M wtAaal iian den dc^ af gezette cabriolet, en het nummer is J FORT-MYSTERY Up ret kleine eiland iteec DE NOOD AL NOOÓ&’EN NOOL/ER. t] R- De dood van Albrecht von Wallenstein 1634-25 FEBRUARI 1934 DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK Een beetje nader bij ’t doel DE KNUPPEL 11L o o I ■■"1 X//e abonné’s ongevallen verzekerd ZATERDAG 24 FEBRUARI 1934 De Autodiefstal Goethe als bioloog Zijn eigen onderzoekingen Von Wallenstein 1 Indische mail per „Kota Paroe” V Vermoord door hellebaardiers, die vroeger onder zijn bevelen stonden Dapper maar ruw krijgsman Aan onze Tip is GEEN risico verbonden Alleen genot! Probeer öök eens ’n TIP van BOOTZ I JrioEr&y \WE 6/J IAC/Z5 Z/Jf/j u fa JA... \N£T AfONfT OVEfi. EEN NfETPE 0E- bCRR/J V/NÓ.EN 'EtOT tfASTDENEEPD. .AL5 DAT ZOO xFOEF NU TRUft AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL i linir ld Toen ek en BOOTZ M. B. HOOFDSTUK VI ASH-WAN-A-MAK VERTELT EEN GEHEIM Is u ook op de hoogte met boek- (Wordt vervolgd) -1 I door Katharina an Robert Pinkerton zooals Cuvier en St. Hilaire, de vergelijkende morphologic of vormleer van planten en dieren beoefenden. Ook ontbrak het niet aan allerlei theorieën, die hier richting trachtten te geven. wn dat ■ede Leiden Als de en Ud lat fi- ng >m en its. lub be- Ren Jag che i te icr- al iets -an ïhe ilet cia- s ht ider dun zaal ■aan den. een ten- toe- den. el- de iot, de :he ten e- U- dat trde liet, Vel- orn ren, ;rtfd den. pen «en be- te wo- weg •gen fiers wel 8«n, im- len, de ers en *n- len V. iet iar uk dit en iet *ds en oys van list, oed jen stig ten ons op ■el len wei ffil- wd- op ren, im- 11- h- ela :he ge- ►ber nen ten, tsts en de ren. Ex- inig •lijk reet sen Llen leel wij nen ar- ten. ht- ztJ nt- lag ro sel, th ese lil de ten De •en •en wi de en, als ?nd n- spionneeren, ontdekte spoedig, dat Wallenstein geheime onderhandelingen voerde met Frank rijk en Zweden en zelfs met Duitsche vorsten. Dit was te veel en de keizer ontsloeg hem voor de tweede maal. Wallenstein echter verzamelde zUn onderbevelhebbers om met hen te overleg- I gezien valt I Heele- Daar jongen. 1.. er iets vangen. orgen zal het driehonderd jaar geleden zUn, dat veldheer Wallenstein is over leden. Overleden Is niet het juiste woord: hij werd nJ. vermoord door landsknech ten en zijn dood was voor een goed deel het droevig gevolg van zUn eigen ruwe optreden gedurende vele jaren lang in de Duitsche lan- (fcn in Bohemen. Albrecht von Wallenstein werd in 1583 gebo ren uit protestantache ouders en werd reeds op veer tien Jarigen leeftijd katholiek, nadat hü na den dood van zijn ouders bij Jezuïeten was opgevoed. Reeds op jeugdigen leeftijd trad hü Jn krijgsdienst en geen betere tijden had hij kunnen treffen voor zjjn ruwen aard. Het was al. de tijd van oorlogen en oproeren In mid- den-Europa, waar niemand orde kon scheppen en waar hij, eenmaal veldheer van een eigen huurleger geworden, naar hartelust kon plun- deren en rooven. Zijn voornaamste bedoeling was niet overwinningen te behalen om vrede te maken, maar om zooveel mogelijk bult te ver overen. Zoover ging zelfs zijn hebzucht, dat hij zijn huwelijk er aan gaf en dat zijn godsdienst hem niet al te diep zat. Hij vocht aan de zijde van den Duitschen keizer Ferdinand, die hem na zijn tocht door Bohemen, waar hij een op stand had gedempt, met rijkdommen overlaad de en hem tot hertog van Friedland maakte. leek het^’^7 die “hem ‘117'^7 It- en «- en Hij trouwde voor de tweede maal en greep dit maal hooger dan eerst, zoodat* hij het keizer lijk hof nabij kwam. Intuaschen was hij de aan voerder van een leger van 20.000 man, dat hij echter wilde opvoeren tot een leger van vijftig duizend, omdat hij meende, dat een groot leger voor zichzelf kon zorgen, terwijl een klein le ger zou moeten leven van soldij, door hem te betalen. Hij had gelijk met deze bewering, maar dankte dit gelijk aan het feit, dat een groot leger in zooverre voor zichzelf kon zorgen, dat het door plunderingen in zün behoefte kon voorzien en voor die plunderingen was züner- ijjds niet eens een aansporing noodlg. Deze houding verschafte hem dan ook de sympathie ijjner soldaten, die hem overigens geen bjj- sondere vereertng toedroegen, en hem alleen waardeerden omdat hij steeds op tijd betaalde, al deed htf dit niet altijd op de meest verhef fende manier. Zijn veldtocht in Dultschland in samenwer king met den beroemden veldheer Tilly ter verdrijving van de Denen. Is een van zijn knap ste strategische meesterwerken geweest. Deze veldtocht had tot gevolg, dat verschillende kleine vorsten onderworpen werden. Maar de samenwerking tusschen de belde veldheeren duurde niet lang en kon ook niet lang duren wegens het al te ruwe en egoïstische karakter van Wallenstein. Hij trok dus alleen verder, viel Denemarken binnen en verdreef het Deensche Her naar de eilanden. Toen was Brandenburg aan de beurt en Saksen en Wallenstein droom de reeds van een volledige verovering van Noord-Europa. HU nam Pommeren en bouwde een vloot voor de Oostzee en vond toen het «ogenblik gekomen om zich zelf uit te roepen als groot-admiraal van de haven van het Roomsche Duitsche rijk. zooals hU het noemde. Wallenstein heerachte nu over het geheele noorden van het Duitsche rijk, behalve over de Hanzestad Stralsund, die hü niet nemen kon, hetgeen zUn eenlge mislukking was op den groeten tocht, die den Duitschen keizer weer tot den machtigen monarch maakte. Maar desa successen werden zijn ongeluk. De vete ver- •chrlkkelijke plunderingen, die zijn soldaten in de Duitsche landen uitoefenden, hadden het volk en de vorsten tegen hem opgezet en zij lichtten een massaal verzoek tot den keizer om Wallenstein te ontslaan, hetgeen de keizer deed, om. omdat hijzelf voor de groote van den veldheer bevreesd begon te wor den. ZUn vriend en vUand Tilly volgde hem op, en Wallenstein trok zich schatrijk, maar mop perend terug op zUn landgoed in Bohemen, van waaruit hü met leedwezen de meesterlijke krijgsverrichtingen van Tilly volgde en tot zün droefheid constateerde, dat zün vroegere kame raad meer sympathie wist te verwerven dan hü. Tilly echter was veel ouder dan Wallenstein en moest tegen Gustaaf van Zweden een neder laag lüden. Toen had de keizer Wallenstein weer noodlg, die mokkend en woedend zijn heil zocht in enorme feesten en belachelijke geldverspil lingen. Gemakkelijk zou hij zich niet overgeven. HU stelde eischen, die den keizer razend maak ten, maar Wallenstein hield vol en tenslotte moest de keizer toch toegeven, omdat hü den ruw® n^^eraar noodlg had. HU trok dus voor de tweede maal naar het noorden en verover de opnieuw de landen, die opstandig werden. En toen trok hü weer naar Bohemen. waar hü rijn tüd doorbracht met niets te doen. Althans Pta-ban's reis naar den post met zün pelzen en de "Vlugge reis van den bode met proviand naar Ash-wan-a-mak waren oorzaak, dat de reis aan Bruce en zün twee mannen niet veel moeite kostte. Niet alleen was een goed spoor gebaand, doch door de hevige kou was de sneeuw hardgevroren, zoodat geen sneeuwseboe- nen noodlg waren. Een man ging voor de bon den uit; de twee andere liepen achter de slede. Ze legden dien namiddag vüf en twintig mülen af en sloegen dan een kamp op voor den nacht. Den volgenden dag vorderden ze zonder eenlge moeite vüftlg mülen. Ofschoon ze tüdens dezen anderhalven dag door het district der jagers van Fort-Mystery gingen en soms de sporen van sneeuwschoenen konden waarnemen, zagen ze toch niemand. De fünere sporen in de sneeuw waren reeds door den tüd verloren gegaan Op de ondergeloopen moeraasen langs de rivieren en op de oevers van meren zag men geregeld sporen van pels en andere wouddleren. Doch evenals de sneeuw, schoenlndrukken waren ook deze sporen van ouden datum. Niet een keer zagen ze een spoor van slechts enkele dagen oud. Ook Goethe’s geest werd hierdoor geboeid. Het streven der vergelükende morphologic om in veelheid van vormen te zoeken naar een overeenkomst, naar een gemeenschappelijk bouwplan, moest wel worden toegejuicht door den dichter die in de natuur zag „das Ewlg-Elne, das slch vlelfach offenbart.” Het is dan ook een dichter, geen exact of wüsgeerlg denker, die in zün werken aan het woord is. Wel be vatten deze een rijkdom van Ideeën en vaak poëtische beschouwingen die de verkondigers van het „Goethe und keln Ende” wel eens geprezen hebben als diepe natuurphllosophle. Hun waarde voor de biologie is echter vaak overdreven, terwül de philosophische waarde ook niet mag worden overschat. Goethe ziet de overeenkomst in bouw van planten en dieren in symbollschen, idealistischen zin als de uitingen van één ge dachte, die zich op velerlei wijzen openbaart. Werd met deze voorstelling de Idee verbonden van een Schepper, dan kon men spreken van een aanvaardbare philosophic. Demk zü Goethe’s neigingen tot het pantetsme bhjft alles echter van een vage, zwevende symboliek, die In het stoffelüke soekt naar Iets noogers. ohann Wolfgang von Goethe heeft, veelzüdige geest als hü was, die het geheele geestes leven van zün tüd trachtte te omvatten, ook zün aandacht gericht op de biologische onderzoekingen en theorieën züner dagen. Reeds in 1784 (dus 150 jaar geleden) verscheen zün eerste publicatie op dit gebied, waarin hü als een der eersten het tusschenkaaksbeen bü den mensch beschreef. Daarna volgde een aantal geschriften over de vergelükende vormleer van den mensch, van dieren en planten. Om deze eenigszlns te kunnen beoordeelen, moet men rekening houden met de biologische strevingen van Goethe’s tüd. Nadat door onder zoekers als Linnaeus een groot aantal soorten was beschreven en gerangschikt In een mln of meer overzlchtelük stelsel, trachtte een volgende generatie zich rekenschap te geven van de onderlinge overeenkomst tusschen verschillende soorten, en bestudeerde de geleidelüke toename in ontwikkeling die blükt als men het geheele systeem van levende wezens overziet. Van een eigenlüke evolutiegedachte was echter nog slechts bü zeer weinigen sprake: Lamarck, die haar verdedigde, stond vrüwel alleen. Maar des I. EP /O OEEN QPUPPEL NED/CUN PETLAATSreNEEFr O/iEEeEN INóENONEN AIO NEE NAAP EEN 3EEEJE LANC&? W£/?£/tENO OE- WES>T DANANN/E^ &Oj ’t Is al weer het oude liedje. Reputatie roest tich vast, Bn dus volgens de gewoonte Is nu Leiden weer in last, ’t Is een tijd van veel misère Kn de dagelijksche deun Is er een van arbeidsloozen, Van behoe/tigen en steun. Armbezoeker.bij dit woordje Denk je aan phüanthropie. In de daad, ondanks het proza. Zit behoorlijk' poëzie. Want je brengt in de gezinnen, Die zoo wreed getrofjen zijn. Weer wat kleur, wat moed, wat leven Kn vooral ook zonneschijn! Maar in Leiden geen verblijden! Want het Leidensche beleid Geeft den Leidenaars, die lijden, Wel een zonderling bescheid- geeft aan armbezoekers, laatste nouveauté. Geen traditioneelen haring, Doch een gummi-knuppel mee! Armbezoeker en een knuppel. Daarbij staat men toch versteld. Want het méést toepass’lijk wapen Is een flinke beurs met gèUt! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) Nf/JNUEEP, y/jóLAAPT. DIRECT Het spüt mü. münheer Morley, zei hü, dat ik niet op uw voorstel kan Ingaan. Mevrouw en u, beiden is u buitengewoon vriendelük voor mü geweest en dat stel ik werkehjk op zeer hoogen prüs. Doch ik moet mün taak volbren gen. Ik zal hier veel te lang möeten wezen, alvorens u me kwüt raakt, doch kan ik het later doen, dan wil ik u gaarne helpen met het büwerken van uwe boeken. Toen Bruce In de trading-shop kwam, stond hü verwonderd, Pta-ban daar nog aan te tref fen. Hü dacht stellig, dat Pta-ban den vorlgen dag den post zou hebben verlaten, na zün pelzen verkocht te hebben. Dtt bracht hem op een idee. Weet u wellicht ook, waar ik een man netje kan aanwerven om mü op deze reis be hulpzaam te zün? vroeg hü. Ik sou graag wat haast maken; mün menner is niet van plan zich erg in te spannen. Dat is uw man, en Morley wees in de richting van Pta-ban. Hü is jong een flink werker, en ook betrouwbaar. Maar hü verstaat geen Engelsch. Joe kan wel vertaten wat ik zeg. Morley, die den halfbloed als tolk gebruikte, kwam heel vlug tot een accoord met Pta-ban. Het kamp van den jongen jager lag in ooste- lüke richting vlak bü de plaats, waarheen Bruce zich begeven wilde, en legen een kleine vergoeding nam hü op zich den blanke te vergezellen. Toen Bruce met zün twee mannen, na vroeg geluncht te hebbene den tocht had aanvaard, gen, wat er gebeuren moest. Door verraad kwam men echter deze plannen te weten. De gastheer van Wallenstein was n.l. omgekocht en op het afgesproken oogenbllk drongen zü den burcht, waar de vergaderingen plaatshadden, binnen. De officieren van Wallenstein werden ver moord. zonder dat zü tegenstand konden bie den. Wallenstein zelf was niet In de zaal «an- wezlg, doch bevond zich op zün kamer. Hü was ongewapend, toen de soldaten bü hem binnen drongen en plotseling stond voor hem een drie tal hellebaardieren, dat vroeger onder zün be velen had gevochten. De veldheer was niet ge wapend en voor hü zich precies kon reallsee- ren, wat er ging gebeuren, vielen de mannen op hem aan. Met lansstooten werd hü afge maakt en zoo sneuvelde de man, die eenlge tientallen veroveringen had gemaakt en zün zooveelsten veldtocht voorbereidde. Ben waardi ger dood ware zeker meer in overeenstemlng geweest met den krijgsmansgeest van dezen ruwen, maar vernuftigen veroveraar. (toorts inhoud van bet voorafgaande: ..Dsvld Patterson is de elzenaar van een Moeienden Mishandel in Noord-Canada ZUn expansle-sucht vindt slechts één hin derpaal. de machtige Hudson's Ba» Com pany zttn grootste concurrent. Dees oeset •*n Poet ..Fort Mystery" genaamd en door Herbert Morley beheerd, waar Patterson ondanka herhaalde pogingen, nooit in ge- “••gd is vasten roet te verkrijgen. Bruce Rochette. die een diepen baat koestert te- pn de Hudson’s, zal dan voor Patterson Wachten een handelspost te vestigen tn net veelomstreden gebied. Hll vertrekt met Joe Snowbird en wordt hartelük door Mor ley en zün echtgenoote ontvangen. Bruce geeft voor belast te zün met het doen van waarnemingen voor een aardrUkskundlg tenootechap). voor Bruce beslissend. Het was zich te vergissen in ’s mans goede En toch, was het geen handige set. wist hü nog niet of het geluk met hem was, dan wel of hü in de kaart van Morley speelde. Iedere maal, dat hü met den manager gesproken had, werd hü meer en meer overtuigd met een En- gelschman te doen hebben van het type, dat Patlsson hem had beschreven. Nu, terwül alles wat hü wenschte ook geschiedde, werd Bruce wantrouwend daar alles hem té veel meeliep. Hü had voorgenomen één reis te maken in oostelüke en één in westelüke richting van uit den post van Fort-Mystery, aangezien hU hier, door kwam in de kampen der Jagers, waardoor hü zeer zeker gelegenheid zotf krügen met hen te spreken, hen uit te hooren, wellicht van de Indianen-aelve het geheim van Morley’s succes te vernemen. ZUn voorwendsels voor het maken van deze tochten waren zeer aannemelük. Zün grondige kennis van de Ojibwa-taal was zelfs niet aan Joe Snowbird bekend. Zün reis was thans niet alleen in overeen stemming met het door hem ontworpen p an, doch hü ging naar het kamp van een van hon ger stervenden Indiaan, waar hü misschien den sleutel van het geheim zou kunnen machtig worden, en bovendien nog in het geselschap zou vertoeven van een jager, die openlük ontevre den was over de Hudson's Bay Company, doch het niet dorst te wagen zün pelzen elders van de hand te doen. Hier was óf buitengewoon geluk in het spel, óf van de züde van Morley een geraffineerde handigheid om hem. Bruce in de va) te laten loopen. Bruoe volgde verwonderd de toboggansede en trachtte vergeefs uit te visschen, wat het wel mocht wezen. de omgeving van den post, die niets te doen hebben. Dat is te veel, om me enkel een korten, kouden tocht te besparen, protesteerde Bruoe. Nu moedigt u me nog aan, om als lastpost te fungeeren. is heelemaal geen gevaar voor, mün Niet in het minst. Bovendien, ik weet op om twee vliegen in één klap te U blüft hier gedurende deze koude periode en later zorg ik er voor, dat er een goed spoor voor u gemaakt is. En als u dit voorstel wat te beswaarlük voorkomt, dan kunt u de zaak verrekenen door mü een handje te helpen. Is u ook op de hoogte met boek houden? Een beetje, antwoordde Bruce. Prachtig! bent Juist iemand, sooals ik noodlg heb Ik zit in den knoei met die drom- melsche boeken Ik heb dagen aan één stuk doorgebracht met cüferen tot ik er duizelig van ben geworden Ik heb een nieuw stel hersens noodlg om te weten, wat me te doen staat. Ik kan uit dat nieuwe systeem heelemaal geen wüs Van P.T. T.-züde deelt men ons mede, dat de Indische mail, aangevoerd per t-X „Kota Paroe” van den Rotterdamschen Lloyd heden avond om 21.14 te Amsterdam (W. P.); 31.37 te Rotterdam <D.P.) en 23.38 te Den Haag (HB.M.) zal aankomen. worden. WU hadden nooit zooveel last en moeite. Vroeger toekenden we alleen aan hoe veel pelzen we Inkochten en hoeveel we er verkochten en trokken het kleinste bedrag van het grootste af. Nu hebben we de dubbele boekhouding met al den rompslomp van dien. Meestentüds zie ik er noch kon noch staart aan. Een oogenbllk was Bruoe verbüsterd bü de gedachte, wat dit voorstel beteekende, als Morley eeriük was. Aan de boeken van Fort- Mystery te werken! Toegang te krügen tot alle büzonderheden van den post! Alles, wat hü ooit gehoopt had nu onder zün bereik te krügen; alles, wat hü slechts gedacht had te kunnen winnen door intrigeeren, aflulsteren. deduceeren, werd hem zonder moeite zünerzüds toegeworpen. Geplaatst te worden in een posi tie. die hem toellet zün slag te slaan, en de aanhankelükheid der jagers voor zich zelf te winnen: het was te mooi om waar te kunnen zün. Hü was op zün hofede. In een oogenbllk stond nem de te volgen weg duldelük voor zün geest. Hy jnoest zün plannen uitwerken, moest voorgeven te zün, waarvoor hü zich had uitgegeven. HU moest opgaan in zün eigen werk, en geen belangstelling toonen voor de zaken van den post. Als hü dezen weg stipt volgde en als hü uiterlük niet liet blüken. dat hü trachtte achter het geheim van Morley’s macht te komen, dan zou geletdelük iedere venfenking aangaande zün persoon ver nietigd worden en zou hü vast in het sade! komen te zitten. Dit was wel eenlge vertraging waard. te grooter was het aantal der geleerden die. uoekt slechte naar een symbolische eenheid, sn blükt vaak bereid de werkelükheid voorbü te zien om wille van een fraaie gedachte. hü zün werk aan Schiller had voorgedragen schudde deze het hoofd en zei: „Dit is geen ervaring, dit is een idee.” En de minder begaafde maar nuchterder vriend had ditmaal gelük! Hoezeer Goethe soms verviel in nuttelooss Spielerei op dit gebied blükt wel uit een werkje, dat hü een jaar voor zün dood schreef. Hierin wordt gewezen op het verschünsel dat de blad achtige deelen eener plant meestal splraalsgewüs om den stengel staan. De vertlkale tendens van den opstügenden vertegenwoordigt hier een mannelük element; de spiraal vormige groei van knoppen, bladeren en bloemen is een vrou- welüke tendens! Alleen begaan sommige auteurs die deze beschouwingen terecht waar deloos noemen zelf een groote fout door hier te spreken van „natuurphllosophle’', zoodat de wüsbegeerte als het ware schuldig verzlaard wordt aan deze fantasieën. Dergelüke oncontro leerbare theorieën hebben nu eenmaal met phi losophic niets uit te staan! Bekend is ook hoe de tachtigjarige Goethe zün belangstelling toonde voor het wetenzehap- pelük „duel” tusschen de Fransche geleerden Cuvier en St. Hilaire, dat in 1830 de geheele geleerde wereld In beroering bracht. Cuvier was de grootste anatoom van zün tüd, en hü beoefende ook de vergelükende methode. Hij hield echter streng vast aan de onveranderlük- maar blüft zoeken omdat zü het bovenstoffelUke niet ten volle durft erkennen. Zooals in vele züner werken blüft Goethe ook hier zweven tusschen realiteit en verbeelding, en verkondigt een pseudo-mystlek die bü Anthroposophen e.d. ook in onzen tüd nog haar weerklank vond. Men kan echter den genlalen dichter bewon deren zonder zün philosophische beschouwingen te willen deelen. Wat Goethe's eigen onderzoekingen betreft, is reeds vermeld dat zün eerste publicatie van 1784 handelde over het tusschenkaaksbeen van den mensch. Wel was hü niet de eerste die dit ontdekte en beschreef, maar zün verhande ling trok de aandacht, omdat het bestaan van dit been wees op een overeenstemming in bouw tusschen den schedel van menschen en dieren. Zes jaar later trachtte hü aan te toonen dat de schedel etgenlük uit wervels is opgebouwd: een theorie die toen opgang maakte, maar thans verlaten Is. In zün „Metamorphoeen der Pflanzen” vindt men een reeks van beschouwingen over de ver schillende deelen eener plant, zooals bladeren, bloemen, meeldraden en stampers, die met elkaar worden vergeleken. Goethe wüst op de onderlinge overeenstemming dezer deelen, en tracht al deze organen terug te voeren tot één grondvorm, namelük een blad. Men denke echter niet dat Goethe hiermee een plaats Innam onder de verdedigers der afstammingsleer. Hü OH was ^ogelük J*d°elingen omdat alles op zoo n eerlüken toon” werd Fort-Mystery was een ongewone •■••ts. Een ongewone methode was In gebruik, held van het soortbegrip, en bestreed met kracht ell^e evolutlonnlstlsche gedachte. Daar tegenover verkondigde Geoffreoy St. Hilaire Ideeën die zoozeer den nadruk leggen op de overgangen tusschen verschillende vormen, dat men in hem wel een aai hanger heeft gezien der afstammingsleer. Goethe volgde den si tusschen de twee Parüsche geleerden me* grootste belangstelling, en vergat de berichten over de Juli-revolutie voor de mededeellngen uit de Académie. Intusschen heeft ook hier de historie een Juister oordeel geveld. Wat niet wegneemt dat ruim een eeuw geleden dit wetenschappelük tweegevecht meer belangstelling wekte dan büvoorbeeld in onze dagen de strijd tusschen mechanisme en vitalisme, die ondanks zün princlpieele beteekenls door heel wat biologen wordt beschermd als onvruchtbaar geredeneer. Goethe’s studie over vleeschetende planten, die onze kennis Inderdaad heeft verrijkt, bewüst eveneens dat waarneming en beschrüvlng hem meer winst brachten dan zün biologische the orieën. Deze laatste zün merkwaardig als «Hingen van zün geestesleven, maar moesten toch het veld ruimen voor een juister beschou- wingswüze. Men kan met recht zeggen, dat bü Goethe de dichter den bioloog in den weg zat! Wel kan onze moderne wetenschap van hem leeren den eerbied voor de geheimen der natuur, welke door den mensch nooit ten volle worden ontsluierd: „Was sle delnem Geist nicht offenbaren mag, „Das zwingst du ihr nicht ab mlt Hebeln und mlt Schrauben.” Hierin ligt een wüze les voor hen die mee nen, dat alle raadselen moeten wüken voor hun kolven, pincetten en microscopen, en die den onultputtelüken rijkdom van het leven door een reeks van formules volledig meenen te kunnen verklaren. X T T lllem Beuk heeft een zwak voor de film, Vy en, zooals vele anderen, droomt hü er van, nog eens kennis te maken met een filmster natuurlük het liefst met een vrouwelüke. Op een morgen leest Beuk tn de krant, dat de cabriolet van de door hem ver afgode Mani Rita gestolen is. Het bericht noemt aan het eind ook het nummer van den gestolen wagen, namelük IA 2211. Waarom, vraagt Beuk zich af, maakt de krant toch het nummer van den wagen bekend, dat overigens zoo gemakkelük te onthouden is? Hü komt tot het scherpzinnige besluit, dat dit ge beurt om de lezers van de krant tot medewer king bü het terugvinden van den wagen aan te sporen. Willem Beuk is aangespoord. Op weg naar zün kantoor rüdt hem geen auto voorbü, waarvan hü niet met een polltle- bllk het nummerbord inspecteert. Ook de par- keerende wagens worden door hem aan een nauwkeurige contróle onderworpen. Maar ner gens ontdekt hü IA 2211. Het is Zaterdag en hü is dus s middags vrij. In Beuk’s geheugen heeft zich het getal 22J1 vastgezet, en hü besluit den vrüen middag op straat te verboemelen en goed uit de oogen te küken. En 's avonds zal hü dan naar de bios coop gaan, om de film met Mani Rita en Harry Winster te zien. Weer vestigt Beuk zün argusoogen op lede ren voorbüvllegenden auto, en weer schenkt hü lederen parkeerenden wagen zün büzoi.dere attentie. Maar van IA 2211 geen spoor. Moede, met pünlüke oogen komi hü op den Kurfürsten- dam. Het is over zessen, en reeds donker. De lampen van de straatlantaarns verlichten öe straat. In twee rijen staan de auto’s te wach ten tot het roode licht zal verdwünen, zoodat ze kunnen doorrüden. Maar het is moeilük alle nummers te lezen. Beuk wil het graag op geven, maar hü kan niet, hü moet de auto- nummera nazien. Hü voelt zich aan het eind van zün kracht en wil een poosje in een café uitrusten. Vlak bü hem is een deftig koffiehuis: voor de deur parkeeren drie elegante wagens. Eigen- lük is het café voor Beuk's financieel» positie wel wat duur, maar hü moet "rusten. Alleen nog maar de nummers van de drie wagens moet hü naküken. De eerste is een buitenlandsche sport wagen, de tweede een zware reiswagen, en dan de derde, een opgeschilderde, met roode blezen Later zal ik er opnieuw een voor u laten banen, antwoordde Morley, wanneer u maar wilt. Er zün altüd genoeg arme drommels in om de Indianen aan zich te binden. De heele situatie sprak voor een alleszins vreemde men taliteit en Bruoe moest er wel op bedacht zün en in staat er tegen te strijden Opnieuw vroeg hü zich af: protesteerde Morley niet te veel tegen zün vertrek? En dan die weg. die reeds gebaand is? zei hü. «tin innvoln de versekeringsvoorwaarden tegen f t>U levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7^(1 bU een ongeval met f VEfi by verllee van een hand f 1 9C oü verlies van een f Cn bü een breuk van jtfl bu verlies van "n vj^egerd voor een der volgende ultkeeringen f i)VUlL‘ verllee van belde armen, belde beenen of belde oogen g doodehjken afloop f een voet of een oog f duim of wü» vinger f of armfTV»" anderen vinger IA 2211. De heele Kurfürstendam draait om Beuk rond. Geen verstandsverbüstering? Neen, bü kan toch wel getallen lezen, hü. de boekhouder Beuk! Maar het staat er: ÏA 2211. Wat nu? Wat moet hü nu doen? Beuk's ge dachten werken koortsachtig, worden door el kaar geworpen, als plotseling een heer naast hem staat, den hoed diep op het hoofd gedrukt, naar het Beuk voorkomt, en in den wagen stapt. „De dief!” denkt Beuk met kloppend hart, en hü legt onwillekeurig zün bevende hand op het glimmende spatbord Maar voor den staai- harden blik van den dief trekt hü rijn hand vlug terug. Beuk denkt opgewonden na. Hü probeert aan een van de vele films te denken, die hü gezien heeft, maar L/C j niets dat aan - zün toestand be- 1 antwoordt, valt i hem in! Heele- ......i maal niets valt hem in, en hü weet toch, dat hü handelen moet, snel handelen moet. De autodief schünt zonderling genoeg hee lemaal geen haast te hebben. Kalm steekt hij een sigaret aan en rüdt niet weg. Hü vermoedt nog niet, dat hü ontdekt is. En plotseling weet Beuk, dat hü ook niets vermoeden mag. Met moede beenen verwüdert Beuk zich van den auto als een argelooze voorbüganger, tot hü gelooft, dat de dief hem uit het oog verloren heeft. Dan gaat hü sneller loopen: een agent moet hü vinden! Op de straat kruising zal er wel een staan. Ja, daar aan den overkant staat een agent. Hü wil oversteken, maar juist gaat automatisch het roode licht aan en een stroom van auto’s, toeterend en puffend, houdt Beuk op het trottoir. Kostbare minuten verloopen. Misschien mag de politieman zich niet van dezen post verwüderen? HU aaraelt. Daar schiet hem een ander, hem overweldi gend idee te binnen, dat weliswaar niet zün crimlnalistische logica tot eer strekt, maar dat zóó verlokkend is. dat hü al het andere daar voor vergeet: hü zal Mani Rlta opzoeken, haar rapporteeren en met haar gemeenschappelük handelen! Hü zal haar zien, met haar spre ken zün droom zal waarheid worden! Beuk roept een taxi aan en laat zich naar de woning van Manl Rlta rijden. Ademloos schiet hü den portier van het deftige huis voorbü. die hem niet Interesseert. Een meisje met een mutsje op doet de deur voor hem open. Nee. mevrouw is niet te spre ken, Maar hü moet haar spreken, smeekt Beuk. Het meis> lacht: „Mevrouw is niet thuis. Ze ^i> uit." Beuk stottert, verontschuldigt zich, voelt zich geslagen en teleurgesteld. Daar wordt een deur naast hem geopend en een elegante vrouw stapt uit de lift. Beuk buigt diep: Mani Rlta! Hü hoort haar als uit de verte en dan haar vraag aan hem: „Waar gaat het over?” Haar stem! Hü vermant zich: het groote uur mag hem niet zwak vinden. „Mevrouw....” Hü ziet haar aan, woorden zün weg. De filmdiva lacht en noodigt den verwarden Beuk met een beweging van haar betooveren- de hand binnen te komen. Beuk stottert: .Me vrouw uw auto, ik heb uw auto gezien!” Manl Rlta buigt bekoorlük het blonde hoofd. „Werkelük?” vraagt ze. Beuk voelt, dat hü voor deze vrouw alles zal doen en dat de moed tot spreken weinig be- teekent tn vergelüking met hetgeen zü van hem verlangen kan. Het komt over Beuk als een roes. Hü is niet meer de boekhouder Beuk, hü is in filmland. Hü moet laten dóórscheme ren, wat voor een man hü is, ze moet zich voor hem interesseeren. Zonder door de diva onder broken te worden, schildert hü nu zün ont moeting met haar auto zoowat met de vol gende woorden: „De dief ondanks elegant optreden ty pisch mlsdadigeragezicht. Door zün. Beuk’s, scherpen blik, zeer onzeker geworden. Hü be merkte dadelijk, dat er iets niet in orde was. Nummer van den auto gezien wist het da- delük. Wou Juist dief rekenschap vragen, toen hü met vol gas weg suisde.” De uitwerking op Manl Rlta is niet geheel zoo. als Beuk verwacht had. Ze breekt name lük In een vroolüken lach uit. „Ik heb nog nooit van aoo’n vergissing ge hoord, als u gemaakt hebt, münheer....** „Beuk,” helpt hü haar beteuterd. münheer Beuk. U bent de vergissing in eigen persoon, want de gestolen wagen was reeds vanochtend weer in mün bezit. De man met het typisch misdadigersgezicht tn mün wagen, is in het geheel niet voor uw scherpen blik met vol gas weggesuisd, want het was mün echtgenoot en collega Harry Winster. Als u nog twee minuten had gewacht, had u mü kunnen zien instappen. U bent een pech vogel, meneer Beuk. Ik weet niet, hoe müa man uw vergissing zal opnemen, hü rijdt den wagen naar de garage en kan teder oogenbllk weer hier zün.” Willem Beuk was reeds de trap af. De film met Mant Rita en Harry Winster heeft hf’ nooit gezien.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 23