TUCHT EN ORDE Rond faillissement een J HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct Medische kroniek 1 1 KAMERLID VOOR DE RECHTBANK ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1934 IDEEËN De A.M.A.T. O. in de hoofdstad feestelijk geopend Indische conversie- leening De vrye inschrijvingen PASTOOR C. DUIVESTE1JN Uit voorzorg bediend Zes maanden geëischt Het pleidooi Inzage der boeken geweigerd n politiek bedoeld De eiech BLOEMENCORSO IN DE ZAANSTREEK Zelfs prikkeldraad hielp niet Smokkelauto vaagde de hindernis weg Moreele enger echtelijke verantwoordelijkheid Dubieuze kwesties betreffende het beheer van het „Rijnstrandbad” te Arnhem 1 is LIBRA. het ZOU in spreekt voor stuk bijeen de deur De heer IJ. merkte tenslotte op: ge- Justitie mr. F. Couvee nam TH. H. SCHLICHTING. Als getuige wordt gehoord mr. Ellng Visser. Men verwachtte ten beurze, dat op de Vrije inschrijvingen op de Ned. Indische Conversie- leening 1934 A niets zal worden toegewezen. de pu- Donderdagavond is pastoor C. J. Duivesteljn, van de parochie van St. Hildegardls te Rotter dam. uit voorzorg van de H.H. Sacramenten der Stervenden voorzien. Nadat de lading op Belgisch grondgebied was afgeleverd, is de auto langs een anderen weg in Nederland teruggekeerd. Op het Wltteman Een deel der terugbetaling (/500) Is geschied na een conferentie van het bestuur der stich ting. waarin besloten werd tot opheffing, mits de crediteuren accoord gingen. De honderd gulden van Dr. Njjhuls zijn op verzoek van den curator in het faillissement van het Rijnstrand bad. mr. Ellng Visser, terstond terug betaald Bjj de stlchtlngsacte waren voor den heer U. geen geldelijke voordeelen bedongen. De Officier requisitoir. „Natuurlijk, handeling vu mr. een was wordt gekeken naar andere landen, waar in on zen tijd millioenen onder de dressuur van een enkeling worden gebracht; waar de individuali teit aan een chauvinistische hersenschim wordt geofferd; millioenen armen eenzelfden groet zwaaien als waren het onderdeelen van lede- poppen en evenveel keelen tienmaal daags een zelfden heilwensch uiten, „Poppenkast” zegt de vrijheidlievende Nederlander bjj al dat uniforme vertoon. De Officier achtte bewezen, dat verdachte zich tezamen met Du Pré heeft schuldig ge maakt aan verduistering van vijfhonderd gul den, die de heer Derksen als borgstelling had eind van zijn pleidooi merkte op. dat als men een man met dergelljken staat van dienst verdachte achtereenvolgens wethouder van Arnhem, lid der Provinciale Stated van Gelderland, lid der Eerste Kamer, lid der Tweede Kamer en voor zitter der R. K. Raadsfractie te Arnhem aanklaagt, men vaster In zijn schoenen moet staan dan de Officier van Justitie, die blijk baar alles moet aansleepen om een bewijs der onbetrouwbaarheid te kunnen opbouwen. Het is in het openbaar belang, dat over deze zaak spoedig een uitspraak volgt. „Toen ik de inleiding van den Officier van Justitie hoorde, dacht ik: op deze wijze kan men In Nederland niets meer doen, zonder ge vaar te loopen, dat men zich booze bedoelin gen krijgt aangewreven. Het heeft mij getrof fen. dat mijn beschuldiger van Juni mijn aan klager van thans moest zijn. Als het mogelijk is, dat in de Nederlandsche rechtspraak Iemand om zijn eigen prestige te verdedigen, een an der moet beschuldigen, dan Is zijn plaats niet aan deze tafel.* Uitspraak wordt vastgesteld op 25 Septem ber. curator in het faillissement van het Rjjnstrand- bad. Deze verklaart dat de heer IJ. geen activa aan hem heeft opgegeven De passiva bleken, volgens de gegevens van d. P., ongeveer vljf- Getuige Derksen vertelt, dat getuige Du Pré hem 2 'i~ gulden op de bank stonden en een maal, dat de heer IJ. het geld had. Voor de Arnhemsche rechtbank werd Vrijdagmiddag 14 Sept, de strafzaak be handeld tegen het Tweede Kamerlid J. J. W. IJ., accountant te Arnhem. Aan de concessies had de gemeente tast als bijzondere voorwaarde verbonden, dat er geen vergunning zou zijn voor gemengd zwemmen. Door deze concessie zou men een bad kun nen krijgen op katholieken grondslag. Hij Is zeer onaangenaam getroffen door het gebeurde. Wanneer men bevreesd moet zijn, dat de pers misbruik maakt van mijn woor den, kan er beter geen openbaarheid zijn in strafzaken. Het gebeurde is aanleiding geweest voor mr. Ellng Visser zijn beklag In te dienen, waarop de Officier verplicht is geweest te vervolgen. Op de zaak zelve komende neemt spreker aan. dat het de bedoeling van den verdachte is geweest de concessies van Du Pré voor een appel en een ei in handen te krijgen. De versperring werd toen eenvoudig in de langs den weg loopende sloot gereden, waarbij de komm lezen niet anders konden doen dan sprakeloos toezien. Het is ons er niet om te doen den ouden strijd der openbare onderwijzers tegen de hoofden van scholen op te roepen. Maar wanneer wij schrijven over de tuchteloosheid van onze jeugd en deze zien wortelen in den volksaard, dan ligt het in de Hjn dien volksaard ook op dit punt verder te ontleden. En daarvoor geeft het bovenbedoelde, oude dagbladartikel den weg aan. Uit dat gebrek aan houding, uit die overdre ven vrijheidszucht, komen bandeloosheid en tuchteloosheid voort, allergevaarlijkste eigen schappen, welke in tijden van spanning, zoowel in het openbaar als in het particuliere leven, tot de meest betreurenswaardige catastrophen voeren. Meer dan ooit is het nu de tijd, dat, wie de leiding der jeugd in handen hebben, de juiste maat tusachen vrijheid en gebondenheid ver staan. ildus spreker, was bjj de be de zaak-Du Pr* in Juni j. L Nadat in totaal veertien getuigen zijn hoord, wordt de strafzaak geschorst. ’s Avonds te acht uur is de behandeling van de zaak voortgezet Teneinde het passeeren van Nederlandsche smokkelauto’s te beletten, is de Belgische douane er toe overgegaan alle toegangswegen af te sluiten met prlkkeldraad-versperringen. Bij het eerste verhoor van den heer IJ. ant woordt deze, dat, toen de uitgifte van een obllgatleleening was mislukt, hl) persoonlijk elf honderd gulden voorgeschoten had. gestort, althans dat hij er wederrechtelijk van had geprofiteerd, meer subsidiair, dat hij de bedrieglijke bankbreuk pleegde, genoemd Artikel 344 Wetboek van Strafrecht Ten tweede achtte spreker bewezen, dat ver dachte zich 195 gulden aan toegangsbewijzen en zwemkaarten wederrechtelijk heeft toege ëigend, alsmede daaruit ter bedrieglijke ver korting van de rechten der schuldeischers. voordeel heeft getrokken. Ten derde acht spreker bewezen, dat ver dachte de honderd gulden voor een obligatie, welk geld verdachte als lastgever onder zich had, heeft verduisterd. Na dit requisitoir, dat ongeveer twee uur en een kwartier duurde, eischte de Officier wegens voortgezet misdrijf van verduistering een gevangenisstraf van ZES maanden. Mr. Wltteman uit Amsterdam begon hierna zijn pleidooi. De juridische argumenten van den Officier had spreker wel verwacht. Verbluft is hij echter over de volkomen, onbewezen reconstructie van de toedracht der zaak, die de Officier heeft gegeven. De lezing van den Officier van Justitie acht te spreker volkomen fantastisch. Spr. recon strueert de feiten heel anders. Hij gaat de ze ven verschillende ten laste leggingen na en betwist de argumenten van den officier stuk op feitelijke en wettelijke gronden. „Ik wist niet, verzekerde mr. Couvee, wie IJ. was. Toen de betrokken redactie mij na de terechtzitting telefonisch opbelde om te vra gen of de bedoelde persoon het Kamerlid IJ. was. moest ik antwoorden het niet te weten.* Spreker heeft met zijn uitlating in het ge heel geen politiek bedoeld. Als een goede eigenschap van ons volkskarak ter wordt altijd terecht gewezen op onzen vrij heidszin. Aan die liefde voor de vrijheid danken wl) veel kostbaars in onze historie. Maar vrij heid beteekent niet ongebondenheid; zij ver- elscht zelfbeheersching en zin voor orde. Groote vrijheid slaat zoo gemakkelijk tot bandeloos heid over. En het is niet te ontkennen, dat de Nederlandsche aard te gemakkelijk wandaden vergoelijkt uit overdreven vrijheidszin; te licht het gezag laat ondergraven, de orde laat ver storen, bandeloosheid verbloemt uit vrees, dat de heilige vrijheid in het gedrang komt. Het is verklaarbaar, dat binnen de grenzen van dit met het bloed der vaderen vrjj gevoch ten land, met een medelljdenden glimlach Inzage in de boeken werd hem door du Pré geweigerd. De heer IJ. was niet op de hoogte van den stand der zaken. Verdachte acht het normaal dat hem het kasvoorschot gedeeltelijk werd terugbetaald uit de ontvangsten. eens gezegd heeft, dat de vijfhonderd en een andere niet te voorzien, dat het ter rechtzitting ge sprokene zulke verstrekkende gevolgen hebben als het heeft gehad. Het Openbaar Ministerie spreekt tot rechtbank en niet voor de pers of het bliek.” „Het mag niet verwacht worden, aldus mr. Couvee, dat de woorden van den Officier van Justitie voor een. bepaald doel worden gebruikt, zooals een der Arnhemsche bladen heeft ge daan” (bedoeld wordt de Nieuwe Arnhemsche Courant. Red.) duizend gulden te bedragen. De lieer Du Pré. als getuige gehoord, zegt een opheffing van de stichting gewild te heb ben, en daarom den heer IJ. zijn vordering gedeeltelijk te hebben betaald. Getuige ontkent, dat de heer IJ. in deze zaak eenlg blijk heeft gegeven van winst bejag. De heer IJ. heeft aan het Rijn strandbad geld verloren, zonder uitzicht op winst. Ter gelegenheid van de herdenking van 300-jarig bestaan van de Nauemasche Vaart viert de gemeente Krommenie thans feest. In verband hiermede heeft de Zaansche Ver- eeniglng voor Vreemdelingen Verkeer op mor gen. Zondag 16 September, ’n bloemencorso ge organiseerd. welke stoet de lengte van één K.M. beslaat. Hieraan nemen deel luxe auto’s, vracht auto’s, reclameauto’s, motorrijwielen, rijwielen, paarden enz. De stoet vertrekt Zondag twee uur des mid dags van den Burcht te Zaandam en trekt door de gemeenten Zaandam. Koog aan de Zaan, Zaandijk. Wormerveer, Krommenie, Assendelft en Westzaan. Het is goed, dat wjj onszelf blijven en de ge varen van een kunstmatig gevormd volksleven buiten onze grenzen houden. Maar zulke bewe gingen mogen ons in dezen tfld toch ook meer dan anders tot bezinning brengen en tot de vraag, of wij niet evenzeer verkeerd doen door in een ander uiterste te vervallen, mm. een nieuw geslacht vrijwel in ongebondenheid te la ten opgroelen. Verwijten wjj anderen gebrek aan persoonlijkheid door een opgaan in een na tionalistische dressuur; laten wij ons zelf vragen, of wij, nationaal gesproken, een eigen houding hebben; of er niet te veel lamlendigheid heerscht en gemis aan zelfrespect. En wat ons als volksgemeenschap ontbreekt, dat zoeken wij ook maar al te vaak vergeefs in het dagelijk- sche leven; onze Jeugd heeft geen houding, niet tegenover het gezag in het algemeen. *t zjj kerkelijk of wereldlijk, niet tegenover ouderen, niet tegenover ouders, niet tegenover de gestel de superieuren. Zij vindt alles, ook de meest al- ledaagsche beleefdheid, ook het meest natuur lijke respect, ..poppenkast”. den Roomschen eeredienst waren bruikbaar te maken, door alleen op de nog duidelijk zichtbaar daarvoor aangewezen plaats een altaar op te richten. Al het overige bleef ongeschonden. Er zijn zelfs kerken, waar de sacramentskapel in tact bleef met kostbare gordijnen, waarop sym bolische voorstellingen geborduurd; muurschil deringen en ramen in glas en lood met beelte nissen van den Christus-Eucharisticus enz. En men wordt daarbij getroffen door het verschil in volksaard; bij den één sloeg de godsdienst strijd tot barbarisme over; bU den ander vocht men meer met geestelijke wapenen. De kwaal, die wjj hier aanwijzen, is zeker geen ontdekking van ons. Ontelbare malen is op dit euvel gewezen. Eenige jaren vóór den oorlog werd de strijd tegen de tuchteloosheid van ons volk zelfs georganiseerd aangebonden door een daartoe speciaal opgerichte vereeni- glng: de Nederlandsche tuchtunie. En ongetwij feld heeft deze organisatie verdienstelijk werk gedaan. Wl) herinneren ons, dat de nieuwe ver- eeniglng na haar stichting een circulaire aan de Nederlandsche onderwijzers zond met het dringend verzoek mee te werken teneinde de vaderlandsche jeugd tot meer tucht te brengen. Tal van aanwijzingen werden daarbij gedaan om den kinderen te leeren, hoe zij zich op straat hadden te gedragen. Een katholiek dagblad wijdde toen aan dezen oproep een beschouwing, waarin deze gedachte naar voren kwam; men vraagt den Nederlandschen onderwijzer den kinderen te vermanen op straat geen emmers van dienstboden om te schoppen; geen fietsen te vernielen; het verkeer niet te belemmeren; geen oude menschen lastig te vallen enz. Maar hoe kan men verwachten, dat een Nederland- sche onderwijzer een kind tot tucht aanspoort, terwijl hij zelf bezig is een georganiseerd verzet op touw te zetten tegen het instituut van schoolhoofd? Zelf erkent hij geen gezag in eigen omgeving, hoe zal hij een kind tot orde aan sporen? ean Fiolle liet in de „Presse médicale” een rede afdrukken, die hij gehouden had, en de belangrijkheid, zoowel van het onderwerp als van zijn opmerkingen, brengt mjj er toe, de hoofdzaak daarvan op deze plaats weer te ge ven. In het zakenleven, zegt hij, bestaat naast een moreele verantwoordelijkheid een gerechtelijke verantwoordelijkheid, en deze twee gaan heel goed samen. Wanneer een van de contractanten in een handelsaffaire meent, dat de andere moreel onrecht gedaan heeft, kan hij dc zaak altijd nog voor het gerecht uitvechten, en zoo vullen de twee verantwoordelijkheden elkander uitstekend aan. Welnu, in de chirurgie is er tegenstelling, vijandschap tusschen deze twee verantwoorde lijkheden. Voor den oningewijde moge dit vreemd klinken, maar het volgende zal de zaak duidelijk maken. Zoodra de chirurg bevreesd wordt voor moge lijke gerechtelijke gevolgen van zijn handelin gen, dan staat het belang van den patiënt niet meer op den voorgrond. Enkele voorbeelden zul len dit duidelijk maken. Op zekeren dag neemt ’n chirurg in zijn auto een boer mede naar de stad, om hem daar In het ziekenhuis te opereeren. De boer is lij dende aan een halsgezwel. De reis is lang, de reis begint goed. Halverwege, plotseling, krijgt de boer een benauwdheid, het gezwel drukt op zijn luchtpijp. Vlugger, vlugger. Maar de patiënt wordt hoe langer hoe benauwder, hij wordt blauw en dreigt te stikken. De chirurg stopt den auto, legt den patiënt op den berm van den weg en maakt hem met een of ander akelig mesje den keel open. De patiënt Is ge red. Het is een ware gebeurtenis. Had echter de chirurg gedacht aan gerechtelijke verant woordelijkheid, aan de mogelijkheid, dat hij aaa den kant van den weg gevonden wordt met een geopereerd Hjk: ziet, dan zou de man niet ge holpen zijn. Hoe is dit nu mogelijk, zal men vragen. Is al hetgeen een goed chirurg doet, dan niet goed verdedigbaar? Zeker, het is altijd verdedigbaar, maar het is ook altijd aan aanvallen blootge steld. Natuurlijk alleen als de afloop ongelukkig Is. Stel, dat_4e«)and voor een gewone liesbreuk geopereerd wsf Ut. Het is een eenvoudige, een tonige operatie. De man krijgt thrombose, en is heel lang niet in staat om goed te loopen. Hij daagt den chirurg voor het gerecht. De advocaat zegt, of de deskundigen zeggen nu b.v., dat deze man niet geopereerd had moeten worden onder plaatselijke verdooving (ik noem maar een voorbeeld, en nog wel een voorbeeld, dat niet goed is). Want Professor X. opereert nu al drie Jaren onder avertin-narcose, en heeft nog nooit een thrombose bjj zijn patiënten gezien. Men zou zegden, dal^t overtuigend is. Maar dat is het in ’t. geheel niet. Men kan tal ven opmer kingen maken. Ten eerste, hoe komt professor X. aan die mooie statistiek? Wel, heel dikwijls, omdat hij de gunstigste patiënten uitgezocht heeft voor zijn nieuwe narcose; en dan publi ceert hij heel trotsch: duizend gevallen zonder één thrombose. Maar als hij alle patiënten zóo genarcotiseerd had, ook de slappe, zou dan het resultaat niet anders geweest zijn? Dat is één. Nummer twee; de chirurg zegt, dat in zijn ziekenhuis de plaatselijke verdooving goed be kend Is. De assistent beheerscht deze techniek en heeft geen ervaring met de nieuwe narcose. Ten derde: prof. Y. heeft de resultaten van prof. X. bestreden. Zoo kan men doorgaan. Din gen, die geheel en al vaststaan, zijn er weinig. Het is geen rekensom. De methoden van tech niek zijn ontelbaar, de methoden van dlagrtöS-” tlek zijn eveneens ontelbaar, en de ééne hecht meer waarde aan dit en de ander aan dat. Elke professor doceert de chirurgie weer een klein beetje anders dan de ander. In de gewone, vaak voorkomende gevallen is door de groote ervaring de wijze van handelen voorgeschreven, maar in moeilijke gevallen, waartoe alle aandoeningen van heel zwakke menschen behooren. kan men een vasten lei draad niet geven. De verstandige man doet won deren met de chirurgie, maar elke chirurg zou In duizenden gevallen moeten toegeven, dat ook een andere methode mogelijk ware geweest. Maar hij moet toch kiezen! Alleen al de keuze: opereeren of niet operee ren. is vaak enorm moeilijk. Iemand, die een heftige maagbloeding krijgt, en nog een. en nog een, zal men hem opereeren? Zal men aan de drie schokken en aan de groote verzwakking nog een nieuwen schok toevoegen? De kans van slagen is gering, en het gevaar groot. The- rensin, de groote Romelnsche arts, zeide, dat men tot richtsnoer moest nemen bij de genees kunde: cito, tuto. et lucunde, snel, veilig en aangenaam, en Prof. Donders vond dat het ..veilig" vooraan moest staan Dat is bij derge- Hjke chirurgische ingrepen in bijna hopelooze gevallen niet meer vol te houden. Maar één ding Is Beker, als de chirurg denkt aan gerech- teiljke verantwoordelijkheid, aan moeilijkheden met de nabestaanden van den patiënt, dan zal hij nooit een poging wagen, om den patiënt met een uiterst middel te redden. Een zeer zwakke vrouw wordt geopereerd voor een buikgezwel. De operatie is moeilijk, maar moet snel zijn. Een groote hoeveelheid pincetten en gazen is in den buik gestopt om bloedng te gen te gaan. De operatie is geëindigd, de pin cetten en de gazen moeten worden weggenomen. De familie weet, dat de patiënte onder de ope ratie kan sterven, het is een laatste kans. De narcotiseur, die den toestand van de patiënte bewaakt, dringt op spoed aan. De chlrirg be gint te twijfelen of alle pincetten en alle gazen wel verwijderd zijn. Het heil van de patiënte hangt af van een spoedige beëindiging der ope ratie. Welnu, wat zijn de mogelijkheden? Als de patiënte sterft, komt dit voor niemand onver wacht; als zij blijft leven en er blijkt later een pincet of een gaas in den bulk achtergebleven ie zijn, dan krijgt de chirurg de schuld. Maar er is haast *>lj, de operatie te beëindigen. De moreele verantwoordelijkheid eischt nu: afwerken. Maar de gerechtelijke verantwoordelijkheid, dat spook, elscht: eerst nog eens nauwkeurig nagaan, of er niets achtergebleven is. En dat kan vrij lang duren, want de buik is een doolhof, en hen is voor niet zeer ervaren menschen ónmogelijk daarin den weg te kennen. De chirurg moet vóór alles willen en voor den geest hebben: het heil van den patiënt. Zoo nu en dan komt er een verzekeringsagent bjj mjj, die mij een polis tegen wetteljjke aanspra kelijkheid wil aanpraten. (Gelukkig begint hl) nu den moed te verliezen.) Maar stel u voor, dat iemand de dokterspraktijk, of nas sterker, de chirurgische praktijk zou moeten uitoefenen, met de zekerheid, dat men hem op de vingers zal kijken, en uitzien, of hy niet voor een slecht resultaat verantwoordelijk gesteld kan worden. De patiënten zouden daar niet wel bij varen; want de chirurg zou geen enkel risico durven nemen, ook wanneer hjj daardoor het leven van den patiënt zou kunnen redden Van vooruit gang, van nieuwe methoden zou geen sprake meer zijn, ofschoon daarmee zeer veel goeds gesticht zou kunnen worden. De vrees voor een ongelukkigen afloop van een nieuwe operatie, de vrees daarvoor gerechtelljk en financieel ver antwoordelijk gesteld te worden, zou alles te genhouden. Toen Spencer Wells voor het eerst een ovariotomie (wegnemen van den eierstok) had uitgevoerd, stierf de patiënte. De tweede maal opnieuw. Naar ik meen de derde maal ook. Maar thans zijn duizenden en duizenden vrouwen door deze opqratle in het leven ge houden. De hoop, dat deze voor de auto's onoverko melijk zouden zijn, is echter Ijdel gebleken, want een dezer dagen is een auto, die veel weg had van een tank, en die vermoedelijk met smokkelvee was geladen, den douanepost op een der hoofdwegen gepasseerd zonder dat de met groote snelheid rijdende wagen ook maar in het minst door de versperring werd gehinderd. Getuige zegt den Indruk te hebben gehad, dat het faillissement van de stichting door den heer IJ. werd gewenscht. Deze zou ook van de financieele situatie meer geweten hebben, daar d. P. aan U. op 15 Juni of daaromtrent de schulden van de stichting zou hebben ge noemd. Althans had de heer U. dat bedrag kunnen weten. De heer IJ. antwoordt, dat het eenige wat hy van de financieele situatie wist stond in een door d. P. opgegeven onjuist krantenbe richt van 8 Juni, waarin deze opgaf, dat er op de Pinksterdagen in het bad tienduizend bezoekers waren geweest. Er waren er slechts zeshonderd geweest! De heer IJ. moest wel denken, dat de zaak floreerde. Na eenige anderen wordt de heer B. Verhoe ven als getuige gehoord. Deze wist op 15 Juni, dat er eenige duizenden guldens aan schulden waren, meende echter, dat het bad er zeer goed voor stond.. Toen Derksen aan du Pré een waarborgsom had betaald van vijfhonderd gulden was B. Verhoeven van meenlng dat d. P. hier een daad had gesteld, waarvoor hij volgens de op- rlchtlngsacte de handteekenlng van twee be stuursleden had noodig gehad. Getuige had den indruk, dat de heer IJ. het bedrag der schulden wel kende. Persoonlijk meende deze getuige toentertijd, dat bij een beter beheer er exploitatiemogelijkheid zat In het bad. Men kon deze concessie echter niet koopen als het Rijnstrandbad goed ging. Du Pré, de concessionaris, moest er uit wor den gewerkt. Daarom deed de verdachte geen moeite het bad te redden. Het zou voor hem een klein kunstje zijn geweest veertien duizend gulden bijeen te brengen. Dat verdachte later goed vond, dat de stichting werd opgeheven, zou te verklaren zijn, omdat het faillissement voor stond. Ging Du Pré persoonlijk failliet, dan zouden de concessies voor het grijpen liggen.* Daarom werd dan ook het faillissement aangevraagd door een vriend van den verdachte. Toen Du Pré failliet was, bleek, dat zijn con cessies waren verkocht aan een katholieke combinatie, waarin verdachte zitting had. Spreker behandelt dan de juridische elemen ten van de dagvaarding. Deze was gedagvaard, omdat hij zich als se- cretaris-penningmeester van de stichting Rijn strandbad een bedrag van 500, dat door den directeur du Pré als waarborgsom ontvangen was van den heer Derksen. gérant van het buffet, zou hebben toegeëigend. Voorts hield de dagvaarding nog in, dat de heer IJ. zich zou hebben toegeëigend verschil lende aan hem afgedragen opbrengsten van abonnementen, zwemkaarten enz., ongeveer ƒ195. Bovendien dat hij zich honderd gulden, ont vangen van Dr. Ntjhuis als deelname in een uit te geven obligatie-leenlng, zou hebben toege ëigend. Tijdens de rede van wethouder Kropman bij de opening van de „Amato.” Ie rij zittend: Wethouder Jac. Rustige; Mevr, de Vlugt; Jhr. mr. dr. Roëll; Mevr. Hymans, dochter van den burgemeester; geheel rechts Wethouder ter Haar. en vorigen keer merkten wij op, dat het I I J zijn nut kan hebben van tijd tot tijd zijn eigen omgeving op een flinken af stand te beschouwen. Wtf richtten toen ons zoeklicht op onze eigen vaderlandsche ge loofsgenooten en vroegen: waarom heeft onze vooruitgang zich voornamelijk tot kerkelijk en charitatief gebied bepaald en waarom hebben wij, één derde deel der bevolking, geen eigen katholiek stempel op het maatschappelijk leven gedrukt? Er is nog iets anders, wat bij een beschou- wing-ln-vogelvlucht over den vaderlandschen bodem, sterk de aandacht trekt, iets, wat meer het geheele volk en niet speciaal één volksdeel betreft. Wanneer men na eenige weken verblijf buitenslands de ongelezen Nederlandsche dag bladen vluchtig doorziet, wordt men altijd weer getroffen door den baldadigheidszln van ons volk. Men leest van vernielingen door de Rotterdamsche jeugd aan nieuwe monumen tale versieringen aangebracht; men leest van vechtpartijen in de hoofdstad, ontstaan doordat eenige groot-stedelingen een kleurling zoo hef tig tergden, dat deze laatste een mes trok; men leest van bosch- en heidebranden tengevolge van roekeloosheid; van allerlei straatschanda- len door „opgeschoten jongens” verricht. En men verzucht: zou er dan nooit verbetering ko men ten deze? Zeker, er is een tijd geweest, dat het erger was; dat Nederland om zijn tuchteloosheid be rucht was In het buitenland; een tijd, waarin wij onze peperstrooiers en inktwerpers hadden, die over de grenzen de faam deden ontstaan, alsof wij hier niet veel van een wilden volks stam verschilden. Er was een tijd, dat de vreem delingen ons land meden, omdat de platte landsbevolking de banden der auto’s doorsneed en omdat zij, wanneer hun kleederdracht ook maar iets van de alledagssnlt afweek, wer- den nagewezen en nagejouwd. Ter wille van het zoo gewenschte vreemdelingenverkeer is er Ja renlang tegen deze tuchteloosheid gestreden en de ergste excessen zijn verdwenen, misschien wel het meest door den groei van het verkeer Telkens echter blijkt, dat er in den volksaard self weinig veranderd is. Dat men in het buitenland zelf zijn krant in een kiosk neemt en zijn stuiver neerlegt, zelf geld wisselt in den voorraad, zonder dat ooit iemand er aan denkt de verkoopster te beste len, blijft voor een Nederlander een onoplos baar probleem. Niets van Wat hier te lande on beheerd is, kan veilig genoemd worden. Men vra- ge eens den huiseigenaren, die vooral in dezen tijd veel hun bezittingen leeg zien staan. Wan neer de hulzen in buitenwijken zonder druk verkeer gelegen zijn, worden zij al heel spoedig een prooi voor de vernielzucht van de beruchte „opgeschoten jeugd”. Ruiten worden vernield; deuren beschadigd. Wanneer zij aan de achter zijde bereikbaar zijn, is het leed niet te over zien. De tuin wordt eerst grondig verwoest en van binnen worden de leege vertrekken met wellust besmeurd en geschonden op alle denk bare manieren. Zoo is het met parken en plant soenen, met automaten en markthallen, met al les, wat publiek bereikbaar is en wat bulten het oog van de politie valt: ’t is alles gedoemd om te eenlger tijd een prooi van de vernielzucht te worden. Van de onnoemelijk vele kleine dief stallen, die dagelijks plaats hebben, moet een groot percentage eer aan baldadigheid dan aan hebzucht worden toegeschreven. Neem als voorbeeld het sterk toenemende ge tal auto-diefstallen, waarvan een politieautori teit dezer dagen verklaarde, dat tachtig pro cent op rekening van de baldadigheid komt. Men moet dan ook het verschijnsel van die toe nemende diefstallen van auto’s niet zoo ernstig nemen, zei dezelfde politieman: t zijn meest „kwajongensstreken!” En wat' beteekenen deze .Jrwajongensstreken”? Dit: dat iemand op een zeker oogenblik zijn auto mist. Hij doet aan gifte bjj de politie. Na een of twee dagen'krijgt hjj bericht, dat zijn voertuig ergens onbeheerd is aangetroffen. Het blijkt dan niet alleen door een onbevoegde, maar meestal ook door een on deskundige tijdelijk te zijn meegenomen en in deerniswekkenden staat te zijn achtergelaten. Zulke kwajongensstreken beteekenen meestal dure vernielingen en groot gevaar voor de vei ligheid langs den weg. En zelfs een politieman Doemt zulke feiten niet zoo erg! Wij treffen hier het vraagstuk, dat ons bezig houdt, in het hart. Er bestaat bij de Neder landsche jeugd een ontstellend gemis aan onder scheidingsvermogen ten opzichte van de vraag, wat als gezonde pret, als speelschheid, humor, grap moet worden beschouwd en wat ontoelaat bare baldadigheid, vernielzucht, tuchteloosheid moet worden genoemd. En by de volwassenen ontbreekt dit begrip helaas evenzeer, gezien de toegeeflijkheid waarmee die zonden van de jeugd behandeld worden. Dit is alleen hierdoor te verklaren, dat de Nederlandsche volksaard in den grond ruw is, tot tuchteloosheid en bande loosheid geneigd. De geschiedenis heeft ons dit al eeuwen gele den geleerd. Toen hier in de zestiende en zeven tiende eeuw godsdiensttwisten uitbraken, toen zonen van hetzelfde volk om rellgieuse mee- nlngsverschillen fel tegenover elkander stonden, sloeg de haat bjj de aanhangers van den nieu wen godsdienst maar al te vaak tot vandalisme over. In de kerken, door den kunstzin en ijver van de middeleeuwen opgetrokken, werden beelden, gekleurde vensters en altaren stuk geslagen; schilderijen vernield, in één woord: tn blinde woede werden onschuldige voorwerpen verwoest, die heel dikwijls "uit de hand van een kunste naar waren voortgekomen. Wie thans in Neder land de oude kerken bezoekt, welke eens tot den katholieken eeredienst behoorden, vindt er leege, doodsche ruimten met witgepleisterde muren. Hoe anders in het buitenland, waar de strijd der geesten niet minder fel was en waar de nieuwe godsdienst zelfs zijn oorsprong vond: in de Zuld-Dultsche staten en Zwitsersche kantons vindt men tal van prachtige, oude kerken, die eens aan de katholieken behoorden en tijdens de reformatie in handen der aanhangers van Luther en CalvlJn vielen. Het valt den bezoe ker op, hoe zulke kerken weer onmlddellljk voor

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 17