Prof. Obbink leidt rouwdienst EENVOUD DES HARTEN I Medische kroniek THANS OOK KOORZANG ZATERDAG 7 JULI 1934 IDEEËN DE RELLETJES IN DE J O RD AAN Zuchten I'i Te Delft s. Krant van Commissarissen Rouw bij het leger Militair eerbetoon Tenue by militair eerbetoon Eere-front Verboden De Nieuwe Kerk Rouwbeklag Teekenen registers Volgorde militaire gedeelte Onbesuisd autorijden Gesloten gebied Examen Nijverheidsonderwijs 4 Verschillende vorstelijke personen zullen de plechtige bijzetting bywonen V ertegenwoord iging Roode Kruis Aangereden fruitwagen bleef de motorkap hangen j. - - L--r Het défilé Marine en Landmacht Restaurant DORRIUS Bezoek aan Delft stoffelijk het op Op den de Leur. LIBRA TH. H. SCHUCHTINQ. I De commissaris van politie te Delft verzocht ons voorts er nadrukkelljk de aandacht op te vestigen, dat streng tegengegaan zal worden het oprichten van diverse verhoogtngen tus schen het publiek, zulks in verband met de gevaren daaraan verbonden. De vorige maal werden allerlei wankele verhoogtngen geplaatst, waarvan verschillenden zijn Ingestort. In verband met het te verwachten groot aan tal touringcars zullen ruime parkeerterreinen worden ingericht. nemen. burgemeester Namens de Commissarissen van de Koningin in de Provincies heeft de Minister van Staat, commissaris der Koningin in Zuid-Holland’ een krans ten paleize neergelegd. Het défilé langs de baar van Z. K. H. den Prins, welke zal zijn opgesteld ta de vestibule van het Paleis Noordeinde. zal Maandagochtend 9 uur een aanvang nemen. ?StM Aangezien de vestibule van het Paleis In het Noordeinde wordt Ingericht tot chapelle ardan- te. zullen van heden af de registers van rouw beklag ter teekenlng liggen in het gebouw van de Thesaurie van H. M. de Koningin, Noord einde 79, ‘•-Gravenhage, tot ulterlljk 6 uur des namiddags. Woensdagmiddag werd door de onruststokers een auto in de Jordaan omver geworpen en in brand gestoken. Mj rn ge- Glastra, C Hoogt B B. Spanjaard, Voor den ingang van de Nieuwe Kerk zal een groot baldakijn ter hoogte van 23 meter wor den opgericht. Dit baldakijn zal dus belangrijk groote? zijn dan bij de vorige plechtigheid, en thans in witte en paarse kleuren worden uit gevoerd. In den loop van Vrijdag hebben een bezoek gebracht aan de Nieuwe Kerk te Delft Jhr. mr. dr. H. A. van Kamebeek, Commissaris der Ko ningin in Zuid-Holland, Baron Bentlnck, op perstalmeester van H. M. de Koningin terwü’ om 5 uur Hertog Adolf van Mecklenburg, de broeder van wijlen Prins Hendrik de werkzaam heden in oogenschouw kwam nemen. Hertog Adolf werd rondgeleld door den van Delft, mr. G. van Baren. Wat het militaire gedeelte van den stoet be tref t," tevens volgorde In den stoet, is het vol gende bepaald: Bü informatie bij de politie te Delft deelde de Commissaris ons mede, dat In dit geval de afzettingen in die stad toch niet veel vroeger zullen Ingaan dan de vorige maal, omdat toen gebleken is. dat de tijdsruimte meer dan vol doende was. Het publiek zal daardoor, zoo lang als eenigs- zlns mogelük is, gelegenheid worden gegeven om de plaatsen in Delft of op den Nieuwen Rijksweg op te zoeken. Het wachten zal dan minder lang worden egmaakt. Over de poUtle-versterklng te Delft deelde de Commissaris ons mede, dat de Rüksveldwacht op de parkeerterreinen, het station enz., dienst zullen doen, terwijl waarschijnlijk ook verster king van de militaire politie zal worden ver kregen. Voor het militair eerbetoon te Delft is het volgende vastgesteld: Aan het Paleis Noordeinde zijn palmtakken bezorgd van het hoofdbestuur van het Alge meen Nederlandsch Verbond, van het bestuur der afdeellng Aruba van het Algemeen Neder landsen Verbond. van een en dezelfde De Minister van Waterstaat heeft In verband met de begrafenis van het stoffelijk omhulsel van den Prins, met handhaving van zijn be schikking van 4 Juli, bepaald, dat op 11 Juli het gebied des Rijks gelegen binnen de begren zing: Noordoostelijkhet gedeelte van den electri- schen spoorweg van Bchevenlngen naar Rot terdam, gelegen tusschen het snijpunt van dien spoorweg met de spoorlijn Den Haag-Lelden en het station Berkel; Zuidoostelijk: de lijn van het station Ber kel naar Schipluiden (ligging ongeveer midden tusschen Delft en Maasslulsji De Gouverneur der Koninklijke Residentie heeft een algemeene order uitgevaardigd ter regeling van het militair eerbetoon bü de plech tige teraardebestelling van het stoffelijk over schot van Z. K. H. den Prins der Nederlanden op 11 Juli «1 Ingevolge de daaromtrent door en namens H. M. de Koningin gegeven bevelen wordt be paald, dat aan de plechtigheid deelnemen de onderstaande troepen: Een bataljon infanterie, 4 compagnieën. 3 Eskadrons huzaren te paard met omfloer sten stkndaard. De rouwstoet van het Koninklijk Huis. Lui.-kolonel Haltsma Muller, commandant van het achterste militaire gedeelte van den stoet met zijn adjudant. Een bataljon marlnetroepen met tamboers en pijpers. Een compagnie van de Koloniale Reserve. Het muziekkorps van het Se reg. Infanterie. Een bataljon Infanterie, 4 compagnieën. Twee batterijen veldartillerie, iedere batterij bestaande uit vier vuurmonden. Een detachement militaire polltietroepen te paard. Een detachement Koninklijke Maréchaussee te paard met omfloersten standaard en stand aardvlag ter sterkte van 16 ruiters. De algemeene troepencommandant generaal- majoor J. van Andel met zijn staf. De Koninklijke Militaire Kapel. De commandant van het 2e regiment huza ren, kolonel A. Diemont, commandant van het voorste militaire gedeelte van den stoet met zijn adjudant. Zoowel te 's-Gravenhage als te Delft zullen batterijen worden opgesteld, welke mlnuutscho- ten zullen afgeven van 9.45 uur tot het einde van de plechtigheid te Delft. Het Belgische Roode Kruis zal een delegatie naar de begrafenis afvaardigen. Algemeen commandant van de te Delft op tredende troepen is lultenant-kolonel J. J. van Santen. Bij de Nieuwe Kerk bevindt zich een eere- wacht van het korps mariniers met de marlne- kapel. In de Nieuwe Kerk is bij den ingang van den grafkelder een eerewacht opgesteld be staande hit 8 adelborsten en 8 cadetten. Voor het afzetten te Delft word enaangewezen mariniers, adelborsten, cadetten, detachementen van de scholen voor reserve-officleren en po lltietroepen. Naar wij vernemen, is het zeer waar schijnlijk, dat het vertrek van den roaw- steet van Den Haag op Woensdag aa. een ■ar vroeger zal zijn dan bij de vonge plechtigheid het geval was. Zuidwestelijk: de lijn van Schipluiden over Kijkduin naar strandpaal 106; gesloten is voor alle burgerlijke luchtvaartuigen. DEN HAAG (Acte Ho.) Geslaagd de dames: M E Allnk, 8. J. Boeman, O. Glastra. C. Hoog er boord. M J. Por. J. J Vllljn, B. B. Spanjaard. J. M Stolk, T. K. Homan. O. J. de Leur. J W. Lonls, W H van der Voer, Q. Steenbeek en J. H. O. Meyneke. Het bestuur van den Bond van Ambtenaren bij Departementen van Algemeen Bestuur en Hooge Colleges van Staat heeft een schrijven van rouwbeklag aan H. M. de Koningin ver zonden. De heer R. Zuyderhoff, voorzitter der Alg Rekenkamer, alg. voorzitter der Kon. Vereen. „Oost en West", tevens voorzitter van het Ver bond van Koloniale Vereenigingen, mocht in die laatste hoedanigheid twee telegrafische be tuigingen van deelneming bij het overlijden van den Prins ontvangen, t.w. Ie van den heer Eduard Gay, president de la Fédératlon fran- caise des Colonlaux et anciens Colonlaux, te Parijs; en 2e van de heeren Arnold, president en Ryckmans, secretaire de l’Assoclatlon colo nials Beige, te Brussel. De departementen van Algemeen Bestuur en de Rijksdiensten zullen a.s. Woensdag gesloten zjjn. ;y. Naar ons ter oore komt, zal de rouwdienst in de Nieuwe KeA te Delft geleid worden door den Hofprediker, professor dr. H. Th. Obbink. hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht Het muzikale gedeelte zal ook ditmaal ver zorgd worden door dr. Joh. Wagenaar, direc teur van het Kon. Conservatorium voor Mu ziek te 's-Gravenhage. Het ligt in de bedoe ling, dat koorzang ditmaal aan de plechtig heid bijzondere wijding zal bijzetten. a. een detachement van honderd man van het regiment Grenadiers en het muziekkorps van het le regiment Infanterie voor een eere wacht bij het Koninklijk Paleis in het Noord einde; In aansluiting op het reeds gemelde oiptrent de regeling van het militair eerbetoon bij de plechtige begrafenis van het stoffelijk over schot van Prins Hendrik, kan nog worden me degedeeld, dat de Gouverneur der Residentie als tenue voor de aan de plechtigheid deelne mende troepen heeft vastgesteld: zonder overjas en met model decoratlën. Alle onbereden troepen hebben vooits de bajonet opgeplant. De troepen, welke te ’s-Gravenhage voor de afzetting zjjn aangewezen, zullen te half ne gen hun opstelllngsplaatsen innemen. Ook de eere-wacht staat te half negen opgesteld. De troepen ingedeeld in den stoet zullen te kwart over negen voor den afmarsch gereed staan. De Gouverneur der Residentie besluit zijn order als volgt: Ik vertrouw er uiteraard op, dat alle officie ren, onderofficieren en mindere militairen het als een groote en blijvende eer zullen beschou wen, aan de plechtigheid te mogen deelnemen, zoodat zjj evenals zulks op 27 Maart j.l. het geval is geweest door houding en tenue zul len uitblinken. De Korpscommandanten zullen hun troepen met nadruk hierop wijzen. Verwacht wordt dat de volgende buiten- landsche vorstelijke personen aan de begra fenis van Z.K.H. den Prins zullen deelnemen: Hertog en hertogin Adolf Friedrich van Macklenburg, groothertog en groothertogin v. Mecklenburg, erfgroothertog en erfgrootherto- gin van Oldenburg, de vorst van Benthelm en Steinfurt, de vorst van Wied, de erfprins van Wied, de vorstin van ErbachSchoenberg, prins Wilhelm Ernst van ErbachSchoen berg. prins Karei van België, graaf van Vlaanderen, de Earl of Athlohe, de vorst en Rljngraaf van Salm Horstmar, (vertegen woordiger van Z.K.H. Prins Oscar van Prui sen, als Herrenmeister van de Johannlter- Orde), prins Félix van Luxemburg, hertog Christiaan Lodewjjk van Mecklenburg. tijd werd hü door het denkbeeld achtervolgd, alsof hem iemand toefluisterde: is het toch niet mogelijk dat je je vergist? Hoe kunt ge zoo absoluut zeker zijn, dat al de verschillende godsdiensten op die punten, waaromtrent eensgezind hetzelfde leeren. zich volmaakt aanwijsbaar vergissen? Waarom niet het heele vraagstuk op een meer voorzichtige, ver dere en nieuwe manier van voren af aan be studeerd? Waarom tenminste niet eenmaal uit dit land weggegaan en naar Europa gereisd om tot een besluit te komen, wat te doen en hoe gehandeld moet Worden? En zoo was hü dan hier gekomen om mij te vragen: Wat zoudt gij, dr. Martineau, in mi1n geval doen? En dr. Martineau ging verder: ik zei hem na zorgvuldig overleg, dat ik zelf het volgende zou doen: hü moest twee maal zes maanden voor het volgende dubbele experiment en de hierna volgende overweging nemen. Ieder half jaar zou hü uitsluitend onder de menschen van een en hetzelfde ras doorbrengen, de eerste zes maanden onder die menschen van dit ras die zoo goed en zoo lang mogelük een geloovioe en vrome traditie hebben bewaard, die de be- toovering van intellectueele beschaving, be- weeglükheid des geestes en moderne aanpassing missen; de tweede zes maanden onder de men schen, die zich het meest van alle godsdien stige tradities en overtuigingen hebben losge maakt, maar vol van de betoovering van intel lectueele cultuur, vol slagvaardigheid, breedheid en onbeperkte bewegelijkheid van den geest rijn. De eerste zes maanden zou hü het beste in een Westfaalsche boerenfamilie doorbren gen, waar men sinds duizend Jaar onveranderd Roomsch-katholiek is. De tweede zes maanden zou hü onder de studenten in de medicijnen te Berlijn vertoeven, die iedere geestelijke be weging van onzen tüd weerspiegelen. Op deze wüse zou het onderscheid van ras en evenzoo de mogelükheid om tegen zün beter weten-in verblind te worden, zün uitgeschakeld. Wan neer hü die tweemaal zes maanden achter zich had. dan moest hü zichzelf ernstig afvragen, of een van deze beide menschengroepen, en zoo Ja. welke van hen, dat diepe, geheimnis volle bezit had. n.l. levenswüsheld; wfelke van deze groepen practlsch den zin van het men- schenleven, den zin van geboorte, lüden en hartstocht, van zonde, vreugde en dood kende En dan zou hü wederom hier komen en mü in deze zelfde kamer zün conclusie mededee- len. De Amerikaan werkte Inderdaad zün geheele program af, en daar, waar gü Kt, daar zat hü voor korten tüd en deelde mü de uitkomsten van zün ervaringen mede. Hü had lang genoeg in de sfeer en de levensgewoonten van iedere groep doorgebracht om in elk van belde aan doeningen, smarten en uitwerkingen van ver schillenden en verrassenden of treurigen aard bü geboorte, dood of zware, moreele nederla gen te beleven. De katholieke boerengroep was onbeschaafd ep zwaar op de hand, enghartig in haar sympathieën, vol vooroordeelen zelfs tegen het rechtzinnige protestantisme en vol komen onmachtig om een modernen twüfel of moeilijkheid anders op te vatten dan als hoog moed en verblinding. Zü draaiden eeuwig om zichzelf en zaten vol van benepen en bügeloo- vlge gewoonten. De sceptische groep der medl- cün-studenten daarentegen was beschaafd en bewegelük, stond open voor alles, wat nieuw en ongewoon «fes, tegemoetkomend aan lede ren twüfel. altüd zeker dat deze twüfel manne lijk en eerlijk was. En wat godsdienstige prac- tüken en goedsbezwaren betrof, zü kenden er inderdaad geen enkele! En toch tegenover de harde levensrealiteiten hadden die onbeschaaf de, bügeloovige. bekrompen papistische boeren een diepheid van Inzicht, een zekerheid handelen, een beslistheid van overtuiging, bewonderenswaardige snelheid, zuiverheid vastberadenheid. Maar tegenover realiteiten waren de overigens zoo behendige, verlichte, materialistische studenten volkomen hulpeloos, zonder Inzicht, kracht of overtuiging van welken aard oók. Het contrast en het on derscheid was klaar en overtuigend, nooit zou hü bet gewoel van de onultsprekelüke sujierio- riteit in de laatste dingen des levens, waarin de traditioneel geloovlge boeren uit Westfalen boven de individualistische, sceptische Berlü- ners uitstaken, vergeten." Dr. Martineau had nu den jongen man gezegd: „Ziet, gü hebt een groote genade van God ontvangen, een licht, dat gü zorgvuldig bewaren en gewetensvol vol gen moet, wil het niet verdwünen. Ga nu naar Amerika terug en begin met moed een nieuw leven en breng er veranderingen in aan, voor zoover uab tot nu toe opgedane ervaringen aan uw geweten zeggen, dat het veranderd moet worden. Gü weet, dat ik niet katholiek ben. Ik zou er mü over verheugen, wanneer gü u niet In geweten verplicht voeldet, een diep geloof aan God en een vroom leven in en voor Hem met het katholicisme gelük te stellen. Maar ik smeek u, versta mü goed: wanneer ik zelf te kiezen had tusschen twee uitersten: aan den eenen kant God en den Paus en aan den ande ren kant wel geen Paus maar ook niet God en Christus, dan zou ik, zonder ook maar een oogenbllk te aarzelen, mü niet uitspreken om vrü te zün van God en Paus, maar vóór den Paus, ja zelfs voor den Paus en God en Ik hoop dat gü ook zoo zoudt kiezen." Deze uitspraak van een wel niet katholiek, maar onbevooroordeeld, oprecht mensch en groot geleerde, moest de Jeugd van heel de we reld in dezen tüd van buiten leeren en diep in zich prenten. Overal lokken nieuwe profeten met schünschoone leuzen het Christendom wordt de mythe van de twintigste eeuw ge noemd en als elementen van een nieuwen godsdienst wofden aangepredikt: de hoogheid van den Staat, de zuiverheid van bloed en ras. de heiligheid van den vaderlandschen bodem, de saamhoorigheld van de natie. Maar op deze normen blükt geen zedelükheld te bouabn; wanneer het leven tegenslagen brengt, wanneer het overal donker Is om ons heen; wanneer het er om gaat den dood blümoedig en berustend in de oogen te zien, bü alle groote levenspro blemen is er maar één onfeilbare oplossing: het oude chrlstelüke geloof, beleden In eenvoud des harten. Bü de begrafenis van het stoffelük overschot van den Prins zal op een nader door den Gar nizoenscommandant te 's-Gravenhage aan te geven plaats een eere-front worden gevormd, bestaande Rjt beroeps- en reserve-officleren der Konlnklüke Landmacht en der Konlnklüke Ma rine, officieren van het Kon. Ned.-Indische Le ger, met verlof hier te lande, en onder-offlcie- ren der Konlnklüke Landmacht en der Konlnk lüke Marine. Officieren en onder-officieren, die aan de vor ming van het eere-front wenschen deel te ne men. zullen ulterlük te 8.30 moeten verzamelen op onderstaande plaatsen: beroepsofficieren K.L. en KM. en officieren K.N.IL. op het Tournoolveld vóór Twentsche Bank: reserve-officleren en onderofficieren Lange Voorhout nabü monument. Het tenue is voor de deelnemers der Konlnk lüke Landmacht vastgesteld als volgt; dage- lljksch tenue (grtjs) met model-decoraties. wan- delsabel (officieren en adjudanten-onderofflcle- ren). en witte handschoenen, officieren met rouwband. De afmarsch van de verzamelplaatsen naar de punten van opstelling geschiedt onder de algemeene leiding van den kolonel J. H. Fruyt van Hertog, commandant van de Brigade Gre nadiers en Jagers naar de aanwüzingen van den Garnizoenscommandant. De oud-officieren van het Kon. Ned.-Ind. Le ger zullen een eere-front vormen op de Plaats ter weerszüden van het standbeeld van Joh. de Witt. Verzamelen op het Binnenhof te 8.00 uur. Evenals zulks geschied is bü het verscheiden van H. M. de Koningln-Moeder, zal ook thans een deputatie namens de Konlnklüke Marine en de Konlnklüke Nederlandsche Landmacht een zilveren krans leggen bü het stoffelük om hulsel van Z. K. H. den Prins. Evenals ten vorigen male is het bedrag ge steld op 0.10 met de bedoeling om hetgeen meer wordt afgezonderd, ten goede te doen ko men aan de instelling, welke In het büzonder als een der levenstaken van den Prins te be schouwen was; „Het Nederlandsche Roode Kruis". b. voor het afzetten van het Noordeinde, De Heulstraat en den Kneuterdük de detachemen ten van de verschillende legerkonisen. Het geheel staat onder commando van den commandant der brigade Grenadiers en Jagers. Deze voert tevens het commando over de niet Ingedeelde officieren en onderofficieren. Namens de Ligue des Sociétés de la Crolx Rouge zal mr. dr. F. Donker Curtius. secretaris generaal van het Nederlandsche Roode Kruis, in zün hoedanigheid van Gouverneur van de Ligue, een krans neerleggen aan de baar van Züne Konlnklüke Hoogheid den Prins der Ne derlanden. Mr. F. Donker Curtius zal de Ligue tevens bü de plechtige büzettlng van het stoffelük overschot te Delft vertegenwoordigen. •w t rouwen mannen, pathleke Engelsche vrouwelüke om aan het zuchten een eenigszins diepere studie te wüden. Het ia nog niet zoo heel lang geleden, dat elke medicus, die voor een voorzichtig en secuur man wilde doorgaan, terugschrok voor de diagnose: zenuwachtigheid, of hysterie. Tegenwoordig zegt men niet meer zenuwachtig heid, maar men spreekt over neurasthenie, psychastenie, obsessie en dergelüke aandoenin gen. Wanneer er vroeger menschen op het spreekuur kwamen, die klaagden, dat ze z.g. kortademing waren, dat het ademen hun moeilük en onaangenaam viel, en dat ze in t algemeen steeds moesten zuchten, dan zou de geleerde en wetenschappelüke medicus toch wel vaak verklaard hebben, dat er de een of andere ziekte aan hart of vaten achter schooi. Een vrouw tusschen de dertig en veertig jaren klaagt, dat zü last heeft met de adem haling. De klachten zün zeer onregelmatig, dagen lang bemerkt zü niets, en denkt er niet eens aan, en op onverwachte tüden ondervindt zü plotseling weer hare bezwaren. Het is vooral de Inademing, die tegengehouden wordt, die als ’t ware door een gewicht gehinderd wordt. Vooral komen deze bezwaren voor na den dagelükschen arbeid, als zü 's avonds uitrust: en zelfs in 1 algemeen in tüden van rust. Zü moet telkens zuchten, maar wanneer zü eens flink diep geademd heeft, of een flinken geeuw gedaan heeft, worden de bezwaren aanmerkeüjk minder Soms komen de bezwaren van de adem haling in den nacht. Eén ding moet nu aan 1 licht gebracht wor den, n.l. of deze z.g kortademigheid optreedt tüdens inspanning. Dit is de vraag, waar eigen- lük alles om draalt. Want de kortademigheid, die uit een hartaandoenlng voortkomt, wordt pas gevoeld of tenminste sterker gevoeld bü inspanning. Of deze inspanning nu is snel werken, of lasten dragen, snel loopen, trappen klimmen of tegen den wind In loopen. doet niets ter zake. Maar wanneer iemand gedurende de inspanning zelve zün kortademigheid niet be merkt, of althans niet sterker ondervindt dan anders, kan men er volkómen zeker van zün, dat deze kortademigheid niet uit een hartaan doenlng voortkomt. Maar wat is nu het eigenaardige van deze patiënten, die hier besproken worden? Dat is. dat wanneer zü druk bezig zün. zü van hunne klachten niets bemerken, maar dat mtegendeel, wanneer zü den tüd hebben op rlcn zelven te letten, en aan zich zelf te denken, de bezwaren voor den dag komen. Welnu, in X algemeen kan men veilig zeggen, dat be zwaren. die erger worden, als men er op let, uit zg. zenuwachtigheid voortkomen. En nu spreek ik niet eens over zulke algemeene be kende bezwaren als hartkloppingen, pün in de hartstreek, gevoel van vermoeidheid, maar ik spreek b.v. over onaangename sensaties bü het zien. Er zün verschillende menschen. die, wan neer zü er op letten, allerlei onaangenaam heden bemerken bü het gebruik hunner oogen, donkere plekken, vlokken, enz. Maar wanneer zü bezig zün met hun werk, met lezen of schrüven. en ze zün werkelük aandachtig dan bemerken zü van deze gezlchtsbezwaren niets. Wanneer nu gebleken is, dat deze patiënten geen last hebben van hun zuchten, hun gebrek aan adem, juist wanneer zü zich inspannen; en wanneer dan het onderzoek ook niets van een aandoening aan hart, vaten, longen of nieren aan het licht bracht, dan ligt de con clusie voor de hand, dat het een kwestie van zenuwen is. En werkelük. deze patiënten hebben vaak nog andere bezwaren van denzelfden aard, n.l. angstigheid, gevoel van uitputting, terneer- geslagenheid. soms ook van ruimtevrees, vaak van bevingen en een soort duizeligheid. Het is dus van de patiënten een vergissing: het bezwaar is niet een echte kortademigheid, maar een zuchten. Maar gaan wü nu Iets dlener op de zaak in. Menigeen zal misschien denken, dat het geheele geval hiermee opge lost is. maar er blijven juist twee interessante, misschien wel onoplosbare vraagstukken over. Ten eerste, waarom verraadt een dergelüke zenuwachtigheid zich door een zuchtende ademhaling; en de tweede vraag is. waarom de patiënten zich vergissen. De eerste vraag mag misschien dwaas lüken. maar ook de inder- vragen worden dwaas genoemd, doch meestal, omdat de volwassene ze niet kan beantwoorden. Men zou b.v. evengoed kunnen vragen, waarom vrooUjkheid zich uit door lachen, en niet b.v. door hard loopen. of met de vingers te trom melen Deze vragen lüken evenzeer dwaas en toch heeft prof, van Ginneken er een heel boek over geschreven. n.l. „Gebaar, gelaat en klankexpressie". Hü heeft daarin op duidellike wüze uiteengezet, dat een gelaatsuitdrukking van b.v bittere teleurstelling precies dezelfde gelaatsuitdrukking is als van iemand, die iets bitters in den mond neemt. En deze laatste gelaatsuitdrukking is wel te verklaren: als iemand iets bitters in den mond krügt. vertrekt hü op zoodanige wüze zün tong, en daarmee zün mond en zün gezicht, dat het bittere zoo mln mogelük in aanraking komt met die ge deelten van de tong, die juist voor den bitteren smaak gevoelig zün. Een bej>aalde geestelüke gemoedsaandoening uit zich dus door een ge laatsuitdrukking. die bü een bepaalden smaak, d.l. een lichamelüke aandoening past. Nietwaar, de ziel moet zich door het lichaam uitdrukken. Zoo ook met het zuchten. Wanneer wü in een omgeving komen met een heerlüke frissche lucht, dan zetten wü de borstkas uit en ademen met ruime teugen die lucht in Maar wanneer de lucht benauwd of kwalük riekend is. dan zün wü vanzelf en we kunnen niet anders moeizaam met de ademhaling. De geestelüke gevoelens uiten zich op dezelfde wüze: wanneer wü iets heerlük vinden, ademen wü diep en ruim, wanneer wü onder iets lüden, dan zuchten wü. alsof de lucht niet goed ware. Maar nu komt de tweede vraag, n.l. waarover de patiënt zich vergist. Immers het is toch zoo: de patiënt is bedroefd, en zucht daarover, en nu komt hü <of zü) klagen, dat de adem haling belemmerd wordt. Stel u voor, dat iemand weent, en ge vraagt hem waarom, en hü antwoordt dan: ik ben bedroefd, omdat mün oogen zoo tranen. Zoo iemand spreekt onzin, of hü wil de reden van zün droefheid niet blootgeven. Mln of meer bewust en onbe wust, verbergt de patiënt zün eigenlük lüden (dat hü dikwüls zelf niet heelemaal duidelük begrüpt) en komt met zün klachten, in dit ge val over de ademhaling, voor den dag. Dan doet zich dadelijk de vraag voor, waarom de patiënt die droefheid verbergt, ook al is hü zich niet klaar en helder bewust. Iemand die bedroefd en zenuwachtig wordt, omdat hü vrouw of kind verliest, verbergt de reden van zün droefheid niet. Maar sommige menschen wel: ze willen het niet weten; de oorzaak moet zün, dat zü zich daarvoor schamen, ook dit weer niet ge heel en al duidelük bewust En daarom klagen zü niet over hun droefheid, maar over hun adembezwaren. Zü moeten dus zelf eenigermate beseffen, dat zü eigenlük niet bedroefd be hoorden te zün, maar zü schamen zich er voor, met de zaak voor den dag te komen. En zoo zou men deze menschen kunnen vergelüken -net de stille armen, die honger lüden en niet durven vragen, omdat zü zich over hunne armoede schamen. En zoo vallen ook zulken nerveuzen personen, juist al den stillen armen, tweeërlei behandeling ten deel; de één heeft met hen het grootste medelüden. de ander vindt hen zeer onverstandig. Beiden zün eenzüdlg. maar tezamen hebben zü gelük. Vrijdagmorgen is te Eist op den Rüksstraat- weg ArnhemNUmegen ’•wederom een ernstige aanrüding gebeurd tusschen een fruitwagen van W. J. Knlpplng van Reeth en een perso nen-auto oz 6168, bestuurd door den heer J. D., uit Amsterdam. De auto reed den fruitwagen met zooveel kracht van achteren aan. dat deze boven op de motorkap bleef hangen. De voerman Knlpplng werd van het voertuig geslingerd en bekwam behalve eenlge kneuzingen een gecompliceerde beenbreuk. De dokters De Boer en Zeydner verleenden de eerste geneeskundige hulp, waarna de patiënt naar het 8t. Canlsiusziekenhuis te Nümegen vervoerd werd. De autobestuurder, die door zün onbesuisd rüden het ongeval veroorzaakte, kreeg geen letsel. Zün zoo goed als nieuwe auto bekwam echter groote materleele schade. Dit Is reeds het vierde ongeluk, dat In de afgeloopen week op dezen drukken verkeersweg is gebeurd. schünen meer te zuchten dan en daarom is het een sym- gedachte geweest van een dokter. Dncis Baker. Naar wü vernemen zal van morgen, 7 Juli af, door het leger gedurende een maand de rouw worden aangenomen, bestaande uit het dragen van een zwarten rouwband aan den linkerbovenarm. Derhalve zullen de officieren de dragon en de - hun door H. M. verleende ordeteekenen niet met crêpe omhuld dragen. N.Z. Voorburgwal b h. Spui, A'dam PLATS DU JOUR EN LA CARTE y y et moge waar zün. dat wü ons bü den 1—1 langen duur van de economische crl- A sis nu en dan een beetje klein voelen, omdat er niemand in het tegenwoordige ge slacht kloek en vernuftig genoeg blükt te zün. om den vastgeloopen wagen weer op gang te brengen; voor het overige steekt toch de mo derne mensch graag den neus in den wind: wat is er binnen vüftig jaar al niet veranderd! Zie onze film, onze radio, onze electrische licht- en krachtlnstallaties, onze luchtvaart. In vier dagen van Amsterdam naar Batavia! Laat een volgend geslacht maar eens een grooter prestatie verrichten! En dan onze beschaving in haar geheel genomen, staat ze niet op een veel hooger peil dan ooit te voren? Neem b.v. eens de revoluties. De vroegere historie vertelt de meest weerzinwekkende verhalen van een staatkundige omatentellng. Neen, dan in onze eeuw', daar maken wü onbloedige revoluties: zie naar Italië, naar Duitschland. Er komt een dic tator; bet volk wordt tot een zuivere, een eens gezinde natie omgetooverd. zonder dat er een druppel bloed vloeit.Zoon revolutie ia een zegen voor een land.... Ook deze illusie hebben oppervlakkige beoor deelaars van bet wereldgebeuren een week ge leden moeten opgeven. Er zün in Duitschland op één dag tientallen tegenstanders van het nieuwe regiem zonder vorm van proces als bonden neergeschoten. En nu de rook optrekt, walmt er een ondraaglüke stank van verderf op en gromt er een met geweld onderdrukt verzet van ontelbare ontevredenen. En de on bevooroordeelde kroniekschrüvers in landen waar de „zegening" van een fascistische revo lutie nog niet is neergedaald en waar bet nog geoorloofd is vrü te denken en te spreken, zü vragen, wat er terecht gekomen is van al die nieuwe en met zooveel ophef verspreide theo rieën over raszuivering, over de opvoeding der jeugd door den staat, over de weldaden van het zuiver nationale gevoel en het edele geslacht, dat uit dit alles zou opgroeien? Wanneer het op daden aankomt, dan zien wü bet eene deel van de leiders de tegennatuurlüke ontucht aan- bangen en het, andere deel de leer van den zelfmoord als geoorloofd redmiddel in moeilüke omstandigheden en het neerschieten van tegen standers zonder vorm van proces. Men is al te spoedig geneigd om bü staat kundige omwentelingen van groeten omvang de schuld aan de „politiek” te geven. Meestal lig gen er veel diepere motieven aan ten grond slag. De geestelüke vaders van de Fransche revolutie waren Voltaire en Rousseau; de we reldoorlog zou zonder het zich onverwfnnelük wanende Duitschland niet zün uitgebroken en het milltalrisme van vóór 1914 werd meer door de Dultsche phlloeofen dan door de leeraren der krüftsscholen gepredikt. Al wat er aan mo reele gevaren dreigde in de eerste jaren van het ItaUaansche fascisme moet op rekening van den modern heidenschen phlloeoof prof. Oentille worden geschreven. En zoo ook moeten wü, wat zer over onze oostgrenzen aan excessen tot uiting komt, toeschrijven aan de valsche theo rieën. waarmee het volk sinds den grooten oor log vergiftigd is. De na-oorlogs-mentaliteit Is zuiver heldensch; het eenvoudige geloof is uit de harten der jeugd gerukt en zoolang de on rijpe denkbeelden, die een intellectueel prole tariaat van de unlverslteiten en uit de boeken van onevenwichtige wüsgeeren heeft gehaald, onder de massa blüven voortwoekeren, zoolang Wodan boven Christus gekozen wordt, blüft de hoop op den terugkeer van rust, orde, welvaart en ware beschaving üdel. Het kan zün nut hebben cm in dit verband een tien jaar oude historie op te balen. In een züner religieus-phllosofische studies vertelt de In bet jaar 1925 gestorven Friedrich von Hügel het volgende voorval: „De onlangs gestorven dr. James Martineau, de bekende unitarische predikant en wüsgeer aldus Ven Hügel had mü toegestaan hem te bezoeken; het was de eerste en de laatste maal Hü was toen Over de negentig; toch zat hü kaarsrecht voor mü en maakte met zün smal, glad geschoren gelaat, zijn heldere oogen. zün levendige klare taal een onweersprekelük jeugdigen indruk. Aan bet einde van het lange onderhoud deelde hü mü de volgende gebeurtenis mee: Op den Moei, waarop gü thans zit, zat eenlge weken geleden een man. wiens geval u zeker evenzeer als mij belang zal inboezemen. Voor ongeveer een jaar bezocht mü deze man voor den eer sten keer. Hü kwam toen zonder aanbeveling van wien ook bü mü als een volslagen onbe kende en vroeg alleen om toegelaten te wor den. De man waj een Amerikaan, midden der tiger, goed gezond naar lichaam en ziel. Hü Was universitair gevormd en zeer beschaafd; daarbü was hü welgesteld en onafhankelük. Hü zat in uw stoel en verklaarde, dat hü sinds lang uit mün geschriften kende als een eerbied waardig man, geloovig, maar niet al te g e 1 o o v 1 g en omdat hü nu in verlegenheid verkeerde en een gezonden raad noodlg had. daarom kwam hü direct van Amerika naar Europa en naar deze kamer, om mün advies te vragen en mün aanwüzingen zoo mogelük te volgen. Hü vertelde, dat hü na het afsluiten van zün academische studies in de gelegenheid was ge weest zün leven naar eigen zin in te stellen en te doen, wat bü voor zichzelf en voor anderen als het nuttigst en het voornaamste hield. Toen was hü niet alleen zonder leder godsdienstig geloof, maar ook in de vaste overtuiging ge weest. dat de godsdienst niet slechts een vol komen hersenschim, maar zelfs in den vollen zin van het wtoord verderfelük was. Daarom besloot hü al zün tüd en al zün kracht aan de systematische uitroeiing van den godsdienst te wüden. Hü had nu een record van tien jaar achter zich, waarin hü alle dagen van de weak besteedde om de onverbiddelüke aanvallen van zün Zondagapreeken voor te bereiden. Van hst begin tot het einde had hü ook groot suocae gehad, tenminste dit tastbare: waar hü ook kwam, vond bü massaverzamellngen. een be geesterd gehoor en openlüke instemming zonder tegenspraak. En niets noemenswaard was er in zün persoonlük leven gebeurd, wat hem aan het wankelen had kunnen brengen; en tocb wist hü niet, boe en waarom; sinds «enigen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 21