DE BLONDE HAREN juffrouw Bril De school van J V** voor het Aquarium iiiiiiniiiiiiT VAN ALLES WAT De kip met de zeven eendjes Een aardig zomer huisje Een merkwaardig dier DE TWEE KATJES a t imisiiiiiiiiiiwiiiiiiiiwiiiiiiniiiiiininiiinmiiiiiiiiffliiiifflitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH 1 I DOOR HENK EERDMANS ONS KNUTSELHOEKJE 6 c 6 I Een prachtig figuurzaagwerkje voor onze jongens! f i a. De V. P. D. e aan 4 Ook het komen ge- ti 2. 4. 10. HU 16. lA'X-v-.-SVAA-'vVv'-A'-.V Illi I r Zoo van den i In 1 held’re nat, Juffrouw Bril sprak toen: „M’n kind, Ik vind jou een leuken vrind, Zn ik vind het fijn mijn vent, Dat je nu m’n leerling bent" Op de speelplaats danete kater, Bn hij sloeg beslist geen flater. Zelf» het sombere konijn. Vond het dansje reuse fijn, ’t Was due wel een goed begin, Met veel pret en besten sin. Op een mooien dag in Mei, Liep een Kater snel en WU, Naar de school in de woestijn, Waar het toch zoo fijn moest zijn, ringeling, soo ging de bel, Zn je snapt het zeker wel, Dat de kater al heel ras, Door een leerling uit de klas, Vriend’llfk binnen werd gelaten, Op de rubbermat met gaten. h tl B n Dl b dl Zoomen Ijverig Nakomeling Blokkade Eindelijk Sajet Tabak Elders Boegspriet Esschetak Etaleeren Nestveeren Talloos 'ia 11. 12. 5. 6. 7. 17. 18. 10. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 13. 14. 15. Toen hij binnen stond de kater, Riep de juffrouw i „Hou je snater, Zie je niet dat onze vrind, Het verbazend lastig vind?” Heel verlegen sprak hl) nu: Juffrouw Bril, ik kom bij U, Want Uw school is zeer beroemd, Bn itordt door een elk geroemd. Mag Ik blijven in de klas, Of ik altijd leerling was?” tegrond aanlijmt, rondom het huls, voren als ingang een stuk vrij laten. Om dit geheele werkje nu goed en makkehjk te doen, Is het wel het beste, dat je een plankje neemt, zoo groot, dat je er eerst alles precies op kunt uitteeke- nen en dan teeken je natuurlUk eerst al lemaal ruitjes. Alleen dus de plattegrond wordt van dikker jjout, dus dien maak je Als Je alles mooi hebt HET UURTJE VOOR OMZIE JEUGD Onze brave vrind Giraf, Liep om vier uur op een draf, Naar den kleinen kater toe, Zn riep vriéndelijk „oehoe! Zullen wij door deze laan, Met z’n twee naar huis toe gaan? Want alleen is volgens mij. Niet zoo leuk als met z’n bei." „Graag hoor, kameraad giraf, 'k Sta van zooveel goedheid paf." „Kijk daar eens aan dat doode takje. „Zie Je die witte din getjes uitsteken?” Nu zag Bram, die al even enthousiast als Kees was, ze ook. „Geef me even een hand," ging Kees voort, „dan kan Ik het wel pakken." Zoo gezegd, zoo gedaan. Met behulp van Bram lukte het aan Kees het takje te grijpen en veilig In het jampotje over te brengen. Maar eerst liet hU aan Bram zien, dat aan het uitgevischte takje niets te zien was. dan een paar slUmklompjes. Maar zoodra ze In het jampotje waren, begonnen de armen zich te strekken, een voorbUzwem- mend watervlootje kwam tot zUn ongeluk In de buurt en bleef on be weeg lij k_, hangen. Een paar andere volgden en toen werden de armen naar binnen gebogen en de po liep zag er net uit als een»zakje met eieren. Maar Moeder Hen schreit ach en was, Haar arme kroost dreigt te verdrinken, Luid kakelend loopt ze met hen mee, JComt hier!” smeekt zij, Je zal nog zinken! Ginds op het weiland bij de sloot, Woont Moeder Hen met zeven eendjes, £>e lijfjes wit, de bekjes rood, Zn donkergeel hun waggelbeentjes. Hoe lókkend wenkt die breeds plas, Daar gaan zij, dartel en tevreden, Zoo van den hoogen wal van gras, In T held’re nat, floep, naar beneden. Doch 1 kleine volkje is niet bang, Zc pl&sten rond met luid petnater, Bn duiken onder, diep en lang. Met “t kopje in hst zonnig water. JCom óók hier moeder!" roepen zij, JU hoeft het ééns maar te probeeren, JU zult het zien, we zijn zoo blij, „We zullen g óók zwemmen loeren!" Jlanx ik wil zwarte haren hebben,” ant woordde Peter dan elgenwUs. Nu gebeurde het op een goeden dag, dat de konlng zich met zUn gevolg op reis be gaf en dat hU onderweg zUn Intrek zou nemen op het kasteel van Peter’s vader. Geen wonder dat op het kasteel al dagen van tevoren groote drukte heerschte. Het gebeurde wel vaker dat beroemde mannen bU Peter’s vader den nacht kwamen door brengen, wanneer zU op reis waren, maar bezoek van een konlng hadden ze nog nooit gehad. Iedereen was druk In de weer. Het kas teel werd prachtig versierd en de soldaten poetsten hun uniformen glanzend. De koks max, nee men weet, ben, erg, ver: aan het gezicht ont trekken. vers, kot, nee: overgaan, hol, en mul: rondom bedekken pret, pa, re, ren: verslag uitbrengen, kot, zee, ut: bereldplaats van zout, lach, ze, giet: erg dom. ben, bot: zwoegen, ge, tel: platte, gebakken steen. oor, slee: laag, zoon, en, dak: dwingen. OPLOSSING: Joelen Examen Verbergen Oversteken Omhullen Rapporteeren Zoutkeet Ezelachtig Tobben Tegel Eerloos Noodzaken Daarop barstte hij in een bulderend gelach uit Het geluk diende Kees, want een poosje later zag hU een drUvend blad, waar ook enkele poliepen (flg. 2) op vastzaten. Nu moest er nog meer voedsel voor de Jonge lui” komen. Kees had een bUzonder fUn schepnetje bU sich, dat een paar maal door het water gehaald werd en vervolgens uitgespoeld In het tweede jampotje, waarin het spoedig wemelde van de watervlooien. Kees hoopte erg, dat onder de gevangen po liepen ook enkele zouden zUn, die knoppen hadden, waar weer nieuwe poliepen uit konden ontstaan. Bram moest toch nog even weten of hU nu zoo heelemaal ongelijk had gehad met te denken, dat er In zee ook poliepen voor komen. Kees kon hem ook hierover in lichten. ,Jn zee leven poliepen, die groote, gelei achtige kolonies vormen. In zoo’n kolonie hebben de dieren hun eigen werk te doen. Er ontstaan knoppen, die tot nieuwe dieren uitgroeien, net als bU de zoetwaterpollepen. Maar bU de In see levende poliepen laten de nieuw gevormde dieren niet los, maar blUven met de oudere verbonden. Er zUn voedlngsdleren, verdedlglngsdleren en die ren, die voor de vermeerdering zorgen" (flg. 3). Het was voor Bram weer tUd geworden om naar huls'te gaan. Maar hU beloofde spoedig terug te komen, om naar den wel stand van de „jongelui” te informeeren. jonge, sjonge, wat ziet 'r dat vreemd uit! Ik hoor ’t jullie al zeggen, jon- gens. En toch is 1 heel eenvoudig en ....heel aardig werk. Eerst even de tee- kening met jullie bespreken. Jullie weet wel, wat een plattegrond Is, nietwaar? Dat is de teekenlng van den onderkant van t huls met den grond er rondom. Waar nu dan maar apart. Poes Minet zat In de keuken stil te soe- zeboUep. Ze knipte met de oogjes en snor de en gromde, dat het een lust was. Daar kwam Molly aan, met een groeten, bruinen, leeren bal. „Ga je mee spelen. Minet?" vroeg Molly. Ja, dat Is goed.” Eenigen tijd later waren ze In hun spel verdiept. Als de bal ver weg rolde, moesten ze op den grond gaan liggen, *m weer te pakken. Ze speelden zóó leuk, dat, als je er naar keek, er zelf pleizler In zou krijgen. De bal rolde, en de katjes rolden mee. Als de bal hard aankwam, zetten ze een hoogen rug, de staart hipte mee op en neer, en op en neer! Maar.... kinderen hebben kuren, katjes zUn niet minder wispelturig! Onder *t spel zei Minet: „Hè, wat spelen we toch heerlUk met onzen bal!” „Onze bal, onze bal?” vroeg Molly, „mUn bal bedoel je. „Nu ja, jouw bal dan!” Op eens pakte Molly den bal af. Maar dat liet Minet zich niet welgevallen. Nu begonnen ze om den bal te vechten. Ze trokken en sarden! En zooals ze eerst rolden en grol den met *t spelen, dat deden ze nu om te vechten! Ze begonnen te kikken en te kib belen, te grijnzen en te blazen. Ze beten en krabden elkaar. De staarten krulden en gingen weer recht, telkens weer. Opeens trokken ze zoo hard, dat de bal „krik-krak” zei, en In twee helften ging. Nu hadden ze hun zin.... leder de helft! Nu wilde leder apart gaan spelen, maar o wee! *t Stuk rolde niet. Ze keken elkaar eens nUdig aan, maar zelden niets! Ze gingen maar stil In een hoekje zitten, en verveelden zich heel erg! Dat was nu het eind van allea Waren *t menschen, dan had ik hun ge zegd: „Hoor eens, eigen schuld wordt niet beklaagd I BUTTERFLY -w -v u het voorjaar begon te worden, [NI kreeg Kees lust zUn aquarium uit A te breiden. HU bepraatte zUn plan nen met Bram en verklaarde hem, hoe hU dit jaar een apart bakje voor poliepen wil de gaan Inrichten. „Poliepen?" vroeg Bram heel verbaasd. „Wou je dan een zeewateraquarlum gaan Inrichten?” „Wel neen,” zei Kees, „het is de bedoeling zoetwaterpollepen te kweeken, een zee- wateraquarium Is mij veel te ingewikkeld." Nu wy Bram zoo mogelijk nog meer verbaasd .Zoetwaterpollepen? Nooit van gehoord.” Maar hU wilde graag eens met die dieren kennis maken en zoo trokken de twee jongens er op den eerstvolgenden vrijen middag op uit om poliepen te gaan vangen. Het beekje, waar de dieren volgens opgave van Henk, die er vroeger vaak op uit was geweest, voor moesten komen, was spoedig bereikt. Kees droeg twee jampotjes, waar een touwtje om gebonden was. „Zeker voor elke poliep één," meende Bram, die nog altUd geen voorstelling van de grootte van de te vangen bult had. „Wel neen, joch,” zei Kees verontwaar digd, „zoetwaterpollepen zUn maar een milimeter of rijf lang zonder de armen. Er gaat een heel stelletje In een jampot, maar de andere dient voor watervlooien." Het eerste, wat Kees na aankomst op de plek deed, was het vullen van jampotjes met water. Daarbij kwamen ook water vlooien (fig. 1) mee. Vervolgens ging hij op zijn knieën liggen en tuurde In het water. Het beekje was bUzonder helder. De bodem, die van geel zand was, werd zoo nu en dan omgewoeld door een waterdiertje. Eensklaps riep Kees: uitgezaagd, ook de deuropening en het venster, dan schuur je het hout mooi schoon en vlak. Dan lijm je alles, rechtop staande, op de plaatsen zooals op den plattegrond Is aangegeven. Om dit te ver sterken MJm je achter de losse stukken *n latje. UJm alles maar met koudwaterUjm, dat Is sterk en gemakkelijk. En dan kleuren! Je kunt het beitsen of schilderen, al naar je zelf wilt. Het dak rood. Den gevel kun je wit laten en dan maak je de deur en de vensterkozUnen ook rood. Het deurtje zelf, je weet wel, 1 uitgezaagde stukje hout, plak je b.v. met een stukje Isolatieband of leukoplast, aan den achterkant weer in de opening, maar één kant vastplakken, hoor! Je kunt het dan open en dicht doen. Het deurtje kun je ook weer rood kleuren. hekje. Die breede zwarte bles langs *t dak laat je ook zwart. Dat steekt goed af. Het loof van de boomen maak je natuurUjk groen en de stammen laat je gewoon In de natuurUJke houtkleur, dat staat aardig. Achter het venster plak je nu nog een stukje perkamentpapier, waar je met ge woon potlood sponningen op teekent. Des avonds kun je er dan als je wilt een kaars je achter laten branden, dan zul je eens zien, wat aardig dit staat. Zoo, jongens, een mooi karweitje, waar je veel pleizler van kunt hebben, want doe je het goed en mooi, dan vindt Iedereen *t prachtig. JOS. qr e behoeft heuech niet te denken dat I alleen arme kihdieren wel eens onte- vreden zUn, want Peter, over wien Ik Je ga vertellen, was juist heelemaal niet arm. HU was de zoon van een rijken edel man, bezat alles wat hU maar bedenken konen toch was hU ontevreden. Op 1 groote kasteel, waar Peter woonde het verhaal speelt vele eeuwen geleden nat- tuurlijk had de jongen een leventje als een prins. ZUn vader behoorde tot de rUk- ste mannen van het land en het spreekt Vanzelf dat hU zijn zoon alles kon geven Wat hU wilde. En waarover was Peter nu ontevreden? Je zou het nooit raden. Over zUn blonde haren! Blond haar! Dat vond hU vreeselUk! ,Jk wil geen blonde haren hebben!" nep hU vaak stampvoetend uit en dan lachten zUn ouders en allen die het hoorden, want hU had nu eenmaal blonde haren en daar was niets aan te doen. Bovendien, het was heelemaal niet erg om blonde haren te hebben. Als hU nu nog paarse of groene haren had. Maar blond was een heel mooie kleur en alle andere blonde menschen wa ren met hun haar tevreden. Je zult er genoegen mee moeten nemen, Peter," zei zijn vader. Jk zelf heb ook blonde haren, maar heb me et nog nooit boos om gemaakt.” hem over de wangen van pret en zUn schou ders schokten. „Ha-ha-ha, kootteer!daverde het door de zaal. „Een jongen die zich met kootteer insmeert!En opnieuw brulde hU van het lachen dat de muren er van dreunden. De consternatie was geweldig. Er was bU- na niemand die zich goed kon houden. Zelfs Peter’s vader had de grootste moeite om zUn ernstig gezicht te bewaren. De leden van de koninkUJke hofhouding ver borgen hun gezicht achter hun zakdoeken en de lakeien stonden zoo stram en deftig mogeUjk.... eveneens te proesten. En Peter zelf voelde zich ook niet op z’n gemak. Met een kleur als vuur probeerde hU te verdwUnen, maar de konlng riep hem terug. „Hier blUven! Ik geloof warempel dat Ik mijn maagpijn kwijt ben! BUjf hier jon gen, want ik heb van mUn leven nog niet zoo gelachen!" En opnieuw rolden de tra nen over ZUne Majesteit’s wangen. Ondanks het verbod van den vorst wipte Peter toch de deur uit, beschaamd om dat iedereen zoo om hem gelachen had. „’t Is allemaal de schuld van die koot teer,” bromde hU t^^ig. Maar In t vervolg zou hU zich wel xNRhten om zUn haren nog eens te „verven”. Dan maar liever blond bhjven. De konlng was ondertusschen wat tot rust gekomen en verklaarde dat hU van zUn maagpijn genezen was. Het af gelaste diner werd toch opgediend en den heeien avond bleef het gezelschap vroolijk bUeen. Den volgenden morgen zag de vorst een gewasschen, blonden Peter, die zUn excuses kwam maken. „Niet noodlg, Peter,” antwoordde de ko nlng lachend. Je hebt me goed gehol pen en Ik sal het niet vergeten. En ik ben blU dat je blonde haren hebt, want anders was je nooit op het Idee gekomen om ze met kootteer te behandelen." die H staat, daar komt het huls te staan. Op de plaats van de A (links en rechts achter het huis) komt een groote boom en daar waar die drie B's staan, drie kleine boomen. Ieder ruitje moet je nu rekenen voor 1 c.M.2. Dus kun je zelf precies uitrekenen hoe groot al de stukken moeten worden, die we maken moeten. Zoo wordt b.v. de plattegrond een plankje van 26 eji. lang en 6 cAt. breed. En maak dit plankje dan b.v. 1 cM. dik. Het huls zelf bestaat ook uit een plankje (ongeveer H cM. dik). Nu zie je vier stlppelUjnen, die loopen van vier kruisjes naar de verschillende lijnen van het dak van het huls. Al die lijnen moeten met een passer getrokken worden en dien passer moet je dan precies plaat sen op de plaats, waar Ik bet kruisje, juist In den hoek van een rultje 'heb aan gegeven. Doe je dit nu alles heel nauw keurig, dan komt alles prachtig voor el kaar. Die twee ronde schijven zijn de boo men of lieve; enkel maar het loof, want de stammen maak je precies zooals het model naast de ronde schUven aangeeft. Die stammen lijm je dan achter aan de schUven vast. En dan ten slotte nog het hekje. Een dun latje, dat je uitzaagt vol gens de teekenlng en dan tegen den plat- Van werkten bU hun groote ovens aan de vele, heerUJke gerechten die op tafel gebracht zouden worden. Ook de omgeving werd ver sierd, de groote baldakUn uitgestoken en op de torens werden de vlaggen geheschen. Hoe meer de komst van den konlng na derde, hoe zenuwachtiger iedereen werd. Ieder oogenbllk verwachtte men dat de to renwachter zou gaan trompetten, ten tee ken dat de stoet In aantocht was, maar zoover was het nog niet. Opeens-vroeg Peter’s moeder: „Waar is Peter? Hij moet zijn nieuwe pak gaan aantrekken!” De kamerdienaars en lakeien gingen overhaast op zoek naar den jonker, maar al heel spoedig kwamen ze terug met de mededeellng, dat Peter nergens te vinden was. Als een loopend vuurtje ging het be richt door het heele kasteel. En leder, die maar even den tUd had, begon In alle gan gen en kamers te zoeken naar den ver misten Jonker. Vlug moesten ze hem vin den, want de konlng zou nu spoedig ko men! Wat moest er gebeuren, wanneer de konlng hem straks naar zUn zoon zou vragen? Moest hij dan antwoorden: „HU is nergens te vinden, sire!”? Maar moeder was ongerust, want ze was bang dat Peter een ongeluk overkomen was. Met verdubbelden ijver werd er naar hem gezocht, maar zonder het minste resultaat. Het was twaalf uur geworden. De zon was achter de wolken vandaan gekomen en straalde nu over het feesteUJke kasteel, terwUl een briesje de vlaggen deed klap peren. De korenvelden leken wel klinkklaar goud en In de naburige bosschen floten honder den vogels. Opeens begon hoog van toren de trompet déh wachter te Uit de woordjes die achter leder num mer staan, moeten we éën enkel woord vormen In de daarnaast gestelde beteeke- nis. Dit geschiedt vUf en twin tig maal. Plaatsen wU die rijf en twintig woorden recht onder elkander, dan krUgen wU uit de eerste letters een spreekwoord te lezen. Dit zUn de woordjes en de beteekenls van de te vormen woorden. zoon, me: omboren. gU, vier: vUjtig. melig, no, kan: afstammeling. dek, ka, bol: afsluiten met oorlogs schepen. Ujn, de, kei: ten slotte. je, tas: wollen garen. abt, ka: om te rocken. der, les: niet hier. rog, spie. Bet: voorste deel van een schip. schat. Kees: tak van een bepaalden boom. lat, ree, nee: uitstallen. rees, ten, ven; de eerste veeren van vogels. os, la, tol: ontelbaar. jo, leen: vroolUk tieren. ondersoek naar hetgeen den van schallen. HU had den konlnkUJ- ken stoet gezien! In een oogwenk was leder op zUn post. De val brug werd neergelaten. Soldaten rukten uit om een eerewacht te vormen. Over den weg, die zich in breede kronkels door de korenvelden slingerde, bewoog zich een grijze stofwolk, die steeds groo- ter werd. Weldra kon men paarden en rijtuigen on derscheiden, die In ge- strekten draf het kasteel naderden. ZUne Majesteit bevond zich In de voorste koets en een bar slecht humeur. Als hU de reis had kunnen uitstellen, dan had hU dat vast en zeker gedaan, want hU had last van een vreeseUJke maagpUn. Door het schudden van de koets op de slechte wegen was de pUn nog verergera en roen de vorst de valbrug van het kasteel over reed, zuchtte hU van voldoening, hoewel zUn gezicht.verwrongen was van pUn. Het was een hartelijke ontvangst die de kasteelbewoners hem bereid hadden. Op de binnenplaats stond het personeel opgesteld, dat den konlng hartelijk toe juichte en de kasteelheer en zUn echtgenoote waren de eersten om hem te begroeten. BU lederen stap, dien de konlng echter deed kreeg hU een hevlgen steek In de maagstreek, zoodat hU slechts met moeite kon binnenkomen. Uit de keuken drong de heerlijke lucht van allerlei lekkemUen tot hem door en dat maakte dat hU zich bepaald ziek voel de. Jk eet niets!” zei hU; „mUn maag kan het niet verdragen. Ik ga al dood als Ik t eten slechts ruik.” Wat een teleurstelling! Maar men kon t den vorst dan ook wel aanzien dat hU he vige pUn leed. De feesteUJke stemming werd er door ge stoord. Iedereen Uep met een strak gezicht Toen kwam de lang verwachte vraag. „En hoe gaat het met uw zoon Peter?” In formeerde de konlng belangsteUend. De kasteelheer verbleekte. „MUn zoon?” antwoordde hU zenuwach tig. „Ja, dat la een.... een rare geschiede nis. O, hU maakt het heel goed, maar.... eh...." De konlng fronste de wenkbrauwen, hield niet van uitvluchten. Js er lets met den kleinen Peter?" vroeg hU. Als om hulp soekend keek Peter’s vader om zich heen. Wat moest hU antwoorden? En wat zou de konlng zeggen? Op dat oogenbUk ging echter de deur van de groote zaal open en Peter stepte naar binnen. Een zucht van verlichting ontsnap te den kasteelheer, maar toen hU zUn zoon wat beter bekeek rezen hem de haren te berge! Peter’s haren waren koolzwart! Maar niet alléén zUn haren. Ook zUn ge zicht zat vol zwarte vegen en zUn kleeren waren er ook mee besmet. Tot selfs zUn handen toe. „Koolteerl” riep zUn vader onthutst uit. ,JIU heeft teer over zUn haren gesmeerd!" Peter trachtte te lachen, maar dat lever de zoori komiek gezicht op, dat de lakeien zich bUna niet konden goedhouden. Op den konlng had de zonderlinge ver- schUnlng van Peter een onverdachte uit werking. ZUn oogen puilden uit zUn hoofd en zUn gezicht was een groot vraagteeken. „Koolteerl” riep ook hU uit En daarop barstte hU In een bulderend gelach uit. HU lachte dat zUn bulk er van schudde en zUn degen er van rinkelde. De tranen liepen P di di d; d tl b VI d E d V d k h r h

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 18