vciAaal van den dag
Soldatenabschied
H
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Gelouterd
RECO
I
I
HET ONTSTAAN
J
SI
f
-*• STATEN-GENERAAL
I
Zeer Oude Genever van Bootz
PW
1
1
I
f
I
I
I
J
DINSDAG 18 SEPTEMBER 1934
Rond
stieren-
een
gevecht
Synthetische rubber
fel*
A
7
SPAANSCH
HET
NAAR
De valsche grootvorstin
Tatjana
PER
LITER
Fl. 3.60
HL
„Deutschland muss leben und
wenn wir sterben mussen”
I Het meisje van
*t portret
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Ontroerende verzen
DRIE'
Onderweg
hadden
zoutzuur.
J
U
3'
L
Terug gaan konden we ook niet, want we
Daar aangekomen lieten wij de lucht uit de
I
51
1
l
c
e
I
1
hadden de rubberboot leeg laten loopen. Onze
toestand was wel uiterst gevaarlijk. We waren
thans zonder eenige bedekking midden in een
sneeuwstorm aangeland. Ten einde raad be
sloten we op den grond te gaan liggen en het
rubberdoek van de boot over ons heen te trek
ken Dit was tenminste nog eenige bedekking
tegen den vreeselljken storm.
Geopend zün de Kamers nu....
Het leven gaat zijn gang.
Dus vangen de debatten aan
Voor ’t algemeen belang.
Maar als men de verslagen leest,
Dan mist men menig keer,
Sjj al hetgeen men daar vertelt,
'De feërieke sfeer!
Want ’t is niet altijd koek en ei
In ’s Lands vergaderzaal,
Omdat men het te dikwijls zoekt
In ijdel.... woordenpraal!
ider te
hem
a
<1
t
a
a
1
t
1
t
I
I
1
1
1
I
1
1
I
1
i
1
1
1
1
i
1
1
t
1
1
1
I
KW’
s, Imftig.
itrak aan, met gefronste wenk-
riiiiiiniiiiiiiiiiimiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiË
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
overhandigd heeft, met de uitgesproken bedoe
ling, om me niet van uw zijde te verwijderen,
voor u dezen brief woord voor woord gelezen
hebt.”
„Hier hebt u hem. En zou u nu de goedheid
willen hebben als de verrassingen, de ontroe
ringen. die zich van u hebben meester gemaakt
u tenminste niet alle leven ontnomen h“bben
om een beetje op te schikken, zoodat ik op het
hoekje van de bank kan zitten"?
Pablo Souza, die den omslag reeds had open
gescheurd schikte werktuiglijk wat op. onder
wijl hij ontzettend zenuwachtig de velletjes
uit elkaar haalde, die Baronesse Tallares klein
en dicht beschreven had. Reina bemoeide zich
In het minst niet met de manier van doen van
Souza, onderwijl deze las, evenmin als ze acht
sloeg op de indrukken, die zich op zijn beweeg
lijk en sprekend gelaat afteekenden. Al haar
aandacht richte zich op de triomfartelljke hou
ding van een statige moederzwaan, die, gevolgd
door een troep jonge zwanen, dezen met konlnk.
lijk gebaar hun zwemles gaf. Rose lotusbloc-
setns dreven op het doorschijnende, kalme wa
tervlak, en lokten een bonten vlinder, die om de
bloesems heen en weer fladderde. Het licht
speelde heerlijk door het tropische loover, dat
zich weelderig over het water welfde. Aan den
oever, die met boschlelles bezet was, dartelden
de vdgels en duikelden Wu en dan boven den vij
ver, om van het heldere water te drinken, onder
den starren en glazigen blik van de on
bevreesde klkvorschen die zich op hun gemak In
de drassige holten ophielden. De acacia's, ka-
Hl
me
of
War-
IIIIIIU
haar en den bezorgden blik uit de
een zekere gelijkenis met het
Ik gek geworden ben, zei Souza met een bit
teren glimlach. Dat is niet het geval, juffrouw.
Het is mogelijk, dat het nog zoover komt, als
de toestand niet opgehelderd wordt; maar voor
het oogenbllk ben ik nog meester over mijn
vermogens.
Wilt u dan zoo goed zjjn, om u nad
verklaren, verzocht het meisje, terwijl ïe
vast aanzag. U hebt gesproken van een offer
van tante Martlena, zoodat u en Ik.... Ik
vraag me af, In welk opzicht het feit, dat u
en Ik zouden gaan trouwen, voor mijn tante
een offer zou kunnen beteekenen, zei Reina,
met een geweldige kleur.
We hebben dan wel heel erg moeten hui
chelen, deze paar dagen, dat u. die toch zoo
„bij" bent, niet geraden heeft, dat Martlena en
Ik van elkaar houden.
Reina voelde iets als een duizeling, met om
dat dit nieuws haar pijn deed zij had maar
al te goed geweten, van den eersten dag af.
dat Pablo Souza geen pretendent was maar
om het plotselinge van het geval. Martlena en
Souza! Wie had dat gedacht?
Ah, zoodat u en mijn tante dussta
melde zij half verstaanbaar.
Sinds een paar jaar al, juffrouw, juist.
Ik kon den lijdensweg, dien Martlena Tallares
zoo waardig ging, niet aanzien, zonder eerst
ontroerd te worden, en vervolgens hartelijk met
haar mee te leven. In deze bedorven maat
schappij was het een stichtend schouwspel, hoe
die Jonge vrouw, eenzaam en zonder bescher
ming, zich vol fierheid oprichtte, met al den
trots van haar ongereptheid. En zoo begon ik
o
Toen trof Ik den volgenden Zondag een
vriend, een ontwikkeld man, leeraar aan het
muziekconservatorium: „Lersch, half Duitsch-
land Is aan het dichten. JU hebt toch zeker
ook gedichten gemaakt. Laat ze eens lezen”.
.Neen, Ik heb niets. Ik werk van vroeg tot laat
in de fabrieken, ik kom tot niets”. ..Heb je
dan werkelijk niets geschreven?” Daar dacht
Ik op eens aan de verzen in moeders kerkboek.
Ik sprak hem er over. HU wilde ze lezen, maar
Ik zei lachend: „Als zooveel beroemde dichters
nu verzen schrUven, wat beteekenen dan ‘n
paar verzen van een ketelsmid?” ..Laat toch
maar eens zien. Misschien zUn ze toch goed”.
Ik schreef thuis de strofen over en dichtte die
aan de vrouw er bU. Mün vriend was enthou
siast en componeerde meteen een melodie er
bU- Toen dr. Carl Sonnenschein de verzen las,
drukte hij mU de hand en zei, dat hij nog geen
mooier oorlogsgedicht had gelezen. HU stuur
de het direct aan de „Köln. Volksz.”, die bet
publiceerde. Na een paar dagen kreeg ik al
brieven van soldaten. Toen Ik tUdens den win-
terveldslag In de Champagne bü het reserve
regiment 65 diende, kwam op *n avond een
kameraad naar mij toe en zei: „Zeg, de ouwen
gelooven, dat morgen de Franschen een door
braak willen probeeren. Niemand weet natuur-
lUk, of hü In het leven bluft. We hebben alle
maal naar huls geschreven. Maar we wisten
niet wat. Toen hebben we allemaal een gedicht
uit de krant in onze brieven geschreven. Daar
in staat alles, wat we aan vader en moeder,
vrouwen of meisjes willen zeggen. Hier Is t,
dan kan je het ook afschrUven.” Toen ik het
MEN
„Vlug, de rubberboot" schreeuwde Oom
Sydney, terwUl hU reeds tusschen de bagage
aan ’t zoeken was. Spoedig hadden wU vol
doende lucht In het rubberomhulsel geblazen
en daarop lieten wU het ding te water en
voeren naar den overkant.
papiertje bekeek, dat de kameraden hadden
afgeschreven en naar him dierbaren nadden
gezonden, stond het gedicht er op, mijn „Sol
datenabschied”, dat Ik op 2 Augustus 1914
als troost voor mün moeder en uit liefde voor
het vaderland schreef In haar kerkboek.'
Zóó ontstond het lied van Lersch. dat naast
het „Deutschland. Deutschland über alles*' en
het „Horst Wessel-lled" het bezit zal worden
van het Derde Rijk hooger, van het Dult-
s^he volk.
Het is vandaag de groote dag
Der Staten Generaal!
De opening is weer geschied
Met groote pracht en praal.
- De Koningin in gouden koets,
Gelijk een fee zoo schoon.
Te midden van voornaam gedoe
En militair vertoon.
De jockeys dansten op hun paard,
Fier in hun strak livrei
En op den bok zat, grijs bepruikt,
De deftige lakei.
Ook heel veel volk kwam, om te zien.
Gestroomd van wijd en zijd.
Het sprookje van de gouden koets
Was weer eens werk’ljjkheid!
In Leningrad is een nieuwe fabriek gereed
gekomen voor de fabricage van „Sopren", een
nieuwe soort synthetische rubber, die 'n 1932 in
Sovjet-Rusland door het instituut voor toege
paste chemie is uitgevonden, en naar wordt be
weerd. van alle synthetische rubbcrscorten het
natuur-product het meest nabUkomt.
Het fabricageproces is belangrük eenvoudiger
dan de tot nu toe gevolgde methodes voor de
vervaardiging van synthetische rubber.
De grondstoffen die men noodlg heeft, zün In
overvloed beschikbaar, want het uitgangsmate
riaal is steenkolen, kalksteen en keukenzout.
werd ik soldaat. Toen de zon opging, ging ik
naar huls. Onderweg kwam Ik mün vader en
moeder met broers en zusters tegen. Ze
gingen naar de kerk. Ik ging met hen» maar in
de kerk, waar een stille H MIs werd gelezen,
klom ik naar het zangkoor, omdat ik graag
alleen wilde zUn. Ik zag van het koor neer op
mün volksgenooten, die nu één warén geworden
In liefde voor het vaderland. Nu moest het groote
offer voor het vaderland worden gebracht. Ik
wist, dat er alleen zin was In het offer van
het hartebloed. ik zag mün moeder knielen ZU
weende. En ik hoorde haar weer zeggen In
mUn geest, wat zü mü vóór de kerk zeide:
„Hein, allemaal gaan ze weg, maar JU. JU
blUft toch bü mU- JU bent toch verstandig.
Je broers gaan vrijwillig, maar JU wacht toch,
tot Je wordt opgeroepen. Dan is het nog tUd
genoeg.” MUn besluit stond al sinds den nacht
vast. Ook Ik meldde mU als vrUwilllger. Ik
hoorde mUn moeder snikken. Ontzetting steeg
In mU op, dat Ik die arme vrouw zooveel smart
moest aandoen. ZU zou het nooit begrijpen,
maar Ik moest. Ik wou haar zoo graag een
troostend woord zeggen. Ik kon niet wachten,
tot de Mis uit was. Ik verdroeg het niet langer.
Ik kon wat voor haar opschrUven. Maar ik had
geen papier. Daar voelde Ik opeens moeders
kerkboek In mUn zak. Ik had het voor haar
gedragen en vergeten, het terug te geven. Ik
nam een potloodje en schreef op het laatste
kantje van het kerkboek, dat wit was: „Lass
mich gehn, Mutter, lass mich gehn” Ik schreef
een afscheidsbriefje en opeens merkte Ik, dat
veel er van rijmde. Ik voelde, dat Ik ook Iets
aan mijn vader moest schrijven. En schreef de
tweede strofe direct In liedvorm. En dan nog
een strofe voor een meisje, dat Ik in het ge
heim lief had. En toen nog een strofe voor heel
de gemeente daar onder mU in de kerk.
En in dien tusschentüd kon Souza den slaap
niet vatten, opgewonden als hü was van blUd-
schap, terwUl hü vol Illusies het onderhoud
van den volgenden dag verbeidde, dat ten laat
ste over zün toekomst zou beslissen en een
einde maken aan den pUnlUken stand van
zaken. Morgen, dacht de jongeman, zal Martlena
officieel mün verloofde zün. Dan zal Ik npjn
liefde niet meer behoeven te verbergen als een
misdaad. In deze aangename gedachten ver
diept, viel Souza tegen het aanbreken van den
dag In slaap; en toen hü wakker werd, was
zün geheele wezen nog vervuld van Martlena's
beeld.
XIX
De zon straalde in gouden gloed op de blauwe
wateren van den vüver. Over het doorschünend
oppervlak gleden statig de zwanen, met hun
blanke veeren met zichtbaar genot het water
opepattend, en nachtegalen zongen in het dichte
de aanstonds in zich al 't licht en al de schoon
heid van dat tooneel en al die geheimzinnige
klanken weerkaatsten zich in zün binnenste
als zoovele vreugdezangen. Hü wachtte op Ma-
rilena!
Hü verdiepte zich In de herinnering aan de
welbeminde, en voelde zün hart overmeesterd
door de zoetheid der verwachtingMaar de
gene, die daar aankwam. omgeven door de
aureool van licht, dat tusschen de open plekken
van het loover doorviel, was niet Martlena, doch
het lieve meisje, welks voortdurende vriendschap
gedurende het angstig wachten van al die maan
den, van „héér’, de toevlucht van zün ongedul
dig hart geweest was. Waarom voelde hü zich
opeens ontstemd, toen hü haar zag komen,
thans nu hij op de andere wachtte?
Wat was de liefde toch egoïstisch!
„Goeden morgen meneer Souza,” zei ze vrien
delük, een en al kleur van rozen In haar rose
japon, en misschien ook in haar hart vol il
lusies.
„Goeden morgen. Juffrouw Reina,” antwoordde
de jongeman, tamelük wel zün ontstemming ver
bergend.
„U ziet er uit als een bloem’’....
.Ja? Dan wil ik u graag voor een oogenbllk
die dichterlüke opvatting laten, daar Ik met een
plechtige opdracht kom en graag zou willen, dat
mün ulterlük In overeenstemming was met de
omstandigheden. Ik kom als af gezante en Ik
heb mün geloofsbrieven en mün opdracht In
dezen gesloten omslag, dien mün schoont
tante, barones Tallares, me zoo juist voor u
ot op den dag van heden was er niets
romantisch In het leven van Daam Pel
ham. Hü had z’n levensweg gekozen langs
zekere prozaïsche en eentonige paden. Eiken
morgen kwam hü op weg naar z'n kantoor voor-
bü een kapper, een tabakswinkel, een melk
inrichting, een drankzaak en een fotografisch
atelier. Alleen aan de kapperszaak schonk hü
eenige aandacht. Hü rookte niet en gebruikte
geen sterken drank. Hü was schrijver op de
afdeeling „Burgerlüke Stand had tot aan haar
dood drie jaar geleden voor z'n moeder ge
zorgd, was negen en dertig Jaar oud, had een
zacht en onzelfzuchtig karakter en een vrij stug
en uitgedroogd voorkomen.
Op zekeren dag begaf hü zich tien minuten
vroeger dan gewoonlük naar z’n kantoor, iets
wat hem nog nooit overkomen was en wat hem
aanleiding gaf voor de uitstalling van het foto
grafisch atelier te blüven staan. Hü keek on
verschillig en afgetrokken naar de geëxposeer
de portretten, toen de aandacht getrokken werd
door het conterfeltsel van een jong meisje in
een katoenen jurk, dat midden in een korenveld
stond en een ruiker klaprozen en madeliefjes
in de hand hield. Om haar lippen zweefde een
vriendelük en gelukkig lachje. Het meest op
vallend echter In de geheele foto was de uit
drukking In de oogen. Die uitdrukking was zóó
lieflük en onschuldig, dat men een oogenbllk
in den waan verkeerde voor een levend wezen
en niet voor een afbeelding ervan te staan.
U kunt het gelooven of niet, maar een feit
het dat Daam Pelham op het eerste gezicht
verliefd raakte op de persoon die dit portret
moest voorstellen. Hü stond daar en keek en
bleef kijken, totdat hü op z'n horloge keek en
zag dat hü te laat op ’t kantoor zou komen.
De volgende acht dagen zorgde hü er voor
xüf minuten tüd te hebben om voor de etalage
kast van den fotograaf te kunnen blüven staan.
Op den negenden dag, een Zaterdag, stapte hü.
op weg naar het bureau, het atelier binnen.
.Mag Ik een' prijscourant van u?” vroeg hü
beleefd aan den eigenaar vkn "t atelier.
Zwügend luisterde hü naar den ophef. waar
mee de fotograaf over z'n foto’s sprak. Toen
de man uitgesproken had. sprak hü. schünbaar
onverschillig: ,Jk heb een foto In de étalage
gezien, die me bekend voorkomt. Ik zou graag
weten of dit het portret van m'n kennissen Is.”
De eigenaar haalde de bewuste foto uit de
kast.
Red oei t u deze? Dat Is Juffrouw Wardour."
„Neen, zoo heet ze niet," antwoordde Daam
Pelham met een teleurgesteld gezicht „Vreemd
toch. Woont die Juffrouw niet In Uryden-Gar-
ders?”
„Ik geloof het niet.” Dit zeggende haalde de
fotograaf van achter de toonbank een alfabe
tiseren klapper te voorachün.
„Wardour Wardour, Longham Street no.
16. Neen münheer, het spüt me, maar dat Is
uw kennis niet, die In Dryden-Gardens woont”
Pelham knikte ten teeken van dank voor de
verstrekte inlichtingen en vertrok.
Den heelen avond dacht Daam Pelham na
om er iets op te vinden, dat hem met het ori
gineel van het portret in aanraking kon bren
gen, maar tevergeefs. Den volgenden dag, een
Zondag, maakte hü een wandeling met het
loomemni eens een kükje In Longham-street
te nemen. Misschien zou hü haar daar zien.
In elk geval zou hü het huls, waar zü woonde,
in oogenschouw kunnen nemen en daaiult mis
schien een gevolgtrekking kunnen maken om
trent haar familie en maatschappelijke positie.
Longhamstreet was niet gemakkelijk te vin
den. Het maakte deel uit van de armoedige
buurt, die daar al jaren lang bestond en het
legende, hetgeen den totaal-lndruk nog trooa-
teloozer maakte.
Daam Pelham keek met gemengde gevoelens
om zich heen. Hü zou z’n aangebede ie liefst In
(tescheiden omstandigheden willen aantreffen,
maar kon de voorname en aanminnige trekken
van ’t portret niet In overeenstemming brengen
•net de vrü schunnige omgeving. Hü vatte al
z’n moed büeen en ging de trappen van no. 16
op, zag dat de gordijnen helder wit waren, de
voorgevel goed In de verf zat en trok aan de
roestige bel. Na eenige oogenblikken verscheen
een vrouw aan de deur. Ze was blükbaar niet
oud genoeg om de moeder te zün en toch zag
hü. bij nader inzicht, dat er ondanks de ver
moeide, afgematte gelaatsuitdrukking, het fletse.
De geheimzinnige dame, die eenige dagen
geleden te Belgrado Is aangekomen en zich
heeft uitgegeven voor de dochter van den ver
moorden Tsaar, grootvorstin Tatjana, Is met
haar begeleider, iemand die voorgaf te War
schau een dokterspractük te hebben, door de
politie van Belgrado gearresteerd. BU het ver
hoor door de politie is gebleken, dat de z.g.
dochter van den Tsaar noch behoorlük Russisch
kon praten, noch op de hoogte was van de ge
woonten van haar „ouders”.
De politie heeft telegrafisch te Warschau ge
ïnformeerd. Waarschünlük hebben de beide be
driegers misbruik willen maken van de sympa
thie welke de te Belgrado levende Russische
emigranten en Serviërs voor de Tsarenfamilie
hebben.
Toen de storm bedaard was, bleek het ons
dat de rubberboot een prachtige bedekking
tegen de sneeuw had opgeleverd. Onmlddel-
lük togen we nu naar de plaats waar ik meen
de den man het laatst gezien te hebben. Een
dof gebrul weerklonk eensklaps en tot onzen
grooten schrik bemerkten we dat er üsberen In
de buurt waren.
boot wegloopen om deze mee te kunnen nemen.
TerwUl wü echter met al d toebereidselen be
zig waren geweest, was er een sneeuwstorm
opgestoken die eensklaps zulke afmetingen had
aangenomendat we haast geen hand voor
oogen meer konden zien.
I I
Maar ik sta In relatie met haar. Kan Ik haar
soms een boodschap overbrengen?”
„Een van m'n vrienden zou graag met haar
1.1 aanraking komen,” sprak hü. „hü wenscht
haar over een bepaalde zaak te spreken. Mag
ik even binnen komen, mevrouw....?’’
..Mason,” vulde zü aan. „Wilt u me maar
volgen.”
Ze ging hem voor naar een kleine, schamele,
maar net gemeubelde voorkamer. In een der
hoeken stond een naaimachine, In een der an
dere doozen en verschillende benoodigdheden
tot het vervaardigen van damesconfectle.
..Ik zou graag willen weten." sprak hü aar
zelend. „of ze z'n ultnoodiglng wilde aannemen,
Zaterdag as. bij Peacock in de Bulwerstreet,
thee te komen drinken. Dan konden ze samen
overleggen."
Er speelde een spottend lachje om haar lip
penze vond hem vrü dwaas, dacht hü, een
man van middelbaren leeftüd. die een ontmoe-
tin met een Jong meisje wenschte. Maar hü had
nu eenmaal A gezegd, en moest dus ook B
zeggen. Hü schraapte dus al z’n moed büeen
en vroeg op vasten toon: „Zal Ik u of haar dan
een briefje schrUven of zal zü of u mü een paar
zregels doen toekomen? Zooals gezegd: Zater-.
dag a s.. 4 uur n.m. Ik zal een paar regels voor
haar op m'n visitekaartje schrUven.”
Zü nam het kaartje aan en stak het bü zich.
„Dank u. Zü of ik zal u met enkele regels
antwoorden ten behoeve van uw vijlend.
Ze gaf hem de hand en liet hem uit.
Het was een heldere Zaterdagochtend.
Daam Pelham keek uit t venster, deed een
nieuwe das om en een helderwit overhemd aan
en begaf zich, terwUl hü zich 10 jaar jonger
gevoelde, naar t kantoor. Hü lunchte op z’n
gemak in de stad en liep daarna in de rich
ting van Peacocks theeschenkerü.
kocht hü een ruiker viooltjes.
Zou hü haar herkennen? vroeg hü zich af.
Niets vaster dan dat. Hü had plaats genomen
aan een tafeltje voor tweeën. In gespannen
verwachting nam hü iedereen op die In 1 lokiud
kwam. Daar zag hü juffrouw Mason binnen ko
men. Ze keek zenuwachtig naar links en rechts.
Hü stond op en ging haar tegemoet Hü was
diep teleurgesteld, maar voelde zich ook schul
dig aan ’t dwaze van deze ontmoeting die hü
niet voorzien had.
„Wat ik zeggen wil, juffrouw Mason." aoo
begon hü. „m'n vriend kon niet komen en....”
.M'n zuster ook niet,” was 't antwoord.
Belden zwegen en zagen elkander aan. Zü
keek naar z’n helder wit overhemd en naar z'n
nieuwe das. Hü naar d’r zorgvuldig opgemaakt
haar en het tailor-made costuum dat haar zoo
goed stond.
.Maar.” hernam hü. „dat maakt ook niets
uit. Wilt u niet plaats nemen en mag ik u deze
bloemen aanbieden?"
Het deed hem goed, toen hü zag dat ze een
kleur kreeg van blüdschap.
„Dank u,” zei ze eenvoudig. terwUl ze het
ruikertje viooltjes aan d'r reukorganen bracht.
Hü bestelde „thé complet," en noodigde haar
dringend uit een en ander te gebruiken. Eens
klaps zag hü. dat een traan langs d'r wangen
viel, weldra gevolgd door een tweede.
Ze hield haar zakdoek voor d'r oogen en
sprak: „Het is toch eigenlük te belachelük. Ik
kan de dwaze en valsche rol die Ik hier speel,
niet langer volhouden. Ja, dat bedrog, het is
toch te erg.”
Zij schudde het hoofd en keek den man, die
tegenover haar zat, zóó gevoelvol aan, dat hü
tot In X diepst van z'n ziel er door getroffen
werd. HU legde z’n hand op de hare. „Kom,
kom,” zei hü vriendelük. „daar steekt toch geen
bedrog In. Op de keper beschouwd, ga Ik eigen
lük niet vrij uit.”
„U?" verwonderde zü zich.
,Jk ben in elk geval een oude dwaas. Ik zag
het portret van uw zuster in de uitstalkast van
den fotograaf en ik maakte me zelf wüs, dat
ik.... ja. dat ik met de persoon die bet voor
stelde, wilde kennis maken.”
„Dat vermoedde ik." zei ze. ronduit.
„Welnu, verdien ik dan niet....?”
„Neen!” riep ze,
Hü keek haar st
brauwen.
„Bent u dan soms geen familie van juffrouw
Wardour? Bent u misschien." ging hü aarzelend
voort, „haar.... haar moeder? Het komt me
voor, dat u hoe langer hoe meer op haar UJkt.”
Zü lacfite droevig.
„Neen, ook niet haar zuster. Ik ben Dorothy
Wardour zelf, of liever, ik was 13 Jaar geleden,
toen dit portret gemaakt werd. Dorothy War
dour. Sinds dien tüd ben Ik gebouwd; ik had
twee kinderen en ben nu weduwe. Ja. ik po
seerde vroeger voor beroepsfotografen, ook nog
korten tüd na mün huwelük. Het is voor hen
een doeltreffende reclame, wanneer ze aan
trekkelijke foto’s in hun uitstalkast hebben. Ik
ben het origineel van !t portret dat uw aan
dacht trok."
Hij keek haar aan. Zij weende nu en door
haar tranen heen, glimlachte ze even. En
eensklaps zag hü voor zich het meisje van ’t
portret, zooals het daar stond in 't korenveld,
met een ruiker klaprozen en madeliefjes in de
hand, met biüde stralende oogen en een vrien
delük en gelukkig lachje om de lippen.
elnrich Lersch, de Rünsche dlchter-
arbeider, heeft in Augustus 1914 het
oorlogslied van Duitschland gemaakt,
dat mlllipenen tot troost en opbeuring is ge
weest in de grenzenlooze ellende van den
oorlog, welks wezen grootendeels bestaat in
afscheid nemen, afscheid nemen van de zijde
der soldaten van alles, wat hun lief Is. Het bed
van Lersch draagt daarom wel den naam „Sol
datenabschied”. Het moet begrepen worden uit
de mentaliteit vdn 1914. Het is zóó algemeen
menschelük, dat, laat men het woord Duitsch
land In zün strofen weg, het evengoed doorvoeld
wordt als zoodanig door lederen soldaat, die
afscheid neemt voor den weg naar den dood
in den oorlog. Het Derde Rük heeft dit lied
opnieuw ontdekt en wil er een pendant van
maken van het Horst Wessel-lled. Heinrich
Lersch heeft zelf in de „Völk Beobacht het
aangrijpend ontstaan van het lied geschilderd.
Het bestaat uit vüf strofen. Lersch en In
hem de Duitsche mensch smeekt zün moeder,
hem ten oorlog te laten gaan ter verdediging
van het vaderland. Hü herinnert zün vader er
aan, dat de man vrü moet zün en daarom
strüder. Hü troost de vrouwen en meisjes. En
roept in de laatste strofe, heel de wereld om
vademend „Nun lebt wohl, Menschen, lebet
wohl”. Elke stroof eindigt met den prachtigen
versregel: „Deutschland muss leben und wenn
wir sterben mussen.” Daarin grüpt Lersch het
algemeen-menschelüke. Verander „Duitschland”
maar in „vaderland” en het woord van den
dichter wordt ook In U levend. Voor het doel
van dit artikel Is het voldoende de eerste strofe,
over te nemen:
Lass mich gehn. Mutter, lass mich gehn!
All das Welnen kann jetzt nichts mehr nützen.
Denn wir gehn das Vaterland zu schützenl
Lass mich gehn, Mutter, lass mich gehn!
Deinen letzten Gruss will ich vom Mund dlr
klissen:
Deutschland muss leben und wenn wir sterben
mtlssen!
Laten We nu den dichter zelf het woord, om
ons het aangrijpende verhaal te doen van het
ontstaan van dit lied: „Op het einde van Juli
1914 was Ik te Antwerpen. De oorlog dreigde
reeds. Ik ging direct naar mün woonplaats M.-
Gladbach. Toen op 2 Augustus de mobilisatie
werd afgekondigd en de menschen zich om de
aanplakbiljetten verdrongen, tilden mün vrien
den mü op hun schouders en ik las luid de pro
clamatie voor. MU scheen het, dat In de woor
den dier proclamatie reeds de heele tragedie
van den oorlog lag opgesloten. Die tragedie
stormde op mü aan. I|( kon niet in de stad
blüven en bracht den nacht door in de bosschen
onder de sterren. Dood en begrafenis van vrien
den vervulden mü. Ik moest mü voorbereiden.
Ik kende, als ketelsmid, den dood in de münen
en bü de catastrofen van den arbeid, ik kende
den dood uit vertellingen van mün vader, die
drie veldtochten medemaakte. In dien nacht
van Martlena te houden, zonder mü eigenUJk af
te vragen, wat Ik van die liefde verwachten
kon.
Goede genade! prevelde Reina ontroerd.
Dan moet u heel wat verdriet gekend-hebben.
Ja, dat was niet anders te denkfr.. Zoo-
dra zü mün genegenheid bemerkte, dwong ze
mü. om de zee tusschen ons te stellen. Ik
vroeg mün overplaatsing naar Afrika aan.
Thans kon Reina zich bü dien plotselingen
aanval van zenuwen van Martlena verklaren,
na dien avond, dat de gasten van haar groot
vader met ruwe onverschilligheid (wat wisten
ze er trouwens van) hadden meegedeeld dat
Pablo Souza tot de vermisten behoorde.
En toen?
Toen.... een paar jaar later, gedurende
welke zü, met haar volmaakt eergevoel, mü
niet eens had toegestaan, om een bnef met
haar te wisselen, ontmoetten wü elkaar op
zekeren middag, zonder dat wü er op voorbe
reid waren, en zonder het te willen.
In Rulselares?
Ja, het was slechts een kort onderhoud,
gedurende hetwelk wü. niet eens In onze ge
dachten, ook maar eenige concessie deden aan
onze genegenheid, en opnieuw beval Martlena
onze scheiding.
Ja, ja. Ik herinner me nog heel goed de
reeks van redenen, waarop zü zioh beriep, om
on sop te laten breken, toen onze vacantie nog
niet half om was. Die overhaaste vlucht heb
ben we ongetwüfeld te danken gehad aan die
ontmoeting. Wie had dat gedacht?
(Wordt vervolgd)
De Duitsche afbeider-dichter uit het
Rijnland, Heinrich Lersch, wiens per
soon en werk hierbij worden ge-
teekend
,111 I .f op dit blad Zün Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f bü levenslange geheele ongeschiktheid t »t werken door f ’7CD bü een ongeval met f OCfl bü verlies van een hand f 1 OC o(J verlies van een f Cf) bij een breuk van f Afl bü verlies van Ti
dlJQTlTlC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen I verlies van belde armen, belde beenen ot belde oo^n T tOU.“ doodeUJken afloop f een voet of een oog f duim of wijsvinger been of arm l anderen vinger
In het dorp Gavillanes, In de provincie Avila,
<8panje\ werd in strijd met de wettelüke be
palingen een stierengevecht gehouden, toen op
een gegeven oogenbllk. de Guardia Civil ver
scheen en trachtte een einde te maken aan de
vertooning.
De vrouwen die het stierengevecht
gadegeslagen, begonnen de politiebeambten
zonder bedenken met steenen te gooien, waar
op dezen het bevel ontvingen In de lucht te
schieten.
Toen het plein, waar de gebeurtenis zich af
speelde, tenslotte ontruimd was, vond men het
lük van een door de schoten gedoode vrouw,
alsmede een vrouw die zwaar gewond was.
Het geheele dorp richtte zich daarop als één
man tegen de leden van de Guardia civil, die
genoodzaakt waren te vluchten.
Slechts nadat versterking uit de naburige
dorpen was gearriveerd, kon de orde tenslotte 1 „Sopren" wordt vervaardigd uit acetbjleen en
worden hersteld.
neelstruiken en "tamarindes hingen vol geurige
trossen en in de lucht was er een voortdurend
gezoem van insecten, dat een zekere bedrüvlg-
held gaf aan de vreedzame rust van dit pexadüs-
acfetlge plekje. Alle opmerkingsgaven, die Reina
Solvadal bezat, sperden zich wüd open, om maar
geen noot van deze harmonie te missen, toen een
gesmoorde kreet, als van pün, haar bruusk deeci
omzien naar markies Souza. Doodsbleek verfrom
melde hü den brief In zün gebalde hand. In
zün oogen blonk een starende glans....
„Wat hebt u me daar doen schrikken, meneer
Souza”! riep Reina ontsteld uit. „Wat scheelt
u opeens”?
Souza keek haar aan, met dien vagen en lee-
gen blik van iemand, die totaal verbüsterd is.
Heel zün geestelük evenwicht scheen verstoord
te zün door een onverwachten schok.
Wat me scheelt? antwoordde hü met bit
tere libnie. Het Is iets heel vermakedjks. wat
me overkomt, juffrouw Reina. Weet u het
nieuwtje niet? Neen, u zult het wel niet weten,
want het is een ontdekking, die Martlena ge
daan heeft. Maar u zult zeker heel verbaasd
zün over haar scherpzinnigheid, net els ik.
Weet u niet, dat Ik dol verliefd op u ben, en
u op mü, en dat Martlena zich gaat opoffe
ren, en edelmoedig het veld voor u ruimt, zoo
dat wü kunnen trouwen?
Reina bleef Pablo Souza oplettend aankü-
ken, alsof zü twüfelde aan den gezonden staat
van zün hersens.
Wat zegt u daar Markies? Mün woord van
eer, ik begrijp er geen steek van.
U kükt me aan, alsof u bang bent, dat
bruine
blauwe oogen,
portret bestond. Hü zag ook dat ze een trouw
ring «wn de linkerhand droeg. Hij trad eenige
schreden op haar toe, nam z'n hoed af en
vroeg:
„Kunt u
ook zeggen
juffrouw
dour hier
woont?
„Ze heeft hier
gewoond, ze is
nu niet hier.