PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Gelouterd RECO 1 1 SB 1 Wl wkfaal aan den daq een plantenwereld van DE BERG NEDERLAND- WOESTIJN AN Alle abonné MAANDAG 27 AUGUSTUS 1934 i den millionnair •T Zeer Oude Genever van Bootz eid Moderne ziekenhuizen Olifanten vernielen den oogst in Oeganda naar SPAANSCH HET Zeldzame bloemen wor den schaarscher H. DRIE kt 1 I De truc van ■m:, Poor het ontwateren van heide- velden en moerassen wordt onze typische veenflora steeds armer ^AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERDIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bleef het bU en En geen treed je, ook geen leuning s wist te een huisgenoot was en gat tuinen, het be If groeten b i r be- XI laat slaap toereikend is, om haar beter te maken. kilte overal door. zou (Wordt vervolgdJ Als dat niet le le t woners van ving steeds In het Noordelijk deel van Oeganda, ten Zui den van het Kiogameer, hebben groote groepen olifanten groote schade aangericht aan de In- landsche oogsten. De troepen trekken in kud den van meer dan 100 olifanten door de be bouwde velden en vernielen alle gewassen. t ïen 000 op was het gaan vriezen en de sneeuw was be vroren, aldus de opening hermetisch afsluitende. as m as ia u et >8 vroeg riüke tnen- te ka- de de e- Ik. L1S to- dt- de ?en od. iarte van We te de met Het ren er- sin 51- en te il de raak zus. i Ho oven van an- Wtf bij len, or- t *n be tert erk- Lein, tan: ïren >che en ren zóó oe- ieP na r«- :en !>e- W en. •en le un MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) Nadat ik weer voldoende was opgeknapt, bra ken we op en gingen weer verder, 't Was nu al de derde dag van onzen tocht en onze voorraad levensmiddelen slonk al aardig. Toch hadden we nog wel voor enkele dagen genoeg. it ih moeilijkheden. De noodig.” :en,”l klonk het uit de joy en pet Je dochter UIIIIHUIIIIIIIIIIIIII s Een der bekendste Afrikaatlsche olifanten jagers, Captain Salmon, heeft in drte dagen tijd 70 olifanten neergeschoten en is er thans in geslaagd de meeste kudden terug te dringen naar het woudgebied, waar zü geen schade kunnen aanrichten. bevroren slaapzak beklemd. Ook mijn beenen kon ik niet verroeren- Uit alle macht begon ik te schreeuwen, doch ik kreeg geen antwoord. Het ademhalen ging erg moeilijk, wat was er met me gebeurd? Mijn hoofd begon te bonzen en gaandeweg ge raakte ik in bewusteloozen toestand. Toen ik uit mrjn bewusteloosheid ontwaakte, red uit deze vijandschap, doordat hun genees kundige eigenschappen aan het licht kwamen Zij vonden een onderdak in de kruidtuinen van de kloosters, waar zij gecultiveerd werden, tot heil van den door velerlei kwalen bezochten middeleeuwer. Voor de rest beteekende de na dering van de cultuur het begin van het einde Maar de natuur is taai en het is niet waar schijnlijk, dat er vele wilde planten het lot heb ben gedeeld van de Waternoot, die gehéél uit onze wateren is verdwenen. Zeldzaam zijn tal looze soorten geworden, die voorheen in over vloed bloeiden, maar er moet wel heel wat ge beuren voor een levend wezen zijn plaats in het zonlicht del nitief prijs geeft. Het zoeken naar deze zeldzame planten, deze dappere getuigen uit vroeger dagen, is een spannende onderne ming voor lederen botanicus. Aan hun zeld zaamheid danken vele onzer inlandsche Orchi deeën hun beroemdheid onder de plantenken- ners. Verborgen bljjft hun bescheiden schoon heid ten allen tijde voor den gewonen ourger. De vindplaatsen van deze zeldzame bloemen worden met het jaar schaarscher. Welk moeras wordt niet drooggelegd, welke hel wordt niet 'jonnen, welke beek niet gekanaliseerd, welke _Jte buitenplaats met eeuwenoud bosch wordt In het Zuidoosten van Londen wordt een ziekenhuis gebouwd, waarvan de kosten 300 000 pond sterling zullen bedragen. Het ziekenhuis is uitsluitend bestemd voor lijders aan oog ziekten. Het wordt het grootste en mooiste ziekenhuis van Engeland. In het Rudolf Vlrchow-ziekenhuis te Berlijn is kortelings een afdeellng voor tweelingen In gericht. Indien bU het opnemen van een patiënt vastgesteld wordt, dat deze een tweelingbroer of een tweelingzuster heeft, wordt deze in ge noemde afdeellng ondergebracht. Terzelfdertjjd krijgt de andere vijftig procent van de twee ling een oproeping om zich op stadskosten ge neeskundig te laten onderzoeken. De resultaten van dit onderzoek worden dan tegelijk met het ziekenrapport van den patiënt naar het Ber- lynsche Keizer-Wilhelm-instituut voor twee- lingonderzoek opgezonden. U kent van de prentbriefkaarten En van foto’s in de krant Wel de fraaie zig-zag lijnen Uit het een of ander land? Ongelijk en telkens puntig, Hier en daar een stuk plateau, Want de aarde, die niet glad is, Schept de bergen immer zóó. En de menschen zijn natuurlijk Uit den aard der zaak sportief, Dus de voorkeur voor de bergen Is niet weinig, positief. Deze bergen te beklimmen Schijnt volstrekt niet zonderbaar. Want tenslotte schuilt nog altijd De bekoring in 't gevaar! En met pikhouweel gewapend, Touwen en een dosis moed Zet men dan op deze ruggen Graag den zwaar beslagen voet! Nauwe passen, steile paden, Gladde kanten naar de punt Lorenzo en Reina zijn.... KUk u die twee eens. daar ginds in dat bootje! Ook die halen hun hart op, hierl Daar zijn ze voor gekomen, zei pater Esteban vriéndelijk. Dus. dan is het misschien de barones? Ja. Het Is nu al drie dagen dat Marilena zich niet wel voelt, en op haar kamer blijft. Waarom hebt u dan den dokter uit Aledo niet laten komen? Dat wil ze niet. Ze zegt, dat het haar gewone zenuwpijn is, en dat rust en voldoende We hebben haar natuurlijk dadelijk naar bed gebracht, en haar opgepast, tot ze wat beter werd. Zij protesteerde maar, dat ze niets mankeerde, maar ze moet zich toch niet erg goed gevoeld hebber-, want den volgenden dng kwam markiezin Souza ons ultnoodlgen, om bjj haar te lunchen.... weet u. dat die jongen, waarvan Rocamadre zei, dat hü dood of vermist Maar ik geloof, dat het een verkoudheid is. Om dezen tijd van het jaar? Ja, maar de zee is altijd verraderlijk. De temperatuur wisselt hier soms heel snel, en als het avond wordt, dringt de vochtigheid, er. de Den avond vóór ze ziek werd, was ze op de Kreeftenrots geweest, tot Waar je je aan grijpen kunt! En.... doch neen, maarniet van spreken, ’t Zou u werk'lijk griez’len gaan, Want niet allen, die bestijgen, Komen heelhuids daar vandaan! Maar de moed is een vereischte, Zelfs verachting voor den dood.' Ja, ik noem die menschen helden, Bijna mythologisch groot! Want ik wéét dit, ik begréép het, Toen mij ’t koude zweet uitbrak.... Ik moest gisteren gaan kijken Naar d’antenneop het dak! bevond ik mij in onze tent. „Gelukkig.” hij komt bij,” hoorde ik Oom zeggen. „Daar ben je aan een groot gevaar ontsnapt. Bok," zei Oom. toen ik weer op mijn verhaal was geko men. Wat was namelijk gebeurd, terwijl ik sliep, was er een Zuiderwlnd gekomen, die te vens de sneeuw, die zich voor den ingang van 't hol had opgehoopt, vochrtig had gemaakt. Daar- O '■'5 «R Van haar divan, die vlak bij het balkon ge plaatst was, dat zich juist boven het terras van „Villa del Mar" woorden van L. mee ken. Want zooals voor de cj. Trouwens. het wetenswaardïge wüde Planten te hebben bevond, hoorde Marilena de hartelljke verwelkoming, waar- mevrouw Carvajal pater Esteban be- cToette hier? Wat is hier aan de hapd, weer beginnen zou alsof haar ellende nog niet wreed genoeg was. Haar oogen dwaulden verbijsterd over de heerlijke baai in rust. En alsof zij een antwoord wilde geven op haar twijfel, raakte de boot, die het wapen van Pablo Souza op haar steven droeg, nabij de aanlegplaats in heftige beweging, om even later zee te kiezen. riiiiiiinititiitiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin miuiiiiiiiiiitiiiin: U zoo mevrouw? De pastoor had plaats genomen in een rieten stoel, dien mevrouw Carvajal dicht bij de balustrade geschoven had, opdat hü een beter gezicht zou hebber, op de baai, die heerlyk rastig bleef gedurende die prachtige Septem berdagen. terwijl zijzelf, ter eere van den be- Yoeker, haar lorgnet en haar breiwerk in haar terkmandje had gelegd. wel kijk eens, meneer pastoor, er is zoo Aan alles'... antwoordde zij met haar gocdlgen climlach. —Hoe zoo dat? De kinderen....? Neen, gelukkig niet. Francisquin.nu, u kent hem. Alleen al, om hem te zien rennen en spelen en ravotten en van de zon genieten, zou je naar Ruiselares gaan. ontgi gróót niet verkaveld? Welke woeste grond wordt niet met buitenhuisjes bezet of in het gunstigste geval als park aangelegd? Wat vorige eeuwen aan de natuur hebben misdaan is niets, verge leken bij het werk van de laatste vljf-en-twin- tlg jaren. En elk Jaar. dat volgt, vernielt meer dan tien Jaar ervoor te zamen vermochten. De mechanische hulpmiddelen bjj den aanleg van wegen en kanalen openen in minimum van tijd de afgelegenste hoeken voor het verkeer en ont rukken aan de heerschappij der natuur plek ken, die totdantoe ongerept waren geoleven. Nergens staan we meer voor. Hebben we niet in tien Jaar tjjds een der merkwaardigste na tuurmonumenten ter wereld, de Zuiderzee eenlg in zijn soort, gemaakt tot een banaal binnenmeer? Kunstmatig wordt ons land tot in zijn verste hoeken. Wij zijn niet zoo fanatiek om te zeggen, dat ons land er leeljjker op wordt. De woeste aarde, hoe merkwaardig ook, behoeft de hand van den mensch. In ons vaderland, zooals de Romeinen het ontdekten, zouden de meesten van ons gauw zjjn uitgekeken Alleen een ontdekkingsreiziger en een Jager konden er hun hart ophalen. Ook neerslachtige en vermoeide ulterlljk van de barones, begreep hij al, dat zij een nieuwe en vreeaelü'ke moreele crisis doormaakte. Het was niet de dokter, dien Marilena noodig had, maar den priester en vriend, die raad moest geven in haar twijfel, en richting geven aan haar ziel. Een nieuwe moeilijkheid? vroeg de pastoor bezorgd. als naar gewoonte allen onnoodlgen omhaal terzijde latend. Een ontzettende moeilijkheid, mijnheer pastoor. Dit ia werkelijk een ontzettende moei lijkheid. Kom, kom, het zal zoo erg niet zijn.... Die akelige zenuwen, die iemand de baas wor den, en die overspannen verbeelding, die alles een beetje anders voorstelt. hé? trachtte de priester haar op vaderlijke wijze te kalmeerer.. Laat eens hooren een brief van.... dien meneer? Neen, het gaat niet over mijn man, pater Esteban. Heb ik u niet gezegd, dat bet wat veel ergers Is? Markies Souza is niet dood en niet vermist en hij is hier. Hier? Ja, in Ruiselares. HU is gekomen om bij zUn moeder een verlof door te brengen, dat ze hem toegestaan hebben, wat is natuurlUker, dan dat! en een paar dagen geleden stond ik opeens vóór hem, bü de Kreeftenrots. Ah! prevelde pater Esteban bedachtzaam, terwUl hü de verklaring vond van Marilena's opgewondenheid, van haar vrijwillige afzonde ring op haar kamer, en van haar weigering. Toen ik wakker werd, lag ik op mijn rug, mjjn rechterhand boven mijn hoofd. Ik had spierkramp en wilde mü verplaatsen. Tot mjjn schrik bemerkte ik. dat ik mij niet kon verroeren. De handschoen van mUn eene hand was aan de sneeuw vast gevroren, de andere zat tusschen n^jn lichaam en de hard om deel te nemen aan de lunch bU mevrouw Souza U hebt hem dus gezien.... Ik heb hem gezien en gesproken. En? Nu na drie jaar is er nog niets ver anderd De pastoor maakte een gebaar, dat men ge voeglijk kon uitleggen als een: „Dat had ik wel gedacht," en wachtte op de verdere woor den van Marilena. En daar ben ik nu, zonder dat ik weet, wat ik doen moet. De gemakkelükste en de beste oplossing zou voor me zijn, dat hU weer naar Afrika ging. Maar, zooals mevrouw Carvajal me al gezegd heeft, zijn moeder en zijn tante zullen al haar invloed aanwenden, om hem bU het garnizoen in Madrid geplaatst te krUgen. Zegt me nu eens, wat ik doen moet, waar ik van-den-wintervoortdurer.de de kans zal loopen, om dien man ergens te ontmoeten, bü menschen, waar ik nu eenmaal óók moet komen. En nü trouwens ook nü ook. Ik ben bang, om hem te ontmoeten; met bet oog op mijn eigen gemoedsrust en mijn gezondheid, die onder dien voortdurenden strijd te lijden beeft moet ik trachten, om zoo ver mogelük van dien man vandaan te blijven, vindt u ook niet? Maar.... Maar? vroeg de priester, terwUl hij haar vast in de oogen sag. ubt! Jeen kennLsmaking zonder meer, rwjjl toch ieder levend wezen op zichzelf een wereld van geheimen in zich sluit. Met dat al blijft het lot van onze vaderland- sche wilde planten moeilijk genoeg. Steeds har der wordt de strUd, dien zü voor hun oestaan hebben te voeren. Nooit hadden zU het er ge- makkelljk. De natuur zelf heeft er met harde hand vele soorten vernietigd, die in het ver leden onze streken sierde. Dte ijstijd, door onze menschelUke voorgangers nog gekend, baalde een groote streep door het uitbundige subtro pische leven dat hier voorheen tierde. Op een geheel anderen, en wel armelUken grondslag werd de nieuwe wereld opgebouwd, waarin de moderne West-Europeesche mensch zijn be staan kreeg te voeren. Onder de heerschappij van een weifelachtig Atlantisch klimaat kwamen onze bosschen en veenen tot ontwikkeling, die nauwelijks een enkel voedend gewas oplever den. Van den aanvang af brachten de stam men, die zich in deze ondankbare oorden waag den, hun voedingsgewassen mee uit onbekende streken. Geen van onze korensoorten, geen van onze fruitboomen wellicht, zelfs geen van onze onvolprezen groenten zijn getrokken uit onzen eigen bodem. Toen de kloosters eens vooral on zen Nederlsndschen grond in cultuur gingen brengen, brachten zij al die nuttige veredelings producten mee uit de oudere centra van be schaving. uit het Zuiden en Oosten. Daar met name in Voor- en Centraal Azië, wordt de ba kermat gezocht van zooveel onmisbare land- bouwplanten zonder welke de menschheid zich buiten de tropen niet zoo succesrijk had kunnen uitbreiden. Van den aanvang der beschaving af konden dus de wilde planten van ons Vaderland als „onkruid” worden bejegend. Nooit mochten zü zich verheugen in de dankbare vriendschap van de binnenlanden van Afrika ziet de doorsnee- mensch liefst alleen op de film! Het zou aan den anderen kant Jammer zijn, als de oorspronkelijke natuur, die op haar ma nier toch ook rjjk was, nergens zou worden be waard. Hard moet daarvoor worden gestreden en het is geen overbodige weelde, dat er een o„Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumen- den zwoegenden mensch. Een aantal werd ge- ten" is. In dezen tijd van malaise is het gevaar, - - ^merkwaardig genoeg, grooter dan ooit. Vele oorden van oorspronkelijk landschapsschoon worden „in werkverschaffing” ontgonnen, om den menschen maar wat te doen te geven. Vele landelijke gemeenten hebben op deze wijze de hand geslagen aan het laatste plekje onge schonden natuur binnen hun ^grenzen. Schuldiger dan degenen, )die uit bittere noodzaak de wildernis ontginnfc staan vele natuurliefhebbers zelf. Ook op blekken, welke de ontginning niet bereikte, zijn rwldzame plan ten gedecimeerd en verdwenen. Het is het ver derfelijke gilde der plantenverzamelaars. die den laatsten slag toebrengen aan het oorspron kelijke plantenleven van ons vaderland In steeds groeiend aantal zijn zij, onder den wel- meenenden invloed van onze groote populaire natuurbeschrljvers, uitgezwermd over de mooi ste plekken van ons vader’a nd. In den aan vang heeft niemand er gevaar in gezien, als zulke amateurs een plantje meenamen voor hun herbarium. Duizenden herbariums zijn er op die manier aangelegd en een ware rooftocht op zeldzame bloemen was er het gevolg van De tijd is met ver meer, dat we van menige soort, die eens de bosschen sierde, de laatste vergeelde exemplaren moeten zoeken op een be stofte boekenplankEerbied voor het le ven moest het eerste beginsel van elke natuur liefde zjjn. Wie zjjn verzamelwoede wil koelen, doe dat op postzegels, of als hij in het bota nisch genre wil blijven, op Verkade’s plaatjes. Deze zijn duurzamer en waardevoller dan een gedroogde plant, die kleur en geur verliest. Is het niet genoeg, dat de zeis van den maaier' een harde selectie uitoefent onder de kruiden van onze weiden en wegbermen? Alleen de sterksten overleven de jaarljjksche amputatie van hun groeiende deelen. Is het niet genoeg, dat de steeds verder gaande zuivering van bet zaaizaad ds bevallige onkruiden als korenbloe men en klaproozen van onze akkers, verdrijft? Ais door hei ontwateren van heidevelden en moerassen onze typische veenflora met het jaar verarmt? Moeten op de plekken, door de cultuur gespaard, de natuurliefhebbers zelf de laatste hand leggen aan het vernietigingswerk? Dan dreigt ons land, hoe rijk het ook zij als cultuurland, waarlijk een woestijn te worden voor den botanici^ van komende geslachten. Wijzelf, de plantkundigen van heden, zjjn al vljf-en-twlntig jaar te laat geboren! LEO BijliMKK. was, bij de laatste gevechten in Marokko, weer heelemaal genezen is? Nu toen durfde ze niet uit haar kamer te komen, eamoest. ik alleen met Reina en Lorenzo gaan.TS^ Denkt u, dat ik haar zou zoeken? Als in antwoord op de vraag van der. priester, verscheen de kamenier van barones Tallares op den drAnpel van de deur, die van de hall toegang gaf tot het terras. Mevrouw de barones laat mijnheer pastoor verzoeken, of hij zoo goed wil zijn, om een ooger.blik bil haar te komen. Zonder een woord te zeggen, volgde pater Esteban het meisje langs de breede trap naar de deur van Marilena's vertrekken. Op de rustbank uitgestrekt, gehuld in een lichtblauwe ochtendjapon, en een zijden sjaal zorgvuldig om haar hals geslagen, keek Marilena clroome- rig naar de zee. aan welker oppervlakte de „Ptruto” een witte stip leek. waa;op net zon licht speelde. Toen zjj de deur i»>orde open gaan en de priester werd aangediend, stond zjj op. met een vermoeid gelaat, om hem te begroeten. Zjj wisselden een paar beleefde en alledaagsche woorden, het meisje sloot de deur, de priester zette zich op een stoel. Marilena op een anderen en gedurende enkele oogenbhkken heerschte er een hinderlijke stilte. De pastoor liet zich niet misleiden hij wist volkomen, waaraan hij zich te houden had. Inzake die voorgewende verkoudheid. Toen hU alleen maar die sombere uitdrukking in haar oogen zag. en de blauwe kringen onder baar oogen. en den bitteren trek om haar mond, en het heele l en vriend van mij Is een bekwaam bota- T? nicus Hü kan zonder overdrijving van D zichzelf verklaren, dat hij onder de Ne- derlandsche planten geen onbekenden meer te- renkomt. Zelf slaagde ik er nooit in een leemte van beteekeris te bespeuren in zijn grondige en omvattende wetenschap. HU Is de vraagbaak 1 vele plentenkenners binnen onze grenzen. Mijn bewonderde vriend laat zich op deze kennis hoegenaamd niets voorstaan en hU mist ook elk gevoel van zelfvoldaanheid. HU schijnt de gelukkige Jaren. waarin hU op tallooze zwerftochten zUn wUsheid vergaarde, allang vergeten. Hit is nu eenmaal niet een van die genen die zich vermelen in herinneringen of die rich bUjvend gelukkig voelen tusschen oude bekenden. HU wil altUd wat nieuws en heeft rich daarom geworpen op een klasse van voor het bloote oog onzichtbare, mikroskopisch kleine plantaardige wezens, die voorkomen in het soete water. HU heeft er al een honderdtal nieuwe soorten in ontdekt, beschreven in we tenschappelijke bladen en als een tweede Adam van nieuwe namen voorzien. De wereld van het oneindig kleine is in ons vaderland nog vol verrassend leven. Voor het makroskopische werk, d.wz. voor de gewone plantenwereld, die zonder optische hulpmiddelen is na te gaan, heeft hU niet meer dan plichtmatige belangstelling. EigenlUk heeft hij verachti ig voor een flora, die zich in enkele jaren in zUn hoofd heeft laten stampen, en hem dan niet meer voor nieuwigheden wist te plaat sen. Het lot was hem niet beschoren om naar Indië te gaan, het land van zUn wenschen. en de crisis zal wel zorgen, dat hU er nooit van lijn leven meer komt. Hem zooals velen collega’s met hem. is daarmee de weg afgesneden naar een plantenwereld, waarvan de rijkdom onult- puttelijk is. Op Java alleen zUn vUfduizend bloemplanten waargenomen, terwUl in de bui tengewesten tallooze soorten nog wachten op hun eersten beschrijver. Als Je daaraan denkt, placht onze vriend te zeggen, dan is Nederland met zijn dertienhonderd afgegraasde plantjes eenvoudig een woestijn. Nederland een woestijn! De gedachte is nieuwOns vruchtbare welvarende landje een woestUn Als er op het moment iets aan de welvaart ontbreekt, dan is het allerminst omdat er niet genoeg groeit, integendeel Maar Ja. we moeten ons eens een oogenblik verplaat sen in den geest van den botanicus. De cuituurgewassen hebben zich nooit bUzon- der in zyn belangstelling mogen verheugen. Een plantkundige is tenslotte geen boer. HU is na tuurfilosoof en beoordeelt de gewassen niet naar hun opbrengst. Het interesseert hem ook niet in de eerste plaats, wat tuinders en kweekers hebben weten te bereiken aan nieuwe nuttige vormen. HU is een natuurvorscher. voor wien de wilde kruiden tusschen het koren belangrUker zun dan de vette aren, die de hoop uitmaken van den landbouwer. Deze voorkeur voor het wilde is nu eenmaal den natuuronderzoeker in geboren. En, het moet tot zyn verdediging ge zegd, Juist menig botanicus heeft zich een kun. dig verbeteraar van cuituurgewassen getoond, als zUn beroep in dienst van de gemeenschap het van he n eischte Denk verder eens aan de plantenziektekunde. Ook deze recruteert haar beoefenaars uit de rijen der botanici. Edoch, voor den beschouwenden plantkun dige, die zjjn liefde voor de natuur den vrijen loop mag laten, ziet de wereld er heel anders uit dan voor gewone „boeren, burgers en buiten lui. Deze laatsten komen overeen in een ge- yieenwhappelljken afkeer van „onkruid”, dat OP al hun wegen pogen uit te roeien. On kruid is voor hen onnuttig en onscbadelUk Het verarmt de akkers, het ontsiert de verwildert de parken. Een leger van wieders is dag in dag uit in de weer om het van den aard- P00*™ te verdelgen. Menige teere wilde bloem neat den strUd tegen schoffel en hark voor K°ed opgegeven en zU zal geen tuinman het le- vra meer lastig maken. Andere, minder veel- «*ende en ordinairder planten steken steeds fd Weer op en verschaffen hun beroeps verdelgers steeds opnieuw werk. Zij bewijzen nun daarmee in deze rijden van werkloosheid een grooten dienst. J?iPla,mkundi«e bexiet deze vervolgde wetens neei andere oogen. Voor hem ztfn zij de «MzpronkelUke kinderen der natuur, de oerbe- onzen grond, die door de bescha- onherK-w-, Meer teruS8edrongen worden naar «Merbergzame oorden. Daar, vergeten door ^n/choonschip-makenden mensch. gaat hU ze iT ln de ^^eering van hun T^vormigheid een steeds terugkeerend genoe- maar weinigen zijn er. voor wie even Benoemden wonderman onkruidwereld geen geheim meer heeft h,'Jzelf 15 zlch wel bewust niet al wua» „i -van onze vaderlandsche "“«le Planten te hebben uitgeput. BU velen p een morgen in September stapte Frank I Emery in z’n auto voor z'n huisdeur te New-York. Door het open raam gaf hU z'n orders, 3‘n auto was groot en blinkend, blauw met grijs, en z’n chauffeur droeg blauwe livrei. „Ga de rivier langs tot Penn-road,” zei hjj, „dan steek je over en rUdt recht door.” HU begon nu te denken aan de zaak die hem naar Middle-Tucker riep. HU wilde daar Beffy Prescott overhalen om diens zoon Stanton toe stemming te geven tot een huwelUk met Mu riel. z’n eenlge dochter. De oude Prescott had beslist z’n toestemming geweigerd. Frank Emery was millionnair en de dochter van Frank zou té veel geld hebben, beweerde Prescott, Muriel zoo dacht haar vader was mooi en lief genoeg voor den besten man van de wereld. Maar hU mocht Stan wel, wiens vader bankier was in het stadje Middle-Tucker, en hü was er van overtuigd, dat hü z'n weg door de wereld wel zou maken. Toen de jonge Prescott z’n 'meisje aan z’n vader wilde voorstellen, was het al dadelijk mis. „Neen,” schreeuwde de oude heer, „al leefde ik 100 000 Jaar, ik zou m’n toestemming niet geven." Als Stan toch met Muriel trouwde, zou hü hem niet meer herkennen. Hü wou geen zoon hebben, die ’t hondje was van een rüke vrouw, van een vrouw die een man kocht met haar geld. Emery wist dat de Jongelui zielsveel van elkaar hielden, dat hier geen sprake was van een geldkwestie. Hü dacht diep na over ’t ge val; hoe hü 't zou aanleggen, om den tegen stand van den ouden Beffy te breken. Daar flitste een gedachte door z’n brein. Bij Franklln-lane het hü stoppen en stapte uit z’n wagen. Hü was stüf van t lange zitten, strekte z’n armen en bewoog z'n schouderspie- ren. „Zie hier maar ergens te stallen," zei hü tot z'n chauffeur. „Ik ga met den trein verder; wacht hier totdat ik terug kom.” De trein kwam binnen en hield stil. Frank Emery stapte in een rook-coupé. Twintig mi nuten later stond hü op ’t perron van Mlddle- ■^^afcer. Hü kende den weg en rep’e z|^i door de straten. Het huis van Beffy Prescott was de helft van een dubbelhuis met een gehalveerd balcon en één stoep met twee voordeuren. Beffy woonde op den hoek. Emery en Prescott hadden samen schoolge gaan. Toen Prescott later op de bank van Middle-Tucker kwam, had Emery zich naar New-York begeven, zich een positie in den ef fectenhandel veroverd en met de jaren tot millionnair opgewerkt. DS“vader van Muriel vernam nu dat de oude Prescott niet thuis was. Hü was ziek en logeer de bij z’h neef Dan Prescott, op diens farm in Huntington. Na een langen vervelenden rit in «en bus stopte Emery voor den farm. Het was al donker. Hü klopte aan de keukendeur, om dat hü daar licht zag branden. Dan Prescott deed open. Emery herkende hem direct. „Ik wou Beffy spreken,” zei hü. „Ik kom er expres voor uit New-York en ze zeiden dat hü hier was." „Hü ligt al in bed, en ik maak hem niet graag wakker; maar komt u binnen.” „Ik zou niet graag onverrichterzake heen gaan," zei Emery. „Dan blüft u hier maar logeeren. U kunt anavond toch slecht terug.” Den volgenden morgen om 10 uur kwam de dokter en Emery sprak even met hem. maar 't werd 12 uur eer Dan Prescott hem kwam vertellen dat z'n neef op was. Hü had hem gezegd dat Frank er was. maar Beffy had ge zegd dat hü niemand wilde spreken die Emery heette. „Hü heeft z’n deur op slot,” zei Dan. „maar u kunt door de deur met hem spreken; ik ga dan zoolang den tuin in.” Emery ging naar Prescott's kamer en klopte aan de gesloten deur. Prescott hoorde dat het geen stap van geen antwoord. „Beffy!” riep Emery, „Beffy, luister even. Ik ben hier gekomen* Wn* je te spreken en ik betrekkelük laat toe, want toen ze thuiskwam, was de maan al opgekomen. En het komt mü voor, dat ze daar op die rots verkouden moet zün geworden, want ze rilde over haar heele lichaam, en haar stem was zóó heesch. We zullen maar hopen, dat het niet ernstig is.... Alsof ik het niet geprobeerd hèd! Als of «die drie jaar iets anders gedaan had! °P dat oogenblik riep de hertogin, die haar roet behulp van haar küker ontdekt had, hem van verre, met schrille stem. Vaarwel, Marilena, ze roepen me, zei Souza. *n de houding, om afscheid te nemen. Wat •each Je van me? Kan ik wat voor Je doen, jm je het leven aangenamer te maken? voegde er bü, met Innige teederheid Marilena haalde vol bitterheid haar schou- op, en prevelde op een toon van onmete- W varlatenheid; Neen, niets. Niemand kan iets voor mü doen! Voor die groote smart van een gebroken «ven. die pünlUk weerklank vond in het hart Pablo Souza, boog deze, zonder een wooriL *>reken, en hü King heen met wankelend^ •“reden, aan een algeheele verwarrlng^van gevoelens ten prooi. Marilena vro< zich T^ig af, of zü niet gedroomd had. of het ’•'Mik waar was, dat de vreeselüke strijd moet Je spreken. Ik zit heb maar vijf minuten i „Ik wil Je niet spreken, kamer, „ik wil niets met te maken hebben.” „M’n dochter?” vroeg Emery, als verwonderd, „daar wou ik 't niet over hebben. Ik zit in de knel, Beffy. Ik wilde vragen of je me niet geld kan leenen.” „Wou je geld van me leenen?” vroeg Pres cott, op zijn beurt verbaasd. „Dat zei ik toch. Ik moet vanavond terug en ik moet geld hebben, en ik weet niemand meer dan jou." Hü hoorde Pres cott langzaam naar de deur ko men en den sleu tel omdraaien. Prescott bleef met de hand aan den deurknop staan. Hü zag er slecht uit. „Kom binnen Frank,” zei de bankier, en hü ging terug naar z’n stoeL „Ik ben ziek. Wat hoor ik? Moet jU geld leenen, JU de million nair uit New-York? Geld leenen van mü?” „Je weet hoe het gaat óp de beurs. Op en neer. De beste beursman slaat wel eens een verkeerden slag en dan rit hü aan den grond." „Zit je zoo vast?” „Dacht Je soms dat ik bü Jou kwam, als ik ergens anders geld kon krijgen?" „Hoeveel heb Je noodig?” vroeg Prescott. „VUfduizend dollar.” „Dat is een heele hand geld voor mü.” zei oe bankier. I k ben geen millionnair uit New- York Ik heb geen auto van 8000 dollar. Ik betaal geen 14.000 dollar huur per jaar, zooals ze van Jou vertellen. Ik woon maar in een half huis. VUf duizend dollar!” „Je hebt je eigen huis,” zei Emery. „Ik moet huur betalen.” „MUn zoon moet werken voor z’n brood. Wat voor zekerheid kun Je me op die vijf duizend dollar geven?" „Dat is 't Juist. Ik kan geen zekerheid ge ven," zei de vader van Muriel, en hü lachte. „Je zou me moeten vertrouwen.” „Geen zekerheid? Dat is geen zaken doen. Heb je een borg? Ik kan geen risico op me nemen, ik moet er hard voor werken; 1 komt bü mü niet in huis rollen. Wie is je borg?" „Niemand.” „Je kunt me een briefje geven, dat ik je auto gekocht heb.” zei Prescott. „Ik ’een geen vijf duizend dollar zonder den een of anderen waarborg Emery aag wel dat Prescott hem t geld graag leenen wou. Het was balsem voor het gemoed van den bankier, Frank bij zich te zien om te leenen. Dat drukte Frank neer en haalde hem. Beffy, naar de hoogte. „Ik moet wel doen wat Je zegt,” zei Emery" benepen. „Ik zal ’t je zwart op wit geven „Voor hoe lang wou je t geld hebben?” vroeg Prescott. „Voor zes maanden.” „Neen, voor drie maanden is lang genoeg.” Beffy vond het heerlük met Frank, z’n ouden schoolkameraad, over die details te kibbelen. „Drie maanden, geen halfjaar.” „Dan zal ik me er in moeten schikken,” be rustte de ander. „Schuif dan de tafel even bU en kük of je ergens pen en inkt vindt.” „Ik heb een vulpen," lachte Emery. „Je «let, dat ik zwaar gewapend hier ben gekomen. Je had me niet weggekregen, vóór ik ’t geld had. Wat had je eigenlük over Stan en Grace?” „Er zit een chèque-boek in m’n Jas daar in de kast,zei Prescott. .Haal maar ever.; ik ben ziek Ja, wat zullen we met Stanton?" „Ze zeggen dat ze trouwen willen.” zei de „gewezen millionnair, en hü bracht 7 chèque- ooek. „Je zoon is een beste kerel, Beffy. Ik zou Muriel graag zien trouwen met iemand als Stanton. Hü «al altüd z’n brood verdienen en ik ben niet zoo jong meer ep een mensch weet nooit wat voor kunsten debeurs uithaalt. Ik had gehoopt, dat ik Muriel flink kon helpen als ze trouwde, maar dat kan nu niet. Je ziet hoe ’t is. Ik moet nu al leenen.” Prescott zat te schrüven: een schuldbeken tenis met een verklaring van verkoop er onder. „Als je nu hier even wilt teekenen,” sprak hü. „dan zal ik een chëque invullen. Ik heb niets tegen ’t meisje; ik ben ziek, met dat lamme weer: geelzucht.... Laat ze trouwen als ze willen. Ik zal ze niet laten verhongeren. Positie of geen positie, beurs of geen beurs. Millionnair of geen millionnair. Laat ze maar trouwen. Vertel ze maar, dat ik t gezegd heb." Hü gaf de chèque aan Emery, en die (tak haar in z'n portefeuille. „Ik zal 't overbrengen,” zei hü en stak z'n hand uit.... Ik dank Je voor dat geld, Beffy. Je weet niet wat die leening voor mü beteekent. Zorg maar, dat Je gezond wordt; je moet binnenkort naar de bruiloft. Tot ziens.” Een paar minuten later zag Prescott Frank Emery de laan doorloopen naar den weg waar langs de autobus ging. HU leunde achterover tegen de kussens in zla leunstoel en glim lachte. De millionnair! Ook Frank Emery glimlachte. Het plan was gelukt. Hü hoefde nu alleen maar te zorgen, nat Stan en Muriel trouwden vóór Prescott sterk genoeg was, om het huwelük mee te ma ken. Geelzucht was een taaie ziekte; die hield den ouden knaap nog wel een week of acht* vast, en dat was tüd genoeg. Frank Emery vüf duizend dollar leenen van Betty Prescott! Wat een mop! In Middle-Tucker aangekomen, telegrafeerde Emery naar Muriel: „Alles geschikt. Maak ge reed voor huwelük. Vroegst mogelüke datum. Sein groet en uitnoodiging huwelük aan Beffy Prescott. Vader.”

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 7