M
wtAaal iian den dc^
af gezette cabriolet, en het nummer is
J
FORT-MYSTERY
Up ret kleine eiland iteec
DE NOOD AL NOOÓ&’EN NOOL/ER.
t]
R-
De dood van Albrecht von Wallenstein
1634-25 FEBRUARI 1934
DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK
Een beetje nader bij ’t doel
DE KNUPPEL 11L
o
o
I
■■"1
X//e abonné’s ongevallen verzekerd
ZATERDAG 24 FEBRUARI 1934
De
Autodiefstal
Goethe als bioloog
Zijn eigen onderzoekingen
Von Wallenstein
1
Indische mail per „Kota Paroe”
V
Vermoord door hellebaardiers,
die vroeger onder zijn
bevelen stonden
Dapper maar ruw
krijgsman
Aan onze Tip is GEEN
risico verbonden
Alleen genot! Probeer
öök eens ’n TIP van
BOOTZ I
JrioEr&y
\WE 6/J
IAC/Z5 Z/Jf/j
u
fa JA...
\N£T AfONfT OVEfi.
EEN NfETPE 0E-
bCRR/J V/NÓ.EN
'EtOT tfASTDENEEPD.
.AL5 DAT ZOO
xFOEF NU TRUft
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
i
linir
ld
Toen
ek
en
BOOTZ
M. B.
HOOFDSTUK VI
ASH-WAN-A-MAK VERTELT EEN GEHEIM
Is u ook op de hoogte met boek-
(Wordt vervolgd)
-1
I
door
Katharina an Robert Pinkerton
zooals Cuvier en St. Hilaire, de vergelijkende
morphologic of vormleer van planten en dieren
beoefenden. Ook ontbrak het niet aan allerlei
theorieën, die hier richting trachtten te geven.
wn
dat
■ede
Leiden
Als de
en
Ud
lat
fi-
ng
>m
en
its.
lub
be-
Ren
Jag
che
i te
icr-
al
iets
-an
ïhe
ilet
cia-
s ht
ider
dun
zaal
■aan
den.
een
ten-
toe-
den.
el-
de
iot,
de
:he
ten
e-
U-
dat
trde
liet,
Vel-
orn
ren,
;rtfd
den.
pen
«en
be-
te
wo-
weg
•gen
fiers
wel
8«n,
im-
len,
de
ers
en
*n-
len
V.
iet
iar
uk
dit
en
iet
*ds
en
oys
van
list,
oed
jen
stig
ten
ons
op
■el
len
wei
ffil-
wd-
op
ren,
im-
11-
h-
ela
:he
ge-
►ber
nen
ten,
tsts
en
de
ren.
Ex-
inig
•lijk
reet
sen
Llen
leel
wij
nen
ar-
ten.
ht-
ztJ
nt-
lag
ro
sel,
th
ese
lil
de
ten
De
•en
•en
wi
de
en,
als
?nd
n-
spionneeren, ontdekte spoedig, dat Wallenstein
geheime onderhandelingen voerde met Frank
rijk en Zweden en zelfs met Duitsche vorsten.
Dit was te veel en de keizer ontsloeg hem voor
de tweede maal. Wallenstein echter verzamelde
zUn onderbevelhebbers om met hen te overleg-
I
gezien
valt I
Heele-
Daar
jongen. 1..
er iets
vangen.
orgen zal het driehonderd jaar geleden
zUn, dat veldheer Wallenstein is over
leden. Overleden Is niet het juiste
woord: hij werd nJ. vermoord door landsknech
ten en zijn dood was voor een goed deel het
droevig gevolg van zUn eigen ruwe optreden
gedurende vele jaren lang in de Duitsche lan-
(fcn in Bohemen.
Albrecht von Wallenstein werd in 1583 gebo
ren uit protestantache ouders en werd reeds op
veer tien Jarigen leeftijd katholiek, nadat hü na
den dood van zijn ouders bij Jezuïeten was
opgevoed. Reeds op jeugdigen leeftijd trad hü
Jn krijgsdienst en geen betere tijden had hij
kunnen treffen voor zjjn ruwen aard. Het was
al. de tijd van oorlogen en oproeren In mid-
den-Europa, waar niemand orde kon scheppen
en waar hij, eenmaal veldheer van een eigen
huurleger geworden, naar hartelust kon plun-
deren en rooven. Zijn voornaamste bedoeling
was niet overwinningen te behalen om vrede te
maken, maar om zooveel mogelijk bult te ver
overen. Zoover ging zelfs zijn hebzucht, dat hij
zijn huwelijk er aan gaf en dat zijn godsdienst
hem niet al te diep zat. Hij vocht aan de zijde
van den Duitschen keizer Ferdinand, die hem
na zijn tocht door Bohemen, waar hij een op
stand had gedempt, met rijkdommen overlaad
de en hem tot hertog van Friedland maakte. leek het^’^7 die “hem ‘117'^7
It-
en
«-
en
Hij trouwde voor de tweede maal en greep dit
maal hooger dan eerst, zoodat* hij het keizer
lijk hof nabij kwam. Intuaschen was hij de aan
voerder van een leger van 20.000 man, dat hij
echter wilde opvoeren tot een leger van vijftig
duizend, omdat hij meende, dat een groot leger
voor zichzelf kon zorgen, terwijl een klein le
ger zou moeten leven van soldij, door hem te
betalen. Hij had gelijk met deze bewering, maar
dankte dit gelijk aan het feit, dat een groot
leger in zooverre voor zichzelf kon zorgen, dat
het door plunderingen in zün behoefte kon
voorzien en voor die plunderingen was züner-
ijjds niet eens een aansporing noodlg. Deze
houding verschafte hem dan ook de sympathie
ijjner soldaten, die hem overigens geen bjj-
sondere vereertng toedroegen, en hem alleen
waardeerden omdat hij steeds op tijd betaalde,
al deed htf dit niet altijd op de meest verhef
fende manier.
Zijn veldtocht in Dultschland in samenwer
king met den beroemden veldheer Tilly ter
verdrijving van de Denen. Is een van zijn knap
ste strategische meesterwerken geweest. Deze
veldtocht had tot gevolg, dat verschillende
kleine vorsten onderworpen werden. Maar de
samenwerking tusschen de belde veldheeren
duurde niet lang en kon ook niet lang duren
wegens het al te ruwe en egoïstische karakter
van Wallenstein. Hij trok dus alleen verder, viel
Denemarken binnen en verdreef het Deensche
Her naar de eilanden. Toen was Brandenburg
aan de beurt en Saksen en Wallenstein droom
de reeds van een volledige verovering van
Noord-Europa. HU nam Pommeren en bouwde
een vloot voor de Oostzee en vond toen het
«ogenblik gekomen om zich zelf uit te roepen
als groot-admiraal van de haven van het
Roomsche Duitsche rijk. zooals hU het noemde.
Wallenstein heerachte nu over het geheele
noorden van het Duitsche rijk, behalve over de
Hanzestad Stralsund, die hü niet nemen kon,
hetgeen zUn eenlge mislukking was op den
groeten tocht, die den Duitschen keizer weer
tot den machtigen monarch maakte. Maar
desa successen werden zijn ongeluk. De vete ver-
•chrlkkelijke plunderingen, die zijn soldaten in
de Duitsche landen uitoefenden, hadden het
volk en de vorsten tegen hem opgezet en zij
lichtten een massaal verzoek tot den keizer
om Wallenstein te ontslaan, hetgeen de
keizer deed, om. omdat hijzelf voor de groote
van den veldheer bevreesd begon te wor
den. ZUn vriend en vUand Tilly volgde hem op,
en Wallenstein trok zich schatrijk, maar mop
perend terug op zUn landgoed in Bohemen, van
waaruit hü met leedwezen de meesterlijke
krijgsverrichtingen van Tilly volgde en tot zün
droefheid constateerde, dat zün vroegere kame
raad meer sympathie wist te verwerven dan hü.
Tilly echter was veel ouder dan Wallenstein
en moest tegen Gustaaf van Zweden een neder
laag lüden. Toen had de keizer Wallenstein weer
noodlg, die mokkend en woedend zijn heil zocht
in enorme feesten en belachelijke geldverspil
lingen. Gemakkelijk zou hij zich niet overgeven.
HU stelde eischen, die den keizer razend maak
ten, maar Wallenstein hield vol en tenslotte
moest de keizer toch toegeven, omdat hü den
ruw® n^^eraar noodlg had. HU trok dus voor
de tweede maal naar het noorden en verover
de opnieuw de landen, die opstandig werden.
En toen trok hü weer naar Bohemen. waar hü
rijn tüd doorbracht met niets te doen. Althans
Pta-ban's reis naar den post met zün pelzen
en de "Vlugge reis van den bode met proviand
naar Ash-wan-a-mak waren oorzaak, dat de
reis aan Bruce en zün twee mannen niet veel
moeite kostte. Niet alleen was een goed spoor
gebaand, doch door de hevige kou was de
sneeuw hardgevroren, zoodat geen sneeuwseboe-
nen noodlg waren. Een man ging voor de bon
den uit; de twee andere liepen achter de
slede. Ze legden dien namiddag vüf en twintig
mülen af en sloegen dan een kamp op voor
den nacht. Den volgenden dag vorderden ze
zonder eenlge moeite vüftlg mülen.
Ofschoon ze tüdens dezen anderhalven dag
door het district der jagers van Fort-Mystery
gingen en soms de sporen van sneeuwschoenen
konden waarnemen, zagen ze toch niemand. De
fünere sporen in de sneeuw waren reeds door
den tüd verloren gegaan Op de ondergeloopen
moeraasen langs de rivieren en op de oevers
van meren zag men geregeld sporen van pels
en andere wouddleren. Doch evenals de sneeuw,
schoenlndrukken waren ook deze sporen van
ouden datum. Niet een keer zagen ze een spoor
van slechts enkele dagen oud.
Ook Goethe’s geest werd hierdoor geboeid.
Het streven der vergelükende morphologic om
in veelheid van vormen te zoeken naar een
overeenkomst, naar een gemeenschappelijk
bouwplan, moest wel worden toegejuicht door
den dichter die in de natuur zag „das Ewlg-Elne,
das slch vlelfach offenbart.” Het is dan ook
een dichter, geen exact of wüsgeerlg denker,
die in zün werken aan het woord is. Wel be
vatten deze een rijkdom van Ideeën en vaak
poëtische beschouwingen die de verkondigers van
het „Goethe und keln Ende” wel eens geprezen
hebben als diepe natuurphllosophle. Hun waarde
voor de biologie is echter vaak overdreven,
terwül de philosophische waarde ook niet mag
worden overschat. Goethe ziet de overeenkomst
in bouw van planten en dieren in symbollschen,
idealistischen zin als de uitingen van één ge
dachte, die zich op velerlei wijzen openbaart.
Werd met deze voorstelling de Idee verbonden
van een Schepper, dan kon men spreken van
een aanvaardbare philosophic. Demk zü
Goethe’s neigingen tot het pantetsme bhjft
alles echter van een vage, zwevende symboliek,
die In het stoffelüke soekt naar Iets noogers.
ohann Wolfgang von Goethe heeft, veelzüdige
geest als hü was, die het geheele geestes
leven van zün tüd trachtte te omvatten,
ook zün aandacht gericht op de biologische
onderzoekingen en theorieën züner dagen. Reeds
in 1784 (dus 150 jaar geleden) verscheen zün
eerste publicatie op dit gebied, waarin hü als
een der eersten het tusschenkaaksbeen bü den
mensch beschreef. Daarna volgde een aantal
geschriften over de vergelükende vormleer van
den mensch, van dieren en planten.
Om deze eenigszlns te kunnen beoordeelen,
moet men rekening houden met de biologische
strevingen van Goethe’s tüd. Nadat door onder
zoekers als Linnaeus een groot aantal soorten
was beschreven en gerangschikt In een mln of
meer overzlchtelük stelsel, trachtte een volgende
generatie zich rekenschap te geven van de
onderlinge overeenkomst tusschen verschillende
soorten, en bestudeerde de geleidelüke toename
in ontwikkeling die blükt als men het geheele
systeem van levende wezens overziet. Van een
eigenlüke evolutiegedachte was echter nog
slechts bü zeer weinigen sprake: Lamarck, die
haar verdedigde, stond vrüwel alleen. Maar des
I.
EP /O OEEN QPUPPEL NED/CUN
PETLAATSreNEEFr O/iEEeEN
INóENONEN AIO NEE NAAP EEN
3EEEJE LANC&? W£/?£/tENO OE-
WES>T DANANN/E^ &Oj
’t Is al weer het oude liedje.
Reputatie roest tich vast,
Bn dus volgens de gewoonte
Is nu Leiden weer in last,
’t Is een tijd van veel misère
Kn de dagelijksche deun
Is er een van arbeidsloozen,
Van behoe/tigen en steun.
Armbezoeker.bij dit woordje
Denk je aan phüanthropie.
In de daad, ondanks het proza.
Zit behoorlijk' poëzie.
Want je brengt in de gezinnen,
Die zoo wreed getrofjen zijn.
Weer wat kleur, wat moed, wat leven
Kn vooral ook zonneschijn!
Maar in Leiden geen verblijden!
Want het Leidensche beleid
Geeft den Leidenaars, die lijden,
Wel een zonderling bescheid-
geeft aan armbezoekers,
laatste nouveauté.
Geen traditioneelen haring,
Doch een gummi-knuppel mee!
Armbezoeker en een knuppel.
Daarbij staat men toch versteld.
Want het méést toepass’lijk wapen
Is een flinke beurs met gèUt!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
Nf/JNUEEP,
y/jóLAAPT.
DIRECT
Het spüt mü. münheer Morley, zei hü, dat
ik niet op uw voorstel kan Ingaan. Mevrouw
en u, beiden is u buitengewoon vriendelük voor
mü geweest en dat stel ik werkehjk op zeer
hoogen prüs. Doch ik moet mün taak volbren
gen. Ik zal hier veel te lang möeten wezen,
alvorens u me kwüt raakt, doch kan ik het
later doen, dan wil ik u gaarne helpen met
het büwerken van uwe boeken.
Toen Bruce In de trading-shop kwam, stond
hü verwonderd, Pta-ban daar nog aan te tref
fen. Hü dacht stellig, dat Pta-ban den vorlgen
dag den post zou hebben verlaten, na zün
pelzen verkocht te hebben. Dtt bracht hem op
een idee.
Weet u wellicht ook, waar ik een man
netje kan aanwerven om mü op deze reis be
hulpzaam te zün? vroeg hü. Ik sou graag wat
haast maken; mün menner is niet van plan
zich erg in te spannen.
Dat is uw man, en Morley wees in de
richting van Pta-ban. Hü is jong een flink
werker, en ook betrouwbaar. Maar hü verstaat
geen Engelsch.
Joe kan wel vertaten wat ik zeg.
Morley, die den halfbloed als tolk gebruikte,
kwam heel vlug tot een accoord met Pta-ban.
Het kamp van den jongen jager lag in ooste-
lüke richting vlak bü de plaats, waarheen
Bruce zich begeven wilde, en legen een
kleine vergoeding nam hü op zich den blanke te
vergezellen.
Toen Bruce met zün twee mannen, na vroeg
geluncht te hebbene den tocht had aanvaard,
gen, wat er gebeuren moest. Door verraad kwam
men echter deze plannen te weten. De gastheer
van Wallenstein was n.l. omgekocht en op het
afgesproken oogenbllk drongen zü den burcht,
waar de vergaderingen plaatshadden, binnen.
De officieren van Wallenstein werden ver
moord. zonder dat zü tegenstand konden bie
den. Wallenstein zelf was niet In de zaal «an-
wezlg, doch bevond zich op zün kamer. Hü was
ongewapend, toen de soldaten bü hem binnen
drongen en plotseling stond voor hem een drie
tal hellebaardieren, dat vroeger onder zün be
velen had gevochten. De veldheer was niet ge
wapend en voor hü zich precies kon reallsee-
ren, wat er ging gebeuren, vielen de mannen
op hem aan. Met lansstooten werd hü afge
maakt en zoo sneuvelde de man, die eenlge
tientallen veroveringen had gemaakt en zün
zooveelsten veldtocht voorbereidde. Ben waardi
ger dood ware zeker meer in overeenstemlng
geweest met den krijgsmansgeest van dezen
ruwen, maar vernuftigen veroveraar.
(toorts inhoud van bet voorafgaande:
..Dsvld Patterson is de elzenaar van een
Moeienden Mishandel in Noord-Canada
ZUn expansle-sucht vindt slechts één hin
derpaal. de machtige Hudson's Ba» Com
pany zttn grootste concurrent. Dees oeset
•*n Poet ..Fort Mystery" genaamd en door
Herbert Morley beheerd, waar Patterson
ondanka herhaalde pogingen, nooit in ge-
“••gd is vasten roet te verkrijgen. Bruce
Rochette. die een diepen baat koestert te-
pn de Hudson’s, zal dan voor Patterson
Wachten een handelspost te vestigen tn
net veelomstreden gebied. Hll vertrekt met
Joe Snowbird en wordt hartelük door Mor
ley en zün echtgenoote ontvangen. Bruce
geeft voor belast te zün met het doen van
waarnemingen voor een aardrUkskundlg
tenootechap).
voor Bruce beslissend. Het was
zich te vergissen in ’s mans goede
En toch, was het geen handige set.
wist hü nog niet of het geluk met hem was, dan
wel of hü in de kaart van Morley speelde. Iedere
maal, dat hü met den manager gesproken had,
werd hü meer en meer overtuigd met een En-
gelschman te doen hebben van het type, dat
Patlsson hem had beschreven. Nu, terwül alles
wat hü wenschte ook geschiedde, werd Bruce
wantrouwend daar alles hem té veel meeliep.
Hü had voorgenomen één reis te maken in
oostelüke en één in westelüke richting van uit
den post van Fort-Mystery, aangezien hU hier,
door kwam in de kampen der Jagers, waardoor
hü zeer zeker gelegenheid zotf krügen met hen
te spreken, hen uit te hooren, wellicht van de
Indianen-aelve het geheim van Morley’s succes
te vernemen. ZUn voorwendsels voor het maken
van deze tochten waren zeer aannemelük. Zün
grondige kennis van de Ojibwa-taal was zelfs
niet aan Joe Snowbird bekend.
Zün reis was thans niet alleen in overeen
stemming met het door hem ontworpen p an,
doch hü ging naar het kamp van een van hon
ger stervenden Indiaan, waar hü misschien den
sleutel van het geheim zou kunnen machtig
worden, en bovendien nog in het geselschap zou
vertoeven van een jager, die openlük ontevre
den was over de Hudson's Bay Company, doch
het niet dorst te wagen zün pelzen elders van de
hand te doen. Hier was óf buitengewoon geluk
in het spel, óf van de züde van Morley een
geraffineerde handigheid om hem. Bruce in de
va) te laten loopen. Bruoe volgde verwonderd
de toboggansede en trachtte vergeefs uit te
visschen, wat het wel mocht wezen.
de omgeving van den post, die niets te doen
hebben.
Dat is te veel, om me enkel een korten,
kouden tocht te besparen, protesteerde Bruoe.
Nu moedigt u me nog aan, om als lastpost te
fungeeren.
is heelemaal geen gevaar voor, mün
Niet in het minst. Bovendien, ik weet
op om twee vliegen in één klap te
U blüft hier gedurende deze koude
periode en later zorg ik er voor, dat er een
goed spoor voor u gemaakt is. En als u dit
voorstel wat te beswaarlük voorkomt, dan kunt
u de zaak verrekenen door mü een handje te
helpen. Is u ook op de hoogte met boek
houden?
Een beetje, antwoordde Bruce.
Prachtig! bent Juist iemand, sooals ik
noodlg heb Ik zit in den knoei met die drom-
melsche boeken Ik heb dagen aan één stuk
doorgebracht met cüferen tot ik er duizelig van
ben geworden Ik heb een nieuw stel hersens
noodlg om te weten, wat me te doen staat. Ik
kan uit dat nieuwe systeem heelemaal geen wüs
Van P.T. T.-züde deelt men ons mede, dat
de Indische mail, aangevoerd per t-X „Kota
Paroe” van den Rotterdamschen Lloyd heden
avond om 21.14 te Amsterdam (W. P.); 31.37
te Rotterdam <D.P.) en 23.38 te Den Haag
(HB.M.) zal aankomen.
worden. WU hadden nooit zooveel last en
moeite. Vroeger toekenden we alleen aan hoe
veel pelzen we Inkochten en hoeveel we er
verkochten en trokken het kleinste bedrag van
het grootste af. Nu hebben we de dubbele
boekhouding met al den rompslomp van dien.
Meestentüds zie ik er noch kon noch staart
aan.
Een oogenbllk was Bruoe verbüsterd bü de
gedachte, wat dit voorstel beteekende, als
Morley eeriük was. Aan de boeken van Fort-
Mystery te werken! Toegang te krügen tot alle
büzonderheden van den post! Alles, wat hü
ooit gehoopt had nu onder zün bereik te
krügen; alles, wat hü slechts gedacht had te
kunnen winnen door intrigeeren, aflulsteren.
deduceeren, werd hem zonder moeite zünerzüds
toegeworpen. Geplaatst te worden in een posi
tie. die hem toellet zün slag te slaan, en de
aanhankelükheid der jagers voor zich zelf te
winnen: het was te mooi om waar te kunnen
zün. Hü was op zün hofede.
In een oogenbllk stond nem de te volgen weg
duldelük voor zün geest. Hy jnoest zün plannen
uitwerken, moest voorgeven te zün, waarvoor
hü zich had uitgegeven. HU moest opgaan in
zün eigen werk, en geen belangstelling toonen
voor de zaken van den post. Als hü dezen
weg stipt volgde en als hü uiterlük niet liet
blüken. dat hü trachtte achter het geheim van
Morley’s macht te komen, dan zou geletdelük
iedere venfenking aangaande zün persoon ver
nietigd worden en zou hü vast in het sade!
komen te zitten. Dit was wel eenlge vertraging
waard.
te grooter was het aantal der geleerden die. uoekt slechte naar een symbolische eenheid, sn
blükt vaak bereid de werkelükheid voorbü te
zien om wille van een fraaie gedachte.
hü zün werk aan Schiller had voorgedragen
schudde deze het hoofd en zei: „Dit is geen
ervaring, dit is een idee.” En de minder begaafde
maar nuchterder vriend had ditmaal gelük!
Hoezeer Goethe soms verviel in nuttelooss
Spielerei op dit gebied blükt wel uit een werkje,
dat hü een jaar voor zün dood schreef. Hierin
wordt gewezen op het verschünsel dat de blad
achtige deelen eener plant meestal splraalsgewüs
om den stengel staan. De vertlkale tendens van
den opstügenden vertegenwoordigt hier
een mannelük element; de spiraal vormige groei
van knoppen, bladeren en bloemen is een vrou-
welüke tendens! Alleen begaan sommige
auteurs die deze beschouwingen terecht waar
deloos noemen zelf een groote fout door hier
te spreken van „natuurphllosophle’', zoodat de
wüsbegeerte als het ware schuldig verzlaard
wordt aan deze fantasieën. Dergelüke oncontro
leerbare theorieën hebben nu eenmaal met phi
losophic niets uit te staan!
Bekend is ook hoe de tachtigjarige Goethe
zün belangstelling toonde voor het wetenzehap-
pelük „duel” tusschen de Fransche geleerden
Cuvier en St. Hilaire, dat in 1830 de geheele
geleerde wereld In beroering bracht. Cuvier
was de grootste anatoom van zün tüd, en hü
beoefende ook de vergelükende methode. Hij
hield echter streng vast aan de onveranderlük-
maar blüft zoeken omdat zü het bovenstoffelUke
niet ten volle durft erkennen. Zooals in vele
züner werken blüft Goethe ook hier zweven
tusschen realiteit en verbeelding, en verkondigt
een pseudo-mystlek die bü Anthroposophen
e.d. ook in onzen tüd nog haar weerklank vond.
Men kan echter den genlalen dichter bewon
deren zonder zün philosophische beschouwingen
te willen deelen.
Wat Goethe's eigen onderzoekingen betreft,
is reeds vermeld dat zün eerste publicatie van
1784 handelde over het tusschenkaaksbeen van
den mensch. Wel was hü niet de eerste die
dit ontdekte en beschreef, maar zün verhande
ling trok de aandacht, omdat het bestaan van
dit been wees op een overeenstemming in bouw
tusschen den schedel van menschen en dieren.
Zes jaar later trachtte hü aan te toonen dat
de schedel etgenlük uit wervels is opgebouwd:
een theorie die toen opgang maakte, maar
thans verlaten Is.
In zün „Metamorphoeen der Pflanzen” vindt
men een reeks van beschouwingen over de ver
schillende deelen eener plant, zooals bladeren,
bloemen, meeldraden en stampers, die met
elkaar worden vergeleken. Goethe wüst op de
onderlinge overeenstemming dezer deelen, en
tracht al deze organen terug te voeren tot één
grondvorm, namelük een blad. Men denke echter
niet dat Goethe hiermee een plaats Innam
onder de verdedigers der afstammingsleer. Hü
OH was
^ogelük
J*d°elingen
omdat alles op zoo n eerlüken toon” werd
Fort-Mystery was een ongewone
•■••ts. Een ongewone methode was In gebruik,
held van het soortbegrip, en bestreed met
kracht ell^e evolutlonnlstlsche gedachte. Daar
tegenover verkondigde Geoffreoy St. Hilaire
Ideeën die zoozeer den nadruk leggen op de
overgangen tusschen verschillende vormen, dat
men in hem wel een aai hanger heeft gezien
der afstammingsleer. Goethe volgde den si
tusschen de twee Parüsche geleerden me*
grootste belangstelling, en vergat de berichten
over de Juli-revolutie voor de mededeellngen
uit de Académie.
Intusschen heeft ook hier de historie een
Juister oordeel geveld. Wat niet wegneemt dat
ruim een eeuw geleden dit wetenschappelük
tweegevecht meer belangstelling wekte dan
büvoorbeeld in onze dagen de strijd tusschen
mechanisme en vitalisme, die ondanks zün
princlpieele beteekenls door heel wat biologen
wordt beschermd als onvruchtbaar geredeneer.
Goethe’s studie over vleeschetende planten,
die onze kennis Inderdaad heeft verrijkt, bewüst
eveneens dat waarneming en beschrüvlng hem
meer winst brachten dan zün biologische the
orieën. Deze laatste zün merkwaardig als
«Hingen van zün geestesleven, maar moesten
toch het veld ruimen voor een juister beschou-
wingswüze. Men kan met recht zeggen, dat bü
Goethe de dichter den bioloog in den weg zat!
Wel kan onze moderne wetenschap van hem
leeren den eerbied voor de geheimen der natuur,
welke door den mensch nooit ten volle worden
ontsluierd:
„Was sle delnem Geist nicht offenbaren mag,
„Das zwingst du ihr nicht ab mlt Hebeln
und mlt Schrauben.”
Hierin ligt een wüze les voor hen die mee
nen, dat alle raadselen moeten wüken voor hun
kolven, pincetten en microscopen, en die den
onultputtelüken rijkdom van het leven door een
reeks van formules volledig meenen te kunnen
verklaren.
X T T lllem Beuk heeft een zwak voor de film,
Vy en, zooals vele anderen, droomt hü er
van, nog eens kennis te maken met
een filmster natuurlük het liefst met een
vrouwelüke. Op een morgen leest Beuk tn de
krant, dat de cabriolet van de door hem ver
afgode Mani Rita gestolen is. Het bericht
noemt aan het eind ook het nummer van den
gestolen wagen, namelük IA 2211.
Waarom, vraagt Beuk zich af, maakt de krant
toch het nummer van den wagen bekend, dat
overigens zoo gemakkelük te onthouden is? Hü
komt tot het scherpzinnige besluit, dat dit ge
beurt om de lezers van de krant tot medewer
king bü het terugvinden van den wagen aan
te sporen. Willem Beuk is aangespoord.
Op weg naar zün kantoor rüdt hem geen
auto voorbü, waarvan hü niet met een polltle-
bllk het nummerbord inspecteert. Ook de par-
keerende wagens worden door hem aan een
nauwkeurige contróle onderworpen. Maar ner
gens ontdekt hü IA 2211.
Het is Zaterdag en hü is dus s middags vrij.
In Beuk’s geheugen heeft zich het getal 22J1
vastgezet, en hü besluit den vrüen middag op
straat te verboemelen en goed uit de oogen te
küken. En 's avonds zal hü dan naar de bios
coop gaan, om de film met Mani Rita en
Harry Winster te zien.
Weer vestigt Beuk zün argusoogen op lede
ren voorbüvllegenden auto, en weer schenkt hü
lederen parkeerenden wagen zün büzoi.dere
attentie. Maar van IA 2211 geen spoor. Moede,
met pünlüke oogen komi hü op den Kurfürsten-
dam. Het is over zessen, en reeds donker. De
lampen van de straatlantaarns verlichten öe
straat. In twee rijen staan de auto’s te wach
ten tot het roode licht zal verdwünen, zoodat
ze kunnen doorrüden. Maar het is moeilük
alle nummers te lezen. Beuk wil het graag op
geven, maar hü kan niet, hü moet de auto-
nummera nazien. Hü voelt zich aan het eind
van zün kracht en wil een poosje in een café
uitrusten.
Vlak bü hem is een deftig koffiehuis: voor
de deur parkeeren drie elegante wagens. Eigen-
lük is het café voor Beuk's financieel» positie
wel wat duur, maar hü moet "rusten. Alleen nog
maar de nummers van de drie wagens moet hü
naküken. De eerste is een buitenlandsche sport
wagen, de tweede een zware reiswagen, en dan
de derde, een opgeschilderde, met roode blezen
Later zal ik er opnieuw een voor u laten
banen, antwoordde Morley, wanneer u maar
wilt. Er zün altüd genoeg arme drommels in
om de Indianen aan zich te binden. De heele
situatie sprak voor een alleszins vreemde men
taliteit en Bruoe moest er wel op bedacht zün
en in staat er tegen te strijden Opnieuw vroeg
hü zich af: protesteerde Morley niet te veel
tegen zün vertrek?
En dan die weg. die reeds gebaand is?
zei hü.
«tin innvoln de versekeringsvoorwaarden tegen f t>U levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7^(1 bU een ongeval met f VEfi by verllee van een hand f 1 9C oü verlies van een f Cn bü een breuk van jtfl bu verlies van "n
vj^egerd voor een der volgende ultkeeringen f i)VUlL‘ verllee van belde armen, belde beenen of belde oogen g doodehjken afloop f een voet of een oog f duim of wü» vinger f of armfTV»" anderen vinger
IA 2211.
De heele Kurfürstendam draait om Beuk
rond. Geen verstandsverbüstering? Neen, bü
kan toch wel getallen lezen, hü. de boekhouder
Beuk! Maar het staat er: ÏA 2211.
Wat nu? Wat moet hü nu doen? Beuk's ge
dachten werken koortsachtig, worden door el
kaar geworpen, als plotseling een heer naast
hem staat, den hoed diep op het hoofd gedrukt,
naar het Beuk voorkomt, en in den wagen
stapt.
„De dief!” denkt Beuk met kloppend hart,
en hü legt onwillekeurig zün bevende hand op
het glimmende spatbord Maar voor den staai-
harden blik van den dief trekt hü rijn hand
vlug terug.
Beuk denkt opgewonden na. Hü probeert aan
een van de vele
films te denken,
die hü gezien
heeft, maar L/C j
niets dat aan -
zün toestand be- 1
antwoordt, valt i
hem in! Heele- ......i
maal niets valt hem in, en hü weet toch, dat
hü handelen moet, snel handelen moet.
De autodief schünt zonderling genoeg hee
lemaal geen haast te hebben. Kalm steekt hij
een sigaret aan en rüdt niet weg. Hü vermoedt
nog niet, dat hü ontdekt is. En plotseling weet
Beuk, dat hü ook niets vermoeden mag. Met
moede beenen verwüdert Beuk zich van den
auto als een argelooze voorbüganger, tot hü
gelooft, dat de dief hem uit het oog verloren
heeft. Dan gaat hü sneller loopen: een agent
moet hü vinden! Op de straat kruising zal er
wel een staan. Ja, daar aan den overkant staat
een agent. Hü wil oversteken, maar juist gaat
automatisch het roode licht aan en een stroom
van auto’s, toeterend en puffend, houdt Beuk
op het trottoir. Kostbare minuten verloopen.
Misschien mag de politieman zich niet van
dezen post verwüderen? HU aaraelt.
Daar schiet hem een ander, hem overweldi
gend idee te binnen, dat weliswaar niet zün
crimlnalistische logica tot eer strekt, maar dat
zóó verlokkend is. dat hü al het andere daar
voor vergeet: hü zal Mani Rlta opzoeken, haar
rapporteeren en met haar gemeenschappelük
handelen! Hü zal haar zien, met haar spre
ken zün droom zal waarheid worden!
Beuk roept een taxi aan en laat zich naar
de woning van Manl Rlta rijden. Ademloos
schiet hü den portier van het deftige huis
voorbü. die hem niet Interesseert.
Een meisje met een mutsje op doet de deur
voor hem open. Nee. mevrouw is niet te spre
ken, Maar hü moet haar spreken, smeekt Beuk.
Het meis> lacht: „Mevrouw is niet thuis. Ze
^i> uit." Beuk stottert, verontschuldigt zich, voelt
zich geslagen en teleurgesteld. Daar wordt een
deur naast hem geopend en een elegante vrouw
stapt uit de lift. Beuk buigt diep: Mani Rlta!
Hü hoort haar als uit de verte en dan haar
vraag aan hem: „Waar gaat het over?”
Haar stem! Hü vermant zich: het groote uur
mag hem niet zwak vinden.
„Mevrouw....” Hü ziet haar aan,
woorden zün weg.
De filmdiva lacht en noodigt den verwarden
Beuk met een beweging van haar betooveren-
de hand binnen te komen. Beuk stottert: .Me
vrouw uw auto, ik heb uw auto gezien!”
Manl Rlta buigt bekoorlük het blonde hoofd.
„Werkelük?” vraagt ze.
Beuk voelt, dat hü voor deze vrouw alles zal
doen en dat de moed tot spreken weinig be-
teekent tn vergelüking met hetgeen zü van
hem verlangen kan. Het komt over Beuk als
een roes. Hü is niet meer de boekhouder Beuk,
hü is in filmland. Hü moet laten dóórscheme
ren, wat voor een man hü is, ze moet zich voor
hem interesseeren. Zonder door de diva onder
broken te worden, schildert hü nu zün ont
moeting met haar auto zoowat met de vol
gende woorden:
„De dief ondanks elegant optreden ty
pisch mlsdadigeragezicht. Door zün. Beuk’s,
scherpen blik, zeer onzeker geworden. Hü be
merkte dadelijk, dat er iets niet in orde was.
Nummer van den auto gezien wist het da-
delük. Wou Juist dief rekenschap vragen, toen
hü met vol gas weg suisde.”
De uitwerking op Manl Rlta is niet geheel
zoo. als Beuk verwacht had. Ze breekt name
lük In een vroolüken lach uit.
„Ik heb nog nooit van aoo’n vergissing ge
hoord, als u gemaakt hebt, münheer....**
„Beuk,” helpt hü haar beteuterd.
münheer Beuk. U bent de vergissing in
eigen persoon, want de gestolen wagen was
reeds vanochtend weer in mün bezit.
De man met het typisch misdadigersgezicht
tn mün wagen, is in het geheel niet voor uw
scherpen blik met vol gas weggesuisd, want het
was mün echtgenoot en collega Harry Winster.
Als u nog twee minuten had gewacht, had u
mü kunnen zien instappen. U bent een pech
vogel, meneer Beuk. Ik weet niet, hoe müa
man uw vergissing zal opnemen, hü rijdt den
wagen naar de garage en kan teder oogenbllk
weer hier zün.”
Willem Beuk was reeds de trap af. De film
met Mant Rita en Harry Winster heeft hf’
nooit gezien.