PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Gelouterd
RECO
1
1 SB
1 Wl
wkfaal aan den daq
een plantenwereld
van
DE BERG
NEDERLAND- WOESTIJN
AN
Alle abonné
MAANDAG 27 AUGUSTUS 1934
i
den millionnair
•T
Zeer Oude Genever van Bootz
eid
Moderne ziekenhuizen
Olifanten vernielen den
oogst in Oeganda
naar
SPAANSCH
HET
Zeldzame bloemen wor
den schaarscher
H.
DRIE
kt
1
I De truc van
■m:,
Poor het ontwateren van heide-
velden en moerassen wordt
onze typische veenflora
steeds armer
^AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERDIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bleef het bU
en
En geen treed je, ook geen leuning
s
wist
te
een huisgenoot was en gat
tuinen, het
be
If
groeten
b
i
r
be-
XI
laat
slaap toereikend is, om haar beter te maken.
kilte overal door.
zou
(Wordt vervolgdJ
Als dat niet
le
le
t
woners van
ving steeds
In het Noordelijk deel van Oeganda, ten Zui
den van het Kiogameer, hebben groote groepen
olifanten groote schade aangericht aan de In-
landsche oogsten. De troepen trekken in kud
den van meer dan 100 olifanten door de be
bouwde velden en vernielen alle gewassen.
t
ïen
000
op was het gaan vriezen en de sneeuw was be
vroren, aldus de opening hermetisch afsluitende.
as
m
as
ia
u
et
>8
vroeg
riüke
tnen-
te
ka-
de
de
e-
Ik.
L1S
to-
dt-
de
?en
od.
iarte
van
We
te
de
met
Het
ren
er-
sin
51-
en
te
il de
raak
zus.
i Ho
oven
van
an-
Wtf
bij
len,
or-
t *n
be
tert
erk-
Lein,
tan:
ïren
>che
en
ren
zóó
oe-
ieP
na
r«-
:en
!>e-
W
en.
•en
le
un
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
Nadat ik weer voldoende was opgeknapt, bra
ken we op en gingen weer verder, 't Was nu al
de derde dag van onzen tocht en onze voorraad
levensmiddelen slonk al aardig. Toch hadden
we nog wel voor enkele dagen genoeg.
it ih moeilijkheden. De
noodig.”
:en,”l klonk het uit de
joy en pet Je dochter
UIIIIHUIIIIIIIIIIIIII
s
Een der bekendste Afrikaatlsche olifanten
jagers, Captain Salmon, heeft in drte dagen
tijd 70 olifanten neergeschoten en is er thans
in geslaagd de meeste kudden terug te dringen
naar het woudgebied, waar zü geen schade
kunnen aanrichten.
bevroren slaapzak beklemd. Ook mijn beenen
kon ik niet verroeren-
Uit alle macht begon ik te schreeuwen, doch
ik kreeg geen antwoord. Het ademhalen ging
erg moeilijk, wat was er met me gebeurd?
Mijn hoofd begon te bonzen en gaandeweg ge
raakte ik in bewusteloozen toestand.
Toen ik uit mrjn bewusteloosheid ontwaakte,
red uit deze vijandschap, doordat hun genees
kundige eigenschappen aan het licht kwamen
Zij vonden een onderdak in de kruidtuinen van
de kloosters, waar zij gecultiveerd werden, tot
heil van den door velerlei kwalen bezochten
middeleeuwer. Voor de rest beteekende de na
dering van de cultuur het begin van het einde
Maar de natuur is taai en het is niet waar
schijnlijk, dat er vele wilde planten het lot heb
ben gedeeld van de Waternoot, die gehéél uit
onze wateren is verdwenen. Zeldzaam zijn tal
looze soorten geworden, die voorheen in over
vloed bloeiden, maar er moet wel heel wat ge
beuren voor een levend wezen zijn plaats in het
zonlicht del nitief prijs geeft. Het zoeken naar
deze zeldzame planten, deze dappere getuigen
uit vroeger dagen, is een spannende onderne
ming voor lederen botanicus. Aan hun zeld
zaamheid danken vele onzer inlandsche Orchi
deeën hun beroemdheid onder de plantenken-
ners. Verborgen bljjft hun bescheiden schoon
heid ten allen tijde voor den gewonen ourger.
De vindplaatsen van deze zeldzame bloemen
worden met het jaar schaarscher. Welk moeras
wordt niet drooggelegd, welke hel wordt niet
'jonnen, welke beek niet gekanaliseerd, welke
_Jte buitenplaats met eeuwenoud bosch wordt
In het Zuidoosten van Londen wordt een
ziekenhuis gebouwd, waarvan de kosten 300 000
pond sterling zullen bedragen. Het ziekenhuis
is uitsluitend bestemd voor lijders aan oog
ziekten. Het wordt het grootste en mooiste
ziekenhuis van Engeland.
In het Rudolf Vlrchow-ziekenhuis te Berlijn
is kortelings een afdeellng voor tweelingen In
gericht. Indien bU het opnemen van een patiënt
vastgesteld wordt, dat deze een tweelingbroer
of een tweelingzuster heeft, wordt deze in ge
noemde afdeellng ondergebracht. Terzelfdertjjd
krijgt de andere vijftig procent van de twee
ling een oproeping om zich op stadskosten ge
neeskundig te laten onderzoeken. De resultaten
van dit onderzoek worden dan tegelijk met het
ziekenrapport van den patiënt naar het Ber-
lynsche Keizer-Wilhelm-instituut voor twee-
lingonderzoek opgezonden.
U kent van de prentbriefkaarten
En van foto’s in de krant
Wel de fraaie zig-zag lijnen
Uit het een of ander land?
Ongelijk en telkens puntig,
Hier en daar een stuk plateau,
Want de aarde, die niet glad is,
Schept de bergen immer zóó.
En de menschen zijn natuurlijk
Uit den aard der zaak sportief,
Dus de voorkeur voor de bergen
Is niet weinig, positief.
Deze bergen te beklimmen
Schijnt volstrekt niet zonderbaar.
Want tenslotte schuilt nog altijd
De bekoring in 't gevaar!
En met pikhouweel gewapend,
Touwen en een dosis moed
Zet men dan op deze ruggen
Graag den zwaar beslagen voet!
Nauwe passen, steile paden,
Gladde kanten naar de punt
Lorenzo en Reina zijn.... KUk u die twee eens.
daar ginds in dat bootje! Ook die halen hun
hart op, hierl
Daar zijn ze voor gekomen, zei pater
Esteban vriéndelijk. Dus. dan is het misschien
de barones?
Ja. Het Is nu al drie dagen dat Marilena
zich niet wel voelt, en op haar kamer blijft.
Waarom hebt u dan den dokter uit Aledo
niet laten komen?
Dat wil ze niet. Ze zegt, dat het haar
gewone zenuwpijn is, en dat rust en voldoende
We hebben haar natuurlijk dadelijk naar
bed gebracht, en haar opgepast, tot ze wat
beter werd. Zij protesteerde maar, dat ze niets
mankeerde, maar ze moet zich toch niet erg
goed gevoeld hebber-, want den volgenden dng
kwam markiezin Souza ons ultnoodlgen, om
bjj haar te lunchen.... weet u. dat die jongen,
waarvan Rocamadre zei, dat hü dood of vermist
Maar ik geloof, dat het een verkoudheid is.
Om dezen tijd van het jaar?
Ja, maar de zee is altijd verraderlijk. De
temperatuur wisselt hier soms heel snel, en als
het avond wordt, dringt de vochtigheid, er. de
Den avond vóór ze ziek
werd, was ze op de Kreeftenrots geweest, tot
Waar je je aan grijpen kunt!
En.... doch neen, maarniet van
spreken,
’t Zou u werk'lijk griez’len gaan,
Want niet allen, die bestijgen,
Komen heelhuids daar vandaan!
Maar de moed is een vereischte,
Zelfs verachting voor den dood.'
Ja, ik noem die menschen helden,
Bijna mythologisch groot!
Want ik wéét dit, ik begréép het,
Toen mij ’t koude zweet uitbrak....
Ik moest gisteren gaan kijken
Naar d’antenneop het dak!
bevond ik mij in onze tent. „Gelukkig.” hij
komt bij,” hoorde ik Oom zeggen. „Daar ben
je aan een groot gevaar ontsnapt. Bok," zei
Oom. toen ik weer op mijn verhaal was geko
men. Wat was namelijk gebeurd, terwijl ik
sliep, was er een Zuiderwlnd gekomen, die te
vens de sneeuw, die zich voor den ingang van
't hol had opgehoopt, vochrtig had gemaakt. Daar-
O
'■'5 «R
Van haar divan, die vlak bij het balkon ge
plaatst was, dat zich juist boven het terras van
„Villa del Mar"
woorden van L.
mee
ken. Want
zooals voor
de cj.
Trouwens.
het wetenswaardïge
wüde Planten te hebben
bevond, hoorde Marilena de
hartelljke verwelkoming, waar-
mevrouw Carvajal pater Esteban be-
cToette
hier? Wat is hier aan de hapd,
weer beginnen zou alsof haar ellende nog
niet wreed genoeg was. Haar oogen dwaulden
verbijsterd over de heerlijke baai in rust. En
alsof zij een antwoord wilde geven op haar
twijfel, raakte de boot, die het wapen van
Pablo Souza op haar steven droeg, nabij de
aanlegplaats in heftige beweging, om even later
zee te kiezen.
riiiiiiinititiitiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
miuiiiiiiiiiitiiiin:
U zoo
mevrouw?
De pastoor had plaats genomen in een rieten
stoel, dien mevrouw Carvajal dicht bij de
balustrade geschoven had, opdat hü een beter
gezicht zou hebber, op de baai, die heerlyk
rastig bleef gedurende die prachtige Septem
berdagen. terwijl zijzelf, ter eere van den be-
Yoeker, haar lorgnet en haar breiwerk in haar
terkmandje had gelegd.
wel kijk eens, meneer pastoor, er is zoo
Aan alles'... antwoordde zij met haar gocdlgen
climlach.
—Hoe zoo dat? De kinderen....?
Neen, gelukkig niet. Francisquin.nu, u
kent hem. Alleen al, om hem te zien rennen
en spelen en ravotten en van de zon genieten,
zou je naar Ruiselares gaan.
ontgi
gróót
niet verkaveld? Welke woeste grond wordt niet
met buitenhuisjes bezet of in het gunstigste
geval als park aangelegd? Wat vorige eeuwen
aan de natuur hebben misdaan is niets, verge
leken bij het werk van de laatste vljf-en-twin-
tlg jaren. En elk Jaar. dat volgt, vernielt meer
dan tien Jaar ervoor te zamen vermochten. De
mechanische hulpmiddelen bjj den aanleg van
wegen en kanalen openen in minimum van tijd
de afgelegenste hoeken voor het verkeer en ont
rukken aan de heerschappij der natuur plek
ken, die totdantoe ongerept waren geoleven.
Nergens staan we meer voor. Hebben we niet
in tien Jaar tjjds een der merkwaardigste na
tuurmonumenten ter wereld, de Zuiderzee
eenlg in zijn soort, gemaakt tot een banaal
binnenmeer? Kunstmatig wordt ons land tot in
zijn verste hoeken.
Wij zijn niet zoo fanatiek om te zeggen, dat
ons land er leeljjker op wordt. De woeste aarde,
hoe merkwaardig ook, behoeft de hand van den
mensch. In ons vaderland, zooals de Romeinen
het ontdekten, zouden de meesten van ons gauw
zjjn uitgekeken Alleen een ontdekkingsreiziger
en een Jager konden er hun hart ophalen. Ook
neerslachtige en vermoeide ulterlljk van de
barones, begreep hij al, dat zij een nieuwe en
vreeaelü'ke moreele crisis doormaakte. Het was
niet de dokter, dien Marilena noodig had,
maar den priester en vriend, die raad moest
geven in haar twijfel, en richting geven aan
haar ziel.
Een nieuwe moeilijkheid? vroeg de
pastoor bezorgd. als naar gewoonte allen
onnoodlgen omhaal terzijde latend.
Een ontzettende moeilijkheid, mijnheer
pastoor. Dit ia werkelijk een ontzettende moei
lijkheid.
Kom, kom, het zal zoo erg niet zijn....
Die akelige zenuwen, die iemand de baas wor
den, en die overspannen verbeelding, die alles
een beetje anders voorstelt. hé? trachtte de
priester haar op vaderlijke wijze te kalmeerer..
Laat eens hooren een brief van.... dien
meneer?
Neen, het gaat niet over mijn man, pater
Esteban. Heb ik u niet gezegd, dat bet wat
veel ergers Is? Markies Souza is niet dood en
niet vermist en hij is hier.
Hier?
Ja, in Ruiselares. HU is gekomen om bij
zUn moeder een verlof door te brengen, dat ze
hem toegestaan hebben, wat is natuurlUker, dan
dat! en een paar dagen geleden stond ik opeens
vóór hem, bü de Kreeftenrots.
Ah! prevelde pater Esteban bedachtzaam,
terwUl hü de verklaring vond van Marilena's
opgewondenheid, van haar vrijwillige afzonde
ring op haar kamer, en van haar weigering.
Toen ik wakker werd, lag ik op mijn rug,
mjjn rechterhand boven mijn hoofd. Ik had
spierkramp en wilde mü verplaatsen. Tot mjjn
schrik bemerkte ik. dat ik mij niet
kon verroeren. De handschoen van mUn eene
hand was aan de sneeuw vast gevroren, de
andere zat tusschen n^jn lichaam en de hard
om deel te nemen aan de lunch bU mevrouw
Souza U hebt hem dus gezien....
Ik heb hem gezien en gesproken.
En?
Nu na drie jaar is er nog niets ver
anderd
De pastoor maakte een gebaar, dat men ge
voeglijk kon uitleggen als een: „Dat had ik
wel gedacht," en wachtte op de verdere woor
den van Marilena.
En daar ben ik nu, zonder dat ik weet,
wat ik doen moet. De gemakkelükste en de
beste oplossing zou voor me zijn, dat hU weer
naar Afrika ging. Maar, zooals mevrouw
Carvajal me al gezegd heeft, zijn moeder en
zijn tante zullen al haar invloed aanwenden,
om hem bU het garnizoen in Madrid geplaatst
te krUgen. Zegt me nu eens, wat ik doen moet,
waar ik van-den-wintervoortdurer.de de kans zal
loopen, om dien man ergens te ontmoeten, bü
menschen, waar ik nu eenmaal óók moet
komen. En nü trouwens ook nü ook. Ik ben
bang, om hem te ontmoeten; met bet oog op
mijn eigen gemoedsrust en mijn gezondheid, die
onder dien voortdurenden strijd te lijden beeft
moet ik trachten, om zoo ver mogelük van dien
man vandaan te blijven, vindt u ook niet?
Maar....
Maar? vroeg de priester, terwUl hij haar
vast in de oogen sag.
ubt! Jeen kennLsmaking zonder meer,
rwjjl toch ieder levend wezen op zichzelf een
wereld van geheimen in zich sluit.
Met dat al blijft het lot van onze vaderland-
sche wilde planten moeilijk genoeg. Steeds har
der wordt de strUd, dien zü voor hun oestaan
hebben te voeren. Nooit hadden zU het er ge-
makkelljk. De natuur zelf heeft er met harde
hand vele soorten vernietigd, die in het ver
leden onze streken sierde. Dte ijstijd, door onze
menschelUke voorgangers nog gekend, baalde
een groote streep door het uitbundige subtro
pische leven dat hier voorheen tierde. Op een
geheel anderen, en wel armelUken grondslag
werd de nieuwe wereld opgebouwd, waarin de
moderne West-Europeesche mensch zijn be
staan kreeg te voeren. Onder de heerschappij
van een weifelachtig Atlantisch klimaat kwamen
onze bosschen en veenen tot ontwikkeling, die
nauwelijks een enkel voedend gewas oplever
den. Van den aanvang af brachten de stam
men, die zich in deze ondankbare oorden waag
den, hun voedingsgewassen mee uit onbekende
streken. Geen van onze korensoorten, geen van
onze fruitboomen wellicht, zelfs geen van onze
onvolprezen groenten zijn getrokken uit onzen
eigen bodem. Toen de kloosters eens vooral on
zen Nederlsndschen grond in cultuur gingen
brengen, brachten zij al die nuttige veredelings
producten mee uit de oudere centra van be
schaving. uit het Zuiden en Oosten. Daar met
name in Voor- en Centraal Azië, wordt de ba
kermat gezocht van zooveel onmisbare land-
bouwplanten zonder welke de menschheid zich
buiten de tropen niet zoo succesrijk had kunnen
uitbreiden.
Van den aanvang der beschaving af konden
dus de wilde planten van ons Vaderland als
„onkruid” worden bejegend. Nooit mochten zü
zich verheugen in de dankbare vriendschap van
de binnenlanden van Afrika ziet de doorsnee-
mensch liefst alleen op de film!
Het zou aan den anderen kant Jammer zijn,
als de oorspronkelijke natuur, die op haar ma
nier toch ook rjjk was, nergens zou worden be
waard. Hard moet daarvoor worden gestreden
en het is geen overbodige weelde, dat er een
o„Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumen-
den zwoegenden mensch. Een aantal werd ge- ten" is. In dezen tijd van malaise is het gevaar,
- - ^merkwaardig genoeg, grooter dan ooit. Vele
oorden van oorspronkelijk landschapsschoon
worden „in werkverschaffing” ontgonnen, om
den menschen maar wat te doen te geven. Vele
landelijke gemeenten hebben op deze wijze de
hand geslagen aan het laatste plekje onge
schonden natuur binnen hun ^grenzen.
Schuldiger dan degenen, )die uit bittere
noodzaak de wildernis ontginnfc staan vele
natuurliefhebbers zelf. Ook op blekken, welke
de ontginning niet bereikte, zijn rwldzame plan
ten gedecimeerd en verdwenen. Het is het ver
derfelijke gilde der plantenverzamelaars. die
den laatsten slag toebrengen aan het oorspron
kelijke plantenleven van ons vaderland In
steeds groeiend aantal zijn zij, onder den wel-
meenenden invloed van onze groote populaire
natuurbeschrljvers, uitgezwermd over de mooi
ste plekken van ons vader’a nd. In den aan
vang heeft niemand er gevaar in gezien, als
zulke amateurs een plantje meenamen voor
hun herbarium. Duizenden herbariums zijn er
op die manier aangelegd en een ware rooftocht
op zeldzame bloemen was er het gevolg van
De tijd is met ver meer, dat we van menige
soort, die eens de bosschen sierde, de laatste
vergeelde exemplaren moeten zoeken op een be
stofte boekenplankEerbied voor het le
ven moest het eerste beginsel van elke natuur
liefde zjjn. Wie zjjn verzamelwoede wil koelen,
doe dat op postzegels, of als hij in het bota
nisch genre wil blijven, op Verkade’s plaatjes.
Deze zijn duurzamer en waardevoller dan een
gedroogde plant, die kleur en geur verliest.
Is het niet genoeg, dat de zeis van den maaier'
een harde selectie uitoefent onder de kruiden
van onze weiden en wegbermen? Alleen de
sterksten overleven de jaarljjksche amputatie
van hun groeiende deelen. Is het niet genoeg,
dat de steeds verder gaande zuivering van bet
zaaizaad ds bevallige onkruiden als korenbloe
men en klaproozen van onze akkers, verdrijft?
Ais door hei ontwateren van heidevelden en
moerassen onze typische veenflora met het jaar
verarmt? Moeten op de plekken, door de cultuur
gespaard, de natuurliefhebbers zelf de laatste
hand leggen aan het vernietigingswerk?
Dan dreigt ons land, hoe rijk het ook zij als
cultuurland, waarlijk een woestijn te worden
voor den botanici^ van komende geslachten.
Wijzelf, de plantkundigen van heden, zjjn al
vljf-en-twlntig jaar te laat geboren!
LEO BijliMKK.
was, bij de laatste gevechten in Marokko, weer
heelemaal genezen is? Nu toen durfde ze
niet uit haar kamer te komen, eamoest. ik
alleen met Reina en Lorenzo gaan.TS^
Denkt u, dat ik haar zou
zoeken?
Als in antwoord op de vraag van der. priester,
verscheen de kamenier van barones Tallares
op den drAnpel van de deur, die van de hall
toegang gaf tot het terras.
Mevrouw de barones laat mijnheer
pastoor verzoeken, of hij zoo goed wil zijn, om
een ooger.blik bil haar te komen.
Zonder een woord te zeggen, volgde pater
Esteban het meisje langs de breede trap naar
de deur van Marilena's vertrekken. Op de
rustbank uitgestrekt, gehuld in een lichtblauwe
ochtendjapon, en een zijden sjaal zorgvuldig
om haar hals geslagen, keek Marilena clroome-
rig naar de zee. aan welker oppervlakte de
„Ptruto” een witte stip leek. waa;op net zon
licht speelde. Toen zjj de deur i»>orde open
gaan en de priester werd aangediend, stond
zjj op. met een vermoeid gelaat, om hem te
begroeten. Zjj wisselden een paar beleefde en
alledaagsche woorden, het meisje sloot de deur,
de priester zette zich op een stoel. Marilena op
een anderen en gedurende enkele oogenbhkken
heerschte er een hinderlijke stilte. De pastoor
liet zich niet misleiden hij wist volkomen,
waaraan hij zich te houden had. Inzake die
voorgewende verkoudheid. Toen hU alleen maar
die sombere uitdrukking in haar oogen zag. en
de blauwe kringen onder baar oogen. en den
bitteren trek om haar mond, en het heele
l en vriend van mij Is een bekwaam bota-
T? nicus Hü kan zonder overdrijving van
D zichzelf verklaren, dat hij onder de Ne-
derlandsche planten geen onbekenden meer te-
renkomt. Zelf slaagde ik er nooit in een leemte
van beteekeris te bespeuren in zijn grondige en
omvattende wetenschap. HU Is de vraagbaak
1 vele plentenkenners binnen onze grenzen.
Mijn bewonderde vriend laat zich op deze
kennis hoegenaamd niets voorstaan en hU mist
ook elk gevoel van zelfvoldaanheid. HU schijnt
de gelukkige Jaren. waarin hU op tallooze
zwerftochten zUn wUsheid vergaarde, allang
vergeten. Hit is nu eenmaal niet een van die
genen die zich vermelen in herinneringen of die
rich bUjvend gelukkig voelen tusschen oude
bekenden. HU wil altUd wat nieuws en heeft
rich daarom geworpen op een klasse van voor
het bloote oog onzichtbare, mikroskopisch
kleine plantaardige wezens, die voorkomen in
het soete water. HU heeft er al een honderdtal
nieuwe soorten in ontdekt, beschreven in we
tenschappelijke bladen en als een tweede Adam
van nieuwe namen voorzien. De wereld van het
oneindig kleine is in ons vaderland nog vol
verrassend leven.
Voor het makroskopische werk, d.wz. voor de
gewone plantenwereld, die zonder optische
hulpmiddelen is na te gaan, heeft hU niet meer
dan plichtmatige belangstelling. EigenlUk heeft
hij verachti ig voor een flora, die zich in enkele
jaren in zUn hoofd heeft laten stampen, en hem
dan niet meer voor nieuwigheden wist te plaat
sen. Het lot was hem niet beschoren om naar
Indië te gaan, het land van zUn wenschen. en
de crisis zal wel zorgen, dat hU er nooit van
lijn leven meer komt. Hem zooals velen collega’s
met hem. is daarmee de weg afgesneden naar
een plantenwereld, waarvan de rijkdom onult-
puttelijk is. Op Java alleen zUn vUfduizend
bloemplanten waargenomen, terwUl in de bui
tengewesten tallooze soorten nog wachten op
hun eersten beschrijver. Als Je daaraan denkt,
placht onze vriend te zeggen, dan is Nederland
met zijn dertienhonderd afgegraasde plantjes
eenvoudig een woestijn.
Nederland een woestijn! De gedachte is
nieuwOns vruchtbare welvarende landje
een woestUn Als er op het moment iets aan
de welvaart ontbreekt, dan is het allerminst
omdat er niet genoeg groeit, integendeel Maar
Ja. we moeten ons eens een oogenblik verplaat
sen in den geest van den botanicus.
De cuituurgewassen hebben zich nooit bUzon-
der in zyn belangstelling mogen verheugen. Een
plantkundige is tenslotte geen boer. HU is na
tuurfilosoof en beoordeelt de gewassen niet naar
hun opbrengst. Het interesseert hem ook niet
in de eerste plaats, wat tuinders en kweekers
hebben weten te bereiken aan nieuwe nuttige
vormen. HU is een natuurvorscher. voor wien
de wilde kruiden tusschen het koren belangrUker
zun dan de vette aren, die de hoop uitmaken
van den landbouwer. Deze voorkeur voor het
wilde is nu eenmaal den natuuronderzoeker in
geboren. En, het moet tot zyn verdediging ge
zegd, Juist menig botanicus heeft zich een kun.
dig verbeteraar van cuituurgewassen getoond,
als zUn beroep in dienst van de gemeenschap
het van he n eischte Denk verder eens aan de
plantenziektekunde. Ook deze recruteert haar
beoefenaars uit de rijen der botanici.
Edoch, voor den beschouwenden plantkun
dige, die zjjn liefde voor de natuur den vrijen
loop mag laten, ziet de wereld er heel anders
uit dan voor gewone „boeren, burgers en buiten
lui. Deze laatsten komen overeen in een ge-
yieenwhappelljken afkeer van „onkruid”, dat
OP al hun wegen pogen uit te roeien. On
kruid is voor hen onnuttig en onscbadelUk Het
verarmt de akkers, het ontsiert de
verwildert de parken. Een leger van wieders is
dag in dag uit in de weer om het van den aard-
P00*™ te verdelgen. Menige teere wilde bloem
neat den strUd tegen schoffel en hark voor
K°ed opgegeven en zU zal geen tuinman het le-
vra meer lastig maken. Andere, minder veel-
«*ende en ordinairder planten steken steeds
fd Weer op en verschaffen hun beroeps
verdelgers steeds opnieuw werk. Zij bewijzen
nun daarmee in deze rijden van werkloosheid
een grooten dienst.
J?iPla,mkundi«e bexiet deze vervolgde wetens
neei andere oogen. Voor hem ztfn zij de
«MzpronkelUke kinderen der natuur, de oerbe-
onzen grond, die door de bescha-
onherK-w-, Meer teruS8edrongen worden naar
«Merbergzame oorden. Daar, vergeten door
^n/choonschip-makenden mensch. gaat hU ze
iT ln de ^^eering van hun
T^vormigheid een steeds terugkeerend genoe-
maar weinigen zijn er. voor wie
even Benoemden wonderman
onkruidwereld geen geheim meer heeft
h,'Jzelf 15 zlch wel bewust niet al
wua» „i -van onze vaderlandsche
"“«le Planten te hebben uitgeput. BU velen
p een morgen in September stapte Frank
I Emery in z’n auto voor z'n huisdeur te
New-York. Door het open raam gaf hU
z'n orders, 3‘n auto was groot en blinkend,
blauw met grijs, en z’n chauffeur droeg blauwe
livrei.
„Ga de rivier langs tot Penn-road,” zei hjj,
„dan steek je over en rUdt recht door.”
HU begon nu te denken aan de zaak die hem
naar Middle-Tucker riep. HU wilde daar Beffy
Prescott overhalen om diens zoon Stanton toe
stemming te geven tot een huwelUk met Mu
riel. z’n eenlge dochter.
De oude Prescott had beslist z’n toestemming
geweigerd. Frank Emery was millionnair en de
dochter van Frank zou té veel geld hebben,
beweerde Prescott,
Muriel zoo dacht haar vader was mooi
en lief genoeg voor den besten man van de
wereld. Maar hU mocht Stan wel, wiens vader
bankier was in het stadje Middle-Tucker, en
hü was er van overtuigd, dat hü z'n weg door
de wereld wel zou maken.
Toen de jonge Prescott z’n 'meisje aan z’n
vader wilde voorstellen, was het al dadelijk mis.
„Neen,” schreeuwde de oude heer, „al leefde
ik 100 000 Jaar, ik zou m’n toestemming niet
geven."
Als Stan toch met Muriel trouwde, zou hü
hem niet meer herkennen. Hü wou geen zoon
hebben, die ’t hondje was van een rüke vrouw,
van een vrouw die een man kocht met haar
geld.
Emery wist dat de Jongelui zielsveel van
elkaar hielden, dat hier geen sprake was van
een geldkwestie. Hü dacht diep na over ’t ge
val; hoe hü 't zou aanleggen, om den tegen
stand van den ouden Beffy te breken. Daar
flitste een gedachte door z’n brein.
Bij Franklln-lane het hü stoppen en stapte
uit z’n wagen. Hü was stüf van t lange zitten,
strekte z’n armen en bewoog z'n schouderspie-
ren.
„Zie hier maar ergens te stallen," zei hü tot
z'n chauffeur. „Ik ga met den trein verder;
wacht hier totdat ik terug kom.”
De trein kwam binnen en hield stil. Frank
Emery stapte in een rook-coupé. Twintig mi
nuten later stond hü op ’t perron van Mlddle-
■^^afcer. Hü kende den weg en rep’e z|^i door
de straten.
Het huis van Beffy Prescott was de helft
van een dubbelhuis met een gehalveerd balcon
en één stoep met twee voordeuren.
Beffy woonde op den hoek.
Emery en Prescott hadden samen schoolge
gaan. Toen Prescott later op de bank van
Middle-Tucker kwam, had Emery zich naar
New-York begeven, zich een positie in den ef
fectenhandel veroverd en met de jaren tot
millionnair opgewerkt.
DS“vader van Muriel vernam nu dat de oude
Prescott niet thuis was. Hü was ziek en logeer
de bij z’h neef Dan Prescott, op diens farm in
Huntington. Na een langen vervelenden rit in
«en bus stopte Emery voor den farm. Het was
al donker. Hü klopte aan de keukendeur, om
dat hü daar licht zag branden. Dan Prescott
deed open. Emery herkende hem direct.
„Ik wou Beffy spreken,” zei hü. „Ik kom er
expres voor uit New-York en ze zeiden dat hü
hier was."
„Hü ligt al in bed, en ik maak hem niet graag
wakker; maar komt u binnen.”
„Ik zou niet graag onverrichterzake heen
gaan," zei Emery.
„Dan blüft u hier maar logeeren. U kunt
anavond toch slecht terug.”
Den volgenden morgen om 10 uur kwam de
dokter en Emery sprak even met hem. maar
't werd 12 uur eer Dan Prescott hem kwam
vertellen dat z'n neef op was. Hü had hem
gezegd dat Frank er was. maar Beffy had ge
zegd dat hü niemand wilde spreken die Emery
heette.
„Hü heeft z’n deur op slot,” zei Dan. „maar
u kunt door de deur met hem spreken; ik ga
dan zoolang den tuin in.”
Emery ging naar Prescott's kamer en klopte
aan de gesloten deur. Prescott hoorde dat het
geen stap van
geen antwoord.
„Beffy!” riep Emery, „Beffy, luister even. Ik
ben hier gekomen* Wn* je te spreken en ik
betrekkelük laat toe, want toen ze thuiskwam,
was de maan al opgekomen. En het komt mü
voor, dat ze daar op die rots verkouden moet
zün geworden, want ze rilde over haar heele
lichaam, en haar stem was zóó heesch.
We zullen maar hopen, dat het niet
ernstig is....
Alsof ik het niet geprobeerd hèd! Als of
«die drie jaar iets anders gedaan had!
°P dat oogenblik riep de hertogin, die haar
roet behulp van haar küker ontdekt had,
hem van verre, met schrille stem.
Vaarwel, Marilena, ze roepen me, zei Souza.
*n de houding, om afscheid te nemen. Wat
•each Je van me? Kan ik wat voor Je doen,
jm je het leven aangenamer te maken? voegde
er bü, met Innige teederheid
Marilena haalde vol bitterheid haar schou-
op, en prevelde op een toon van onmete-
W varlatenheid;
Neen, niets. Niemand kan iets voor mü
doen!
Voor die groote smart van een gebroken
«ven. die pünlUk weerklank vond in het hart
Pablo Souza, boog deze, zonder een wooriL
*>reken, en hü King heen met wankelend^
•“reden, aan een algeheele verwarrlng^van
gevoelens ten prooi. Marilena vro< zich
T^ig af, of zü niet gedroomd had. of het
’•'Mik waar was, dat de vreeselüke strijd
moet Je spreken. Ik zit
heb maar vijf minuten i
„Ik wil Je niet spreken,
kamer, „ik wil niets met
te maken hebben.”
„M’n dochter?” vroeg Emery, als verwonderd,
„daar wou ik 't niet over hebben. Ik zit in de
knel, Beffy. Ik wilde vragen of je me niet geld
kan leenen.”
„Wou je geld van me leenen?” vroeg Pres
cott, op zijn beurt verbaasd.
„Dat zei ik toch. Ik moet vanavond terug en
ik moet geld hebben, en ik weet niemand meer
dan jou."
Hü hoorde Pres
cott langzaam
naar de deur ko
men en den sleu
tel omdraaien.
Prescott bleef met
de hand aan den
deurknop staan.
Hü zag er slecht uit.
„Kom binnen Frank,” zei de bankier, en hü
ging terug naar z’n stoeL „Ik ben ziek. Wat
hoor ik? Moet jU geld leenen, JU de million
nair uit New-York? Geld leenen van mü?”
„Je weet hoe het gaat óp de beurs. Op en
neer. De beste beursman slaat wel eens een
verkeerden slag en dan rit hü aan den grond."
„Zit je zoo vast?”
„Dacht Je soms dat ik bü Jou kwam, als ik
ergens anders geld kon krijgen?"
„Hoeveel heb Je noodig?” vroeg Prescott.
„VUfduizend dollar.”
„Dat is een heele hand geld voor mü.” zei
oe bankier. I k ben geen millionnair uit New-
York Ik heb geen auto van 8000 dollar. Ik
betaal geen 14.000 dollar huur per jaar, zooals
ze van Jou vertellen. Ik woon maar in een
half huis. VUf duizend dollar!”
„Je hebt je eigen huis,” zei Emery. „Ik moet
huur betalen.”
„MUn zoon moet werken voor z’n brood. Wat
voor zekerheid kun Je me op die vijf duizend
dollar geven?"
„Dat is 't Juist. Ik kan geen zekerheid ge
ven," zei de vader van Muriel, en hü lachte.
„Je zou me moeten vertrouwen.”
„Geen zekerheid? Dat is geen zaken doen.
Heb je een borg? Ik kan geen risico op me
nemen, ik moet er hard voor werken; 1 komt
bü mü niet in huis rollen. Wie is je borg?"
„Niemand.”
„Je kunt me een briefje geven, dat ik je
auto gekocht heb.” zei Prescott. „Ik ’een geen
vijf duizend dollar zonder den een of anderen
waarborg
Emery aag wel dat Prescott hem t geld graag
leenen wou. Het was balsem voor het gemoed
van den bankier, Frank bij zich te zien om te
leenen. Dat drukte Frank neer en haalde hem.
Beffy, naar de hoogte.
„Ik moet wel doen wat Je zegt,” zei Emery"
benepen. „Ik zal ’t je zwart op wit geven
„Voor hoe lang wou je t geld hebben?” vroeg
Prescott.
„Voor zes maanden.”
„Neen, voor drie maanden is lang genoeg.”
Beffy vond het heerlük met Frank, z’n ouden
schoolkameraad, over die details te kibbelen.
„Drie maanden, geen halfjaar.”
„Dan zal ik me er in moeten schikken,” be
rustte de ander.
„Schuif dan de tafel even bU en kük of je
ergens pen en inkt vindt.”
„Ik heb een vulpen," lachte Emery. „Je «let,
dat ik zwaar gewapend hier ben gekomen. Je
had me niet weggekregen, vóór ik ’t geld had.
Wat had je eigenlük over Stan en Grace?”
„Er zit een chèque-boek in m’n Jas daar in
de kast,zei Prescott. .Haal maar ever.; ik ben
ziek Ja, wat zullen we met Stanton?"
„Ze zeggen dat ze trouwen willen.” zei de
„gewezen millionnair, en hü bracht 7 chèque-
ooek. „Je zoon is een beste kerel, Beffy. Ik zou
Muriel graag zien trouwen met iemand als
Stanton. Hü «al altüd z’n brood verdienen en
ik ben niet zoo jong meer ep een mensch weet
nooit wat voor kunsten debeurs uithaalt. Ik
had gehoopt, dat ik Muriel flink kon helpen als
ze trouwde, maar dat kan nu niet. Je ziet hoe
’t is. Ik moet nu al leenen.”
Prescott zat te schrüven: een schuldbeken
tenis met een verklaring van verkoop er onder.
„Als je nu hier even wilt teekenen,” sprak
hü. „dan zal ik een chëque invullen. Ik heb
niets tegen ’t meisje; ik ben ziek, met dat
lamme weer: geelzucht.... Laat ze trouwen
als ze willen. Ik zal ze niet laten verhongeren.
Positie of geen positie, beurs of geen beurs.
Millionnair of geen millionnair. Laat ze maar
trouwen. Vertel ze maar, dat ik t gezegd heb."
Hü gaf de chèque aan Emery, en die (tak
haar in z'n portefeuille.
„Ik zal 't overbrengen,” zei hü en stak
z'n hand uit.... Ik dank Je voor dat geld,
Beffy. Je weet niet wat die leening voor mü
beteekent. Zorg maar, dat Je gezond wordt; je
moet binnenkort naar de bruiloft. Tot ziens.”
Een paar minuten later zag Prescott Frank
Emery de laan doorloopen naar den weg waar
langs de autobus ging. HU leunde achterover
tegen de kussens in zla leunstoel en glim
lachte. De millionnair!
Ook Frank Emery glimlachte. Het plan was
gelukt. Hü hoefde nu alleen maar te zorgen,
nat Stan en Muriel trouwden vóór Prescott
sterk genoeg was, om het huwelük mee te ma
ken. Geelzucht was een taaie ziekte; die hield
den ouden knaap nog wel een week of acht*
vast, en dat was tüd genoeg. Frank Emery
vüf duizend dollar leenen van Betty Prescott!
Wat een mop!
In Middle-Tucker aangekomen, telegrafeerde
Emery naar Muriel: „Alles geschikt. Maak ge
reed voor huwelük. Vroegst mogelüke datum.
Sein groet en uitnoodiging huwelük aan Beffy
Prescott. Vader.”