I
<Ket wtifaal van den dag
H
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Nog steeds het Loch Ness-monster
I
LYNDON ,BRIDCES
ONTSNAPT I
I
I
3
0?
DE GEMOEDEREN NOG
NIET BEDAARD
DE REGEN iiiiiiiiiiiimiifiiity
I
g, I.
Alle abonné’s
MAANDAG 8 OCTOBER 1934
A
Wat volharding vermag
In het vijfde geslacht
vind vrienden, hier.'
5
De laatste oorlogs-
gewonde
Door het bioscoop
journaal verraden
Felle slryd lunchen voor- en tegen
stander». Zal de zaak van de
anti-party het winnen?
Hoe Philip Robert Joseph Seaton
zyn schulden betaalde
KIEII DOOR
IN til- VICTOR
I De vriend van
Resten van een ver
ongelukten Zeppelin?
I
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Guy Belliard
Ullltllllllllllllllllll
verliet
Onze goede zaak
MARTIN BERDEN
wel twee.
het bloed vergieten van twee
hun
i
ge-
dan zullen wij hem naar boven
hulp
kan dat geen
Wordt vervolgd.
4.
•j
DOOTZ
AVANTI
Te Ogmore In Wales, is onlangs overleden
William Arthur Whiting, een zeer bekend rug
by-speler uit Zuid-Wales.
Dat was een rare gewaarwording, daar hing
ik aan het einde van een lange kabel op een
„Denk er aan.” zei ze, „dat een jonge
in de City altijd zijn schulden betalen
Het water kwam naar binnen suizen, en ik
kroop door de nauwe opening naar bulten, de
dikke staalkabel, waarmede ik aan de boot be
vestigd bleef, achter mij aan sleepend. Weldra
was ik mijn werkzaamheden met het smeltijzer
aangevangen. Stevig staande op een groote ijs
klomp wrong ik het heete ijzer door de ijsmassa.
Eensklaps gleed ik echter uiten stortte
in de Poolzee naar beneden. Gelukkig dat ik
door den staalkabel aan de boot bevestigd bleef.
Van schrik verloor ik haast het bewustzijn. Ein
delijk was de kabel, die ongeveer 100 meter
lang was, hfgerold en hing ik stil.
noegen zou doen, bet verslag van uw ontsnap-
lat een meesterlijk over-
lerkeljke loopbaan tot die
I
afvroeg,
aellng
stand.
„Wel,”
Weldra werden de toebereidselen gemaakt en
ik in een duikerpak gestoken, waarin zich een
zuurstofapparaat bevond voor een verblijf onder
water van minstens een uur Op iedere schou
der was een sterk electrisch licht bevestigd.
Weldra was Ik geheel In het duikerpak gestoken
en nadat de waterdichte schotten waren afge
sloten, opende Ik het gat van een lanceerbuls.
„Hij is ook nat en ziek,” gaf de dokter vrién
delijk toe. „daarom wou ik je vragen, wat heet
water klaar te zetten en vuur aan te leggen
in de ongebruikte slaapkamer. We doen beter,
juffrouw weston niet te storen zoo laat in den
nacht. Het bed Is immers opgemaakt?”
Sonoja knikte.
„Ik denk het wel. Maar Ik zal in elk geval
•ven gaan zien.”
Met een laatsten blik naar mij verliet zij
de kamer. Sararoff trok zijn jas uit en wierp
d|e over de leuning van een stoel.
kwam ik uit mijn stoel
zwaar op hen leunend bereikte
diepte van 100 meter in de Poolzee. Naar schat
ting was Ik thans 20 minuten In het dulker-
costuum geweest, zoodat ik het nog veertig mi
nuten uit kon houden. Maar zou de man die
aan het andere einde van den staalkabel aan
de lier stond, mij bijtijds kunnen ophalen? Zou
hij bemerkt hebben wat er gebeurd was? Het
angstzweet begon mij uit te breken.
Hij keek op zijn horloge.
„Wanneer ik mij goed herinner zei hi),
„viel u kort na middernacht in uw bed in
slaap. Het is nu vier uur In den middag."
Met een schok kwam ik overetr.d.
„Vier uur!” riep ik uit. „Goede hemel, maar
dan moet ik opstaan.... ik....”
Hij legde zijn hand op mijn schouder en zei:
„Geen dwaasheid, man! U kunt opstaan,
wanneer u daartoe in staat bent. Nu moet u
eerst wat eten.”
Hij wendde zich tot het meisje:
„Wat dacht Je hem te geven?”
„Er zijn eieren genoeg," zei ze, „en er is nog
visch van het ontbijt.”
ZU antwoordde kort, bijna ruw, en keek mij
aan, terwijl zij sprak. Haar manier van doen
gaf mi) den Indruk, dat de verhouding tusschen
haar en McMurtrie niet vriendschappelijk was.
Wanneer dit juist was, verried hij daar niets
van.
„Belde dingen zijn uitstekend.” zei hij op zijn
gewone toegevende wijze, .maar misschien zou
onze Jonge vriend ze belde tegelijk kunnen ver
dragen.”
„Ik zal dankbaar genoeg zijn voor wat ook,”
zei ik, mij tot het meisje wendend „brengt u
maar wat het makkelijkst klaar te maken."
Ze knikte en ging de kamer uit, zonder nog
iets te zeggen. Mc.Murtrie zag haar na met
even een glinstering van boosaardig vermaak
in zijn oogen naar het mU scheen.
„Ik heb het avondblad van de Daily Mali
meegebracht," zei hij, Jk dacht dat het u gc-
Whitlng was de laatste soldaat, die in den
grooten oorlog gewond werd. Tot 11 November
1919 was hy aan het front. Vanuit zijn post
hoorde hij het gekreun van een i 2
caat, die batten de loopgraaf lag. Zijn vrien-
c'en vertelden hem dat binnen enkele minuten
de wapenstilstand afgekondigd zou werden,
maar Whiting kon het gekerm niet langer aan-
hcoren.
Hij klom de loopgraaf uit en snelde In de
richting van den gewonde. Hij werd onderweg
geraakt door een kogel van den vijand, waar
schijnlijk de laatste kogel, die in den wereld
oorlog is afgeschoten.' Whiting is van dit schot
ncoit geheel hersteld.
ken achteraf vervalscht te zijn. De kassier van
de bank verklaarde, dat hjj zich nauwkeurig
wist te herinneren, hoe de man er uit zag, die
de chèques geïncasseerd had. Onder zijn ge
leide deed de politie verschillende rondgangen
in cafés, theaters en bioscopen, waarvan men
vermoedde, dat de dader er zich misschien zou
ophouden.
In een der bioscopen fluisterde de kassier
plotseling den hem begeleidenden detective in
het oor: „Dat is hem.” De detective verkeerde
eerst in de meening. dat de kassier een van de
toeschouwer als den misdadiger herkend had,
doch tot zijn verwondering vernam de detec
tive. dat de kassier iemand bedoelde, die zich
onder de toeschouwers op de autorenbaan te
Barcelona bevond en welke episode zoo juist in
het journaal werd afgedraaid. De detective her
kende in den man op het witte doek een be-
ruchten Itallaanschen falsaris, Mariano Finlzzo.
Naast hem was gezeten de zesentwintig-jarige
graaf De Padierno, een neef van den markies
De Padierno, wiens handteekening vervalscht
was.
Dank zij deze identificatie was het mogeljjk
te Milaan den graaf De Padierno en diens mede
plichtige, die aldaar aan de autorennen deel
namen. te arresteeren.
bjj verlies van *n
Anderen vinger
debating society te Canterbury, waar hij sinds
den oorlog woonde. De vorige week kwam hij
thuis in zijn vrijgezellen-Wnlng, en liet zich
met een zucht van verlichting in zijn stoel
neervallen. Hij had dien dag de laatste chéque
aan den laatsten crediteur van 1909 geteekend.
De 17.000 pond, met rente op rente, waren be
taald tot de laatste penny toe.
Sommige crediteuren waren gestorven;
erfgenamen ontvingen het geld.
Hij deed er met inbegrip van zijn oorlogs-
dienst aan het front 25 jaren over. „Ik heb
mijn trots bevredigd,” verklaarde hij eenvoudig
toen men hem gelukwenschte. En hij maakt
plannen voor een vacantie-reisje In Schotland
De eerste vacantle in een kwart eeuw tjjds!
Duizenden en duizenden zijn in die vjjf-en-
twlntlg jaren niet bankroet geweest maar
met minder eer dan waarmede Philip Robert
Joseph Seaton het wél geweest is. Dit is alles
wat ik u vertellen kan omtrent dezen beschei
den held der volharding.
De oude heer John Stable uit Milwaukee
(V. S.) is 103 Jaar, een leeftijd, die ook in ons
land meer dan eens bereikt wordt Merkwaar
diger dan dit is dan ook, dat Stable een zoon
van 80, een kleinzoon van 60, een achterklein
zoon van 40. een b^tachterkleinzoon van 22 en
een betbetachterkleinzoon van 3 jaar heeft.
„Ge lijkt niet erg op uw portretten, vriend,"
zei hy.
„In deze omstandigheden
kwaad,” antwoordde ik.
Hij lachte weer, waarbij stel sterke, witte
De regen ruischt,
De regen valt,
Het regent dat
Het giet,
‘t Is water voor
En water na
En water wat
Men ziet!
Wij stappen door.
Wij stappen in,
Want alles is
Nu plas.
En 't eenigst wat
wy kunnen doen
Is paraplu
Of jas!
’t Is voor den schijn,
Want wat wij doen
Het helpt je niet
Noch baat.
Wij komen thuis
En voelen ons
Dan nat tot op
Den draad!
Wij lachen niet,
Wij schertsen niet
En dit hoeft geen
Betoog.
Want als het giet,
Dan, ons humeur
En dit alléén
Is droog!
Op dit oogenblik werden we eensklaps opge-
schriHt door een zwaren vuistslag op een der
nabij zijnde tafeltjes in ’t café. Een heer op
leeftijd, die daar zooeven had plaats genomen,
wai opgestaan en keek Guy Belllard met een
door woede vertrokken gezicht aan. HU had de
gewreven had, maar over het geheel voelde ik
my beter, veel beter, -v
„Ik geloof niet, dat er ernstig gevaar te,”
zei Ik heesch. „Hoelang heb ik geslapen?”
lUkheid. ZU moesten een grondige reden heb
ben. om voor mU zulk een gevaar te loopen,
maar wat die reden kon>zUn, begreep ik In de
verste verte niet.
Ik keek de kamer rond. Het was een groot
en luchtig vertrek met leelUke, ouderwetsche
meubels en twee vensters die uitzicht gaven
in dezelfde richting. De platen tegen den muur
bestonden uit een olie graf ie van koning
Eduard in admiraateuniform en verschelden ge
kleurde en geïllustreerde wandteksten. Boven
den schoorsteenmantel hing een spiegel in ma
honiehouten lUst. Gedachteloos keek ik er een
oogenblik naar; plotseling kreeg ik echter lust
om op te staan en te kijken, hoe ik er uitzag.
Ik sloeg de dekens terug en kroop uit bed. Even
was ik wat beverig toen :k stond, magr mün
beenen deden hun dienst weer naar beboeren
en voorzichtig liep ik naar den haa:o.
De eerste blik, dien ik ,n den spiegel wierp,
gaf mü zoo’n schok, dat ik bUna viel Een
hoofd vol borstelig haar en een baard van drie
dagen kunnen iemand haast van zichzelf ver
vreemden. maar ik had rooi» gedacht, dat ze
mU tot zoo'n gevaarlUken schurk konden ma
ken, als die mi] uit den spiegel aankeek.
Een heel kort onderzoek voldeed mij en Ik
ging terug in bed. stapelde de kussens achter
mUn rug en nam de Dally Mail op, die ik op
de binnen pagina opensloeg, waar groote, vet
gedrukte letters onmtddelUjk mUn aandacht
trokken.
tanden bloot kwamen.
„Ja. ja. Maar de kleeren en het korte haar,
hé? Die zouden aardig wat moeijlUkheden kun
nen aanbrengen. Het te gelukkig voor u, dat u
dit huls hebta opgezoch heel gelukkig, tl
Dank zU de vertoonlng van een bioscoop
journaal in een der Madrileensche cinema's, is
de Spaansche politie er in geslaagd, een ge
vaarlijk oplichter die de Banco de Espana door
vervatechte chèques voor een kwart millloen
peseta's had opgelicht, te herkennen en ten
slotte te arresteeren.
Voor veertien dagen had de Banco de Espana
vUl chèques uitbetaald ten bedrage van 224.000
peseta's, welke de handteekening van den mar-»
kies De Padierno droegen. Deze chèques ble-J
•ep muilezel."
nieuwe verzinsels m'n toevlucht te nemen.
Op zekeren dag werd m'n vrouw door het
dwaze verlangen aangegrepen op den muur van
haar salon een schilderU, hoe klein ook. te
hebben, geteekend met den naam Boulllabalse.
„Maar lieve vrouw.” zei ik. „Boulllabaise schil
dert alleen groote, heel groote stukken Geen
enkel van z'n schilderijen, zou hier kunnen
hangen.”
„En schildert hü die dan in het kleine ate
lier, zoo groot als ons keukentje?”
et te zoowat een jaar geleden dat het
Doch Ness-monster ontdekt of.... uit
gevonden werd, ofschoon het nog wel
twee maanden duurde aleer het groote nieuw*
door een interpellatie in het Lagerhuis wereld
kundig werd.
Ik was, schuft onze Londensche correspon
dent, van het eerste oogenblik af anti-monster.
Niet om bepaalde redenen, want ik heb van
monstrologle niet het minste verstand. Maar
wU. Hollanders, kiezen nu eenmaal graag partU;
een van de eerste dingen die wu zeggen wan
neer wjj van iets nieuws hooren. te: „Ik ben
er voor” of „Ik ben er tegen”, en zoo was ik
tegen bet monster, omdat Ik „er niets voor
voelde", hetgeen geloof ik Ook een typtech-
Hollandsche overweging is.
Natuurlyk ben ik thans, een Jaar later, nog
altUd verwoed antl-monster. Engelschen wor
den van conservatief liberaal en van liberaal
socialist (en omgekeerd) zonder dat het er hun
beter of slechter om gaat; zij kunnen soms
felle patriotten zijn, maar zyn zelden felle par
tymannen. WU daarentegen blyven wat wy
zUn, en maken van onze beginselen een soort
tweede nationaliteit, zoodat w’U. met een varia
tie op een befaamd Engeiach maxime kunnen
zeggen: the principle, right or wrong.
Ik ben dus halsstarrig anti-monster gebleven
geiyk ik reeds minstens twee maal in den loop
van tien maanden in de kolommen van dit
blad geconstateerd heb. Een paar weken geleden
had bet weinig gescheeld, of ik had een ge-
styleerden triomfkreet naar Amsterdam over ge
bliefd. MUn beginsel had gezegevierd. Het Loch
Ness-monster bestond nietprecies zooals ik
altyd gezegd had. Vastgeateid immers was dat
datgene, dat men voor een monster uitgekreten
had, niets anders dan't overblufsel was van een
Duitach luchtschip, hetwelk gedurende den oor
log in het Loch terechtgekomen zou zijn.
Ten einde u alle bUzonderheden te kunnen
mededeelen, zocht ik in de 21-deellge „History
of the War” van de „Times” naar verslagen
van Zeppelln-aanvallen op dit deel van Schot
land. Ik vond er geen. Ik raadpleegde andere
werken etj,££86¥W Vruchteloos. Er was biyk-
baar In al die vier jaren geen luchtscMp tn de
buurt varf 'Inverness verschenen.
Ik achtte het dus voorzichtiger myn zege
kreet op te schorten tot nadere bUzonderheden
bekend zouden zijn.
Maar de nadere bUzonderheden bleven uit
met een aan het ongelooflijke grenzende hals
starrigheid. Toch voelden wU, van de anti-
party, groote voldoening,
scheen te zegevieren.
Maar de „pro’s” geven zich niet gewonnen
ZU hebben een geweldig tegenoffensief Ingezet.
Onzen Zeppelin hebben zij beantwoord met een
cinematografische opname van het monster,
vervaardigd door kapt. James Fraser, die In
opdracht van Sir Edward Mountain (het hoofd
der pro-monster-partU) het Loch observeert
De film moet nog ontwikkeld wprden, en zoo
lang dit niet gebeurd te, te ook niet alle hoop
verloren. En zelfs als het wel gebeurd te, zie
ik niet in dat wU ons gewonnen zouden moe
ten verklaren.
Kapt. Fraser immers heeft verklaard dat hU
het monster „bewegingloos” zag liggen op no-
geveer 50 yards van den oever; het ondier was
15 tot 20 voet lang, en bruin van kleur. Het
hoofd en de staart waren niet zichtbaar.
Als het monster wé! bewogen had, als kapt.
Fraser wél den kop en den staart had gezien
dan zouden er redenen zUn voor de verdenking
dat het werkelUk een monster was. Maar zon
der beweging, zonder kop en zonder staart lukt
het veel meer op de resten van een veronge
lukten Zeppelin.
Over eenlge maanden hoop ik u te kunnen
'berichten hoe ver de zaak dén gevorderd te.
Ondertusschen biyf Ik natuurUJk anti-monster
ontknooplng van het zooeven geschetste drama
gehoord.
„Ellendeling!” riep hU.
In z'n drift stiet hü »'n glas om, balde de
vuist tegen den beteuterden Belliard en
haastig het koffiehuis.
„Gauw, gauw!” zei ik, terwUl ik Belliard naar
den anderen uitgang duwde. Buiten gekomen
namen we afscheid van elkaar en terwijl ik in
een taxi sprong. verwUderde zich Belliard in den
neerplassenden regen. HU moet wel doornat
thuis gekomen zUn.
We hadden afgesproken dat we elkaar den
volgenden dag zouden ontmoeten en Ik was
benieuwd of de vrede eindelUk In Guy’s gezin
en in z’n hart zou zUn teruggekeerd, nu Luc
Boulllabaise goed en wel dood was. Ik zag hem
aankomen; hU zag er uit als een geest.
„Lieve hemel,” riep Ik, „wat te er met Jou
gebeurd?"
„Ik heb een nacht op het politiebureau door
gebracht."
„Die oude heer....”
„Juist, die ging direct naar de politie. Ik werd
in hechtenis en in verhoor genomen. Vanmor
gen hebben ze me losgelaten uit gebrek aan
voldoende bewUzen. Achttien uren heb ik in t
cachot gezeten.”
„Maar hoe heb je die lange afwezigheid aan
je vrouw verklaard?”
„Ik heb haar gezegd dat ik den nacht heb
doorgebracht met de bedroefde familie te troos
ten en de kinderen in slaap te zingen. Dat was
een mooie ingeving!”
„Hoezoo? Is het dan nog niet uit?”
„Uit? Hoe ben ik ook zoo stom geweest Luc
Boulllabaise twee kinderen te geven, terwUl ik
er zelf geen een heb!"
„En.
„M’n vrouw wil met alle geweld een kleinen
Boulllabalse als haar kind aannemen, misschien
Je kent ze: ze is allemachtig lief,
maar zoo koppig als ei
„En verder?"
„Wat verder? Moet Ik weer twee misdaden
bedrUven. weer
onnoozele kinderen, die ik vaderloos gemaakt
heb?"
„Ik zou 't maar doen."
„Weet Je wat, deel JU het overlijden van de
twee kinderen maar aan m'n vrouw mee.”
„Komaan," lachte ik, „dat zal ik dan maar
doen."
We gingen op weg naar z'n huis.
Guy's vrouw was uit. maar ze had een brief
voor hem achtergelaten.
„Rampzalige die ik ben!" riep Belliard in
wanhoop, „in haar ongeduld is ze de kinderen
zelf gaan halen
Met bevende hand scheurde hij de enveloppe
open en wilde lezen, maar hü was zóó in de
war. dat de letters voor z'n oogen dansten. HU
reikte me den brief over en ik las de volgende
vier regels:
„Ik geloof dat je nu gestraft bent. Hoe is het
mogelyk, dat je van af den eersten dag niet
begrepen hebt dat ik wel degelijk wist dat je
mil met het verhaal van je vriend Boulllabaise
voor den gek hield?"
„business" ging goed, maar hü specu
leerde op de Beurs, en zyn schulden liepen op
tot 17.000. In 1909 werd hU faHllet verklaard
HU verliet het „bancruptey court” met het
vaste voornemen zUn crediteuren tot de laatste
penny af te betalen. En hü zette zich aan die
taak, die zyn roeping geworden was. De oorlog
brak uit. Vier jaren lang vocht hy in Vlaande
ren en Artois. En toen hy terugkeerde in het
vaderland, zette hU de aangevangen taak
voort: het afbetalen zUner schuldetschers. HU
gaf er al zijn tUd. al zUn werkkracht, al sun
gedachten aan. Want zün moeder had
zegd
Aan genoegens kon hij geen tijd verspillen.
Het leven is zoo kort, en zUn schuld was zoo
groot. Hy bleef ongehuwd. Hoe kon hy, die al
zUn energie moest schenken aan de belangen
zyner crediteuren, aan een vrouw denken. Hij
had één ..verzetje”. Hy was secretaris van een
Ik knikte.
Ik hield niet van dien man hU gaf al
te veel Indruk van brute heerschzucht, maar
desondanks verkoos ik hem nog boven
McMurtrie.
Deze laatste onderbrak ons:
,Kom, Savaroff, neem JU mUnheer Lyndon’s
aadere arm,
brengen.”
Met hun
overeind en
ik met moeite de deur. BU lederen stap, dien
ik deed, schoot een pün door mün geheele
lichaam, want ik was zoo stUf en gekneusd,
alsof men mij overal met een stok geslagen
had. Nog meer moeite gaf de trap, maar hoe
dan ook, zU slaagden er In, mü boven te
krUgen, in een groote, spaarzaam gemeubelde
hal, die door een enkele zwakke gloeilamp werd
verlicht.
Aan den linkerkant was een deur, half open,
en daardoor zag ik een flikkerend schünsel van
pas aangemaakt vuur.
ZU brachten mU binnen. In de kamer stond
het meisje, Sonoja. bU een groote, gele bad
kuip. die zy op een deken had geplaatst. ZU
zeide:
„Ik dacht, dat een warm bad mUnheer Lyn
don niet onwelkom zou zUn. Het zal niet lang
duren voor het water warm is.”
„Onwelkom!" herhaalde ik dankbaar, maar ik
vond geen woorden meer om mUn gevoelens
uit te drukken en zonk neer In een getnak-
kelUken stoel, die voor het vuur geschoven
was.
ping te lezen. Er stai
zicht in. van uw opme
ongelukkige onderbreking."
HU legde de krant op bed.
„Maar allereerst” ging hU voort, „zal ik u
even onderzoeken. Gisteravond heb ik niets
verontrustends kunnen vinden, maar het is
beter om volkomen zekerheid te hebben."
HU onderzocht een oogenblik mUn keet, voel
de mUn pols en klopte mU toen krachtig overal
op mUn borst.
„Wel," zei hU tenslotte. „U hebt genoeg docr-
gemaakt om twee gewone menschen doodziek
te maken, maar behalve een lichte kou in het
hoofd, schUnt het u goed gedaan te hebben."
Ik ging overeind zitten en vroeg botweg:
„Dokter, wat beteekent dit alles? Wie ber t
u? en waarom verbergt u mU voor de politie?”
Hy keek mU aan met zUn merkwaardigen,
verrassenden glimlach.
„Een natuuriyke en heel gezonde nieuwsgie
righeid, mUnheer Lyndonzei hU droog. „Ik
hoop die te voldoen, zoodra u wat gegeter hebt.
Tot dien tUd" hU haalde de schouders op
..zult u aan de Daily Mal. een Interessant ge
zelschap vinden, denk Ik.”
HU verliet de kamer en sloot de deur achter
zich, en een oogenblik lag Ik daar met het on
aangename gevoel, dat ik in een uiterst ge
heimzinnig avontuur was verward geraakt.
Zelfs zoo ongewone menschen als dr. MIe Mur
trie en zUn vrienden, nemen In den regel geen
ontsnapte gevangenen op uit loutere vriende-
gehlnderd. Ik was
dien moord glad
vergeten.
,,’t Is waar.”
hernam ik, .JiU
is in den rouw.”
„Laten we hem
gaan troosten."
zei m'n vrouw weer
„Ik moet Je nog wat vertellen; Boulllabaise
is getrouwd met de dochter van een garnalen-
pelster, een huwelUk ver beneden z’n stand. HU
wUdt zich geheel aan de opvoeding van z’n
kinderen, een van drie en een van vyf jaar en
gaat de deur niet uit.”
M'n vrouw dacht een cogenbllk na Ik hoopte
al dat deze mededeeling een emmer water zou
uitstorten over haar brandende geestdrift Maar
in tegendeel. In vervoering riep ze uit: „Prach
tig! Subliem! Alleen echte kunstenaars zyn tot
zoo iets verhevens in staat!”
Twee dagen later vroeg ze mU haar naar
m'n vriend te vergezellen. Ze wilde hem open-
lUk haar bewondering betuigen, hem zelf ult-
noodigen bU haar te komen en z’n kinderen met
speelgoed en lekkers overladen.
Ik trachtte den slag af te weren, door haar
op de noodzakelUkheid te wUzen om Boulllabalse
op dit onverwachte bezoek voor te bereiden.
Maar ik moest haar beloven dit den volgenden
dag te zullen doen. Den volgenden dag was het
Zondag. Ik zei aan m'n vrouw dat Boulllabaise
misschien met z'n kinderen in den Dierentuin
zou wezen. We gingen er heen en dwaalden er
vUf uren rond, van de leeuwen naar de apen,
van het Nyipaard naar de slangen, maar tot
onze spyt ontmoetten wy onzen vriend niet.
Des Maandags was m’n besluit genomerf. Ik
bezorgde Boulllabalse een ongesteldheid, die
Dinsdag erger werd. Daar hU Woensdag niet
beter was, liet ik een dokter roepen, die eerst
Donderdagmorgen kwam en een bezetting op
de borst constateerde. Van dit oogenblik af
bracht ik m'n tUd door met van het atelier van
den artist naar de kamer van m'n vrouw te
loopen. Ik heb Boulllabalse drie dagen en drie
nachten opgepast, die ik op de sociëteit door
bracht. Hoe verschrlkkelUk heb ik me daar ver
veeld. Daarna heb ik hem, daar ik op was van
vermoeienis en er een eind aan moest komen,
van kant gemaakt."
3
E
E
E
E
I
I
3
3
E
E
E
E
E
(Nadruk verboden
ÜllllllllllllUIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIii
k zat eergisteren met m’n ouden kennis Guy
Belliard gezellig in een café en hij vertelde:
„Ongeveer drie maanden geleden kwam ik
te laat thuis voor 't tweede ontbUt. Je kent m’n
vrouw, ze is allemachtig lief, maar verschrik-
kelUk ongeduldig.
„Weet Je wel dat het half één te?” vroeg ze
met een blik, waaronder m’n knieën begonnen
te knikken.
„Dat komt, vrouwtje, omdat Ik vanmorgen
dien braven Luc ontmoet heb....”
„Wie is Luc?"
„Luc.... Boulllabaise; Je weet wel....”
„Ik weet niets."
„Een oud-collega van me, een arme drommel.
Heb ik je nooit over Luc gesproken? Dèt be-
grUp ik niet, ’tls een genie, maar wat al moeite
het hem gekost heeft om er boven op te ko
men! ’tls ook geen kleinigheid een nieuwe
school te stichten.”
„Die mUnheer Luc heeft dus een kostschool?”
„Welneen, vrouwtje, een schilderschool. Het
was Juist elf jaar geleden, dat we In Marseille
afscheid van elkaar hadden genomen. HU ging
naar Italië, ik naar Parys."
Zoo praatte ik wel een uur lang, slechts on
derbroken door de korte, stugge antwoorden
van m'n lieve vrouw, over het leven van Bouil-
latjplse, over de titels van z'n schilderyen, z’n
gewoonten, z'n deugden en gebreken. Ik klom
van Luc op tot z'n vader, een dapper soldaat
uit den Fransch-Dultschen oorlog; tot z’n moe
der, een waardige en edele vrouw; tot z’n zus
ter, ongekunsteld en bekoorlUk in haar doen
en laten. Ik beschreef haar dat heele eenvou
dige, werkzame gezin in al z’n beproevingen;
m'n stem beefde van ontroering, toen ik de
ellende schilderde, die het had doorworsteld.
Nu moet je weten, dat die Luc Boulllabaise
slechts een schepping myner verbeelding was,
evenals z’n bloedverwanten. Ik vertelde zoo lang
over hem, dat, als hy me dit alles vóór ’t ont-
byt had moeten vertellen, Ik wel een paar uur
te laat zou zUn gekomen.
Het gelaat van m’n vrouw nam langzamer
hand een zachtere plooi aan. maar er stond
geschreven dat die schepping van Boulllabaise
me leeiyk in ’t nauw zou brengen. Drie of vier
dagen hoorde ik niet over hem spreken. Daarna
informeerde m'n vrouw naar hem en scheen
pUniyk verwonderd over m'n koelheid ten op
zichte van zoo'n merkwaardig man, door wiens
vriendschap ik me toch ten zeerste vereerd
moest achten.
Het te voor een man altyd onaangenaam z'n
vrouw zoo iets te hooren zeggen. En dan, je
kent de mUne; ze is allemachtig lief, maar ze
heeft een manier om zich uit te drukken, die
aan een Noorderstorm doet denken. Ik beloof
de dat ik binnenkort zou trachten Boulllabaise
weer te zien.
„Dat is nog al eenvoudig.” meende m’n
vrouw, .Je hoeft maar naar hem toe te gaan.”
„Dat is te zeggen.... kweet z'n adres niet.”
.Het moet toch gemakkelUk zUn aan ’t adres
te komen van zoo'n beroemd man."
Nadat m'n vrouw me er herhaaldeiyk aan
herinnerd had, besloot Ik den kunstenaar te
gaan opzoeken, dien ik in een klein krot, heel
ver weg, huisvestte, uit vrees dat m’n vrouw
bet in d'r hoofd zou krygen een bezoek aan z’n
atelier te brengen. De bescheiden- en bekrom
penheid van z'n woning schreef ik toe aan Z’n
verlangen om de wereld te ontvluchten en In
verband daarmee de bezoekers van zich ver-
wyderd te nouden.
In den loop der volgende maand moest Ik
nog verscheidene malen naar hem toe; m'n
toestand werd hoe langer hoe moeilijker. Tel
kens werden me. "Vragen gesteld, nieuwe en on-
andêrerr wol- verwachte, die me steeds dwongen weer tot
zei de dokter kalm, „hoe gaat het
met den patiënt vandaag?”
Met eenlge voorzichtigheid rekte ik mU
uit. Ik was nog betrekkaiyk stuf en had een
gevoel alsof men mUn keel met schuurpapier
-w—e heer Philip Robert Joseph Seaton
I 1 heeft zyn schulden betaald met sa-
mengestelde rente.
GU hebt nooit van hem gehoord? Wel, dat
te niet noodzakeiykerwUs een gebrek in uw op
voeding. maar toch te het de moeite waard iets
omtrent hem te lezen, want Mr. Seaton te een
held van de soort, zooals de vrereld er weinigen
kan aanwUzen. HU werd geboren in Blackheath,
in het oosten van Londen, in 1881. Als klerk
by een verzekeringsonderneming ging hy naar
de City. HU verdiende maar 90 per jaar. Dit
was hem niet voldoende, en hy besloot „eigen
zaken" te beginnen. ZUn moeder gaf hem een
raad:
man
moet.”
De
Ik herinner my vaag, dat men mU mUn natte
en vuile kleeren uittrok en dat ik even later
met een onbeschrüfeUjk gevoel van weelde in
een kuip warm water lag.
Daarna was ik te bed, en iemand wreef mU
wreef mij over mUn geheele lichaam met
een warme, prikkelende stof, die de pUn uit
mUn ledematen scheen weg te nemen en mU
maakte tot een tintelend wesen vol slapende
tevredenheid.
Toen wel, toen moet ik in'slaap gevallen
zyn.
Dit laatste besluit ik uit het feit, dat mUn
eerste herinnering daarna la. dat iemand
zachtjes zei;
„Maak hem niet wakker. Laat nem slapen,
zoolang als hy wil dat is het beste voor
hem.”
Waarop Ik. niet meer dan natuuriyk, onmid-
dellUk mijn oogen opsloeg.
Dokter McMurtrie en het donkere meisje
stonden bU mUn bed naar mU te kyken. Een
oogenblik staarde ik haar aan. terwUl ik mU
waar ik mij bevond. Maar plot-
herinnerde ik mü den geheelen toe-
oo dit blad zUn ingevolge de verzekeringavoorwaarden tegen f by levenslange geheele ongeschiktheid t >t werken door «en ongeval met 9C/1 by xerllee van een hand f 9C verlies van een f Cf) by een breuk van f Af)
SgevaUen vwzelmn vmt een der volgenae ultkeerlrgen I JUUU.~ verlies van belde armen, belde beenen ot belde oogen doodeiyken afloop I een voet of een oog 1 O.- luim of wyavinger J «JV.-been of arm f 9V.-
„Juist, bij gedeelten. De stukken worden la
ter by elkaar gevoegd.”
„Dan moet je In elk geval een mooie gravure
van een van z’n schilderyen koopen.”
,,’t Zal niet gaan. HU heeft de reproductie
van al z’n schilderyen in heel Europa verbo
den."
„Nu. dan zullen we naar het salon gaan...."
„Boulllabalse zal van 't Jaar niet expoeeeren,
hy te woedend over de samenstelling van de
Jury."
Drie dagen lang had m’n vrouw een humeur
als een bulhond. Je kent haar; ze is allemach
tig lief, maar op voorwaarde dat haar niets in
den weg gelegd wordt.
Drie weken geleden zaten we aan de koffie en
sedert vier of vyf dagen had ik het geluk ge
had den verwenschten naam van den kunste
naar niet te hooren uitspreken, toen ik eens
klaps opgeschrtkt werd door de vraag: „Gaat
Boulllabalse veel uit?”
„Neen, nooit.”
„En waarom niet?”
„Dat ligt zoo aan z’n karakter.
.Maar me dunkt dat hü toch wel tens wat
ontspanning mocht hebben, door nu en dar
een avondje bU een vriend door te brengen. HU
moet zich erg eenzaam gevoelen.”
„Erg eenzaam, zeg je?”
„Ja, sinds den dood van z'n moeder.”
„Dat te waar ook, z'n moeder te dood.”
„Je hebt het me ten minste gezegd.”
„Zeker, zeker, ze te dood.”
Het scheen dat ik een eind had gemaakt aan
het leven van z'n moeder, wier tegenwoordigheid
me zeker bü de een of andere gelegenheid had
■j
u e i
II J L