u&Aaal van den dag DIAMANT i t; 1 Fransch weldoener uit de 18e eeuw L .^1 IK VERMOED DAT BE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK HET KAPERSNEST BARON de montyon Na den storm Bak- en Braadvet r~\ nationale I~ln .V DRANK J wy Bi \De gevangene VRIJDAG 22 DECEMBER Düsseldorf in Kersttooi Jaarlijksche prijzen Baron de Montyon RETRAITEN Ó>J str. 4 *5 45 ets p. pond - 22} ets p. haN pond JOSEPH CONRAD J •f IR (Wordt vervolgd) R| fijn leven wat een aaneengescha kelde periode van wel dadigheid RHEUMATIEK EN SPIT IN DEN RUG 9 „St. Petrus Canisius” Bergen Tevergeefs van alles geprobeerd O AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL *81 3 i* en Drink. limon u Een zeer bioa- (Ingebonden Mededeeltng) rin. EMZET ing lan ,A Meisjes-Congreganteten 1735 r 'T Z ROMAN VAN z«... dwang te verliezen. 35 ent AA 4 t 1 1 ent ent ent ent de groote en beroemde mannen, die zich ,oor Frankrijk zeer verdienstelijk gemaakt hebben, behoort ongetwijfeld ook de Mon- De Montyon, die rich in 1815 weer te Parijs gevestigd had. stierf in zijn geboortestad den 29sten December van het jaar 1820 was een uitgemaakte zaak, dat Seraphina en ik zouden trachten te ontsnappen Ik zal niet zeggen over zee, maar naar de zee. groote waren i»r. llarla Antje rnar- or de Cath. xhle; es en Ik bezat haar volle vertrouwen. Ik zal niet spreken over mijn samenkomst met haar; maar nooit zal ik vergeten mijn gevoelens, als bij het betreden van een tempel, de weemoedige, kal- meerende vertrouwelijkheid van onze ontmoe ting, de schemerig verlichte kamerruimte, de vage gedaante van La Chlca op den achtergrond en de teere meisjesgestalte in het zwart, met het bleeke, fijne gelaat. Haar moed werd mü duidelijk, in de zachte, droeve tonen van haar stem. Ik dwong haar plaats te nemen in een grooten, met trUp over trokken. leunstoel, waarin ze wegzonk al» een kind en zelf nam ik plaats op een bankje aan haar voeten. Dit is een onvergetelijk uur in mijn leven geweest, waarin geen woord van lief de werd gesproken, waarover niet zou mogen geschreven worden. over en H. ’etrus ormis Jnge- Ivent ur de loog- egen- voor wordt onder r alle ingen. Ter- rtpre- van 4 Ste- 7 uur „'-'H hand anders je. d om >en lg« en. Aagje 1. •oper; int. es- Ivent. r Pe epers, Zeta- larina Ster- t, die tyon demle zelf gaf jaarlijks een verslag in het licht, waarin alle „edele’ handelingen, die te harer kennis gebracht waren en waarvoor onderschei dingen of beloonlngen toegekend waren, op- gesomd werden Dit verslag werd aan alle pre fecten toegezonden met verzoek om het zoo veel mogelijk in hun departement te versprei den, opdat deze daden ook anderen tot navol ging zouden kunnen aansporen. Sedert 1820 hadden deze ultdeellngen regel matig plaats. Zl) hebben zeer veel bijgedragen tot de redelijke verbetering van de lagere klas sen der maatschappij I Toch was het niet af doend tegen de zedenverwildering, die een eeuw geleden helaas steeds meer toenam. Slaat men de jaarboeken der Academie na. dan leest men o.m„ hoe in het jaar 1839, in de zitting van 30 Mei, de prijzen toegewezen wer den. Francisca Olivier uit het departement Tarn ontving drie duizend francs, „voor de mensch- llevende opoffering in het verzorgen van rie ken." Franc. Poyer, huurkoetsier in Parijs, even eens dit bedrag. Aan drie vfouwen werd een belooning van tweeduizend francs toegekend en aan drie anderen een medaille van vijftien honderd francs. Merkwaardig te lezen is het volgende in dit verslag. „Het brave gedrag van den koetsier Poyer. die een kind, dat hem door een vreemde vrouw toevertrouwd was. zonder belooning te genieten, twee jaren lang verzorg de. en het wederom met veel moeite in het von delingenhuis opspoorde, nadat de moeder het tot zich genomen, doch spoedig wederom ver laten had en plechtig als zijn kind had aan genomen, dit gedrag verwekte een bijzondere deelneming, en perste velen leden van de ver gadering de tranen uit de oogen." f Ge- H. htmls mgen Serrtt rt en foei— L Vr. Is lid 9 30 ochle. Cerst- s Om daar- is uitsluitend verkrijgbaar en drogisten A 0.90 en Stralende gezondheid voor I DIT EEN EILAND (5 MISSCHIEN ZIJNER MENSCHEN OP,LA- TEN WIJ ER EENS GAAN KIJKEN- men had „Ontsnappen over zee," zeide ik luid. „Op zijn zachtst is het als twee gelieven, die 1 in hand van een hooge rots springen, niet." Achter ons sprak pater Antonio’s tem: „Beter is het. het zondig lichaam op het spel te zetten, dat weerkeert tot het stof, waarvan het gemaakt is, dan de verloste ziel, wier vree- selljk lot de eeuwigheid is." Seraphina liet het hoofd hangen; maar haar hand in de mUny beefde niet. „Mijn dochter." ging de oude man voort, „gij hebt uw Jot toe te vertrouwen aan een edelen der Altstadt. Telkens werd halt gehouden en dan klonken In den winteravond de metaal heldere kinderstemmetjes, die de eeuwenoude en toch Immer nieuwe Welhnachtsliederen ver klankten. Alleen dit ai is een bezoek aan Dusseldorf in Kersttooi overwaard Ten slotte mogen we nog even vermelden, dat ook de wetenschap zich op het Kerstfeest heeft Ingesteld. In bet z.g. Planetarium, de groote koepelzaal indertijd voor de Gasolel gebouwd, wordt nl. eenige keeren vertoond de sterrenhemel, zoo- als die tijdens Christus’ geboorte te Bethlehem door de herders in de velden aanschouwd werd en zooals die den H.H. Driekoningen den weg wees naar den jong geboren Konlng der Joden. Zeiden we teveel, toen we hierboven opmerk ten, dat Düsseldorf. hoe schoon ook in den zo- mer, ook in dezen tijd den vreemdeling zóóveel te bieden heeft, dat een bezoek ruimschoots beloond wordt? 31IEVE HEMEi'HEB\ ^JE OOIT ZULKE 1 IMOO/E groene Boa \t1EN GEZIEN? IK ^ZOUWELEENS Wl ~LfN WETEN Qf WE IH/EP DKHT BU DE \DE STAD ZUN I jongeling met hooge gevoelens en een oprecht ridderlijk hart.” „Ik vertrouw hem.” zei Seraphina. En toen Ik haar dat hoorde «eggen, scheen het ml) toe. of In volste waarheid mijn gevoe lens edel waren en mijn hart ridderlijk. Dat is de macht van een meisjesstem. Toen de deur weer achter ons dichtviel, gevoelde ik mij echter heel nietig. En in de galerij leunde pater Antonio zwaar op mijn schouders. „Ik zal een eenzaam, oud man zijn." fluis terde hij mat. „Na zoovele jaren! Twee groote edelen; het eind van een edel geslacht een kind dat ik heb zien opgroeienMaar ik hen nu minder bang voor haar." Ik zal niet vertellen van al de plannen, die wij maakten en verwierpen. Alles scheen onmo gelijk.... WIJ wisten van Castro, dat O’Brien naar Havana was gegaan, ofwel om zelf het nieuws van Don Balthazar’s dood bekend te maken, of anders om te voorkomen, dat het daar al te snel ruchtbaar werd. bij verlies van ’n anderen vinger neerkeek met droefgeestige minachting, had met Pater Antonio de geheele zaak geregeld. Het was op den dag der begrafenis van Car los en Don Balthasar. Dienselfden dag had Castro gehoord, dat op korten afstand van de kust een schip ontdekt was, door windstilte over vervallen. Dat was een buitengewone trefen ie begrafenisplechtigheid sou gelegenheid geven te ontsnappen. Er tvas in Rio Medio, als in alle Spaansche steden, onder het achtbaar ge deelte der bevolking, een broederschap tot het begraven der dooden, „de Broeders van Barm hartigheid." die, gekleed in zwarte togen en kappen over het hoofd met enkel twee gaten voor de oogen, de dooden naar tyun laatste rustplaats droegen. Door hun kleedlng waren ze in dat godvruch tig werk onherkenbaar. Een costuum der Broe ders van Barmhartigheid zou voor mjj in pater Antonio’s kamer worden klaargelegd.... Castro vertrouwde op zijn handigheid in het verkrijgen van een boot. Het zou wel een heel kleine en gevaarlijke zijn, maar wat kon ik anders verwachten, als ik zelf mijn vijand niet doodde en dan nog niet eens toeliet dat een ander het voor me deed, verklaarde hij met somber sarcasme. JSen Godsvrede was uitgeroepen en de begra fenis zou plaats hebben in den avond. Dan zou het stoffelijk overschot van den laatsten der Riego’s worden bijgezet in den kelder van de kathedraal. GEEN ENKEL SPOOR VAN NAAR GEEN ZEIL ZELFS GEEN STUKJE DRIJVEN O -iCHEEPS- TUIC, LETTERLIJK NIETS’. NAAR WE ZULLEN \VOORTGAAN MET ALLES GOED AF TE l ZOEKEN J SAKKERLOOT.' IK KAN ME I NIET VOOR- 1 5TEL1EN. DATHEfzod GESTORMD i\ HEEFT. VEL? VAN ANNIE VERWUDf RD ZOEKT VADERTJE'WARBOUCKS MET Z'N KIJKER DE EINDE LOOZE ZEE AF TDEZEEISZOCT^ [RUSTIG MIJNHEER} [ALS EEN KLEINE WUVER DIE KLIP WAAROVER WF HEEN 6LEDEN, HEEFT ONS UIT DE BRANDING GE HOUDEN EN IN DEZE KLEINE HAVE! GEBRACHT^- ge ld verduistering. iiiiiiiiiiiiiiniiutiiHliiiHHHHiiKiimii laaaesaaaaaaaaeeaaaesaaassaasssaaaaaaaaaaaaat daar lag. En het was verdwenen ..Maar Ik heb het niet genomen, miss, niet eens zien liggenToch zegt men eenvoudig dat ik het stal en hier of daar verstopt heb. Ik heb het niet gedaan, o. geloof me tochge loof me toch...." In de stilte van den nacht vernam Ik duidelijk het zachte ruischen der booraen. Zoo vredig daar bulten, terwijl hier iemand was met zulke wan hopige oogen. achtervolgd. Ik hoorde zijn heesche fluisterstem, die zoo dringend mij wilde overtuigen van zijn onschuld. „En de cel.... de cel daar, mijn God. dat te de hel, niet meer terug daarheen, niet meer! Misschien was het omdat ik een meisje was, of omdat ik mij opeens het wilde konijntje her innerde dat mijn broer gevangen had. Dat beest je dat aoo angstig in zijn hokje achter de tralies zat en altijd maar met zijn ronde oogjes zocht en zocht om weg te komen, ach en toen ik het wou laten wegloopén, lag het met stijve strakke pootjes, dood. .JBtll,” zei ik, „ik zal je helpen, zeg niets meer. Ik weet een oud pak van vader.” En ja, ik deed nog meer, ik pakte brood voor hem en zelfs zoo ver ging, dat ik mijn geldkistje haalde en hem den Inhoud toeschoof. ..Het is niet veel, maar het zal je toch hel pen.” Zijn stem was bijna niet hoorbaar door de tranen die zijn stem verstikten. „Maar dit pak dan." hij wees op zijn ge vangen is kleeren „O, dat is niets,” zei ik. .Jk doe ze nu direct in den oven, die blijft ook 's nachts aan." En dan liet ik hem gaan, den stillen nacht tn. .Als ooit iemand u dankbaar is, dan ben ik het. Bill Watson.” HIJ drukte bei mijn handen. „God zegene u. God segene u.” Jaren later werd zijn onschuld bewezen en met vreugde las ik Watson's brief, waarin hij mij nogmaals bedankte voor alles wat ik deed, maar bovenal voor het vertrouwen dat ik in hem gesteld had. Wat de beweegreden van zijn vertrek ook zijn mocht, hjj had onder de vreeselljkste straf bedreigingen bevolen, dat het huls geëerbiedigd moest worden, en bewaakt, dat niemand het verliet... Den Engelschman moesten ze op het eerste gezicht dooden. Van geen ander mocht een haar gekrenkt worden. De ontvluch ting scheen onmogelUk; toen op den derden dag, geschiedde het; de weg was gevonden. Castro, die mij diende, alsof Carlos’ ziel in mijn lichaam was overgegaan, maar op mijt f UEERLUK-HET \WAT£R KABBELT \0MJE HEEN ALSEEh ZACHT BEEKJE HEBBEN JULLIE NU METGENOEG BQOT JE GE VAREN f (Korte Inhoud van het voorafgaandeKemp een Engelschman uit Kent wtikt met Carlos Riego uit naar Jamaica, geholpen door den verloofde van zRn zuster Veronica Ralph Rooksbv Hiei komt hi1 in kennis me* den rechter O’ Bnen en met Don Ramon die Kemp «rillen overhalen dienst te nemen bil «eeroovera die Rio Medio aU baste hebben Als hit hier niet od meaat wordt nu ovei- Weldlgd en aan boord van een schip «e- oracht. Hii weet te ontsnappen en wordt op- WDlkt door een ander schip dat hem naar Havana meeneemt. Nabij Cuba worden zU echter door zeeroovers. die onder bevel staan van een vriend van Carlos Thomas de Castro, overvallen. John. Kemp wordt door het ka perschip naar Rio Medio gebracht, waar hU gtetvry ontvangen wordt door Don Balthasar «ler leidt men hem aan het sterfbed van ^rlos. Het gepeupel eischt de uitlevering jan Kemp en doet als Carlos juist gestor- »ei? J8’ ecn aanval op het huls, waarbll Don ®A*tbaaar door een kogel wordt getroffen en stervend ineenzakt). volgenden dag was pater Antonio kalmer, tok u^n ^ende vragen antwoordde htf met troostende gezegden over de gezegende verlichtende werking van tranen. Toen in drie dagen eerbetering. D? heer G. H. te Venlo schreef ons dezer dagen hoe hij geleden had aan rheumatiek en spit in den rug. Tevergeefs probeerde hij allerlei middelen. Niets hielp. Tot hij op raad van een vriend Kruschen Salts nam en na drie dagen voelde hij reeds verlichting. Nadat hy zijn dankbaarheid heeft uitgesproken, ver volgt de heer H.: „Na gebruik van uw probaat middel Kru schen Salts ben ik nu van mijn rheumatlsche pijn af Ik kon haast niet gclooven, dat Kru schen Salts zoo een uitwerking kan teweeg brengen. Ik had reeds van alles geprobeerd, maar alles tevergeefs. Op aanraden van mijn vriend ben ik dan tot Kruschen Salts overge gaan en tot mijn groote blijdschap kon ik na drie dagen reeds beterschap bespeuren. Ook mijn spit in den rug een ondraaglijke pijn war. zoo goed als geheel verdwenen. En daarom blijf ik mijn vriend dankbaar. Had ik het eer der geweten, dan had ik zooveel geld aan pillen en smeersels niet weggegooid Daarom raad ik ieder lijder aan rheumatiek of spit in den rog aan om Kruschen Palts te gebruiken en ik geef u tevens de vrijheid dit schrijven te pu- bliceeren in de dagbladen." G. H. te Venlo. Rheumatlsche toestand is het gevolg van een overdaad van urinezuur in het lichaam. Eenige ingrediënten nu van Kruschen Salts zorgen, dat dit urinezuur zacht maar volkomen uit het lichaam verwijderd wordt. Andere zouten in Kruschen verhinderen, dat het voedsel in de ingewanden kan gaan gisten en voorkomen daarbij niet alleen verdere ophooplng van bet gevaarlijke urinezuur, maar ook van afval stoffen. die de gezondheid ondermijnen. Daarom zal „de dagelljksche doeia” Kruschen niet alleen rheumatlsche pijnen verdrijven en verder voorkomen, doch het zal uw geheele organisme verfrisschen en vernieuwen. Kruschen Salts bij alle apothekers 1.60 per flacon, één cent per dag. Let op dat op het etiket op de flesch. zoowel als op de buitenverpakking de naam Rowntree Handels Maatschappij Amsterdam voorkomt. beschuldigd som. geen wijzen, maar hij was de eenige ge weest dien ie kamer den binnengaan, terwijl het geld En zoo stonden wij daar in de kamer, terwijl als in een hartstochtelljk pleidooi hjj zijn leven voor mjj blootlegde. Toen hjj sprak, herinnerde ik mij het op zienbarende proces van verleden jaar. Een man van Er be- 37—30 Dec. Ongehuwde dames. 30 Dec.—3 Jan. Ongehuwde mannen Volendam 1013 Jan. St. Jozef gezellen 1013 Pebr. Mannen en Jongemannen. 1318 Jan. Dienstplichtigen. 1619 Jan. St. Jozefgezellen. 20—23 Jan. Mannen en Jongemannen. 2326 Jan Dames (gehuwd en ongehuwd). 30 Dec.2 Jan. Ongehuwde Mannen Volen dam. 25 Jan. Gereserveerd Gehuwde Vrouwen. 1013 Jan. St. Jozefgezellen. 1316 Jan Dienstplichtigen. 1619 Jan. St. Jozefgezellen. 3023 Jan. Mannen en Jongemannen. 2326 Jan. Dames (gehuwd en ongehuwd.). 2730 Jan. St. Jozefgezellen. 36 Febr. R.K. Rijwielclubs. 6—9 Febr. 1013 Febr. Mannen en Jongemanen. 17— 20 Febr. Mannen 2023 Febr. Dames (gehuwd en ongehuwd). Jean Baptiste Antoine Auget baron de Mon tyon werd den 23sten December 1733 te Parijs geboren. Het geheele leven van dezen Franach- roan kenmerkt zich door één aaneengeschakel de periode van weldadigheid, welke hjj nu eens aan steden of geheele districten, dan weer aan enkele, bepaalde, personen bewees. De Lfontyon deed dit meestal in het geheim, zonder er rucht baarheid aan te geven. Deze merkwaardige man, die eens een hooge ltsatspositie in zijn vaderland zou innemen, begon zjjn loopbaan als advocaat te Parijs. Op 35-jarigen leeftijd in 1768 werd hij be noemd tot intendant van Auvergne. Als zoo danig deed hij zeer voortreffelijk werk en hij yerwlerf in deze betrekking de dankbaarheid en hoogachting van alle Inwoners dezer pro vincie. doch voornamelijk van de armen. HIJ wist het gewest te behoeden voor een verschrik- keUJken hongersnood, deed veel voor de ver fraaiing van de steden Aurillac en Mauriac. waar hli wandelplaatsAi liet aanleggen, en die jater uit dankbaarheid een standbeeld voor hem oprichtten. In Parijs sloeg men dit alles echter met leede oogen gade: de regeering zond een ambtenaar, die zich in haar gunst verheugen mocht, naar Auvergne, waar de Montyon ver vangen werd, onder voorwendsel, dat zjjn be kwaamheden niet voldoende waren voor een behoorlijk beheer van Auvergne. Hij werd toen van de eene naar de andere provincie ver plaatst: eerst kwam hij in Marseille terecht, daarna zond men hem naar La Rochelle. Over deze willekeurige behandeling in hoqge mate gegriefd, liet Montyon in het jaar 1774 door de Malesherbes een „memorie" aan den konlng overhandigen, waarin hU om. opmerkte: ^Sedert ik de eer heb den titel van Intendant te voeren, ben ik driemaal van betrekking ver anderd. iets, dat vóór mtfn tijd een ongehoord iets was." Na zich dan over zijn gedrag en handelwijze zooveel mogelijk gerechtvaardigd te hebben, vervolgt hjj: „Na deze opening van zaken, acht ik het onnoodlg een verzoek of' «enigerlei klacht in te dienen. Zoo er in een der drie departementen, die aan mijn zorgen waren toevertrouwd, ook maar één mensch ge vonden wordt, die mU van de kleinste Onrecht vaardigheid betichten kan, of wel, wanneer deze memorie één enkele onwaarachtige opgave be vat, dan aarzel ik niet om mijn levetf. mijn vermogen en mijn eer ten offer te brengen." Deze .jnemone” maakte op den konlng zoo’n indruk, dat hjj bet bevel gaf, aan Montyon te antwoorden en zelfs om hem zijn hooge tevre denheid te betuigen. Het bevel werd met den meesten spoed uitgevoerd, doch.,., de Mon tyon werd niet in zijn functie van Intendant hersteld, waarschijnlijk omdat hij het bewijs geleverd had, dat hjj meer dan iemand an ders juist voor dezen moeilijken post be rekend was. Intusschen werd hU in 1780 kanselier van den graaf van Artois, dien hjj naar Engeland ver gezelde. Reeds vóór het uitbreken van de Revolutie in 1789 had hjj een prijs uitgeloofd voor een of an der werk, dat op de verbetering der zeden van grooten Invloed zou zijn. Aan de Fransche Aca démie werd de toekenning en verdeeling ervan, opgedragen. De revolutie had evenwel de op heffing der academiën tengevolge. De Montyon zag zich genoodzaakt Frankrijk te verlaten, daar lijn aanzienlijk vermogen en de door hem waar genomen functies hem in dien tijd van ver- waning aan een zekeren dood blootstelden. Hjj vertrok in 1792 naar Genève en vervolgens naar Londen, waar hij voortdurend zijn vermogen beschikbaar stelde voor de in Engeland gevan gen of uitgeweken Franschen. Toen hjj in Frankrijk teruggekeerd was. begon hjj de prij zen, die h(j vroeger uitgeloofd had, te vernieuwen Als hij niet in vurig gebed in de dooden- kamer te vinden was, kon men hem in ernstige overpeinzing door de galerijen zien stappen. En ’s avonds nam hij mjj bij den arm en leidde me zonder een woord te spreken een nauwe wenteltrap op. Boven stootte hjj een klein deurtje open en we stapten op een Plat ge deelte van het met maanlicht overgoten dak. De donkere landtongen met hun schaduw van boomen en rotsblokken, omgrepen de wate ren der baai, die in het midden schuil ging onder een bank van witten mist; daarachter strekte zich grenzeloos somber onder den lich ten hemel het wijde vlak der open zee. hier en daar blikkerend in vreemden schltterschjjn. WIJ stonden achter de borstwering en pater Antonio wees met zijn arm naar de glanzende strook maanlicht op het donkere water. „Dat te de eenige weg." zei hjj. Nog nooit te voren was ik beangstigend ge troffen door de sombere uitgestrektheid en de verlatenheid van de open zee. als in dien nacht. Jong als ik was. begreep ik goed dat zoolang O Brien leefde, er voor ons op Cuba geen veilig heid was. „Waarheen dan?" vroeg ik. „Waarheen ons wenden?" Weer wees de padre naar de zee. Het hope- looze van haar, in licht en donker even sombere kalmte sloeg ml) zoo bang om het hart, dat ik zelfs niet vroeg, hoe hij zich voorstelde, dat we zoover zouden komen. Ik maakte enkel een gehaar van ontmoediging. Buiten Casa Rlego was ik van mijn leven geen tien minuten zeker. En hoe kon Ik haar daar wagen. Hoe kon Ik haar J 11 op dit blad z«n ingevolge de veraekertngsvoorwaarden tegen f 2(10(1 by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7 Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verllee van een hand f ol) verlies van een f Cf) bb een breuk van A/i Alle (1 Donne 3 ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen J «J verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen f doodelljken afloop f een voet of een oog 2 duim of wijsvinger I O (/.“been of arm./4(/.- „De stad Düsseldorf is zeer schoon en wan neer men van uit de verte aan haar denkt en toevallig daar geboren te, wordt het den mensch wonderlijk te moede." Zoo schreef Dultschlands groote dichter Hein rich Heine, toen hij ver.van zijn vaderstad te Parijs vertoefde Waarschijnlijk dacht de dichter op dat oogen- blik aan zijn eenvoudig geboortehuis in de Bol- kerstrasse en voelde hij rich weer de DUssel- dorfer „Bubewiens grootste feest het was op St. Martlnusavond met zijn bontgekleurde lam pion door de Altstadt tg jaaradeeren. Of her- inlnerde hij rich misschjM de specialiteit der Diisseldorfer bengels; die A raison van enkele grosschen voor den verbaasden vreemdeling een halve straat lang .kopje duikelen?" Hoe het zij, wu vreemdelingen, wier wieg niet stond aan de samenvloeiing van RUn en Düs- sel. doch aan de koele Westerstranden. wl) zeg gen het Heine van ganscher harte na: „Wat is Düsseldorf een schoone stad" Practisch gesproken ligt deze hoofdstad van het Neder-RUnsche gebied in onze onmiddel lijke nabijheid. Nauwelijks heeft men rich in de D-treln geïnstalleerd en wil men het zich gemakkelijk maken voor de „lange" reis, of men riet reeds den ouden scheeven toren van de St. Lambertuskerk, een beroemdheid van Düssel dorf, voor zijn verbaasde oogen verrijzen. Deze eerste prettige verbazing zal bij nadere kennismaking met Jan Wellem’s residentie nog door vele andere gevolgd worden. Vooral wan neer men. zooals het kleine groepje Holland- sche journalisten dezer dagen, zich stelt onder de hoede van de Verkehrs Verein der Stadt Düsseldorf, welker Herr Director Dr. Rettig, al het mogelijke en bijkans het ónmogelijke heeft gedaan om tijdens het kort bestek van een week-end de schoonheden van zijn ztad te too- nen. Misschien meenen sommige onzer lezers, evenals wjj aanvankelijk, dat de winter voor een tuinstad als Düsseldorf toch niet het meest geëigende seizoen te. Natuurlijk, wanneer in de groote parken het jonge groen pas ontloken is, en wanneer op de Könlngsallee (zonder twijfel een der mooiste boulevards ter wereld) de kas- tanjeboomen haar bloemen als reusachtige bruldsbouquetten ontplooid hebben, dan ver toont Düsseldorf een heel eigen en bijzondere schoonheid. Maar dat neemt niet weg, dat óók in den wintertijd deze stad nog zóóveel moois te bieden heeft, dat ze ook dan een bezoek over waard te. Om maar iets te noemen: op het ge bied van kunst in al haar verschijningen te Düsseldorf een waar paradijs. In geen wereld stad vindt mep beter verzorgde opera- en too- neelvoorstelllngen, terwijl de minnaars van schilder- en beeldhouwkunst hun hart ten volle kunnen ophalen in de uitgebeelde en kostbare verzamelingen. Wie van winkelen houdt en speciaal eens wil zien, wat de nieuwste modes gaan bieden, heeft in Könlngsallee en Schadowstrasse een terrein, dat moeilijk op een middag te exploreeren valt. Er was echter dit Jaar een zeer speciale reden, waarom Dr. Rettig en zijn staf dc Hollandsche journalisten gaarne in deze donkere dagen voor Kerstmis ontving. En wel deze: Op initiatief van de Verkehrsverein was de stad in een heel bijzónder Kerstkleed gestoken. Het is een bekend feit, dat geen volk ter we reld het Duitse he overtreft tn gehechtheid aan de ulterlljke Kerstsymbolen, waarbij de ver lichte ..Tannenbaum" een hoofdrol speelt. Hiervan uitgaande heeft men eer. stadsver- siering bedacht, die, hoe eenvoudig ook op zich zelf, door haar algemeenheid en uniformiteit een machtigen indruk maakt. Aan zoo goed als lederen gevel zijn nJ. op gelijke hoogte kleine dennenboomen aangebracht, voorzien van een aantal electrteche lampjes. Wanneer dan de vroege avond over de stad donkert en de tienduizenden lichtpunten plot seling ontgloeien, biedt dit een sprookjesachtig gezicht om nooit meer te vergeten. Verder zijn op de kruispunten van wegen reusachtige Kerstboomen neergeplant, eveneens fantastisch verlicht. Hieronder spelen S.8.-, S.A.- of andere kapellen volks- en kerstliede ren, en ondanks den feilen Noord-Ooster staan duizenden met de grootste aandacht daarnaar te luisteren. Den meesten Indruk maakte echter op ons het rondtrekken der „Jugend” door de straten en te vermeerderen. Bekend is bijvoorbeeld, hoe hl) in zijn laatste levensjaren jaarlijks vijftien duizend francs beschikbaar stelde, om de pan den, die voor minder dan vijf francs beleend waren, uit den lommerd te lossen, waarbij hij van de gedachte uitging, dat zaken van een dergelijke kleine waarde slechts door menschen verpand konden zijn, die in de drukkendste levensomstandigheden verkeerden. Ook liet hij door een der malres van Parijs een bekendmaking verspreiden, waarvan de be doeling was, een vereeniglng te stichten, om den handwerkslieden geld zonder rente voor te schieten: voor de instelling hiervan stelde hij vijfduizend francs beschikbaar. Deze vereeiil- ging heeft echter nooit eenig nuttig werk ver richt - Reeds bij zijn leven dacht De ™ontyon aan de hulpbehoevenden: met zorg zocht hij naar de middelen om de arbeidende klasse te kun nen steunen en verbeteren. Jaarlijks werden vjjf van zijn prijzen uitgedeeld. De eerste was bestemd voor den armen Franschman, die in den loop van dat Jaar het deugdzaamst gehan deld had; de tweede voor dien landgenoot, die het werk geschreven had. dat het meest ge schikt was om deugd en goede zeden te bevor deren (de zg. „prlx Montyon" of „prix de vertu”). Over deze beide prijzen kreeg zoo als opgemerkt de Académie franqatee te be slissen en te beschikken. De drie andere wa ren reap bestemd voor een werk over de sta tistiek. voor hem. die middelen ontdekte om een werktuiglijk bedrijf minder nadeellg voor de gezondheid te doen zijn, en tenslotte voor den- gene, die verbeteringen of ontdekkingen in de heelkunde gedaan had. Deze drie prijzen werden door de Académie des Sciences te Parijs uit gedeeld. Behalve deze legaten vermaakte Mon tyon nog aan elk der hospitalen in de twaalf afdeellngen van de hoofdstad, een kapitaal, waarvan de "rente onder de armen, die uit het hospitaal ontslagen werden, verdeeld moest worden. De belde Académies kregen door den stich ter dezer prijzen wel een zeer eervolle, maar niettemin moeilijke taak te vervullen. Voor namelijk was dat aanvankelijk het geval ten aanzien van de eerst uitgeloofde dezer prijzen. Jaarlijks ontving men uit alle deelen van Frankrijk berichten van verschillende deugd zame handelingen, of wel van degenen, welke als zoodanig betiteld werden. Een en ander ging meestal vergezeld van allerlei bescheiden van zeer geloofwaardige lieden, die getuige erbij wa ren geweest. In de jaarlijksche openbare vergadering der Académie gaf de president een opsomming van de namen van hen, die voor prijzen of médail les in aanmerking kwamen; in zijn verslag maakte hij ook melding van de deugdzame han delingen, die de voorkeur verdienden De Aca- voorstellen mij te volgen een bijna zekeren dood tegemoet? Wat kon de uitslag ztfn van 'Zoo’n avontuur?Hoe konden we verwachten zulke geheime middelen uit te denken om weg te komen en dat de l ugarenos ons niet zouden achtervolgen.... Ik zou dan verloren zijn en zij.... Pater Antonio scheen eensklaps zijn zelfbe dwang te verliezen. „Ja,” riep hl), „de zee is een trouweloos ele ment. maar wat te zU bij de verblinde boos heid der menschen?" HU greep mU bU den schouder. ..Het gevaar voor haar leven,” riep hU; „het gevaar te ver drinken, te vergaan van honger of dorst dat is alles wat de zee meebrengt. Ik heb haar te zeer Hef. ZU is mijn eigen geestelijk kind en ik zeg u, senor, de goddelooze kuiperijen van dien man stellen niet alleen haar geluk, haar fortuin in gevaar maar haar onschuldige ziel zelve.” Ik gaf hem geen ongeluk. De zee, de zee dan maar. Het was lichter haar dood te denken dan gevangen genomen door haar vUanden; het was beter, dat zU het slachtoffer der zee zou zUn dan van slechte menschen; beter dat zU met mU verloren ging dan vóór mU. Met zUn naïef gevoel voor de poëzie van den hemel, sprak pater Antonio tot de maan, den „zachten bol," zooals hU haar noemde, die er wel genoeg van moest hebben op de ellenden der aarde neer te zien. ZUn ontzaglUke schaduw op het zink scheen twee groote vuisten over de borstwering te steken, als om te slaan naar de vUanden beneden, en zonder eenig bepaald plan te bespreken daalden we weer af. Het 1» r idden in den nacht was ik opeens klaar Nee.ik droomde niet; er was ergens in huls een raam dichtgeschoven, ik had het dui- delUk gehoord. In den lichtkrans der radlum- cllfers van mUn wekker wezen de wü^ers kwart over twee. Dan herinnerde ik mU: ik had ge lezen dien middag bij het open raam aan den voorkant van het huis en.... vergeten het weer te sluiten. Terwijl jk rechtop ging zitten en luisterde, hoorde ik zachte voorzichtige voetstapiien. MUn hart begon luid en snel te kloppen. MUn eerste impuls was vader te roepen, maar hU was niet erg prettig geweest en vroeg gaan slapen; bo vendien werd hU reeds tamelUk oud. Nee. ik zou zelf gaan, misschien was het alles slechts verbeelding, of de nawerking van een zwaren droom. Maar terwUl ik mjjn slofjes aanschoot en mUn peignoir oversloeg, drong het tot mU door dat ik het toch wel degelUk gehoord had Op den tast liep ik in het donker de gang op. Elndelük had ik de deur der voorkamer bereikt, maar toen mijn bevende vingers het knopje van het licht zochten, overviel me opeens een ontzettende angst. MUn hart klopte met zoo’n geweld, alsof het sou barsten, en ik werd warm en koud tegelUk. Nu ik daar zoo in het donker stond en mUn hUgenden adem trachtte te bedwingen, was het alsof een hand rich om mijn hals spande en de vingers mijn keel dichtknepen. Ik wilde gillen, maar dan vermande ik mU ik voelde het knopje en draaide het licht aan. Even knipten mUn oogen in den hellen glans, ik keek rond.... het raam was gesloten en dan zag ik gehurkt achter den divan een man. Het eerste dat tot mU doordrong was, dat ik niets had om ml) te verdedigen; ik voelde me zoo simpel, zoo klein. „Wil Je wel eens dadelUk te voorschijn komen van achter dien divan, en als Je ook maar iets probeert te doen, roep ik mijn broers.” Helaas! MUn broers waren met vacantie, ik was slechts alleen met vader. MUn stem klonk gejaagd en hoog. Zeker zenuwen, maar de schok dien ik kreeg, toen hU naar voren kwam, zal ik nooit vergeten. HU was een gevangene. Een ge streept gevangenispak omsloot zUn leden en zUn haar was kort afgeknipt. HU is een boef., een laoef; met echt mei-sjesachtlgen angst ging ik achteruit. „O Miss," smeekte zUn stem, „help me, ver raad me niet!" ZUn stem klonk beschaafd en ook zUn gezicht vertoonde niets van het misdadige, dat je zou verwachten. Ik voelde me kalmer worden. „Ik ben gevlucht, ik moest er weg, ik kon het niet houden daaraltUd opgesloten altijd alleen.... je wordt gek, je bent geen mensch meer." Als een stortvloed kwamen de woorden. „En Ik ben onschuldig, maar,” liet hU er cy nisch op volgen, „dat zal u evenals de anderen wel niet gelooven.” TerwUl hU sprak, kon ik hem goed opnemen, groot en slank was hU. nog jong, zUn gezicht wat geel. Er was angstige spanning in zun oogen. wild en wanhopig tegelUk. Het trof me hoe intens blauw hun kleur was. „Waarom ben Je er dan gekomen?" vroeg ik. HÜ strekte zUn handen als in een bede naar mU uit. ..Laat me het u vertellen, u bent nog Jong, zal misschien iemand begrijpen en gelooven, die alles tegen rich had.”

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 23