I <Ket wtifaal van den dag H PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Nog steeds het Loch Ness-monster I LYNDON ,BRIDCES ONTSNAPT I I I 3 0? DE GEMOEDEREN NOG NIET BEDAARD DE REGEN iiiiiiiiiiiimiifiiity I g, I. Alle abonné’s MAANDAG 8 OCTOBER 1934 A Wat volharding vermag In het vijfde geslacht vind vrienden, hier.' 5 De laatste oorlogs- gewonde Door het bioscoop journaal verraden Felle slryd lunchen voor- en tegen stander». Zal de zaak van de anti-party het winnen? Hoe Philip Robert Joseph Seaton zyn schulden betaalde KIEII DOOR IN til- VICTOR I De vriend van Resten van een ver ongelukten Zeppelin? I AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Guy Belliard Ullltllllllllllllllllll verliet Onze goede zaak MARTIN BERDEN wel twee. het bloed vergieten van twee hun i ge- dan zullen wij hem naar boven hulp kan dat geen Wordt vervolgd. 4. •j DOOTZ AVANTI Te Ogmore In Wales, is onlangs overleden William Arthur Whiting, een zeer bekend rug by-speler uit Zuid-Wales. Dat was een rare gewaarwording, daar hing ik aan het einde van een lange kabel op een „Denk er aan.” zei ze, „dat een jonge in de City altijd zijn schulden betalen Het water kwam naar binnen suizen, en ik kroop door de nauwe opening naar bulten, de dikke staalkabel, waarmede ik aan de boot be vestigd bleef, achter mij aan sleepend. Weldra was ik mijn werkzaamheden met het smeltijzer aangevangen. Stevig staande op een groote ijs klomp wrong ik het heete ijzer door de ijsmassa. Eensklaps gleed ik echter uiten stortte in de Poolzee naar beneden. Gelukkig dat ik door den staalkabel aan de boot bevestigd bleef. Van schrik verloor ik haast het bewustzijn. Ein delijk was de kabel, die ongeveer 100 meter lang was, hfgerold en hing ik stil. noegen zou doen, bet verslag van uw ontsnap- lat een meesterlijk over- lerkeljke loopbaan tot die I afvroeg, aellng stand. „Wel,” Weldra werden de toebereidselen gemaakt en ik in een duikerpak gestoken, waarin zich een zuurstofapparaat bevond voor een verblijf onder water van minstens een uur Op iedere schou der was een sterk electrisch licht bevestigd. Weldra was Ik geheel In het duikerpak gestoken en nadat de waterdichte schotten waren afge sloten, opende Ik het gat van een lanceerbuls. „Hij is ook nat en ziek,” gaf de dokter vrién delijk toe. „daarom wou ik je vragen, wat heet water klaar te zetten en vuur aan te leggen in de ongebruikte slaapkamer. We doen beter, juffrouw weston niet te storen zoo laat in den nacht. Het bed Is immers opgemaakt?” Sonoja knikte. „Ik denk het wel. Maar Ik zal in elk geval •ven gaan zien.” Met een laatsten blik naar mij verliet zij de kamer. Sararoff trok zijn jas uit en wierp d|e over de leuning van een stoel. kwam ik uit mijn stoel zwaar op hen leunend bereikte diepte van 100 meter in de Poolzee. Naar schat ting was Ik thans 20 minuten In het dulker- costuum geweest, zoodat ik het nog veertig mi nuten uit kon houden. Maar zou de man die aan het andere einde van den staalkabel aan de lier stond, mij bijtijds kunnen ophalen? Zou hij bemerkt hebben wat er gebeurd was? Het angstzweet begon mij uit te breken. Hij keek op zijn horloge. „Wanneer ik mij goed herinner zei hi), „viel u kort na middernacht in uw bed in slaap. Het is nu vier uur In den middag." Met een schok kwam ik overetr.d. „Vier uur!” riep ik uit. „Goede hemel, maar dan moet ik opstaan.... ik....” Hij legde zijn hand op mijn schouder en zei: „Geen dwaasheid, man! U kunt opstaan, wanneer u daartoe in staat bent. Nu moet u eerst wat eten.” Hij wendde zich tot het meisje: „Wat dacht Je hem te geven?” „Er zijn eieren genoeg," zei ze, „en er is nog visch van het ontbijt.” ZU antwoordde kort, bijna ruw, en keek mij aan, terwijl zij sprak. Haar manier van doen gaf mi) den Indruk, dat de verhouding tusschen haar en McMurtrie niet vriendschappelijk was. Wanneer dit juist was, verried hij daar niets van. „Belde dingen zijn uitstekend.” zei hij op zijn gewone toegevende wijze, .maar misschien zou onze Jonge vriend ze belde tegelijk kunnen ver dragen.” „Ik zal dankbaar genoeg zijn voor wat ook,” zei ik, mij tot het meisje wendend „brengt u maar wat het makkelijkst klaar te maken." Ze knikte en ging de kamer uit, zonder nog iets te zeggen. Mc.Murtrie zag haar na met even een glinstering van boosaardig vermaak in zijn oogen naar het mU scheen. „Ik heb het avondblad van de Daily Mali meegebracht," zei hij, Jk dacht dat het u gc- Whitlng was de laatste soldaat, die in den grooten oorlog gewond werd. Tot 11 November 1919 was hy aan het front. Vanuit zijn post hoorde hij het gekreun van een i 2 caat, die batten de loopgraaf lag. Zijn vrien- c'en vertelden hem dat binnen enkele minuten de wapenstilstand afgekondigd zou werden, maar Whiting kon het gekerm niet langer aan- hcoren. Hij klom de loopgraaf uit en snelde In de richting van den gewonde. Hij werd onderweg geraakt door een kogel van den vijand, waar schijnlijk de laatste kogel, die in den wereld oorlog is afgeschoten.' Whiting is van dit schot ncoit geheel hersteld. ken achteraf vervalscht te zijn. De kassier van de bank verklaarde, dat hjj zich nauwkeurig wist te herinneren, hoe de man er uit zag, die de chèques geïncasseerd had. Onder zijn ge leide deed de politie verschillende rondgangen in cafés, theaters en bioscopen, waarvan men vermoedde, dat de dader er zich misschien zou ophouden. In een der bioscopen fluisterde de kassier plotseling den hem begeleidenden detective in het oor: „Dat is hem.” De detective verkeerde eerst in de meening. dat de kassier een van de toeschouwer als den misdadiger herkend had, doch tot zijn verwondering vernam de detec tive. dat de kassier iemand bedoelde, die zich onder de toeschouwers op de autorenbaan te Barcelona bevond en welke episode zoo juist in het journaal werd afgedraaid. De detective her kende in den man op het witte doek een be- ruchten Itallaanschen falsaris, Mariano Finlzzo. Naast hem was gezeten de zesentwintig-jarige graaf De Padierno, een neef van den markies De Padierno, wiens handteekening vervalscht was. Dank zij deze identificatie was het mogeljjk te Milaan den graaf De Padierno en diens mede plichtige, die aldaar aan de autorennen deel namen. te arresteeren. bjj verlies van *n Anderen vinger debating society te Canterbury, waar hij sinds den oorlog woonde. De vorige week kwam hij thuis in zijn vrijgezellen-Wnlng, en liet zich met een zucht van verlichting in zijn stoel neervallen. Hij had dien dag de laatste chéque aan den laatsten crediteur van 1909 geteekend. De 17.000 pond, met rente op rente, waren be taald tot de laatste penny toe. Sommige crediteuren waren gestorven; erfgenamen ontvingen het geld. Hij deed er met inbegrip van zijn oorlogs- dienst aan het front 25 jaren over. „Ik heb mijn trots bevredigd,” verklaarde hij eenvoudig toen men hem gelukwenschte. En hij maakt plannen voor een vacantie-reisje In Schotland De eerste vacantle in een kwart eeuw tjjds! Duizenden en duizenden zijn in die vjjf-en- twlntlg jaren niet bankroet geweest maar met minder eer dan waarmede Philip Robert Joseph Seaton het wél geweest is. Dit is alles wat ik u vertellen kan omtrent dezen beschei den held der volharding. De oude heer John Stable uit Milwaukee (V. S.) is 103 Jaar, een leeftijd, die ook in ons land meer dan eens bereikt wordt Merkwaar diger dan dit is dan ook, dat Stable een zoon van 80, een kleinzoon van 60, een achterklein zoon van 40. een b^tachterkleinzoon van 22 en een betbetachterkleinzoon van 3 jaar heeft. „Ge lijkt niet erg op uw portretten, vriend," zei hy. „In deze omstandigheden kwaad,” antwoordde ik. Hij lachte weer, waarbij stel sterke, witte De regen ruischt, De regen valt, Het regent dat Het giet, ‘t Is water voor En water na En water wat Men ziet! Wij stappen door. Wij stappen in, Want alles is Nu plas. En 't eenigst wat wy kunnen doen Is paraplu Of jas! ’t Is voor den schijn, Want wat wij doen Het helpt je niet Noch baat. Wij komen thuis En voelen ons Dan nat tot op Den draad! Wij lachen niet, Wij schertsen niet En dit hoeft geen Betoog. Want als het giet, Dan, ons humeur En dit alléén Is droog! Op dit oogenblik werden we eensklaps opge- schriHt door een zwaren vuistslag op een der nabij zijnde tafeltjes in ’t café. Een heer op leeftijd, die daar zooeven had plaats genomen, wai opgestaan en keek Guy Belllard met een door woede vertrokken gezicht aan. HU had de gewreven had, maar over het geheel voelde ik my beter, veel beter, -v „Ik geloof niet, dat er ernstig gevaar te,” zei Ik heesch. „Hoelang heb ik geslapen?” lUkheid. ZU moesten een grondige reden heb ben. om voor mU zulk een gevaar te loopen, maar wat die reden kon>zUn, begreep ik In de verste verte niet. Ik keek de kamer rond. Het was een groot en luchtig vertrek met leelUke, ouderwetsche meubels en twee vensters die uitzicht gaven in dezelfde richting. De platen tegen den muur bestonden uit een olie graf ie van koning Eduard in admiraateuniform en verschelden ge kleurde en geïllustreerde wandteksten. Boven den schoorsteenmantel hing een spiegel in ma honiehouten lUst. Gedachteloos keek ik er een oogenblik naar; plotseling kreeg ik echter lust om op te staan en te kijken, hoe ik er uitzag. Ik sloeg de dekens terug en kroop uit bed. Even was ik wat beverig toen :k stond, magr mün beenen deden hun dienst weer naar beboeren en voorzichtig liep ik naar den haa:o. De eerste blik, dien ik ,n den spiegel wierp, gaf mü zoo’n schok, dat ik bUna viel Een hoofd vol borstelig haar en een baard van drie dagen kunnen iemand haast van zichzelf ver vreemden. maar ik had rooi» gedacht, dat ze mU tot zoo'n gevaarlUken schurk konden ma ken, als die mi] uit den spiegel aankeek. Een heel kort onderzoek voldeed mij en Ik ging terug in bed. stapelde de kussens achter mUn rug en nam de Dally Mail op, die ik op de binnen pagina opensloeg, waar groote, vet gedrukte letters onmtddelUjk mUn aandacht trokken. tanden bloot kwamen. „Ja. ja. Maar de kleeren en het korte haar, hé? Die zouden aardig wat moeijlUkheden kun nen aanbrengen. Het te gelukkig voor u, dat u dit huls hebta opgezoch heel gelukkig, tl Dank zU de vertoonlng van een bioscoop journaal in een der Madrileensche cinema's, is de Spaansche politie er in geslaagd, een ge vaarlijk oplichter die de Banco de Espana door vervatechte chèques voor een kwart millloen peseta's had opgelicht, te herkennen en ten slotte te arresteeren. Voor veertien dagen had de Banco de Espana vUl chèques uitbetaald ten bedrage van 224.000 peseta's, welke de handteekening van den mar-» kies De Padierno droegen. Deze chèques ble-J •ep muilezel." nieuwe verzinsels m'n toevlucht te nemen. Op zekeren dag werd m'n vrouw door het dwaze verlangen aangegrepen op den muur van haar salon een schilderU, hoe klein ook. te hebben, geteekend met den naam Boulllabalse. „Maar lieve vrouw.” zei ik. „Boulllabaise schil dert alleen groote, heel groote stukken Geen enkel van z'n schilderijen, zou hier kunnen hangen.” „En schildert hü die dan in het kleine ate lier, zoo groot als ons keukentje?” et te zoowat een jaar geleden dat het Doch Ness-monster ontdekt of.... uit gevonden werd, ofschoon het nog wel twee maanden duurde aleer het groote nieuw* door een interpellatie in het Lagerhuis wereld kundig werd. Ik was, schuft onze Londensche correspon dent, van het eerste oogenblik af anti-monster. Niet om bepaalde redenen, want ik heb van monstrologle niet het minste verstand. Maar wU. Hollanders, kiezen nu eenmaal graag partU; een van de eerste dingen die wu zeggen wan neer wjj van iets nieuws hooren. te: „Ik ben er voor” of „Ik ben er tegen”, en zoo was ik tegen bet monster, omdat Ik „er niets voor voelde", hetgeen geloof ik Ook een typtech- Hollandsche overweging is. Natuurlyk ben ik thans, een Jaar later, nog altUd verwoed antl-monster. Engelschen wor den van conservatief liberaal en van liberaal socialist (en omgekeerd) zonder dat het er hun beter of slechter om gaat; zij kunnen soms felle patriotten zijn, maar zyn zelden felle par tymannen. WU daarentegen blyven wat wy zUn, en maken van onze beginselen een soort tweede nationaliteit, zoodat w’U. met een varia tie op een befaamd Engeiach maxime kunnen zeggen: the principle, right or wrong. Ik ben dus halsstarrig anti-monster gebleven geiyk ik reeds minstens twee maal in den loop van tien maanden in de kolommen van dit blad geconstateerd heb. Een paar weken geleden had bet weinig gescheeld, of ik had een ge- styleerden triomfkreet naar Amsterdam over ge bliefd. MUn beginsel had gezegevierd. Het Loch Ness-monster bestond nietprecies zooals ik altyd gezegd had. Vastgeateid immers was dat datgene, dat men voor een monster uitgekreten had, niets anders dan't overblufsel was van een Duitach luchtschip, hetwelk gedurende den oor log in het Loch terechtgekomen zou zijn. Ten einde u alle bUzonderheden te kunnen mededeelen, zocht ik in de 21-deellge „History of the War” van de „Times” naar verslagen van Zeppelln-aanvallen op dit deel van Schot land. Ik vond er geen. Ik raadpleegde andere werken etj,££86¥W Vruchteloos. Er was biyk- baar In al die vier jaren geen luchtscMp tn de buurt varf 'Inverness verschenen. Ik achtte het dus voorzichtiger myn zege kreet op te schorten tot nadere bUzonderheden bekend zouden zijn. Maar de nadere bUzonderheden bleven uit met een aan het ongelooflijke grenzende hals starrigheid. Toch voelden wU, van de anti- party, groote voldoening, scheen te zegevieren. Maar de „pro’s” geven zich niet gewonnen ZU hebben een geweldig tegenoffensief Ingezet. Onzen Zeppelin hebben zij beantwoord met een cinematografische opname van het monster, vervaardigd door kapt. James Fraser, die In opdracht van Sir Edward Mountain (het hoofd der pro-monster-partU) het Loch observeert De film moet nog ontwikkeld wprden, en zoo lang dit niet gebeurd te, te ook niet alle hoop verloren. En zelfs als het wel gebeurd te, zie ik niet in dat wU ons gewonnen zouden moe ten verklaren. Kapt. Fraser immers heeft verklaard dat hU het monster „bewegingloos” zag liggen op no- geveer 50 yards van den oever; het ondier was 15 tot 20 voet lang, en bruin van kleur. Het hoofd en de staart waren niet zichtbaar. Als het monster wé! bewogen had, als kapt. Fraser wél den kop en den staart had gezien dan zouden er redenen zUn voor de verdenking dat het werkelUk een monster was. Maar zon der beweging, zonder kop en zonder staart lukt het veel meer op de resten van een veronge lukten Zeppelin. Over eenlge maanden hoop ik u te kunnen 'berichten hoe ver de zaak dén gevorderd te. Ondertusschen biyf Ik natuurUJk anti-monster ontknooplng van het zooeven geschetste drama gehoord. „Ellendeling!” riep hU. In z'n drift stiet hü »'n glas om, balde de vuist tegen den beteuterden Belliard en haastig het koffiehuis. „Gauw, gauw!” zei ik, terwUl ik Belliard naar den anderen uitgang duwde. Buiten gekomen namen we afscheid van elkaar en terwijl ik in een taxi sprong. verwUderde zich Belliard in den neerplassenden regen. HU moet wel doornat thuis gekomen zUn. We hadden afgesproken dat we elkaar den volgenden dag zouden ontmoeten en Ik was benieuwd of de vrede eindelUk In Guy’s gezin en in z’n hart zou zUn teruggekeerd, nu Luc Boulllabaise goed en wel dood was. Ik zag hem aankomen; hU zag er uit als een geest. „Lieve hemel,” riep Ik, „wat te er met Jou gebeurd?" „Ik heb een nacht op het politiebureau door gebracht." „Die oude heer....” „Juist, die ging direct naar de politie. Ik werd in hechtenis en in verhoor genomen. Vanmor gen hebben ze me losgelaten uit gebrek aan voldoende bewUzen. Achttien uren heb ik in t cachot gezeten.” „Maar hoe heb je die lange afwezigheid aan je vrouw verklaard?” „Ik heb haar gezegd dat ik den nacht heb doorgebracht met de bedroefde familie te troos ten en de kinderen in slaap te zingen. Dat was een mooie ingeving!” „Hoezoo? Is het dan nog niet uit?” „Uit? Hoe ben ik ook zoo stom geweest Luc Boulllabaise twee kinderen te geven, terwUl ik er zelf geen een heb!" „En. „M’n vrouw wil met alle geweld een kleinen Boulllabalse als haar kind aannemen, misschien Je kent ze: ze is allemachtig lief, maar zoo koppig als ei „En verder?" „Wat verder? Moet Ik weer twee misdaden bedrUven. weer onnoozele kinderen, die ik vaderloos gemaakt heb?" „Ik zou 't maar doen." „Weet Je wat, deel JU het overlijden van de twee kinderen maar aan m'n vrouw mee.” „Komaan," lachte ik, „dat zal ik dan maar doen." We gingen op weg naar z'n huis. Guy's vrouw was uit. maar ze had een brief voor hem achtergelaten. „Rampzalige die ik ben!" riep Belliard in wanhoop, „in haar ongeduld is ze de kinderen zelf gaan halen Met bevende hand scheurde hij de enveloppe open en wilde lezen, maar hü was zóó in de war. dat de letters voor z'n oogen dansten. HU reikte me den brief over en ik las de volgende vier regels: „Ik geloof dat je nu gestraft bent. Hoe is het mogelyk, dat je van af den eersten dag niet begrepen hebt dat ik wel degelijk wist dat je mil met het verhaal van je vriend Boulllabaise voor den gek hield?" „business" ging goed, maar hü specu leerde op de Beurs, en zyn schulden liepen op tot 17.000. In 1909 werd hU faHllet verklaard HU verliet het „bancruptey court” met het vaste voornemen zUn crediteuren tot de laatste penny af te betalen. En hü zette zich aan die taak, die zyn roeping geworden was. De oorlog brak uit. Vier jaren lang vocht hy in Vlaande ren en Artois. En toen hy terugkeerde in het vaderland, zette hU de aangevangen taak voort: het afbetalen zUner schuldetschers. HU gaf er al zijn tUd. al zUn werkkracht, al sun gedachten aan. Want zün moeder had zegd Aan genoegens kon hij geen tijd verspillen. Het leven is zoo kort, en zUn schuld was zoo groot. Hy bleef ongehuwd. Hoe kon hy, die al zUn energie moest schenken aan de belangen zyner crediteuren, aan een vrouw denken. Hij had één ..verzetje”. Hy was secretaris van een Ik knikte. Ik hield niet van dien man hU gaf al te veel Indruk van brute heerschzucht, maar desondanks verkoos ik hem nog boven McMurtrie. Deze laatste onderbrak ons: ,Kom, Savaroff, neem JU mUnheer Lyndon’s aadere arm, brengen.” Met hun overeind en ik met moeite de deur. BU lederen stap, dien ik deed, schoot een pün door mün geheele lichaam, want ik was zoo stUf en gekneusd, alsof men mij overal met een stok geslagen had. Nog meer moeite gaf de trap, maar hoe dan ook, zU slaagden er In, mü boven te krUgen, in een groote, spaarzaam gemeubelde hal, die door een enkele zwakke gloeilamp werd verlicht. Aan den linkerkant was een deur, half open, en daardoor zag ik een flikkerend schünsel van pas aangemaakt vuur. ZU brachten mU binnen. In de kamer stond het meisje, Sonoja. bU een groote, gele bad kuip. die zy op een deken had geplaatst. ZU zeide: „Ik dacht, dat een warm bad mUnheer Lyn don niet onwelkom zou zUn. Het zal niet lang duren voor het water warm is.” „Onwelkom!" herhaalde ik dankbaar, maar ik vond geen woorden meer om mUn gevoelens uit te drukken en zonk neer In een getnak- kelUken stoel, die voor het vuur geschoven was. ping te lezen. Er stai zicht in. van uw opme ongelukkige onderbreking." HU legde de krant op bed. „Maar allereerst” ging hU voort, „zal ik u even onderzoeken. Gisteravond heb ik niets verontrustends kunnen vinden, maar het is beter om volkomen zekerheid te hebben." HU onderzocht een oogenblik mUn keet, voel de mUn pols en klopte mU toen krachtig overal op mUn borst. „Wel," zei hU tenslotte. „U hebt genoeg docr- gemaakt om twee gewone menschen doodziek te maken, maar behalve een lichte kou in het hoofd, schUnt het u goed gedaan te hebben." Ik ging overeind zitten en vroeg botweg: „Dokter, wat beteekent dit alles? Wie ber t u? en waarom verbergt u mU voor de politie?” Hy keek mU aan met zUn merkwaardigen, verrassenden glimlach. „Een natuuriyke en heel gezonde nieuwsgie righeid, mUnheer Lyndonzei hU droog. „Ik hoop die te voldoen, zoodra u wat gegeter hebt. Tot dien tUd" hU haalde de schouders op ..zult u aan de Daily Mal. een Interessant ge zelschap vinden, denk Ik.” HU verliet de kamer en sloot de deur achter zich, en een oogenblik lag Ik daar met het on aangename gevoel, dat ik in een uiterst ge heimzinnig avontuur was verward geraakt. Zelfs zoo ongewone menschen als dr. MIe Mur trie en zUn vrienden, nemen In den regel geen ontsnapte gevangenen op uit loutere vriende- gehlnderd. Ik was dien moord glad vergeten. ,,’t Is waar.” hernam ik, .JiU is in den rouw.” „Laten we hem gaan troosten." zei m'n vrouw weer „Ik moet Je nog wat vertellen; Boulllabaise is getrouwd met de dochter van een garnalen- pelster, een huwelUk ver beneden z’n stand. HU wUdt zich geheel aan de opvoeding van z’n kinderen, een van drie en een van vyf jaar en gaat de deur niet uit.” M'n vrouw dacht een cogenbllk na Ik hoopte al dat deze mededeeling een emmer water zou uitstorten over haar brandende geestdrift Maar in tegendeel. In vervoering riep ze uit: „Prach tig! Subliem! Alleen echte kunstenaars zyn tot zoo iets verhevens in staat!” Twee dagen later vroeg ze mU haar naar m'n vriend te vergezellen. Ze wilde hem open- lUk haar bewondering betuigen, hem zelf ult- noodigen bU haar te komen en z’n kinderen met speelgoed en lekkers overladen. Ik trachtte den slag af te weren, door haar op de noodzakelUkheid te wUzen om Boulllabalse op dit onverwachte bezoek voor te bereiden. Maar ik moest haar beloven dit den volgenden dag te zullen doen. Den volgenden dag was het Zondag. Ik zei aan m'n vrouw dat Boulllabaise misschien met z'n kinderen in den Dierentuin zou wezen. We gingen er heen en dwaalden er vUf uren rond, van de leeuwen naar de apen, van het Nyipaard naar de slangen, maar tot onze spyt ontmoetten wy onzen vriend niet. Des Maandags was m’n besluit genomerf. Ik bezorgde Boulllabalse een ongesteldheid, die Dinsdag erger werd. Daar hU Woensdag niet beter was, liet ik een dokter roepen, die eerst Donderdagmorgen kwam en een bezetting op de borst constateerde. Van dit oogenblik af bracht ik m'n tUd door met van het atelier van den artist naar de kamer van m'n vrouw te loopen. Ik heb Boulllabalse drie dagen en drie nachten opgepast, die ik op de sociëteit door bracht. Hoe verschrlkkelUk heb ik me daar ver veeld. Daarna heb ik hem, daar ik op was van vermoeienis en er een eind aan moest komen, van kant gemaakt." 3 E E E E I I 3 3 E E E E E (Nadruk verboden ÜllllllllllllUIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIii k zat eergisteren met m’n ouden kennis Guy Belliard gezellig in een café en hij vertelde: „Ongeveer drie maanden geleden kwam ik te laat thuis voor 't tweede ontbUt. Je kent m’n vrouw, ze is allemachtig lief, maar verschrik- kelUk ongeduldig. „Weet Je wel dat het half één te?” vroeg ze met een blik, waaronder m’n knieën begonnen te knikken. „Dat komt, vrouwtje, omdat Ik vanmorgen dien braven Luc ontmoet heb....” „Wie is Luc?" „Luc.... Boulllabaise; Je weet wel....” „Ik weet niets." „Een oud-collega van me, een arme drommel. Heb ik je nooit over Luc gesproken? Dèt be- grUp ik niet, ’tls een genie, maar wat al moeite het hem gekost heeft om er boven op te ko men! ’tls ook geen kleinigheid een nieuwe school te stichten.” „Die mUnheer Luc heeft dus een kostschool?” „Welneen, vrouwtje, een schilderschool. Het was Juist elf jaar geleden, dat we In Marseille afscheid van elkaar hadden genomen. HU ging naar Italië, ik naar Parys." Zoo praatte ik wel een uur lang, slechts on derbroken door de korte, stugge antwoorden van m'n lieve vrouw, over het leven van Bouil- latjplse, over de titels van z'n schilderyen, z’n gewoonten, z'n deugden en gebreken. Ik klom van Luc op tot z'n vader, een dapper soldaat uit den Fransch-Dultschen oorlog; tot z’n moe der, een waardige en edele vrouw; tot z’n zus ter, ongekunsteld en bekoorlUk in haar doen en laten. Ik beschreef haar dat heele eenvou dige, werkzame gezin in al z’n beproevingen; m'n stem beefde van ontroering, toen ik de ellende schilderde, die het had doorworsteld. Nu moet je weten, dat die Luc Boulllabaise slechts een schepping myner verbeelding was, evenals z’n bloedverwanten. Ik vertelde zoo lang over hem, dat, als hy me dit alles vóór ’t ont- byt had moeten vertellen, Ik wel een paar uur te laat zou zUn gekomen. Het gelaat van m’n vrouw nam langzamer hand een zachtere plooi aan. maar er stond geschreven dat die schepping van Boulllabaise me leeiyk in ’t nauw zou brengen. Drie of vier dagen hoorde ik niet over hem spreken. Daarna informeerde m'n vrouw naar hem en scheen pUniyk verwonderd over m'n koelheid ten op zichte van zoo'n merkwaardig man, door wiens vriendschap ik me toch ten zeerste vereerd moest achten. Het te voor een man altyd onaangenaam z'n vrouw zoo iets te hooren zeggen. En dan, je kent de mUne; ze is allemachtig lief, maar ze heeft een manier om zich uit te drukken, die aan een Noorderstorm doet denken. Ik beloof de dat ik binnenkort zou trachten Boulllabaise weer te zien. „Dat is nog al eenvoudig.” meende m’n vrouw, .Je hoeft maar naar hem toe te gaan.” „Dat is te zeggen.... kweet z'n adres niet.” .Het moet toch gemakkelUk zUn aan ’t adres te komen van zoo'n beroemd man." Nadat m'n vrouw me er herhaaldeiyk aan herinnerd had, besloot Ik den kunstenaar te gaan opzoeken, dien ik in een klein krot, heel ver weg, huisvestte, uit vrees dat m’n vrouw bet in d'r hoofd zou krygen een bezoek aan z’n atelier te brengen. De bescheiden- en bekrom penheid van z'n woning schreef ik toe aan Z’n verlangen om de wereld te ontvluchten en In verband daarmee de bezoekers van zich ver- wyderd te nouden. In den loop der volgende maand moest Ik nog verscheidene malen naar hem toe; m'n toestand werd hoe langer hoe moeilijker. Tel kens werden me. "Vragen gesteld, nieuwe en on- andêrerr wol- verwachte, die me steeds dwongen weer tot zei de dokter kalm, „hoe gaat het met den patiënt vandaag?” Met eenlge voorzichtigheid rekte ik mU uit. Ik was nog betrekkaiyk stuf en had een gevoel alsof men mUn keel met schuurpapier -w—e heer Philip Robert Joseph Seaton I 1 heeft zyn schulden betaald met sa- mengestelde rente. GU hebt nooit van hem gehoord? Wel, dat te niet noodzakeiykerwUs een gebrek in uw op voeding. maar toch te het de moeite waard iets omtrent hem te lezen, want Mr. Seaton te een held van de soort, zooals de vrereld er weinigen kan aanwUzen. HU werd geboren in Blackheath, in het oosten van Londen, in 1881. Als klerk by een verzekeringsonderneming ging hy naar de City. HU verdiende maar 90 per jaar. Dit was hem niet voldoende, en hy besloot „eigen zaken" te beginnen. ZUn moeder gaf hem een raad: man moet.” De Ik herinner my vaag, dat men mU mUn natte en vuile kleeren uittrok en dat ik even later met een onbeschrüfeUjk gevoel van weelde in een kuip warm water lag. Daarna was ik te bed, en iemand wreef mU wreef mij over mUn geheele lichaam met een warme, prikkelende stof, die de pUn uit mUn ledematen scheen weg te nemen en mU maakte tot een tintelend wesen vol slapende tevredenheid. Toen wel, toen moet ik in'slaap gevallen zyn. Dit laatste besluit ik uit het feit, dat mUn eerste herinnering daarna la. dat iemand zachtjes zei; „Maak hem niet wakker. Laat nem slapen, zoolang als hy wil dat is het beste voor hem.” Waarop Ik. niet meer dan natuuriyk, onmid- dellUk mijn oogen opsloeg. Dokter McMurtrie en het donkere meisje stonden bU mUn bed naar mU te kyken. Een oogenblik staarde ik haar aan. terwUl ik mU waar ik mij bevond. Maar plot- herinnerde ik mü den geheelen toe- oo dit blad zUn ingevolge de verzekeringavoorwaarden tegen f by levenslange geheele ongeschiktheid t >t werken door «en ongeval met 9C/1 by xerllee van een hand f 9C verlies van een f Cf) by een breuk van f Af) SgevaUen vwzelmn vmt een der volgenae ultkeerlrgen I JUUU.~ verlies van belde armen, belde beenen ot belde oogen doodeiyken afloop I een voet of een oog 1 O.- luim of wyavinger J «JV.-been of arm f 9V.- „Juist, bij gedeelten. De stukken worden la ter by elkaar gevoegd.” „Dan moet je In elk geval een mooie gravure van een van z’n schilderyen koopen.” ,,’t Zal niet gaan. HU heeft de reproductie van al z’n schilderyen in heel Europa verbo den." „Nu. dan zullen we naar het salon gaan...." „Boulllabalse zal van 't Jaar niet expoeeeren, hy te woedend over de samenstelling van de Jury." Drie dagen lang had m’n vrouw een humeur als een bulhond. Je kent haar; ze is allemach tig lief, maar op voorwaarde dat haar niets in den weg gelegd wordt. Drie weken geleden zaten we aan de koffie en sedert vier of vyf dagen had ik het geluk ge had den verwenschten naam van den kunste naar niet te hooren uitspreken, toen ik eens klaps opgeschrtkt werd door de vraag: „Gaat Boulllabalse veel uit?” „Neen, nooit.” „En waarom niet?” „Dat ligt zoo aan z’n karakter. .Maar me dunkt dat hü toch wel tens wat ontspanning mocht hebben, door nu en dar een avondje bU een vriend door te brengen. HU moet zich erg eenzaam gevoelen.” „Erg eenzaam, zeg je?” „Ja, sinds den dood van z'n moeder.” „Dat te waar ook, z'n moeder te dood.” „Je hebt het me ten minste gezegd.” „Zeker, zeker, ze te dood.” Het scheen dat ik een eind had gemaakt aan het leven van z'n moeder, wier tegenwoordigheid me zeker bü de een of andere gelegenheid had ■j u e i II J L

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 15