u&Aaal van den dag
DIAMANT
i
t;
1
Fransch weldoener uit de 18e
eeuw
L
.^1
IK VERMOED DAT
BE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK
HET KAPERSNEST
BARON de montyon
Na den storm
Bak- en Braadvet
r~\ nationale I~ln
.V DRANK J
wy
Bi
\De
gevangene
VRIJDAG 22 DECEMBER
Düsseldorf in Kersttooi
Jaarlijksche prijzen
Baron de Montyon
RETRAITEN
Ó>J
str.
4
*5
45 ets p. pond - 22} ets p. haN pond
JOSEPH CONRAD
J
•f
IR
(Wordt vervolgd)
R|
fijn leven wat een aaneengescha
kelde periode van wel
dadigheid
RHEUMATIEK
EN SPIT IN DEN RUG
9
„St. Petrus Canisius” Bergen
Tevergeefs van alles geprobeerd
O
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
*81 3
i* en
Drink.
limon
u
Een zeer
bioa-
(Ingebonden Mededeeltng)
rin.
EMZET
ing
lan
,A
Meisjes-Congreganteten 1735
r
'T Z
ROMAN VAN
z«...
dwang te verliezen.
35
ent
AA
4
t 1
1
ent
ent
ent
ent
de groote en beroemde mannen, die zich
,oor Frankrijk zeer verdienstelijk gemaakt
hebben, behoort ongetwijfeld ook de Mon-
De Montyon, die rich in 1815 weer te Parijs
gevestigd had. stierf in zijn geboortestad den
29sten December van het jaar 1820
was een uitgemaakte zaak, dat Seraphina en ik
zouden trachten te ontsnappen Ik zal niet
zeggen over zee, maar naar de zee.
groote
waren
i»r.
llarla
Antje
rnar-
or de
Cath.
xhle;
es en
Ik bezat haar volle vertrouwen. Ik zal niet
spreken over mijn samenkomst met haar; maar
nooit zal ik vergeten mijn gevoelens, als bij het
betreden van een tempel, de weemoedige, kal-
meerende vertrouwelijkheid van onze ontmoe
ting, de schemerig verlichte kamerruimte, de
vage gedaante van La Chlca op den achtergrond
en de teere meisjesgestalte in het zwart, met
het bleeke, fijne gelaat.
Haar moed werd mü duidelijk, in de zachte,
droeve tonen van haar stem. Ik dwong haar
plaats te nemen in een grooten, met trUp over
trokken. leunstoel, waarin ze wegzonk al» een
kind en zelf nam ik plaats op een bankje aan
haar voeten. Dit is een onvergetelijk uur in
mijn leven geweest, waarin geen woord van lief
de werd gesproken, waarover niet zou mogen
geschreven worden.
over
en H.
’etrus
ormis
Jnge-
Ivent
ur de
loog-
egen-
voor
wordt
onder
r alle
ingen.
Ter-
rtpre-
van 4
Ste-
7 uur
„'-'H
hand
anders
je.
d om
>en
lg«
en.
Aagje
1.
•oper;
int.
es-
Ivent.
r Pe
epers,
Zeta-
larina
Ster-
t, die
tyon
demle zelf gaf jaarlijks een verslag in het licht,
waarin alle „edele’ handelingen, die te harer
kennis gebracht waren en waarvoor onderschei
dingen of beloonlngen toegekend waren, op-
gesomd werden Dit verslag werd aan alle pre
fecten toegezonden met verzoek om het zoo
veel mogelijk in hun departement te versprei
den, opdat deze daden ook anderen tot navol
ging zouden kunnen aansporen.
Sedert 1820 hadden deze ultdeellngen regel
matig plaats. Zl) hebben zeer veel bijgedragen
tot de redelijke verbetering van de lagere klas
sen der maatschappij I Toch was het niet af
doend tegen de zedenverwildering, die een eeuw
geleden helaas steeds meer toenam.
Slaat men de jaarboeken der Academie na.
dan leest men o.m„ hoe in het jaar 1839, in de
zitting van 30 Mei, de prijzen toegewezen wer
den. Francisca Olivier uit het departement Tarn
ontving drie duizend francs, „voor de mensch-
llevende opoffering in het verzorgen van rie
ken." Franc. Poyer, huurkoetsier in Parijs, even
eens dit bedrag. Aan drie vfouwen werd een
belooning van tweeduizend francs toegekend
en aan drie anderen een medaille van vijftien
honderd francs. Merkwaardig te lezen is het
volgende in dit verslag. „Het brave gedrag van
den koetsier Poyer. die een kind, dat hem door
een vreemde vrouw toevertrouwd was. zonder
belooning te genieten, twee jaren lang verzorg
de. en het wederom met veel moeite in het von
delingenhuis opspoorde, nadat de moeder het
tot zich genomen, doch spoedig wederom ver
laten had en plechtig als zijn kind had aan
genomen, dit gedrag verwekte een bijzondere
deelneming, en perste velen leden van de ver
gadering de tranen uit de oogen."
f Ge-
H.
htmls
mgen
Serrtt
rt en
foei—
L Vr.
Is lid
9 30
ochle.
Cerst-
s Om
daar-
is uitsluitend verkrijgbaar
en drogisten A 0.90 en
Stralende gezondheid voor
I
DIT EEN EILAND (5
MISSCHIEN ZIJNER
MENSCHEN OP,LA-
TEN WIJ ER EENS
GAAN KIJKEN-
men
had
„Ontsnappen over zee," zeide ik luid. „Op
zijn zachtst is het als twee gelieven, die 1
in hand van een hooge rots springen,
niet."
Achter ons sprak pater Antonio’s tem:
„Beter is het. het zondig lichaam op het spel
te zetten, dat weerkeert tot het stof, waarvan
het gemaakt is, dan de verloste ziel, wier vree-
selljk lot de eeuwigheid is."
Seraphina liet het hoofd hangen; maar haar
hand in de mUny beefde niet.
„Mijn dochter." ging de oude man voort, „gij
hebt uw Jot toe te vertrouwen aan een edelen
der Altstadt. Telkens werd halt gehouden en
dan klonken In den winteravond de metaal
heldere kinderstemmetjes, die de eeuwenoude
en toch Immer nieuwe Welhnachtsliederen ver
klankten.
Alleen dit ai is een bezoek aan Dusseldorf in
Kersttooi overwaard
Ten slotte mogen we nog even vermelden, dat
ook de wetenschap zich op het Kerstfeest heeft
Ingesteld.
In bet z.g. Planetarium, de groote koepelzaal
indertijd voor de Gasolel gebouwd, wordt nl.
eenige keeren vertoond de sterrenhemel, zoo-
als die tijdens Christus’ geboorte te Bethlehem
door de herders in de velden aanschouwd werd
en zooals die den H.H. Driekoningen den weg
wees naar den jong geboren Konlng der Joden.
Zeiden we teveel, toen we hierboven opmerk
ten, dat Düsseldorf. hoe schoon ook in den zo-
mer, ook in dezen tijd den vreemdeling zóóveel
te bieden heeft, dat een bezoek ruimschoots
beloond wordt?
31IEVE HEMEi'HEB\
^JE OOIT ZULKE 1
IMOO/E groene Boa
\t1EN GEZIEN? IK
^ZOUWELEENS Wl
~LfN WETEN Qf WE
IH/EP DKHT BU DE
\DE STAD ZUN I
jongeling met hooge gevoelens en een oprecht
ridderlijk hart.”
„Ik vertrouw hem.” zei Seraphina.
En toen Ik haar dat hoorde «eggen, scheen
het ml) toe. of In volste waarheid mijn gevoe
lens edel waren en mijn hart ridderlijk. Dat is
de macht van een meisjesstem. Toen de deur
weer achter ons dichtviel, gevoelde ik mij echter
heel nietig.
En in de galerij leunde pater Antonio zwaar
op mijn schouders.
„Ik zal een eenzaam, oud man zijn." fluis
terde hij mat. „Na zoovele jaren! Twee groote
edelen; het eind van een edel geslacht een
kind dat ik heb zien opgroeienMaar ik
hen nu minder bang voor haar."
Ik zal niet vertellen van al de plannen, die
wij maakten en verwierpen. Alles scheen onmo
gelijk.... WIJ wisten van Castro, dat O’Brien
naar Havana was gegaan, ofwel om zelf het
nieuws van Don Balthazar’s dood bekend te
maken, of anders om te voorkomen, dat het daar
al te snel ruchtbaar werd.
bij verlies van ’n
anderen vinger
neerkeek met droefgeestige minachting, had met
Pater Antonio de geheele zaak geregeld.
Het was op den dag der begrafenis van Car
los en Don Balthasar. Dienselfden dag had
Castro gehoord, dat op korten afstand van de
kust een schip ontdekt was, door windstilte over
vervallen. Dat was een buitengewone trefen ie
begrafenisplechtigheid sou gelegenheid geven
te ontsnappen. Er tvas in Rio Medio, als in
alle Spaansche steden, onder het achtbaar ge
deelte der bevolking, een broederschap tot het
begraven der dooden, „de Broeders van Barm
hartigheid." die, gekleed in zwarte togen en
kappen over het hoofd met enkel twee gaten
voor de oogen, de dooden naar tyun laatste
rustplaats droegen.
Door hun kleedlng waren ze in dat godvruch
tig werk onherkenbaar. Een costuum der Broe
ders van Barmhartigheid zou voor mjj in pater
Antonio’s kamer worden klaargelegd....
Castro vertrouwde op zijn handigheid in het
verkrijgen van een boot. Het zou wel een heel
kleine en gevaarlijke zijn, maar wat kon ik
anders verwachten, als ik zelf mijn vijand niet
doodde en dan nog niet eens toeliet dat een
ander het voor me deed, verklaarde hij met
somber sarcasme.
JSen Godsvrede was uitgeroepen en de begra
fenis zou plaats hebben in den avond. Dan zou
het stoffelijk overschot van den laatsten der
Riego’s worden bijgezet in den kelder van de
kathedraal.
GEEN ENKEL SPOOR VAN NAAR GEEN ZEIL
ZELFS GEEN STUKJE DRIJVEN O -iCHEEPS-
TUIC, LETTERLIJK NIETS’. NAAR WE ZULLEN
\VOORTGAAN MET ALLES GOED AF TE
l ZOEKEN J
SAKKERLOOT.'
IK KAN ME I
NIET VOOR- 1
5TEL1EN.
DATHEfzod
GESTORMD
i\ HEEFT.
VEL? VAN ANNIE VERWUDf RD ZOEKT
VADERTJE'WARBOUCKS MET Z'N KIJKER
DE EINDE LOOZE ZEE AF
TDEZEEISZOCT^
[RUSTIG MIJNHEER}
[ALS EEN KLEINE
WUVER DIE KLIP
WAAROVER WF
HEEN 6LEDEN,
HEEFT ONS UIT
DE BRANDING GE
HOUDEN EN IN
DEZE KLEINE HAVE!
GEBRACHT^-
ge ld verduistering.
iiiiiiiiiiiiiiniiutiiHliiiHHHHiiKiimii
laaaesaaaaaaaaeeaaaesaaassaasssaaaaaaaaaaaaat
daar lag. En het was verdwenen
..Maar Ik heb het niet genomen, miss, niet
eens zien liggenToch zegt men eenvoudig
dat ik het stal en hier of daar verstopt heb. Ik
heb het niet gedaan, o. geloof me tochge
loof me toch...."
In de stilte van den nacht vernam Ik duidelijk
het zachte ruischen der booraen. Zoo vredig daar
bulten, terwijl hier iemand was met zulke wan
hopige oogen. achtervolgd. Ik hoorde zijn
heesche fluisterstem, die zoo dringend mij wilde
overtuigen van zijn onschuld.
„En de cel.... de cel daar, mijn God. dat te
de hel, niet meer terug daarheen, niet meer!
Misschien was het omdat ik een meisje was,
of omdat ik mij opeens het wilde konijntje her
innerde dat mijn broer gevangen had. Dat beest
je dat aoo angstig in zijn hokje achter de tralies
zat en altijd maar met zijn ronde oogjes zocht
en zocht om weg te komen, ach en toen ik het
wou laten wegloopén, lag het met stijve strakke
pootjes, dood.
.JBtll,” zei ik, „ik zal je helpen, zeg niets
meer. Ik weet een oud pak van vader.” En ja,
ik deed nog meer, ik pakte brood voor hem en
zelfs zoo ver ging, dat ik mijn geldkistje haalde
en hem den Inhoud toeschoof.
..Het is niet veel, maar het zal je toch hel
pen.”
Zijn stem was bijna niet hoorbaar door de
tranen die zijn stem verstikten.
„Maar dit pak dan." hij wees op zijn ge
vangen is kleeren
„O, dat is niets,” zei ik. .Jk doe ze nu direct
in den oven, die blijft ook 's nachts aan."
En dan liet ik hem gaan, den stillen nacht tn.
.Als ooit iemand u dankbaar is, dan ben ik
het. Bill Watson.” HIJ drukte bei mijn handen.
„God zegene u. God segene u.”
Jaren later werd zijn onschuld bewezen en
met vreugde las ik Watson's brief, waarin hij
mij nogmaals bedankte voor alles wat ik deed,
maar bovenal voor het vertrouwen dat ik in
hem gesteld had.
Wat de beweegreden van zijn vertrek ook
zijn mocht, hjj had onder de vreeselljkste straf
bedreigingen bevolen, dat het huls geëerbiedigd
moest worden, en bewaakt, dat niemand het
verliet... Den Engelschman moesten ze
op het eerste gezicht dooden. Van geen ander
mocht een haar gekrenkt worden. De ontvluch
ting scheen onmogelUk; toen op den derden
dag, geschiedde het; de weg was gevonden.
Castro, die mij diende, alsof Carlos’ ziel in
mijn lichaam was overgegaan, maar op mijt
f UEERLUK-HET
\WAT£R KABBELT
\0MJE HEEN ALSEEh
ZACHT BEEKJE
HEBBEN JULLIE NU
METGENOEG BQOT
JE GE VAREN f
(Korte Inhoud van het voorafgaandeKemp
een Engelschman uit Kent wtikt met Carlos
Riego uit naar Jamaica, geholpen door den
verloofde van zRn zuster Veronica Ralph
Rooksbv Hiei komt hi1 in kennis me* den
rechter O’ Bnen en met Don Ramon die
Kemp «rillen overhalen dienst te nemen bil
«eeroovera die Rio Medio aU baste hebben
Als hit hier niet od meaat wordt nu ovei-
Weldlgd en aan boord van een schip «e-
oracht. Hii weet te ontsnappen en wordt op-
WDlkt door een ander schip dat hem naar
Havana meeneemt. Nabij Cuba worden zU
echter door zeeroovers. die onder bevel staan
van een vriend van Carlos Thomas de Castro,
overvallen. John. Kemp wordt door het ka
perschip naar Rio Medio gebracht, waar hU
gtetvry ontvangen wordt door Don Balthasar
«ler leidt men hem aan het sterfbed van
^rlos. Het gepeupel eischt de uitlevering
jan Kemp en doet als Carlos juist gestor-
»ei? J8’ ecn aanval op het huls, waarbll Don
®A*tbaaar door een kogel wordt getroffen
en stervend ineenzakt).
volgenden dag was pater Antonio kalmer,
tok u^n ^ende vragen antwoordde htf met
troostende gezegden over de gezegende
verlichtende werking van tranen.
Toen in drie dagen eerbetering.
D? heer G. H. te Venlo schreef ons dezer
dagen hoe hij geleden had aan rheumatiek
en spit in den rug. Tevergeefs probeerde hij
allerlei middelen. Niets hielp. Tot hij op raad
van een vriend Kruschen Salts nam en na
drie dagen voelde hij reeds verlichting. Nadat
hy zijn dankbaarheid heeft uitgesproken, ver
volgt de heer H.:
„Na gebruik van uw probaat middel Kru
schen Salts ben ik nu van mijn rheumatlsche
pijn af Ik kon haast niet gclooven, dat Kru
schen Salts zoo een uitwerking kan teweeg
brengen. Ik had reeds van alles geprobeerd,
maar alles tevergeefs. Op aanraden van mijn
vriend ben ik dan tot Kruschen Salts overge
gaan en tot mijn groote blijdschap kon ik na
drie dagen reeds beterschap bespeuren. Ook
mijn spit in den rug een ondraaglijke pijn
war. zoo goed als geheel verdwenen. En daarom
blijf ik mijn vriend dankbaar. Had ik het eer
der geweten, dan had ik zooveel geld aan pillen
en smeersels niet weggegooid Daarom raad ik
ieder lijder aan rheumatiek of spit in den rog
aan om Kruschen Palts te gebruiken en ik
geef u tevens de vrijheid dit schrijven te pu-
bliceeren in de dagbladen." G. H. te Venlo.
Rheumatlsche toestand is het gevolg van een
overdaad van urinezuur in het lichaam. Eenige
ingrediënten nu van Kruschen Salts zorgen,
dat dit urinezuur zacht maar volkomen uit
het lichaam verwijderd wordt. Andere zouten
in Kruschen verhinderen, dat het voedsel in de
ingewanden kan gaan gisten en voorkomen
daarbij niet alleen verdere ophooplng van bet
gevaarlijke urinezuur, maar ook van afval
stoffen. die de gezondheid ondermijnen.
Daarom zal „de dagelljksche doeia” Kruschen
niet alleen rheumatlsche pijnen verdrijven en
verder voorkomen, doch het zal uw geheele
organisme verfrisschen en vernieuwen.
Kruschen Salts
bij alle apothekers
1.60 per flacon,
één cent per dag.
Let op dat op het etiket op de flesch. zoowel
als op de buitenverpakking de naam Rowntree
Handels Maatschappij Amsterdam voorkomt.
beschuldigd
som.
geen
wijzen, maar hij
was de eenige ge
weest dien
ie kamer
den binnengaan,
terwijl het geld
En zoo stonden wij daar in de kamer, terwijl
als in een hartstochtelljk pleidooi hjj zijn leven
voor mjj blootlegde.
Toen hjj sprak, herinnerde ik mij het op
zienbarende proces van verleden jaar. Een man
van
Er
be-
37—30 Dec. Ongehuwde dames.
30 Dec.—3 Jan. Ongehuwde mannen Volendam
1013 Jan. St. Jozef gezellen
1013 Pebr. Mannen en Jongemannen.
1318 Jan. Dienstplichtigen.
1619 Jan. St. Jozefgezellen.
20—23 Jan. Mannen en Jongemannen.
2326 Jan Dames (gehuwd en ongehuwd).
30 Dec.2 Jan. Ongehuwde Mannen Volen
dam.
25 Jan. Gereserveerd Gehuwde Vrouwen.
1013 Jan. St. Jozefgezellen.
1316 Jan Dienstplichtigen.
1619 Jan. St. Jozefgezellen.
3023 Jan. Mannen en Jongemannen.
2326 Jan. Dames (gehuwd en ongehuwd.).
2730 Jan. St. Jozefgezellen.
36 Febr. R.K. Rijwielclubs.
6—9 Febr.
1013 Febr. Mannen en Jongemanen.
17— 20 Febr. Mannen
2023 Febr. Dames (gehuwd en ongehuwd).
Jean Baptiste Antoine Auget baron de Mon
tyon werd den 23sten December 1733 te Parijs
geboren. Het geheele leven van dezen Franach-
roan kenmerkt zich door één aaneengeschakel
de periode van weldadigheid, welke hjj nu eens
aan steden of geheele districten, dan weer aan
enkele, bepaalde, personen bewees. De Lfontyon
deed dit meestal in het geheim, zonder er rucht
baarheid aan te geven.
Deze merkwaardige man, die eens een hooge
ltsatspositie in zijn vaderland zou innemen,
begon zjjn loopbaan als advocaat te Parijs. Op
35-jarigen leeftijd in 1768 werd hij be
noemd tot intendant van Auvergne. Als zoo
danig deed hij zeer voortreffelijk werk en hij
yerwlerf in deze betrekking de dankbaarheid
en hoogachting van alle Inwoners dezer pro
vincie. doch voornamelijk van de armen. HIJ
wist het gewest te behoeden voor een verschrik-
keUJken hongersnood, deed veel voor de ver
fraaiing van de steden Aurillac en Mauriac.
waar hli wandelplaatsAi liet aanleggen, en die
jater uit dankbaarheid een standbeeld voor hem
oprichtten. In Parijs sloeg men dit alles echter
met leede oogen gade: de regeering zond een
ambtenaar, die zich in haar gunst verheugen
mocht, naar Auvergne, waar de Montyon ver
vangen werd, onder voorwendsel, dat zjjn be
kwaamheden niet voldoende waren voor een
behoorlijk beheer van Auvergne. Hij werd toen
van de eene naar de andere provincie ver
plaatst: eerst kwam hij in Marseille terecht,
daarna zond men hem naar La Rochelle.
Over deze willekeurige behandeling in hoqge
mate gegriefd, liet Montyon in het jaar 1774
door de Malesherbes een „memorie" aan den
konlng overhandigen, waarin hU om. opmerkte:
^Sedert ik de eer heb den titel van Intendant
te voeren, ben ik driemaal van betrekking ver
anderd. iets, dat vóór mtfn tijd een ongehoord
iets was." Na zich dan over zijn gedrag en
handelwijze zooveel mogelijk gerechtvaardigd te
hebben, vervolgt hjj: „Na deze opening van
zaken, acht ik het onnoodlg een verzoek of'
«enigerlei klacht in te dienen. Zoo er in een
der drie departementen, die aan mijn zorgen
waren toevertrouwd, ook maar één mensch ge
vonden wordt, die mU van de kleinste Onrecht
vaardigheid betichten kan, of wel, wanneer deze
memorie één enkele onwaarachtige opgave be
vat, dan aarzel ik niet om mijn levetf. mijn
vermogen en mijn eer ten offer te brengen."
Deze .jnemone” maakte op den konlng zoo’n
indruk, dat hjj bet bevel gaf, aan Montyon te
antwoorden en zelfs om hem zijn hooge tevre
denheid te betuigen. Het bevel werd met den
meesten spoed uitgevoerd, doch.,., de Mon
tyon werd niet in zijn functie van Intendant
hersteld, waarschijnlijk omdat hij het bewijs
geleverd had, dat hjj meer dan iemand an
ders juist voor dezen moeilijken post be
rekend was.
Intusschen werd hU in 1780 kanselier van den
graaf van Artois, dien hjj naar Engeland ver
gezelde.
Reeds vóór het uitbreken van de Revolutie in
1789 had hjj een prijs uitgeloofd voor een of an
der werk, dat op de verbetering der zeden van
grooten Invloed zou zijn. Aan de Fransche Aca
démie werd de toekenning en verdeeling ervan,
opgedragen. De revolutie had evenwel de op
heffing der academiën tengevolge. De Montyon
zag zich genoodzaakt Frankrijk te verlaten, daar
lijn aanzienlijk vermogen en de door hem waar
genomen functies hem in dien tijd van ver-
waning aan een zekeren dood blootstelden. Hjj
vertrok in 1792 naar Genève en vervolgens naar
Londen, waar hij voortdurend zijn vermogen
beschikbaar stelde voor de in Engeland gevan
gen of uitgeweken Franschen. Toen hjj in
Frankrijk teruggekeerd was. begon hjj de prij
zen, die h(j vroeger uitgeloofd had, te vernieuwen
Als hij niet in vurig gebed in de dooden-
kamer te vinden was, kon men hem in ernstige
overpeinzing door de galerijen zien stappen. En
’s avonds nam hij mjj bij den arm en leidde
me zonder een woord te spreken een nauwe
wenteltrap op. Boven stootte hjj een klein
deurtje open en we stapten op een Plat ge
deelte van het met maanlicht overgoten dak.
De donkere landtongen met hun schaduw
van boomen en rotsblokken, omgrepen de wate
ren der baai, die in het midden schuil ging
onder een bank van witten mist; daarachter
strekte zich grenzeloos somber onder den lich
ten hemel het wijde vlak der open zee. hier en
daar blikkerend in vreemden schltterschjjn.
WIJ stonden achter de borstwering en pater
Antonio wees met zijn arm naar de glanzende
strook maanlicht op het donkere water.
„Dat te de eenige weg." zei hjj.
Nog nooit te voren was ik beangstigend ge
troffen door de sombere uitgestrektheid en de
verlatenheid van de open zee. als in dien nacht.
Jong als ik was. begreep ik goed dat zoolang
O Brien leefde, er voor ons op Cuba geen veilig
heid was.
„Waarheen dan?" vroeg ik. „Waarheen ons
wenden?"
Weer wees de padre naar de zee. Het hope-
looze van haar, in licht en donker even sombere
kalmte sloeg ml) zoo bang om het hart, dat ik
zelfs niet vroeg, hoe hij zich voorstelde, dat we
zoover zouden komen. Ik maakte enkel een
gehaar van ontmoediging. Buiten Casa Rlego was
ik van mijn leven geen tien minuten zeker. En
hoe kon Ik haar daar wagen. Hoe kon Ik haar
J 11 op dit blad z«n ingevolge de veraekertngsvoorwaarden tegen f 2(10(1 by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7 Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verllee van een hand f ol) verlies van een f Cf) bb een breuk van A/i
Alle (1 Donne 3 ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen J «J verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen f doodelljken afloop f een voet of een oog 2 duim of wijsvinger I O (/.“been of arm./4(/.-
„De stad Düsseldorf is zeer schoon en wan
neer men van uit de verte aan haar denkt en
toevallig daar geboren te, wordt het den mensch
wonderlijk te moede."
Zoo schreef Dultschlands groote dichter Hein
rich Heine, toen hij ver.van zijn vaderstad te
Parijs vertoefde
Waarschijnlijk dacht de dichter op dat oogen-
blik aan zijn eenvoudig geboortehuis in de Bol-
kerstrasse en voelde hij rich weer de DUssel-
dorfer „Bubewiens grootste feest het was op
St. Martlnusavond met zijn bontgekleurde lam
pion door de Altstadt tg jaaradeeren. Of her-
inlnerde hij rich misschjM de specialiteit der
Diisseldorfer bengels; die A raison van enkele
grosschen voor den verbaasden vreemdeling een
halve straat lang .kopje duikelen?"
Hoe het zij, wu vreemdelingen, wier wieg niet
stond aan de samenvloeiing van RUn en Düs-
sel. doch aan de koele Westerstranden. wl) zeg
gen het Heine van ganscher harte na: „Wat is
Düsseldorf een schoone stad"
Practisch gesproken ligt deze hoofdstad van
het Neder-RUnsche gebied in onze onmiddel
lijke nabijheid. Nauwelijks heeft men rich in
de D-treln geïnstalleerd en wil men het zich
gemakkelijk maken voor de „lange" reis, of men
riet reeds den ouden scheeven toren van de St.
Lambertuskerk, een beroemdheid van Düssel
dorf, voor zijn verbaasde oogen verrijzen.
Deze eerste prettige verbazing zal bij nadere
kennismaking met Jan Wellem’s residentie nog
door vele andere gevolgd worden. Vooral wan
neer men. zooals het kleine groepje Holland-
sche journalisten dezer dagen, zich stelt onder
de hoede van de Verkehrs Verein der Stadt
Düsseldorf, welker Herr Director Dr. Rettig, al
het mogelijke en bijkans het ónmogelijke heeft
gedaan om tijdens het kort bestek van een
week-end de schoonheden van zijn ztad te too-
nen.
Misschien meenen sommige onzer lezers,
evenals wjj aanvankelijk, dat de winter voor
een tuinstad als Düsseldorf toch niet het meest
geëigende seizoen te. Natuurlijk, wanneer in de
groote parken het jonge groen pas ontloken is,
en wanneer op de Könlngsallee (zonder twijfel
een der mooiste boulevards ter wereld) de kas-
tanjeboomen haar bloemen als reusachtige
bruldsbouquetten ontplooid hebben, dan ver
toont Düsseldorf een heel eigen en bijzondere
schoonheid. Maar dat neemt niet weg, dat óók
in den wintertijd deze stad nog zóóveel moois
te bieden heeft, dat ze ook dan een bezoek over
waard te. Om maar iets te noemen: op het ge
bied van kunst in al haar verschijningen te
Düsseldorf een waar paradijs. In geen wereld
stad vindt mep beter verzorgde opera- en too-
neelvoorstelllngen, terwijl de minnaars van
schilder- en beeldhouwkunst hun hart ten volle
kunnen ophalen in de uitgebeelde en kostbare
verzamelingen.
Wie van winkelen houdt en speciaal eens wil
zien, wat de nieuwste modes gaan bieden, heeft
in Könlngsallee en Schadowstrasse een terrein,
dat moeilijk op een middag te exploreeren valt.
Er was echter dit Jaar een zeer speciale reden,
waarom Dr. Rettig en zijn staf dc Hollandsche
journalisten gaarne in deze donkere dagen voor
Kerstmis ontving. En wel deze: Op initiatief
van de Verkehrsverein was de stad in een heel
bijzónder Kerstkleed gestoken.
Het is een bekend feit, dat geen volk ter we
reld het Duitse he overtreft tn gehechtheid aan
de ulterlljke Kerstsymbolen, waarbij de ver
lichte ..Tannenbaum" een hoofdrol speelt.
Hiervan uitgaande heeft men eer. stadsver-
siering bedacht, die, hoe eenvoudig ook op zich
zelf, door haar algemeenheid en uniformiteit
een machtigen indruk maakt. Aan zoo goed als
lederen gevel zijn nJ. op gelijke hoogte kleine
dennenboomen aangebracht, voorzien van een
aantal electrteche lampjes.
Wanneer dan de vroege avond over de stad
donkert en de tienduizenden lichtpunten plot
seling ontgloeien, biedt dit een sprookjesachtig
gezicht om nooit meer te vergeten.
Verder zijn op de kruispunten van wegen
reusachtige Kerstboomen neergeplant, eveneens
fantastisch verlicht. Hieronder spelen S.8.-,
S.A.- of andere kapellen volks- en kerstliede
ren, en ondanks den feilen Noord-Ooster staan
duizenden met de grootste aandacht daarnaar
te luisteren.
Den meesten Indruk maakte echter op ons
het rondtrekken der „Jugend” door de straten
en te vermeerderen. Bekend is bijvoorbeeld, hoe
hl) in zijn laatste levensjaren jaarlijks vijftien
duizend francs beschikbaar stelde, om de pan
den, die voor minder dan vijf francs beleend
waren, uit den lommerd te lossen, waarbij hij
van de gedachte uitging, dat zaken van een
dergelijke kleine waarde slechts door menschen
verpand konden zijn, die in de drukkendste
levensomstandigheden verkeerden.
Ook liet hij door een der malres van Parijs
een bekendmaking verspreiden, waarvan de be
doeling was, een vereeniglng te stichten, om
den handwerkslieden geld zonder rente voor te
schieten: voor de instelling hiervan stelde hij
vijfduizend francs beschikbaar. Deze vereeiil-
ging heeft echter nooit eenig nuttig werk ver
richt -
Reeds bij zijn leven dacht De ™ontyon aan
de hulpbehoevenden: met zorg zocht hij naar
de middelen om de arbeidende klasse te kun
nen steunen en verbeteren. Jaarlijks werden
vjjf van zijn prijzen uitgedeeld. De eerste was
bestemd voor den armen Franschman, die in
den loop van dat Jaar het deugdzaamst gehan
deld had; de tweede voor dien landgenoot, die
het werk geschreven had. dat het meest ge
schikt was om deugd en goede zeden te bevor
deren (de zg. „prlx Montyon" of „prix de
vertu”). Over deze beide prijzen kreeg zoo
als opgemerkt de Académie franqatee te be
slissen en te beschikken. De drie andere wa
ren reap bestemd voor een werk over de sta
tistiek. voor hem. die middelen ontdekte om een
werktuiglijk bedrijf minder nadeellg voor de
gezondheid te doen zijn, en tenslotte voor den-
gene, die verbeteringen of ontdekkingen in de
heelkunde gedaan had. Deze drie prijzen werden
door de Académie des Sciences te Parijs uit
gedeeld. Behalve deze legaten vermaakte Mon
tyon nog aan elk der hospitalen in de twaalf
afdeellngen van de hoofdstad, een kapitaal,
waarvan de "rente onder de armen, die uit het
hospitaal ontslagen werden, verdeeld moest
worden.
De belde Académies kregen door den stich
ter dezer prijzen wel een zeer eervolle, maar
niettemin moeilijke taak te vervullen. Voor
namelijk was dat aanvankelijk het geval ten
aanzien van de eerst uitgeloofde dezer prijzen.
Jaarlijks ontving men uit alle deelen van
Frankrijk berichten van verschillende deugd
zame handelingen, of wel van degenen, welke
als zoodanig betiteld werden. Een en ander ging
meestal vergezeld van allerlei bescheiden van
zeer geloofwaardige lieden, die getuige erbij wa
ren geweest.
In de jaarlijksche openbare vergadering der
Académie gaf de president een opsomming van
de namen van hen, die voor prijzen of médail
les in aanmerking kwamen; in zijn verslag
maakte hij ook melding van de deugdzame han
delingen, die de voorkeur verdienden De Aca-
voorstellen mij te volgen een bijna zekeren dood
tegemoet? Wat kon de uitslag ztfn van 'Zoo’n
avontuur?Hoe konden we verwachten zulke
geheime middelen uit te denken om weg te
komen en dat de l ugarenos ons niet zouden
achtervolgen.... Ik zou dan verloren zijn en
zij....
Pater Antonio scheen eensklaps zijn zelfbe
dwang te verliezen.
„Ja,” riep hl), „de zee is een trouweloos ele
ment. maar wat te zU bij de verblinde boos
heid der menschen?"
HU greep mU bU den schouder. ..Het gevaar
voor haar leven,” riep hU; „het gevaar te ver
drinken, te vergaan van honger of dorst dat
is alles wat de zee meebrengt. Ik heb haar te
zeer Hef. ZU is mijn eigen geestelijk kind en ik
zeg u, senor, de goddelooze kuiperijen van dien
man stellen niet alleen haar geluk, haar fortuin
in gevaar maar haar onschuldige ziel zelve.”
Ik gaf hem geen ongeluk. De zee, de zee dan
maar. Het was lichter haar dood te denken dan
gevangen genomen door haar vUanden; het was
beter, dat zU het slachtoffer der zee zou zUn
dan van slechte menschen; beter dat zU met
mU verloren ging dan vóór mU.
Met zUn naïef gevoel voor de poëzie van den
hemel, sprak pater Antonio tot de maan, den
„zachten bol," zooals hU haar noemde, die er
wel genoeg van moest hebben op de ellenden
der aarde neer te zien. ZUn ontzaglUke schaduw
op het zink scheen twee groote vuisten over
de borstwering te steken, als om te slaan naar
de vUanden beneden, en zonder eenig bepaald
plan te bespreken daalden we weer af. Het
1» r idden in den nacht was ik opeens klaar
Nee.ik droomde niet; er was ergens in
huls een raam dichtgeschoven, ik had het dui-
delUk gehoord. In den lichtkrans der radlum-
cllfers van mUn wekker wezen de wü^ers kwart
over twee. Dan herinnerde ik mU: ik had ge
lezen dien middag bij het open raam aan den
voorkant van het huis en.... vergeten het weer
te sluiten.
Terwijl jk rechtop ging zitten en luisterde,
hoorde ik zachte voorzichtige voetstapiien. MUn
hart begon luid en snel te kloppen. MUn eerste
impuls was vader te roepen, maar hU was niet
erg prettig geweest en vroeg gaan slapen; bo
vendien werd hU reeds tamelUk oud. Nee. ik
zou zelf gaan, misschien was het alles slechts
verbeelding, of de nawerking van een zwaren
droom. Maar terwUl ik mjjn slofjes aanschoot
en mUn peignoir oversloeg, drong het tot mU
door dat ik het toch wel degelUk gehoord had
Op den tast liep ik in het donker de gang op.
Elndelük had ik de deur der voorkamer bereikt,
maar toen mijn bevende vingers het knopje
van het licht zochten, overviel me opeens een
ontzettende angst. MUn hart klopte met zoo’n
geweld, alsof het sou barsten, en ik werd warm
en koud tegelUk.
Nu ik daar zoo in het donker stond en mUn
hUgenden adem trachtte te bedwingen, was het
alsof een hand rich om mijn hals spande en
de vingers mijn keel dichtknepen.
Ik wilde gillen, maar dan vermande ik mU
ik voelde het knopje en draaide het licht aan.
Even knipten mUn oogen in den hellen glans,
ik keek rond.... het raam was gesloten en dan
zag ik gehurkt achter den divan een man.
Het eerste dat tot mU doordrong was, dat ik
niets had om ml) te verdedigen; ik voelde me
zoo simpel, zoo klein.
„Wil Je wel eens dadelUk te voorschijn komen
van achter dien divan, en als Je ook maar iets
probeert te doen, roep ik mijn broers.”
Helaas! MUn broers waren met vacantie, ik
was slechts alleen met vader. MUn stem klonk
gejaagd en hoog. Zeker zenuwen, maar de schok
dien ik kreeg, toen hU naar voren kwam, zal ik
nooit vergeten. HU was een gevangene. Een ge
streept gevangenispak omsloot zUn leden en
zUn haar was kort afgeknipt. HU is een boef.,
een laoef; met echt mei-sjesachtlgen angst ging
ik achteruit.
„O Miss," smeekte zUn stem, „help me, ver
raad me niet!"
ZUn stem klonk beschaafd en ook zUn gezicht
vertoonde niets van het misdadige, dat je zou
verwachten. Ik voelde me kalmer worden.
„Ik ben gevlucht, ik moest er weg, ik kon
het niet houden daaraltUd opgesloten
altijd alleen.... je wordt gek, je bent geen
mensch meer." Als een stortvloed kwamen de
woorden.
„En Ik ben onschuldig, maar,” liet hU er cy
nisch op volgen, „dat zal u evenals de anderen
wel niet gelooven.”
TerwUl hU sprak, kon ik hem goed opnemen,
groot en slank was hU. nog jong, zUn gezicht
wat geel. Er was angstige spanning in zun
oogen. wild en wanhopig tegelUk. Het trof me
hoe intens blauw hun kleur was.
„Waarom ben Je er dan gekomen?" vroeg ik.
HÜ strekte zUn handen als in een bede naar
mU uit.
..Laat me het u vertellen, u bent nog Jong,
zal misschien iemand begrijpen en gelooven,
die alles tegen rich had.”