HET DROOGREK DE SCHOOL VAN JUFFROUW BRIL - &SZ en Een Waschcommode VAN ALLES WAT Over knoppen boomen I Een lijsterpraatje DOOR C. MOERDIJK i ...4. J D« V. P. D. ONS KNUTSELHOEKJE Oplossing van de vorige week Nil c/e- •4 Br v 4^ Meisjes! R iiTrl redt te 6. kl te nok schoonmaken, eer Dit houden nu weer voor een tijdje. 1. elt groote den h. Voor vader er is moet je weten." was lek en „Adieu. en er. lt- le. dit strookje hoe takken- ▼an JOB het ze hen met te r essa n te ontbreken. t- n. Mn nauwlljks hoorde t brave stel. Het kltng’len van de groote bel. Of elkeen pende met pletter. Ken versje aan het zieke dier. Ze ploeterden met krommen nek De tongen hingen uit den bek, Kn toen het briefje was gedicht. Veegde elk 't zweet van 't aangezicht. Maar het was waarlijk reaue fijn. Voor dieren uit een zandwoestijn. schooltijd Hij plank aan had toegelegd, begon wijzen, waarvan de niet moest Het was een geweldig karweitje. Maar pluisjes, en takjes en touwtjes en stroo. Ik heb heel den dag aan mijn huisje gewerkt. Want zie je. ik ben aan t verbouwen. Het dak was kapot en de bodem van 't nest. Was ook niet zoo best te vertrouwen. •n or sr onverschilligheid schouder-opha- om over te tob- zoo erg 't Giraffe onze beste vrind. Door jullie allen zoo bemind. Was juist vandaag een beetje ziek, 't Had lendenpijn en rheumattek. Kn ma Giraf zei tot haar kind: ,Jk denk niet dat je ‘t aarlig vindt, Maar gist'ren zei je vader nogt Wat scheelt ons klein Giraffe tocht Het Jtind moet werkelijk naar bed. Dat heb ik zeer goed opgelet." Mn 's aaags aaaiop zei juffrouw Bril. „M\jn lieve ktnd'ren weest eens stil, Ik heb een boodschap voor mijn klas. Kn hoorde 't juist van Frits de Das. 't Giraf je heeft zich ziek gemeld Ken vriend waar elk op is gesteld» Kn daarom stel ik jullie voor, WV- schrijven hem een briefje hoor. Die langhals is een leuke vent. Zooals je er maar weinig kent." Maar brak vreugde baan in Nu ben ik weer klaar en 'k verzeker je vriend. Opnemen PUatus Domkop Elleboog Dikwijls Rebel Atlas Giater Erkennen Nakomen Ideaal Meerkat Afwaartach Nagalmen. Doelpunt Heenkomen Af doen Navraag Dokken Evenaren Neerslag zelfs inks lood a de t te- schll uur: rota, ings sten zie- ft. >iten hen, dat ziel, I te lood ge riste Was ouur- dle gespro- had, 'en- arl. Een be lt) >n- ?el. en e- M. It- ro, en n- b. d. a- J. tl— st, •o. 1 Ittljd «e- nog hap- mll- des beste Lijster, eet smaak'Hjk vandaag. Kn groet ook je vrouw en je spruiten, 'k Kom strakjes wel kijken in t nieuwe gebouw. Nu moet ik nog even naar buiten." NO VAN DAM ■•‘TO* .Dag MereL da’s prettig, dat ik je hier zie. Want ‘k ben zoo alleen moet je weten. De ktnd’ren zijn spelen en Tsjirre mijn vrouw. Die zorgt nu voor ’t namiddageten. Kn juffrouw Bril het goede mensch. Zond het Giraf je nog een wensch. Met o. zoo'n groote taart erbij. Van slagroom «n tx»n wildpastei. De brieven gingen per expres. Nog voor het einde van de les. Terwijl een kruier uit de buurt. Voor 't zoete vrachtje werd gehuurd. Kn 's avonds voor het slapen gaan. Kwam alles bl) ’t Giraffe aan. R. VAN DAM Dag buurman, nu ga ’k maar, mijn rust is voorbij, Kn Tsjirre is klaar met het eten. Ik zie haar reeds kijken en geen pikt zijn maal. Hij sloeg den weg in naar huls. O. dat droogrek, dat droogrek! Eensklaps verhel juichend derde zijn gezicht en riep hij juichend: «Ik weet het. ik weet het! Buurvrouws man is vroeger timmerman geweest. Ze heelt "n stal vol hout. Ik ga haar mijn diensten aanbieden en ik vraag haar mij met hout te betalen. En aan Jan van den tim merman geef ik mijn jong konijntje lat krijg uit het nieuwe nest. Die zal me dan wei wijsen en helpen." Zegevierend stapte hu op de keien dat t klonk. Maar bij het huls van buurvrouw gekomen, bleef hij aarzelend aan hét hek staan, zie je, buurvrouw was zoo maar niet een gewone vrouw, doch een door het leven verbitterde reuzin met groote plan den en groote voeten en een groot gezicht dat altijd onvriendelijk stond. Moeder had van haar nooit een goed woord gehad en kinderen verafschuwde ze. Als ze hem nu lerkleinste dat nog in de wieg lag en ook de buurvrouw, om te komen kijken. Buur vrouw, moet je weten, was de laatste da gen zoo erg vriendelijk geworden. En terwijl vader besliste, dat het droog- rek een kunstwerk was en dat niemand er iets aan zou kunnen verbeteren, trok ze Theo naar zich toe en noemde hem een jongen, waar moeder trotsch op kon zijn. Het was een groot oogenblik voor Theo. Nooit was hij zoo tevreden geweest. Maar het mooiste van de zaak was nog, dat de zen keer zijn tevredenheid zoo lang duur de, want lederen morgen opnieuw hoorde hij nu Moeder zeggen: „Hè, wat fijn toch, zoo’n groot droogrek. ’k Zou heusch weten wat te doen als ik het missen.” Een waschcommode voor jullie poppen- kinderen. Een nuttig meubelstuk in de poppenhuls houding. O, dat is zoo gemakkelijk, beste meisjes, zoo’n waschcommode, waar je je poppen kinderen op kunt wasschen en meteen de kleertjes bij de hand hebt. We gaan je nu aan de zijwanden vast, buigt nu ook den bovenkant naar beneden en plakt dien ook aan den voorkant vast. Den bovenkant van het tusschenschot plak je ook nog aan den bovenkant vast. Zoo krijg je een ste vig geheel! De deurtjes plak je met een sterk papier aan de voorzijde vast en wei zoo, dat ze even over de opening heenslul- ten. Je kunt nu de deurtjes open en dicht doen. Je krijgt daardoor een opstaanden rand en hierbinnen moet dan een bedje ko men te liggen, waarop je je baby kunt be handelen. Dat bedje maak je natuurlijk van een lapje gekleurde stof. Dat kunnen jullie wel, hé? Nu nog langs de deurtjes, zooals Ik heb aangegeven een breede roode bies kleuren en je waschcommode is klaar. Nu, is dat geen prachtig stukje meubel? Daar zal me nige poppenmoeder verliefd op worden. En nu maar fijn spelen. Dag hoor! wat je 1 werk len?” „O, wat U zelf wilt,” zei Theo zakelijk en door de toenadering die hij voelde nam moeder toen het droogrek tot in de kleinste Ineens niet bijzonderheden op meer bevreesd „Maar het liefst krijg ik het in hout. Ik zou zoo’n mooi groot droogrek als U in uw tuin hebt staan, willen maken voor mijn moedertje.” Nu glimlachte buurvrouw echt, want ze vond het pleizierig dat men het droogrek, dat nog een gedachtenis was van haar overleden man, mooi vond. ,4e lijkt mij een flinke jongen en ik wil het wel eens met je probeeren,” gewaar- digde ze zich te zeggen. „Kom morgen na schooltijd maar hier.” Theo bedankte, doch bleef staan dralen. „Nu,” vroeg ze, dadelijk ohgeduldlg. „Waar wacht je nog op?" „Ik zou het hout nu aanstonds wel even willen zien,” stamelde Theo. Daar buurvrouw trotsch was op het hout. „Goed,” zei ze. looss te Hing ieder jaar. En zoo’n jongen kon ze per uur nemen, ’t Was mooi. „Inderdaad, ■n heele boel,” zei ze na een poos wat min der onvrien delijk. „En moet ik voor je beta- HET UURTJE VOOR ONZE JEUGD De kastanjebloem was een beetje ta maar de bloemen van iep (fig. 1) en beuk waren heel wat eenvoudi ger (flg. 4). Juist wUde Toos de bloem van den eschdoom (flg. 3) gaan nateekenen. toen Bram plotseling uitriep: „Al vijf uur, dan moet ik dadelijk naar huis om te wer ken.” De anderen vonden nu ook, dat het hoog tijd was om te gaan en zoo eindigde deze t leerzame middag. A. L. blaadjes is op zichzelf al aardig om te vol gen. Een beuketak met zijn lange, zijdelings geplaatste knoppen moest ook deel uitma ken van het gezelschap (flg. 4), dat ten slotte met een paar populierentakken van den Canadeeschen populier (flg. 4) zoo volledig mogelijk werd gemaakt. Een paar .eikenknoppen zouden ze misschien op den terugweg wel zien. „Nu bedenk ik me nog iets aardigs!" riep Mlentje uit. „We gaan zoo gauw mogelijk naar ons huls en daar gaan we de knoppen nateekenen. Bij eiken tak maken we een teekenlng van de bloem.” De anderen konden zich best met dit voorstel vereenigen en na flink doorgestapt te hebben, waren ze in een kwartier thuis. Daar werden de stoelen aangeschoven en de takjes in een paar vazen op tafel gezet. Ieder toog aan het werk. Mlentje zocht *n paar boeken om de bloemen uit na te teeke- nen. bewerkelijk. oos zat er mee in, dat zij dezen tijd van het jaar heelemaal niet kon ge bruiken om iets aan plantkunde te doen voor haar eindexamen. De dierkunde zou wel gaan, maar de plantkunde, brrr... Zij praatte er over met Kees en die wist dadelijk een goed voorstel te doen. „Weet je wat, we gaan op onzen eerst- volgenden vrijen middag wandelen en knoppen bekijken. Je zult dan merken dat het heelemaal niet moeilijk Is verschil lende boomen volgens hun knoppen onderscheiden.” Toevallig was het twee dagen na dit ge sprek Woensdag. Na eenige beraadsla ging werd besloten voor dezen middag het andere werk te laten liggen en ge zamenlijk een wan deling te onderne men. Het ker weer, het zon netje scheen. Spoedig waren ze bij *t bosch. Kees, die zich op de kennis van knoppen met iepen aan te takken niet te hoog hingen, om een paar af te plukken, lange en korte tak waren spoedig machtlgd met behulp van het scherpe zak mes van Bram. „Kijk,” begon Kees, „deze groote tak (flg. 1) heeft alleen maar bladknoppen, die regelmatig aan weerszijden geplaatst zijn Dit kleine takje (flg. 1) heeft ook bloem knoppen, namelijk onderaan, terwijl de bladknoppen aan den bovenkant zitten *t Zal me eens benieuwen of de iepen d*t jaar weer zoo vroeg bloeien. In de boeken vind je altijd, dat de maand Maart voor den bloeitijd opgegeven is, maar meestal heb Ik ze In Februari al zien bloeien. Ik wil deze takjes meenemen om ze op water te zetten. Een eind verder stond een geheel andere boom. Bram wees op de knoppen, die pre cies aan het uiteinde der takken waren ge plaatst en een zwarte kleur hadden. Kees wist te vertellen, dat het de knoppen van een esch waren (flg. 2). Toevallig stond er dichtbij een eschdoom (flg. 2) en het was aardig het verschil te zien van twee boo men, die een naam hebben, die zooveel op den anderen lijkt. Ook van deze beide wer den een paar takjes meegenomen. Een etna verder stond een kastanje. De dikke elnd- knoppen (flg. 3) beloofden een moolen bloei. Alle knoppen waren met een dikke, kleverige harslaag bedekt. Bij den bouquet mochten deze In takken niet Al kwam de elndknop niet tot bloeien, de ontwikkeling van de lijk nemen. De rest komt wel In orde En timmeren kun je ook hier. Zooals je ziet is de schaafbank puik in orde en zijn er ge reedschappen in overvloed Theo stond een oogenblik >eduusd. dat vrouw daar ken buurvrouw dan zijn zich luide voor de weelde het hout rondom In den stal, voor de voor de p de kleine bleek achter haar arm- f 1 tierige woning hing juffrouw Pe- ters, de moeder van Theo en An neke en Plet en Liesbetje, lederen mor gen als de zon zich maar even vertoonde, de wasch uit van haar jongste kindje. En lederen keer keek ze dan naar het mooie, groote droogrek in den tuin van buur vrouw en zei: „Hè, zoo'n droogrek is toen maar gemakkelijk. Daar kom je tenminste nooit ruimte op tekort en het hangt ook nooit slap zooals die lijn van mij. Ik wenschte dat ik er ook zoo een had.” Op een goeden dag zei de negenjarige Theo, een flinke, heldere knaap: „Maar moeder, waarom koopt U er dan geen?” „Waarom Ik er geen koop?" antwoordde moeder, terwijl ze een peuterig klein hemd je uit de waschmand haalde en uitsloeg, „och jongen, omdat het alweer geld kost en er nog zooveel dingen zijn die 'k har der noodig heb. Drie kwartjes maken m dezen slechten tijd een uitgave die teil. Maar daar kom Ik er nog niet eens mee. Zoo’n rek als dat van buurvrouw kost minstens tweemaal drie kwartjes en mis schien zelfs nog duurder.” Nadenkend stapte Theo met de handen In zijn broekzakken tot tegen de heg, van waar hij het rek goed kon zien. Ja, *t was Inderdaad een prachtig ding, stevig, hoog, breed en met aan lederen kant vijf droog- latten. Echt een rek voor een moeder om veel zin in te hebben. Hij zuchtte. Zat er nu maar genoeg in z’n spaarpot, dan kreeg het die lieve Moes van hem. Maar, dat was nu juist zoo erg z’n spaarpot was op het oogenblik leeg. De vijf gulden die er al eens Ingezeten had den, waren er stilletjes aan een voor een uitgenomen sinds Vader werkloos werd en ze met zessen enkel van den steun moes ten leven. Nu eens voor een paar schoenen dan weer voor 'n jas of 'n broek, maar ook soms voor den apotheker. Maar zou hij niets anders kunnen verzin nen? Bijvoorbeeld er een timmeren. Doch daar had je weer hout voor noodig en va der had tot den laatsten splinter alles op gerepareerd. Hij fronste de wenkbrauwen Neen, *t was zoo gemakkelijk nog niet voor een kleinen jongen zonder geld of goed om een moeder aan een mooi droogrek te hel pen. In het geitenhok, waar hij zijn moest om de geit te voeren, keek Theo het ongedul dig blerende dier een oogenblik strak aan, alsof het hem raad geven kon. Op school was hij dien morgen zöó ver strooid, dat Êe onderwijzer, die niet wist welke zorgerT Zijn leerling door het hoofd speelden, genoodzaakt was hem voor het bord te laten komen. ,4Ü zit ongetwijfeld over dat circus te prakkezeeren dat vol gende week naar het dorp komt, hè jon gen,” zei hij boos. „Probeer het dan maar eens mgt opgestoken armen. Allicht dat het je helpt." Natuurlijk hielp het niet. Theo was te vol van het droogrek. Maar toen meester wist waarover het ging, want Theo zei 1 hem, werd hij heel anders en liet hij den jongen naar zijn plaats teruggaan. Wel met *n kleine vermaning dat hij in ae klas met zijn gedachten bij de lessen moest blijven, maar toch ver van boos meer. Intusschen was het gemakkelijker gezegd dan gedaan, met je gedachten bij de >es blijven. Theo tenminste dwaalde telkens weer af naar droogrekken. Na school, toen hij vrij was, werd dat nog erger. Ja kijk eens, hij hield zooveel van z’n moeder en hij had gezien graag zij zoo’n droogrek wou hebben. 's Namiddags men was in Juni en het waren zonnige dagen kwamen twee vrienden Theo afhalen om in het bosch te gaan. De arbeiderswoningen, in een welke Theo's ouders woonden, lagen na melijk op een kwartier afstand van dorp en vlak bij een uitgestrekt naar den nenlucht geurend bosch, waar je reuz»- fijn wandelde en je allerlei soorten vogels kon hooren en zien en lekker-lul in net zachte mos liggen. Theo, anders een gezellige kameraad, was echter zoo afwezig en teruggetrokken, dat de twee jongens van vervelendheid over de weinige instemming die hij be toonde voor al hun plannetjes, hem spoe dig in den steek lieten. „We hebben vandaag toch niets aan je,” ze'den ze een beetje beleedigd, terwijl alleen dieper het bosch introkken. „Adie, hoor, tot een volgenden keer.” Theo zag heengaan. Ja, dacht hij lend, zij hebben ook niets ben. Hun moeder verlangt niet naar een droogrek als die van mij. kreten van bewondering van prachtige schaafbank en met gereedschap. Geen twijfel meer Moeder kreeg haar droogrek! Reeds den anderen dag na was Theo in den stal aan het werk, zuchtte en zwoegde en sloeg zich bloeden de vingers, maarhet rek vorderde lederen middag kwam buurvrouw kijken en Jan van den timmerman kwam een hand je helpen. Dat duurde vier dagen. Den vijf den dag was het werk kant en klaar. In het donker droeg toen Theo tezamen met Jan van den timmerman het dierbare droogrek in hun tuintje. En daar vond moeder het den volgenden morgen, toen ze, zooals gewoonlijk, met haar mand waschgoed op de bleek kwam. „Wel, wel, wat is dat,” riep ze opgetogen, „een droogrek? En zoo waar een nog mooier dan dat van buurvrouw! Ben ik wel goed wakker? Droom ik niet?” Theo, die tegen den geitenstal leunde, kwam naar voren. „Neen, droomen doet U niet, moeder," zei hij, duizelig van geluk „Het is echt. En dat heb ik nu voor U ge maakt, Moesje, met hout van buurvrouw En Jan van den timmerman heeft me ge holpen.” Met de waschmand naast zich op den grond en over elkaar geslagen armen nam Moeder toen het droogrek tot In de klein ste bijzonderheden op. En daarna riep ze Vader en al de kinderen, behalve het al- practlsche waschmeubel geheel uit carton maken. Let maar eens goed op. Je kunt dit werkje net zoo groot mazen als je zelf wilt. Je hebt dan niets anders te doen, dap ieder vierkantje te rekenen voor of voor i c.M.2. Maak je het op de eerste grootte, dan wordt de waschcommode dus 10 cM. breed en volgens de tweede grootte 20 cM. Om het goed te doen, neem je jvn stuk carton, b.v. wit, dan lijkt het voorwerp precies wit gelakt, en je teekent heel dun met potlood al die ruitjes er op uit. En dar. ga je met dikkere lijnen precies de onder- deelen uitteekenen. Zooals jullie ziet be staat bijna ons geheele werkje uit één stux! Jullie weet natuurlijk, dat je langs de stip pellijnen moet vouwen. Die gestreepte ran den zijn plakranden, dus die moeten ook omgevouwen worden. Losse stukken zijn alleen maar: het tus schenschot, twee ligplanken en twee deur tjes. Op ieder stuk heb Ik maar even den naam gezet, dan weet je precies hoe onze waschcommode in elkaar zit. Heb je nu alles uitgeteekend, dan knip je precies langs de buitenste lijnen je teeke- ning uit. De bodem blijft plat liggen, den achterwand buig je dan rechtop en de zij wanden naar voren. De zijwanden plak je op den bodem vast. Dan plak je het tus schenschot aan den bodem en den achter wand vast, precies op de plaats, waar je die dikke zwarte streep ziet. De ligplanken plak je dan op gelijke hoogte, volgens de dwarsstreep, naast elkaar tusschen zijwand en tusschenschot in. Nu buig je den voor kant rechtop. Je hebt natuurlijk de deur openingen uitgesneden! Den voorkant plak knikte ze goedkeurend. „kom maar mee.” Ze deed de muilen van haar plompe voeten en stapte over den drem pel. Theo haastte zich haar het paar klom pen aan te doen, dat altijd op de stoep klaar stond voor het geval ze naar bulten wilde. Zonder dat hij het wist verteederde deze kleine dienst het hart van de eenzame, Ver bitterde vrouw, die van de menschen niets meer weten wilde. In den stal zei ze op bijna zachten toon: „En kijk nu maar eens goed rond en kies uit wat je noodig hebt. Je mag het dade- eens wegjoeg of den hond op hem losliet? Ze had een hond, *n verschrikkelijken dog. Het droogrek overwon en Theo ging spoedig verder. Werd hij weggejaagd, wel dat deed geen pijn, zoo redeneerde hij en kreeg hij den hond achter zich aan dan sprong hij maar pardoes dwars door de heg heen, zoodat hij Ineens thuis was. Buurvrouw had juist de aardappelen voor het avondmaal, die een uur moesten stoven, op het oliestel gezet, toen ze hem zag aankomen. Ze liep naar de deur, stel de zich breed-uit met heel haar grootte en zwaarte in het deurgat en keek een oogenblik verpletterend op den flkschen jongen met zijn heldere kijkers en kort geknipte haren, neer. „Wat moet je?" vroeg ze dan barsch. Theo, na gauw inwendig een schietge bedje te hebben opgezegd, antwoordde dapper: „U mijn diensten aanbieden, buur vrouw." Ze deed een stap terug. „Zoo, hoe weet je of ik die diensten noodig heb. Wat dacht je zooal voor mij te kunnen doen?” Haar gezicht stond donker als een on weerswolk, maar blij dat ze hem niet weg joeg legde Theo ijverig uit: „O, een heslf boel, buurvrouw. lederen avond uw poes die U altijd overal moet zoeken binnen brengen, uw konijnen voeren, uw klppen- 's Woensdagsmiddags uw tuintje wieden, in het dorp uw bood schappen doen en Vrijdagsmorgens als U zoo vroeg aan het schrobben bent water voor U pompen en aandragen. En verder nog houtjes hakken, kolen kloppen, vloer dweilen.” Even plooide iets als een glimlach den mond van de groote, ongenaakbare vrouw in het deurgat,. Ja zie je, t trok haar wel aan, want veel van de bezigheden, die Theo daar noemde, vielen haar door haar om vang en gewicht zwaar. Hulp had ze eigen lijk noodig, al nam ze die niet, omdat re vreemden in huis vervelend vond. Op geld behoefde ze niet te zien. Ze kon betalen De groote maatschappij, In dienst van wel ke haar man zaliger verongelukt was, gat haar zoolang ze leefde een ruime schade J AC/fTfZ

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 25