vciAaal van den dag Soldatenabschied H PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Gelouterd RECO I I HET ONTSTAAN J SI f -*• STATEN-GENERAAL I Zeer Oude Genever van Bootz PW 1 1 I f I I I J DINSDAG 18 SEPTEMBER 1934 Rond stieren- een gevecht Synthetische rubber fel* A 7 SPAANSCH HET NAAR De valsche grootvorstin Tatjana PER LITER Fl. 3.60 HL „Deutschland muss leben und wenn wir sterben mussen” I Het meisje van *t portret AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Ontroerende verzen DRIE' Onderweg hadden zoutzuur. J U 3' L Terug gaan konden we ook niet, want we Daar aangekomen lieten wij de lucht uit de I 51 1 l c e I 1 hadden de rubberboot leeg laten loopen. Onze toestand was wel uiterst gevaarlijk. We waren thans zonder eenige bedekking midden in een sneeuwstorm aangeland. Ten einde raad be sloten we op den grond te gaan liggen en het rubberdoek van de boot over ons heen te trek ken Dit was tenminste nog eenige bedekking tegen den vreeselljken storm. Geopend zün de Kamers nu.... Het leven gaat zijn gang. Dus vangen de debatten aan Voor ’t algemeen belang. Maar als men de verslagen leest, Dan mist men menig keer, Sjj al hetgeen men daar vertelt, 'De feërieke sfeer! Want ’t is niet altijd koek en ei In ’s Lands vergaderzaal, Omdat men het te dikwijls zoekt In ijdel.... woordenpraal! ider te hem a <1 t a a 1 t 1 t I I 1 1 1 I 1 1 I 1 i 1 1 1 1 i 1 1 t 1 1 1 I KW’ s, Imftig. itrak aan, met gefronste wenk- riiiiiiniiiiiiiiiiimiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiË MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) overhandigd heeft, met de uitgesproken bedoe ling, om me niet van uw zijde te verwijderen, voor u dezen brief woord voor woord gelezen hebt.” „Hier hebt u hem. En zou u nu de goedheid willen hebben als de verrassingen, de ontroe ringen. die zich van u hebben meester gemaakt u tenminste niet alle leven ontnomen h“bben om een beetje op te schikken, zoodat ik op het hoekje van de bank kan zitten"? Pablo Souza, die den omslag reeds had open gescheurd schikte werktuiglijk wat op. onder wijl hij ontzettend zenuwachtig de velletjes uit elkaar haalde, die Baronesse Tallares klein en dicht beschreven had. Reina bemoeide zich In het minst niet met de manier van doen van Souza, onderwijl deze las, evenmin als ze acht sloeg op de indrukken, die zich op zijn beweeg lijk en sprekend gelaat afteekenden. Al haar aandacht richte zich op de triomfartelljke hou ding van een statige moederzwaan, die, gevolgd door een troep jonge zwanen, dezen met konlnk. lijk gebaar hun zwemles gaf. Rose lotusbloc- setns dreven op het doorschijnende, kalme wa tervlak, en lokten een bonten vlinder, die om de bloesems heen en weer fladderde. Het licht speelde heerlijk door het tropische loover, dat zich weelderig over het water welfde. Aan den oever, die met boschlelles bezet was, dartelden de vdgels en duikelden Wu en dan boven den vij ver, om van het heldere water te drinken, onder den starren en glazigen blik van de on bevreesde klkvorschen die zich op hun gemak In de drassige holten ophielden. De acacia's, ka- Hl me of War- IIIIIIU haar en den bezorgden blik uit de een zekere gelijkenis met het Ik gek geworden ben, zei Souza met een bit teren glimlach. Dat is niet het geval, juffrouw. Het is mogelijk, dat het nog zoover komt, als de toestand niet opgehelderd wordt; maar voor het oogenbllk ben ik nog meester over mijn vermogens. Wilt u dan zoo goed zjjn, om u nad verklaren, verzocht het meisje, terwijl ïe vast aanzag. U hebt gesproken van een offer van tante Martlena, zoodat u en Ik.... Ik vraag me af, In welk opzicht het feit, dat u en Ik zouden gaan trouwen, voor mijn tante een offer zou kunnen beteekenen, zei Reina, met een geweldige kleur. We hebben dan wel heel erg moeten hui chelen, deze paar dagen, dat u. die toch zoo „bij" bent, niet geraden heeft, dat Martlena en Ik van elkaar houden. Reina voelde iets als een duizeling, met om dat dit nieuws haar pijn deed zij had maar al te goed geweten, van den eersten dag af. dat Pablo Souza geen pretendent was maar om het plotselinge van het geval. Martlena en Souza! Wie had dat gedacht? Ah, zoodat u en mijn tante dussta melde zij half verstaanbaar. Sinds een paar jaar al, juffrouw, juist. Ik kon den lijdensweg, dien Martlena Tallares zoo waardig ging, niet aanzien, zonder eerst ontroerd te worden, en vervolgens hartelijk met haar mee te leven. In deze bedorven maat schappij was het een stichtend schouwspel, hoe die Jonge vrouw, eenzaam en zonder bescher ming, zich vol fierheid oprichtte, met al den trots van haar ongereptheid. En zoo begon ik o Toen trof Ik den volgenden Zondag een vriend, een ontwikkeld man, leeraar aan het muziekconservatorium: „Lersch, half Duitsch- land Is aan het dichten. JU hebt toch zeker ook gedichten gemaakt. Laat ze eens lezen”. .Neen, Ik heb niets. Ik werk van vroeg tot laat in de fabrieken, ik kom tot niets”. ..Heb je dan werkelijk niets geschreven?” Daar dacht Ik op eens aan de verzen in moeders kerkboek. Ik sprak hem er over. HU wilde ze lezen, maar Ik zei lachend: „Als zooveel beroemde dichters nu verzen schrUven, wat beteekenen dan ‘n paar verzen van een ketelsmid?” ..Laat toch maar eens zien. Misschien zUn ze toch goed”. Ik schreef thuis de strofen over en dichtte die aan de vrouw er bU. Mün vriend was enthou siast en componeerde meteen een melodie er bU- Toen dr. Carl Sonnenschein de verzen las, drukte hij mU de hand en zei, dat hij nog geen mooier oorlogsgedicht had gelezen. HU stuur de het direct aan de „Köln. Volksz.”, die bet publiceerde. Na een paar dagen kreeg ik al brieven van soldaten. Toen Ik tUdens den win- terveldslag In de Champagne bü het reserve regiment 65 diende, kwam op *n avond een kameraad naar mij toe en zei: „Zeg, de ouwen gelooven, dat morgen de Franschen een door braak willen probeeren. Niemand weet natuur- lUk, of hü In het leven bluft. We hebben alle maal naar huls geschreven. Maar we wisten niet wat. Toen hebben we allemaal een gedicht uit de krant in onze brieven geschreven. Daar in staat alles, wat we aan vader en moeder, vrouwen of meisjes willen zeggen. Hier Is t, dan kan je het ook afschrUven.” Toen ik het MEN „Vlug, de rubberboot" schreeuwde Oom Sydney, terwUl hU reeds tusschen de bagage aan ’t zoeken was. Spoedig hadden wU vol doende lucht In het rubberomhulsel geblazen en daarop lieten wU het ding te water en voeren naar den overkant. papiertje bekeek, dat de kameraden hadden afgeschreven en naar him dierbaren nadden gezonden, stond het gedicht er op, mijn „Sol datenabschied”, dat Ik op 2 Augustus 1914 als troost voor mün moeder en uit liefde voor het vaderland schreef In haar kerkboek.' Zóó ontstond het lied van Lersch. dat naast het „Deutschland. Deutschland über alles*' en het „Horst Wessel-lled" het bezit zal worden van het Derde Rijk hooger, van het Dult- s^he volk. Het is vandaag de groote dag Der Staten Generaal! De opening is weer geschied Met groote pracht en praal. - De Koningin in gouden koets, Gelijk een fee zoo schoon. Te midden van voornaam gedoe En militair vertoon. De jockeys dansten op hun paard, Fier in hun strak livrei En op den bok zat, grijs bepruikt, De deftige lakei. Ook heel veel volk kwam, om te zien. Gestroomd van wijd en zijd. Het sprookje van de gouden koets Was weer eens werk’ljjkheid! In Leningrad is een nieuwe fabriek gereed gekomen voor de fabricage van „Sopren", een nieuwe soort synthetische rubber, die 'n 1932 in Sovjet-Rusland door het instituut voor toege paste chemie is uitgevonden, en naar wordt be weerd. van alle synthetische rubbcrscorten het natuur-product het meest nabUkomt. Het fabricageproces is belangrük eenvoudiger dan de tot nu toe gevolgde methodes voor de vervaardiging van synthetische rubber. De grondstoffen die men noodlg heeft, zün In overvloed beschikbaar, want het uitgangsmate riaal is steenkolen, kalksteen en keukenzout. werd ik soldaat. Toen de zon opging, ging ik naar huls. Onderweg kwam Ik mün vader en moeder met broers en zusters tegen. Ze gingen naar de kerk. Ik ging met hen» maar in de kerk, waar een stille H MIs werd gelezen, klom ik naar het zangkoor, omdat ik graag alleen wilde zUn. Ik zag van het koor neer op mün volksgenooten, die nu één warén geworden In liefde voor het vaderland. Nu moest het groote offer voor het vaderland worden gebracht. Ik wist, dat er alleen zin was In het offer van het hartebloed. ik zag mün moeder knielen ZU weende. En ik hoorde haar weer zeggen In mUn geest, wat zü mü vóór de kerk zeide: „Hein, allemaal gaan ze weg, maar JU. JU blUft toch bü mU- JU bent toch verstandig. Je broers gaan vrijwillig, maar JU wacht toch, tot Je wordt opgeroepen. Dan is het nog tUd genoeg.” MUn besluit stond al sinds den nacht vast. Ook Ik meldde mU als vrUwilllger. Ik hoorde mUn moeder snikken. Ontzetting steeg In mU op, dat Ik die arme vrouw zooveel smart moest aandoen. ZU zou het nooit begrijpen, maar Ik moest. Ik wou haar zoo graag een troostend woord zeggen. Ik kon niet wachten, tot de Mis uit was. Ik verdroeg het niet langer. Ik kon wat voor haar opschrUven. Maar ik had geen papier. Daar voelde Ik opeens moeders kerkboek In mUn zak. Ik had het voor haar gedragen en vergeten, het terug te geven. Ik nam een potloodje en schreef op het laatste kantje van het kerkboek, dat wit was: „Lass mich gehn, Mutter, lass mich gehn” Ik schreef een afscheidsbriefje en opeens merkte Ik, dat veel er van rijmde. Ik voelde, dat Ik ook Iets aan mijn vader moest schrijven. En schreef de tweede strofe direct In liedvorm. En dan nog een strofe voor een meisje, dat Ik in het ge heim lief had. En toen nog een strofe voor heel de gemeente daar onder mU in de kerk. En in dien tusschentüd kon Souza den slaap niet vatten, opgewonden als hü was van blUd- schap, terwUl hü vol Illusies het onderhoud van den volgenden dag verbeidde, dat ten laat ste over zün toekomst zou beslissen en een einde maken aan den pUnlUken stand van zaken. Morgen, dacht de jongeman, zal Martlena officieel mün verloofde zün. Dan zal Ik npjn liefde niet meer behoeven te verbergen als een misdaad. In deze aangename gedachten ver diept, viel Souza tegen het aanbreken van den dag In slaap; en toen hü wakker werd, was zün geheele wezen nog vervuld van Martlena's beeld. XIX De zon straalde in gouden gloed op de blauwe wateren van den vüver. Over het doorschünend oppervlak gleden statig de zwanen, met hun blanke veeren met zichtbaar genot het water opepattend, en nachtegalen zongen in het dichte de aanstonds in zich al 't licht en al de schoon heid van dat tooneel en al die geheimzinnige klanken weerkaatsten zich in zün binnenste als zoovele vreugdezangen. Hü wachtte op Ma- rilena! Hü verdiepte zich In de herinnering aan de welbeminde, en voelde zün hart overmeesterd door de zoetheid der verwachtingMaar de gene, die daar aankwam. omgeven door de aureool van licht, dat tusschen de open plekken van het loover doorviel, was niet Martlena, doch het lieve meisje, welks voortdurende vriendschap gedurende het angstig wachten van al die maan den, van „héér’, de toevlucht van zün ongedul dig hart geweest was. Waarom voelde hü zich opeens ontstemd, toen hü haar zag komen, thans nu hij op de andere wachtte? Wat was de liefde toch egoïstisch! „Goeden morgen meneer Souza,” zei ze vrien delük, een en al kleur van rozen In haar rose japon, en misschien ook in haar hart vol il lusies. „Goeden morgen. Juffrouw Reina,” antwoordde de jongeman, tamelük wel zün ontstemming ver bergend. „U ziet er uit als een bloem’’.... .Ja? Dan wil ik u graag voor een oogenbllk die dichterlüke opvatting laten, daar Ik met een plechtige opdracht kom en graag zou willen, dat mün ulterlük In overeenstemming was met de omstandigheden. Ik kom als af gezante en Ik heb mün geloofsbrieven en mün opdracht In dezen gesloten omslag, dien mün schoont tante, barones Tallares, me zoo juist voor u ot op den dag van heden was er niets romantisch In het leven van Daam Pel ham. Hü had z’n levensweg gekozen langs zekere prozaïsche en eentonige paden. Eiken morgen kwam hü op weg naar z'n kantoor voor- bü een kapper, een tabakswinkel, een melk inrichting, een drankzaak en een fotografisch atelier. Alleen aan de kapperszaak schonk hü eenige aandacht. Hü rookte niet en gebruikte geen sterken drank. Hü was schrijver op de afdeeling „Burgerlüke Stand had tot aan haar dood drie jaar geleden voor z'n moeder ge zorgd, was negen en dertig Jaar oud, had een zacht en onzelfzuchtig karakter en een vrij stug en uitgedroogd voorkomen. Op zekeren dag begaf hü zich tien minuten vroeger dan gewoonlük naar z’n kantoor, iets wat hem nog nooit overkomen was en wat hem aanleiding gaf voor de uitstalling van het foto grafisch atelier te blüven staan. Hü keek on verschillig en afgetrokken naar de geëxposeer de portretten, toen de aandacht getrokken werd door het conterfeltsel van een jong meisje in een katoenen jurk, dat midden in een korenveld stond en een ruiker klaprozen en madeliefjes in de hand hield. Om haar lippen zweefde een vriendelük en gelukkig lachje. Het meest op vallend echter In de geheele foto was de uit drukking In de oogen. Die uitdrukking was zóó lieflük en onschuldig, dat men een oogenbllk in den waan verkeerde voor een levend wezen en niet voor een afbeelding ervan te staan. U kunt het gelooven of niet, maar een feit het dat Daam Pelham op het eerste gezicht verliefd raakte op de persoon die dit portret moest voorstellen. Hü stond daar en keek en bleef kijken, totdat hü op z'n horloge keek en zag dat hü te laat op ’t kantoor zou komen. De volgende acht dagen zorgde hü er voor xüf minuten tüd te hebben om voor de etalage kast van den fotograaf te kunnen blüven staan. Op den negenden dag, een Zaterdag, stapte hü. op weg naar het bureau, het atelier binnen. .Mag Ik een' prijscourant van u?” vroeg hü beleefd aan den eigenaar vkn "t atelier. Zwügend luisterde hü naar den ophef. waar mee de fotograaf over z'n foto’s sprak. Toen de man uitgesproken had. sprak hü. schünbaar onverschillig: ,Jk heb een foto In de étalage gezien, die me bekend voorkomt. Ik zou graag weten of dit het portret van m'n kennissen Is.” De eigenaar haalde de bewuste foto uit de kast. Red oei t u deze? Dat Is Juffrouw Wardour." „Neen, zoo heet ze niet," antwoordde Daam Pelham met een teleurgesteld gezicht „Vreemd toch. Woont die Juffrouw niet In Uryden-Gar- ders?” „Ik geloof het niet.” Dit zeggende haalde de fotograaf van achter de toonbank een alfabe tiseren klapper te voorachün. „Wardour Wardour, Longham Street no. 16. Neen münheer, het spüt me, maar dat Is uw kennis niet, die In Dryden-Gardens woont” Pelham knikte ten teeken van dank voor de verstrekte inlichtingen en vertrok. Den heelen avond dacht Daam Pelham na om er iets op te vinden, dat hem met het ori gineel van het portret in aanraking kon bren gen, maar tevergeefs. Den volgenden dag, een Zondag, maakte hü een wandeling met het loomemni eens een kükje In Longham-street te nemen. Misschien zou hü haar daar zien. In elk geval zou hü het huls, waar zü woonde, in oogenschouw kunnen nemen en daaiult mis schien een gevolgtrekking kunnen maken om trent haar familie en maatschappelijke positie. Longhamstreet was niet gemakkelijk te vin den. Het maakte deel uit van de armoedige buurt, die daar al jaren lang bestond en het legende, hetgeen den totaal-lndruk nog trooa- teloozer maakte. Daam Pelham keek met gemengde gevoelens om zich heen. Hü zou z’n aangebede ie liefst In (tescheiden omstandigheden willen aantreffen, maar kon de voorname en aanminnige trekken van ’t portret niet In overeenstemming brengen •net de vrü schunnige omgeving. Hü vatte al z’n moed büeen en ging de trappen van no. 16 op, zag dat de gordijnen helder wit waren, de voorgevel goed In de verf zat en trok aan de roestige bel. Na eenige oogenblikken verscheen een vrouw aan de deur. Ze was blükbaar niet oud genoeg om de moeder te zün en toch zag hü. bij nader inzicht, dat er ondanks de ver moeide, afgematte gelaatsuitdrukking, het fletse. De geheimzinnige dame, die eenige dagen geleden te Belgrado Is aangekomen en zich heeft uitgegeven voor de dochter van den ver moorden Tsaar, grootvorstin Tatjana, Is met haar begeleider, iemand die voorgaf te War schau een dokterspractük te hebben, door de politie van Belgrado gearresteerd. BU het ver hoor door de politie is gebleken, dat de z.g. dochter van den Tsaar noch behoorlük Russisch kon praten, noch op de hoogte was van de ge woonten van haar „ouders”. De politie heeft telegrafisch te Warschau ge ïnformeerd. Waarschünlük hebben de beide be driegers misbruik willen maken van de sympa thie welke de te Belgrado levende Russische emigranten en Serviërs voor de Tsarenfamilie hebben. Toen de storm bedaard was, bleek het ons dat de rubberboot een prachtige bedekking tegen de sneeuw had opgeleverd. Onmlddel- lük togen we nu naar de plaats waar ik meen de den man het laatst gezien te hebben. Een dof gebrul weerklonk eensklaps en tot onzen grooten schrik bemerkten we dat er üsberen In de buurt waren. boot wegloopen om deze mee te kunnen nemen. TerwUl wü echter met al d toebereidselen be zig waren geweest, was er een sneeuwstorm opgestoken die eensklaps zulke afmetingen had aangenomendat we haast geen hand voor oogen meer konden zien. I I Maar ik sta In relatie met haar. Kan Ik haar soms een boodschap overbrengen?” „Een van m'n vrienden zou graag met haar 1.1 aanraking komen,” sprak hü. „hü wenscht haar over een bepaalde zaak te spreken. Mag ik even binnen komen, mevrouw....?’’ ..Mason,” vulde zü aan. „Wilt u me maar volgen.” Ze ging hem voor naar een kleine, schamele, maar net gemeubelde voorkamer. In een der hoeken stond een naaimachine, In een der an dere doozen en verschillende benoodigdheden tot het vervaardigen van damesconfectle. ..Ik zou graag willen weten." sprak hü aar zelend. „of ze z'n ultnoodiglng wilde aannemen, Zaterdag as. bij Peacock in de Bulwerstreet, thee te komen drinken. Dan konden ze samen overleggen." Er speelde een spottend lachje om haar lip penze vond hem vrü dwaas, dacht hü, een man van middelbaren leeftüd. die een ontmoe- tin met een Jong meisje wenschte. Maar hü had nu eenmaal A gezegd, en moest dus ook B zeggen. Hü schraapte dus al z’n moed büeen en vroeg op vasten toon: „Zal Ik u of haar dan een briefje schrUven of zal zü of u mü een paar zregels doen toekomen? Zooals gezegd: Zater-. dag a s.. 4 uur n.m. Ik zal een paar regels voor haar op m'n visitekaartje schrUven.” Zü nam het kaartje aan en stak het bü zich. „Dank u. Zü of ik zal u met enkele regels antwoorden ten behoeve van uw vijlend. Ze gaf hem de hand en liet hem uit. Het was een heldere Zaterdagochtend. Daam Pelham keek uit t venster, deed een nieuwe das om en een helderwit overhemd aan en begaf zich, terwUl hü zich 10 jaar jonger gevoelde, naar t kantoor. Hü lunchte op z’n gemak in de stad en liep daarna in de rich ting van Peacocks theeschenkerü. kocht hü een ruiker viooltjes. Zou hü haar herkennen? vroeg hü zich af. Niets vaster dan dat. Hü had plaats genomen aan een tafeltje voor tweeën. In gespannen verwachting nam hü iedereen op die In 1 lokiud kwam. Daar zag hü juffrouw Mason binnen ko men. Ze keek zenuwachtig naar links en rechts. Hü stond op en ging haar tegemoet Hü was diep teleurgesteld, maar voelde zich ook schul dig aan ’t dwaze van deze ontmoeting die hü niet voorzien had. „Wat ik zeggen wil, juffrouw Mason." aoo begon hü. „m'n vriend kon niet komen en....” .M'n zuster ook niet,” was 't antwoord. Belden zwegen en zagen elkander aan. Zü keek naar z’n helder wit overhemd en naar z'n nieuwe das. Hü naar d’r zorgvuldig opgemaakt haar en het tailor-made costuum dat haar zoo goed stond. .Maar.” hernam hü. „dat maakt ook niets uit. Wilt u niet plaats nemen en mag ik u deze bloemen aanbieden?" Het deed hem goed, toen hü zag dat ze een kleur kreeg van blüdschap. „Dank u,” zei ze eenvoudig. terwUl ze het ruikertje viooltjes aan d'r reukorganen bracht. Hü bestelde „thé complet," en noodigde haar dringend uit een en ander te gebruiken. Eens klaps zag hü. dat een traan langs d'r wangen viel, weldra gevolgd door een tweede. Ze hield haar zakdoek voor d'r oogen en sprak: „Het is toch eigenlük te belachelük. Ik kan de dwaze en valsche rol die Ik hier speel, niet langer volhouden. Ja, dat bedrog, het is toch te erg.” Zij schudde het hoofd en keek den man, die tegenover haar zat, zóó gevoelvol aan, dat hü tot In X diepst van z'n ziel er door getroffen werd. HU legde z’n hand op de hare. „Kom, kom,” zei hü vriendelük. „daar steekt toch geen bedrog In. Op de keper beschouwd, ga Ik eigen lük niet vrij uit.” „U?" verwonderde zü zich. ,Jk ben in elk geval een oude dwaas. Ik zag het portret van uw zuster in de uitstalkast van den fotograaf en ik maakte me zelf wüs, dat ik.... ja. dat ik met de persoon die bet voor stelde, wilde kennis maken.” „Dat vermoedde ik." zei ze. ronduit. „Welnu, verdien ik dan niet....?” „Neen!” riep ze, Hü keek haar st brauwen. „Bent u dan soms geen familie van juffrouw Wardour? Bent u misschien." ging hü aarzelend voort, „haar.... haar moeder? Het komt me voor, dat u hoe langer hoe meer op haar UJkt.” Zü lacfite droevig. „Neen, ook niet haar zuster. Ik ben Dorothy Wardour zelf, of liever, ik was 13 Jaar geleden, toen dit portret gemaakt werd. Dorothy War dour. Sinds dien tüd ben Ik gebouwd; ik had twee kinderen en ben nu weduwe. Ja. ik po seerde vroeger voor beroepsfotografen, ook nog korten tüd na mün huwelük. Het is voor hen een doeltreffende reclame, wanneer ze aan trekkelijke foto’s in hun uitstalkast hebben. Ik ben het origineel van !t portret dat uw aan dacht trok." Hij keek haar aan. Zij weende nu en door haar tranen heen, glimlachte ze even. En eensklaps zag hü voor zich het meisje van ’t portret, zooals het daar stond in 't korenveld, met een ruiker klaprozen en madeliefjes in de hand, met biüde stralende oogen en een vrien delük en gelukkig lachje om de lippen. elnrich Lersch, de Rünsche dlchter- arbeider, heeft in Augustus 1914 het oorlogslied van Duitschland gemaakt, dat mlllipenen tot troost en opbeuring is ge weest in de grenzenlooze ellende van den oorlog, welks wezen grootendeels bestaat in afscheid nemen, afscheid nemen van de zijde der soldaten van alles, wat hun lief Is. Het bed van Lersch draagt daarom wel den naam „Sol datenabschied”. Het moet begrepen worden uit de mentaliteit vdn 1914. Het is zóó algemeen menschelük, dat, laat men het woord Duitsch land In zün strofen weg, het evengoed doorvoeld wordt als zoodanig door lederen soldaat, die afscheid neemt voor den weg naar den dood in den oorlog. Het Derde Rük heeft dit lied opnieuw ontdekt en wil er een pendant van maken van het Horst Wessel-lled. Heinrich Lersch heeft zelf in de „Völk Beobacht het aangrijpend ontstaan van het lied geschilderd. Het bestaat uit vüf strofen. Lersch en In hem de Duitsche mensch smeekt zün moeder, hem ten oorlog te laten gaan ter verdediging van het vaderland. Hü herinnert zün vader er aan, dat de man vrü moet zün en daarom strüder. Hü troost de vrouwen en meisjes. En roept in de laatste strofe, heel de wereld om vademend „Nun lebt wohl, Menschen, lebet wohl”. Elke stroof eindigt met den prachtigen versregel: „Deutschland muss leben und wenn wir sterben mussen.” Daarin grüpt Lersch het algemeen-menschelüke. Verander „Duitschland” maar in „vaderland” en het woord van den dichter wordt ook In U levend. Voor het doel van dit artikel Is het voldoende de eerste strofe, over te nemen: Lass mich gehn. Mutter, lass mich gehn! All das Welnen kann jetzt nichts mehr nützen. Denn wir gehn das Vaterland zu schützenl Lass mich gehn, Mutter, lass mich gehn! Deinen letzten Gruss will ich vom Mund dlr klissen: Deutschland muss leben und wenn wir sterben mtlssen! Laten We nu den dichter zelf het woord, om ons het aangrijpende verhaal te doen van het ontstaan van dit lied: „Op het einde van Juli 1914 was Ik te Antwerpen. De oorlog dreigde reeds. Ik ging direct naar mün woonplaats M.- Gladbach. Toen op 2 Augustus de mobilisatie werd afgekondigd en de menschen zich om de aanplakbiljetten verdrongen, tilden mün vrien den mü op hun schouders en ik las luid de pro clamatie voor. MU scheen het, dat In de woor den dier proclamatie reeds de heele tragedie van den oorlog lag opgesloten. Die tragedie stormde op mü aan. I|( kon niet in de stad blüven en bracht den nacht door in de bosschen onder de sterren. Dood en begrafenis van vrien den vervulden mü. Ik moest mü voorbereiden. Ik kende, als ketelsmid, den dood in de münen en bü de catastrofen van den arbeid, ik kende den dood uit vertellingen van mün vader, die drie veldtochten medemaakte. In dien nacht van Martlena te houden, zonder mü eigenUJk af te vragen, wat Ik van die liefde verwachten kon. Goede genade! prevelde Reina ontroerd. Dan moet u heel wat verdriet gekend-hebben. Ja, dat was niet anders te denkfr.. Zoo- dra zü mün genegenheid bemerkte, dwong ze mü. om de zee tusschen ons te stellen. Ik vroeg mün overplaatsing naar Afrika aan. Thans kon Reina zich bü dien plotselingen aanval van zenuwen van Martlena verklaren, na dien avond, dat de gasten van haar groot vader met ruwe onverschilligheid (wat wisten ze er trouwens van) hadden meegedeeld dat Pablo Souza tot de vermisten behoorde. En toen? Toen.... een paar jaar later, gedurende welke zü, met haar volmaakt eergevoel, mü niet eens had toegestaan, om een bnef met haar te wisselen, ontmoetten wü elkaar op zekeren middag, zonder dat wü er op voorbe reid waren, en zonder het te willen. In Rulselares? Ja, het was slechts een kort onderhoud, gedurende hetwelk wü. niet eens In onze ge dachten, ook maar eenige concessie deden aan onze genegenheid, en opnieuw beval Martlena onze scheiding. Ja, ja. Ik herinner me nog heel goed de reeks van redenen, waarop zü zioh beriep, om on sop te laten breken, toen onze vacantie nog niet half om was. Die overhaaste vlucht heb ben we ongetwüfeld te danken gehad aan die ontmoeting. Wie had dat gedacht? (Wordt vervolgd) De Duitsche afbeider-dichter uit het Rijnland, Heinrich Lersch, wiens per soon en werk hierbij worden ge- teekend ,111 I .f op dit blad Zün Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f bü levenslange geheele ongeschiktheid t »t werken door f ’7CD bü een ongeval met f OCfl bü verlies van een hand f 1 OC o(J verlies van een f Cf) bij een breuk van f Afl bü verlies van Ti dlJQTlTlC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen I verlies van belde armen, belde beenen ot belde oo^n T tOU.“ doodeUJken afloop f een voet of een oog f duim of wijsvinger been of arm l anderen vinger In het dorp Gavillanes, In de provincie Avila, <8panje\ werd in strijd met de wettelüke be palingen een stierengevecht gehouden, toen op een gegeven oogenbllk. de Guardia Civil ver scheen en trachtte een einde te maken aan de vertooning. De vrouwen die het stierengevecht gadegeslagen, begonnen de politiebeambten zonder bedenken met steenen te gooien, waar op dezen het bevel ontvingen In de lucht te schieten. Toen het plein, waar de gebeurtenis zich af speelde, tenslotte ontruimd was, vond men het lük van een door de schoten gedoode vrouw, alsmede een vrouw die zwaar gewond was. Het geheele dorp richtte zich daarop als één man tegen de leden van de Guardia civil, die genoodzaakt waren te vluchten. Slechts nadat versterking uit de naburige dorpen was gearriveerd, kon de orde tenslotte 1 „Sopren" wordt vervaardigd uit acetbjleen en worden hersteld. neelstruiken en "tamarindes hingen vol geurige trossen en in de lucht was er een voortdurend gezoem van insecten, dat een zekere bedrüvlg- held gaf aan de vreedzame rust van dit pexadüs- acfetlge plekje. Alle opmerkingsgaven, die Reina Solvadal bezat, sperden zich wüd open, om maar geen noot van deze harmonie te missen, toen een gesmoorde kreet, als van pün, haar bruusk deeci omzien naar markies Souza. Doodsbleek verfrom melde hü den brief In zün gebalde hand. In zün oogen blonk een starende glans.... „Wat hebt u me daar doen schrikken, meneer Souza”! riep Reina ontsteld uit. „Wat scheelt u opeens”? Souza keek haar aan, met dien vagen en lee- gen blik van iemand, die totaal verbüsterd is. Heel zün geestelük evenwicht scheen verstoord te zün door een onverwachten schok. Wat me scheelt? antwoordde hü met bit tere libnie. Het Is iets heel vermakedjks. wat me overkomt, juffrouw Reina. Weet u het nieuwtje niet? Neen, u zult het wel niet weten, want het is een ontdekking, die Martlena ge daan heeft. Maar u zult zeker heel verbaasd zün over haar scherpzinnigheid, net els ik. Weet u niet, dat Ik dol verliefd op u ben, en u op mü, en dat Martlena zich gaat opoffe ren, en edelmoedig het veld voor u ruimt, zoo dat wü kunnen trouwen? Reina bleef Pablo Souza oplettend aankü- ken, alsof zü twüfelde aan den gezonden staat van zün hersens. Wat zegt u daar Markies? Mün woord van eer, ik begrijp er geen steek van. U kükt me aan, alsof u bang bent, dat bruine blauwe oogen, portret bestond. Hü zag ook dat ze een trouw ring «wn de linkerhand droeg. Hij trad eenige schreden op haar toe, nam z'n hoed af en vroeg: „Kunt u ook zeggen juffrouw dour hier woont? „Ze heeft hier gewoond, ze is nu niet hier.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 20