘1de
bil
be-
uur
che
ran
eel.
an-
iilt-
HET UURTJE VOOR OW
willen
sche-
wf de
't den
mti
chten
i on*
'teken
l. De
n de
moe-
ver-
nr de
omen
oe en
cht!”
ooge.
tsten.
God
at het
3 over-
Neder-
Uectief
>p een
dragen
en be
ren,
gsman
die tot
tegen-
vroeg,
dat de
rnemens
alle nog
te ont-
meer te
olg zou
onred e-
regee-
Muziek-
nleuwe
gesteld,
lau Vas
ng, df-
veraoek
aange-
unt* op
- zelde
t tarief
ch zelf
uteure-
us ook
Annemarietje was jarig,
Ze vond T gezellig en fijn,
Zn reide met vroolijke oogjes:
JJat moest ied’ren Maandag zoo zijn.
behoorde, verrichte proefboringen en vond
ook werkelijk steen. Toen de eigenaar van
het park het later vernam, was hij zoo
verbaasd over Metcalf's kennis, dat hij hem
verlof gaf zooveel steen uit den bodem te
halen als hij dacht noodig te hebben.
Op een.anderen keer wandelde hij
schen Knaresborough en Harrogate
een paar vrienden.
,Jk geloof vast, dat hier steen onder den
grond zit of grind,zei blinde Jack plotse
ling. mJo kunt merken dat de grond hier
anders is dan een eind verderop."
Ja, maar zal 'k je eens vertellen
Waarom hij zoo zoet daar staat.
Dadelijk zal Pappa komen
Als ’t klokje nog eens slaat.
gen, maar blinde Jack was steeds t goed
koopst en leverde den weg of de brug altijd
op den vastgestelden tijd af. Vaak had hfj
met groote moeilijkheden te kampen, o.a
met gebrek aan steenen. Toch hield hij vol,
zette door met taaie volharding en het ein
de was altijd dat hij succes had.
Voor een groot deel was dat te danken
aan zijn uitstekende kennis van het land.
Zoo meende hij eens, dat in een park bij
Huddersfield steen te vinden was. 's Nachts
begaf hij zich heimelijk naar het park, dat
aan een zekeren Sir John Ramsden toe-
V
Zijn vrienden merkten niets bijzonder»
aan den grond, maar later bleek, dat Jack
geljjk had gehad. Toen er gegraven werd
stuitte men op een ouden vergeten Ro-
meinschen weg, die honderden jaren tevo
ren was aangelegd. Jack liet de straatstee
nen uitgraven en gebruikte ze voor nieuwe
wegen.
In het geheel maakte John Metcalf wegen
tot een totale lengte van 180 Engelsche mij
len, veel bruggen, muren en waterleidingen.
Op lateren leeftijd ging John Metcalf stil
leven op een kleine boerderij in Folllfort en
stierf daar op drie en negentlgjarigen leef
tijd in het jaar 1810.
Van al het werk dat hU in zijn goed-
bestede leven had verricht had hij niets
met eigen oogen kunnen aanschouwen
Zen koek met een lintje, een borstplaat,
Zen pop en een keukenfornuis,
Zen badje, een snoezige weegschaal,
Zn ook nog een grappige muis.
Zn ‘s middags met Liesje en Truusje,
Zn Keesje en Hansje en Jet,
Toen deden we prettige spelen,
Zn hadden verbazend veel pret.
Zn moesje tracteerde zoo heerlijk,
Op taartjes met ranja er bij,
We dronken gezellig uit rietjes,
Zn waren heel vroolijk en blij.”
Oat is wel heel prettig m'n kindje.
Maar was het nu lederen keer,
Dan vond je het lang niet zoo aardig.
Want werd het zoo fzcsfltjk niet meer
R. van DAM
namelijk het eenlge wat hij in het leger
met succes kon doen. Overigens legde Jack
bewijzen van moed af door kapitein Thor
ton, die in Schotsche gevangenschap ge
raakt was, te verlossen. Daarvoor was het
noodig dat hij door 't leger van den vijand
drong. Hij slaagde er in en na veel avon
turen bereikte hij met den verlosten kapi
tein weer de eigen legerplaats.
Na afloop van den oorlog werd Jack Met
calf handelaar in Schotsche wollen stoffen.
Vaak legde hij met zijn koopwaar gewel
dige afstanden te voet af, terwijl hij onder
wijl hier en daar zaken deed. HU vond het
alleen vervelend steeds maar in hetzelfde
artikel te handelen en daarom werd
paardenkoopman en handelde in hooi
stroo en timmerhout.
Maar hoe kan dat allemaal, zul je vragen.
HU was toch blind!
Inderdaad, hU was blind, maar dat ver
hinderde hem niet in allerlei koopwaar te
handelen. Zoo kon hU de -wollen stoffen
niet zien, maar hij was in staat enkel door
het betasten ervan de kwaliteit te beoor-
deelen. Op school was hU zoo goed als niet
geweest en rekenen kon hU niet goed. Maar
hU spande bijvoorbeeld zUn armen om een
boom en kon dan precies zeggen hoeveel
timmerhout er aan zat. En zoo deed hU
met alles. Paarden betastte hij eveneens,
waarna hU precies kon zeggen, wat ze
waard waren.
Blinde John Metcalf is echter het meest
bekend geworden door het aanleggen van
wegen.
Omdat hij veel reisde, zoowel te paard
als te voet, hinderde het hem erg dat de
wegen in Engeland zoo slecht waren. Ze
bestonden vaak enkel uit zand en bU nat
weer moesten de reizigers door de modder
waden. In dien tUd, toen, het verkeer nog
zoo gering was, werd vrijwel nergens eenlge
zorg aan de wegen besteed.
Blinde Jack zag echter in, dat goede we
gen van oneindig veel nut waren en hU be
gon ze te verbeteren.
Het eerst verbeterde hU den grooten weg
tusschen Harrogate en Boroughbridge. HU
nam werklieden in dienst, bouwde tUdeUjke
hutjes voor hen en stallen voor de paar
den, die de steenen voor den weg moesten
aan voeren.
Nadat dit werk tot een goed einde was
gebracht kreeg Jack meer opdrachten. Ook
vroeg men hem om bruggen te bouwen.
Geheel alleen, met 'n langen wandelstaf
in de hand, trok Jack door het land en de
wildernissen en bepaalde de richting die de
wegen moesten nemen. Hoe hU dit aller
klaarspeelde is voor ons thans nog 'n raad
sel. Maar een feit is, dat onder zijn lei
ding vele voortreffelijke wegen werden aan
gelegd en bruggen gebouwd.
Toen het werk eenmaal goed ging begon
nen meer menschen er zich op toe te leg-
B[j ons lagen er zooveel cadeautjes
op tafel van Sint Nicolaas, dat ik niet
eens meer precies weet wat ik allemaal
wel gekregen heb. Ik heb een reuzen
boel oekreaen.
nieuws schrijven. Ze zouden nog wel een
poos blUven, misschien kon Henk ook ueee
zeldzame bezoekers bewonderen. 1 Mooisse
zou zUn als de vogels in het bosch gingen
broeden. Alle leden van de club namen
zich ernstig voor in het voorjaar nog eens
te gaan kUken. Bram had al orxrezocht hoe
de eitjes er uit moesten
zien, namelUk rood- of
blauwachtig met roode er
purperen vlekken,
aan 't stompe eind
die
een
krans moesten vormen. Stel
ze eens een paar eierdopjes van die kleur
onder de boomen vonden als bewijs, dat de
vogels in de dennen gebroed hadden!
Een heesch ..schraak”, schraak" stoorde
hen in hun prettige overpeinzingen. Allen
keken naar boven en zagen 'n paar Vlaam-
sche gaaien, die dat akelige geluld maak
ten.
.Als die rustverstoorders onze kruisbek
ken maar niet beletten om te broeden”,
bromde Kees.
„Hoe dat zoo?” vroeg Rob, die graag wat
nieuws wou hooren.
„Wel, Vlaamsche gaaien (flg. 4) zUn ech
te nestroovers. die hun jon ven met kleine
vogeltjes voe
den, die hui
jongen met
kleine vogel
tjes voeden
die ze in hun
krop bewaren
Nu op het
oogenblik eten de oude vogels e. ween, eikels
en Insecten, dus nu doen ze geen kwaad.
Maar van den zomer zullen we nog moeten
afwachten wat ze doen.”
^Jammer, dat zulke vogels zooveel kwaad
doen” merkte Evelien op.
.Maar kom. we moeten naar huls.”
Nog vervuld van de mooie
trok het troepje huiswaarts,
direct een brief aan Henk ging
en de anderen hun sommen gingen
ken.
y.
Kleine Mies had een spoeperig broertje gekregen. Moeder die nogal last van
hoofdpfjn had gehad, zou nu voor het eerst aan tafel aanzitten. Dat was een
busdekseltje en een garenklos. De klos
wordt stevig op het deksel gelijmd en als
de lijm goed droog is gaan we het geheel
met Rlpolin netjes schilderen in mooie
kleuren, b.v. blauw, wit en oranje of b’ai w.
rood en geel of zwart, paars en grijs Een
dun gekleurd kaarsje wordt in het gat van
den klos gestoken.
Dik deed zooals hem gezegd werd,
maar, o, wee.... weet je wat het was.
Zoo’n muisje in een doosje, met een
springveer en Dik kreeg dat ding par
does tegen zijn neus. Wat gin\
keer! Zijn neus werd wel drie i
firroot als hij was.
li s
et uitstapje van de vorige week was
zoo goed bevallen, dat de leden van
de Vereenlging Plant en Dier met
algemeene stemmen besloten nog eens te
gaan wandelen om vogels te zien. Wie weet,
of ze misschien net zoo'n succes hadden als
de vorige maal, toen ze zooveel verschei
denheid gezien hadden. NatuurlUk had
Bram zUn vogelboekje meegenomen.
Het begon al goed, want even bulten de
stad zagen ze op een hek van een weiland
een ekster zitten (fig. 1). Het dier wipte
met zUn staart op en neer, zoodat ze goed
de gelegenheid hadden den prachtigen
weerschUn van zUn veeren te bewonderen
„Zou hij ook wat gegapt hebben?” vroeg
Kees
De
club ging
nu die
per het
bosch in.
waar de
dennen vol
zaten met
kegels.
Geen won
der, dat zU
al ga.» het bekende meezengeluid hoor
den. En zonder veel moeite kregen zU
ze ook in het oog. Maar tusschen
de meezen zaten heel andere vogels, waar
van sommige prachtig rood, andere
achtig groen waren. Alle hadden dikke
snavels, waarvan de punten gekrulsd wa
ren (flg. 3). „Kruisbekken!” riep Bram uit.
Even nakUken in zUn vogelboekje. Ja, er
was geen twUfel mogelijk, het waren kruis
bekken, die merkwaardige vogels, die ons
land zoo nu en dan bezoeken en pas een
enkele maal broedend zUn aangetroffen.
Bram wilde self aan Henk dit heuglijke
taart ten geschenke. Middenin stond een klein wiegje en daarin lag een
S klein marsepeine broertje. Ja, het was net Jantje, met zijn groote zwarte
oogen. Om de wieg heen stonden in een keurig kringetje acht kinders alle even-
eens van marsepein En allemaal keken ze verheugd naar broertje. Dat was 3
een heerlijk feest toen de taart werd aangesneden en ieder zijn eigen pop-
petje kreeg. .Jammer”, zei Anneke, „dat vader en moeder er ook niet op staan, S
dan hadden we nog meer marsepein. Hè Moes?” Moeder knikte gelukkig naar S
vader. ,fZoo is het ook goed, nietwaar vader?" En Anneke peuzelde zoet haar
B rose poppetje op, terwijl Riekte broertje met wieg en al mocht hebben en toen 3
was geen van de kinderen jaloersch, want het echte broertje lag heerlijk tn
zijn wiegje boven.
merkt, dat ik hem bedot heb! Maar hU gaf
de boodschap mee, dat hU heel graag zou
komen.
Toen hU dan bU den ooievaar kwam,
vond hU alles kant en klaar. De tafel was
gedekt en uit de keuken kwamen heerlUke
geuren, zoodat iemand moest watertanden
„Dat is nog eens aardig," dacht hU. „de
ooievaar heeft mUn lievelingskostje doen
klaar maken.” En hU kon bUna den tUd
niet afwachten dat men aan tafel zou
gaan.
EindelUk werd opgedaan. Maar er was
geen bord of geen schotel te zien. Alles werd
in groote h°°Re flesschen met nauwe hal
zen binnengebracht.
Dat vond de vos toch wel wat raar, want
hU merkte spoedig, dat hU met zUn tong
niet in de flesch kon komen, en hij had
niets waarmede hU de lekkere spUzen
machtig kon worden.
De ooievaar zeide: „Nu tast maar flink
toe, ik gun t U van harte.”
En tegelUk stak hU zUn langen snavel
tot op den bodem van de flesch en haalde
het eene lekkere stuk na het andere te
voorschUn, wat hem uitmuntend smaakte.
De vos echter moest zich tevreden stellen
met toekUken, en ging beschaamd naar
huls.
Ieder die ervan hoorde,
hartehjk uit en zeide:
„HU heeft zUn verdiende loon. Waarom
heeft hU den ooievaar ook eerst voor den
gek gehouden?
-w--K s slimme maar ondeugende vos zond
I 1 op zekeren dag zUn knecht naar den
oofevaar en noodigde hem bU zich
te eten. De ooievaar vond dit heel vr lende-
lUk en nam de ultnoodlging met genoegen
aan.
De ooievaar dacht nu: de vos is een rijk
heer, die zal zeker wel iets lekkers op tafel
hebben, en ontbeet niet, teneinde dien
middag des te meer eetlust te hebben.
Maar wat gebeurde?
Toen de ooievaar kwam werd hU met
groote hartelUkheld ontvangen en weldra
naar zUn plaats aan de gedekte tafel ge
leid. Daar stond heerlUke soep gereed en
pap met suiker en kaneel. Maar deze lek-
kemUen waren niet in schotels, maar op
groote, platte borden gedaan. Er was geen
vleesch, geen brood, noch waren lepels te
zien. Dat beviel den ooievaar volstrekt niet,
want met zUn langen snavel kon hij niets
opslurpen en zUn kleine tong stelde hem
niet in staat iets op te likken.yTiu spoorde
de vos he maan toch wat te ^xn en lachte
inwendig om de verlegenheid van den hon-
■erlgen ooievaar.
Als om hem nog meer te plagen, nam de
vos den eenen schotel na den anderen en
likte alles schoon op. En intusschen zei hU
tot zUn gast: „Kom. eet nu toch wat, of
smaakt het soms niet? Ge zUt immers wel
gezond? Of heb je misschien thuis iets be
ters gehad? Tast nu maar ferm toe!”
De ooievaar, die zeer goed inzag, dat hU
voor den gek werd gehouden, zweeg en ging
naar huls, alsof er niets gebeurd was.
Maar een paar dagen later liet de ooie
vaar den vos bU zich noodlgen om te ko
men eten. De vos dacht: Wat een suffer
van een ooievaar! Die heeft niet eens be-
n het Jaar 1717 werd in Engeland, in
Knaresborough, een jongen geboren.
John Metcalf, die nog lang van zich zou
doen spreken. En dat ondanks het feit, dat
hü reeds op zesjarigen leef rijd blind werd
John, of liever Jack, zooals hU genoemd
werd, was In zUn jeugd een even groote
kwajongen als al sUn kameraden. ZUn
ouders waren arme lieden, die hard voor
hun brood moesten werken. ZU stuurden
hem naar een school, maar door zUn blind
heid en ziekte een UJdlang kwam het, dat
Jack die school al weer heel spoedig ver
liet. HU bleef evenwel niet dom, want hu
leerde zichzelf veel. Maar in het ravotten
was hU bUna al zUn makkers de baas.
Ofschoon hU volkomen blind was. deed
hU mee aan alle spelletjes, wandelde, hol
de. kon goed boksen en vechten, rijden en
zwemmen. En dat beteekent heel wat.
Als de Jongens een erg hoogen boom had
den ontdekt, was blinde Jack steeds de eer
ste die tot In den top klom. En met zwem
men was het al precies eender.
GewoonUJk zwommen de makkers in de
Nidd-rivler. die vlak bU t plaatsje stroom
de. Deze rivier was zeer diep en er liep 'n
gevaarlUke stroom. Op zekeren dag
Iemand een sieraad verloren, tUdens
boottochtje op het water. Zoodra
Jack er van hoorde, ging hU op de aange
dulde plaats te water en dook wel
meter diep om het kostbare voorwerp
vinden.
Reeds In zUn jeugd leerde Jack viool
spelen. Al heel spoedig werd hij daarom be
kend en uit de geheele omgeving kwamen
ultnoodlglngen „of hU niet op een bal wild;
komen spelen.” Dansmuziek spelen kon hU
voortref felUk.
Op een goeden dag was Jack In Londen,
waar hU kolonel Llddetl ontmoette. Al eer
der had hU op een feestje waar hU vlooi
speelde, met den kolonel kennis gemaakt.
„Hé, hallo! Jack! Hoe gaat het? Moet je
naar Knaresborough terug?”
Jack antwoordde bevestigend.
„Wel. stap dan maar in mijn reiskoets,
dan kun Je meerijden. Loopen Is toch te
ver!”
..Loopen te ver?” vroeg Jack Metcalf. „In
tegendeel, kolonel. Ik loop heel graag en Ik
wil zelfs wedden dat ik per dag net zooveel
te voet kan afleggen als U met uw wagen.
Het spreekt vanzelf dat de kolonel hem
niet wilde gelooven. Daarom werd de wed
denschap aangegaan en Jack begaf zich op
weg. HU kreeg een uur voorsprong en aan
het einde van den dag kwam hU ook een
uur eerder bU de afgesproken herberg dan
de kolonel met zUn rijtuig. Den volgenden
dag werd de tocht voortgezet en tot aan t
einde, Knaresborough, bleef Jack
winnaar. Dat was een staaltje van
volharding.
Nadat Jack getrouwd was, begon hU een
huis te bouwen en vestigde een rijtulgver-
huurinrichtlng. Dat was In dien tUd Iets
geheel nieuws en de zaken gingen goed.
Na twee jaar begon Jack zich toe te leg
gen op den vischhandeL
HU kocht de visch aan de kust, laadde
ze In manden op eenlge paarden en bracht
ze zoo naar de markt in Leeds en Manches
ter. En dit was een heele afstand, maar
wandelen en reizen kon Jack buitenge
woon.
In 1745 brak de Schotsche opstand uit en
»13 goed Engelschman nam Jack dienst In
het leger. HU speelde er de viool! Dat was
„Hoe zoo?” was de weervraag van Bram.
„Wel, Je weet immers wel, dat de Ita-
liaansche componist Rossini een opera ge-
„De Diefachtige Ekster”.
Eksters stelen Immers zoo graag alles wat
blinkt!”
De ekster schaamde zich zeker over
veronderstelling van Kees, want hU vloog
het weiland over en het bosch In. Ons ge
zelschap ging verder en ontdekte een eind
verder, op een omgeploegd land, een massa
bonte kraaien. EigenlUk merkten ze eerst
Iets anders, want Evelien riep opeens:
„Bah, wat een vieze lucht!” TegelUk vlo
gen de bonte kraaien, die het blUkbaar hee-
lemaal niet met haar eens waren (flg. 2)
op. Een eindje verder streken ze neer. Dui
delijk was de grijze rug te zien.
„Dat zUn nu eens echte wlntergasten
merkte Kees op. „Die zie Je In den winter
niet, tenminste.... bUna niet” liet hU er
op volgen, want hU had net In het vogel
boekje gelezen, dat de bonte kraal ‘n en
kele maal wel overbluft en dan In gezel
schap van zwarte kraaien broedt.
u V