H D Hl V MA® per Vliegmachine de wereld rond I 1 Ir ifJ w^Aaal uan den iaq I k Nog steeds het Loch Ness-monster r* DE REGEN I 11 DE GEMOEDEREN NOG NIET BEDAARD I Alle abonnee aX"S,".n’,'"fS 1 MAANDAG 8 OCTOBER 1934 Wat volharding vermag I (J I zi In het vijfde geslacht Zk tenden bloot kwamen. 4 >r~ II Resten van een ver ongelukten Zeppelin? De laatste oorlogs- gewonde Door het bioscoop journaal verraden F Me stryd tusschen voor- en tegen standers. Zal de zaak van de anti-party het winnen? I Hoe Philip Robert Joseph Seaton zyn schulden betaalde I KIF 11 - DOOR - VICTOR LYNDON ,BRIDCES ONTSNAPT! AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL SS MARTIN BERDAN ge- ©-> 1 w li tan dat «een U Wordt vervolgd. »tad vrienden, hier.* Hy lachte weer, waarbü een «tel sterke, witte .J». ja. Maar de kleeren en het korte haar, BOOTZ AVANTI (Nadruk verboden) iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiHiiiiHHiiiiii Te Ogmore in Wales, is onlang* overleden William Arthur Whiting, een zeer bekend rug- by-speler uit Zuld-Wales. Dat was een rare gewaarwording, daar hing ik aan het einde van een lange kabel op een Op dit oogenbllk werden we eensklaps opge schrikt door een zwaren vuistslag op een der nabij zijnde tafeltjes in t café. Een heer op leeftijd, die daar zooeven had plaats genomen, was opgestaan en keek Guy Belliard met een door woede vertrokken gericht aan. Hü had de De oude heer John Stable uit Milwaukee CV.S.) Is 103 jaar, een leeftijd, die ook in ons land meer dan eens bereikt wordt Merkwaar diger dan dit is dan ook, dat Stable een soon van 80, een kleinzoon van 60, een achterklein zoon van 40, een betachterkleinzoon van 23 en een betbetachterkieinzoon van 3 Jaar heeft. gedrukte trokken. Het water kwam naar binnen suizen, en ik kroop door de nauwe opening naar buiten, de dikke staalkabel, waarmede ik aan de boot be vestigd bleef, achter mij aan sleepend. Weldra was ik mijn werkzaamheden met het smeltijzer aangevangen. Stevig staande op een groote ijs klomp wrong ik het heete ijzer door de ijsmassa. Eensklaps gleed ik echter uiten stortte in de Poolzee naar beneden. Gelukkig dat ik door den staalkabel aan de boot bevestigd bleef. Van schrik verloor ik haast het bewustzijn. Ein delijk was de kabel, die ongeveer 100 meter lang was, afgerold en hing ik stil. Weldra werden de toebereidselen gemaakt en Ik in een duikerpak gestoken, waarin zich een zuurstofapparaat bevond voor een verblijf onder water van minstens een uur. Op Iedere schou der was een sterk electrisch licht bevestigd. Weldra was ik geheel in het duikerpak gestoken en nadat de waterdichte schotten waren afge sloten, opende ik het gat van een lanceerbuls. debating society te Canterbury, waar hij sinds den oorlog woonde. De vorige week kwam hü thuis in zjjn vrijgezellen-wPning, en liet zich met een zucht van verlichting In zijn stoel neervallen. Hij had dien dag de laatste chèque aan den laatsten crediteur van 1906 geteekend Öe 17.000 pond, met rente op rente, waren be taald tot de laatste penny toe. Sommige crediteuren waren gestorven; hun erfgenamen ontvingen het geld. Hij deed er met inbegrip van zijn oorlogs- dlenst aan het front 35 jaren over. Uk heb mijn trots bevredigd.” verklaarde hij eenvoudig toen men hem gelukwenschte. En hij maakt plannen voor een vacantle-reisje in Schotland De eerste vacantle in een kwart eeuw tljds! Duizenden en duizenden zijn In die vüf-en- t win tig jaren niet bankroet geweest maar met minder eer dan waarmede Philip Robert Joseph Seaton het wél geweest is. Dit is alles wat ik u vertellen kan omtrent desen beschei den held der volharding. diepte van 100 meter In de Poolzee Naar schat ting was Ik thans 20 minuten in het dulker- costuum geweest, zoodat Ik het nog veertig mi nuten uit kon houden. Maar zou de man die aan het andere einde van den staalkabel aan de lier stond, mij bijtijds kunnen ophalen? Zou hij bemerkt hebben wat er gebeurd was? Het angstzweet begon mij uit te breken. business” ging goed, maar hij specu- op de Beurs, en zijn schulden liepen op 17.000. In 1909 werd hij failliet verklaard het „bancruptey court” met het waar Ik mij bevond Maar plot- herlnnerde Ik mij den geheelen toe- Dank zij de vertoonlng van een bioscoop journaal In een der Madrlleensche cinema’s, ia de Speansche politie er in geslaagd, een ge vaarlijk oplichter die de Banco de Espana door vervalschte chèques voor een kwart millloen peseta’s had opgelicht, te herkennen en ten slotte te arresteeren. Voor veertien dagen had de Banco de Espana vijl chèques uitbetaald ten bedrage van 334.000 peseta's, welke de handteekenlng van den mar kies De Padierno droegen. Deze chèques ble ken achteraf vervalscht te zijn. De kassier van de bank verklaarde, dat hij zich nauwkeurig wist te herinneren, hoe de man er uit zag, die de chèques geïncasseerd had. Onder zijn ge lelde deed de politie verschillende rondgangen in café's. theaters en bioscopen, waarvan men vermoedde, dat de dader er zich misschien zou ophouden. In een der bioscopen fluisterde de kassier plotseling den hem begeleidenden detective in het oor: „Dat is hem." De detective verkeerde eerst in de meenlng. dat de kassier een van de toeschouwer als den misdadiger herkend had. doch tot zijn verwondering vernam de detec tive, dat de kassier iemand bedoelde, die zich onder de toeschouwers op de autorenbaan te Barcelona bevond en welke episode zoo juist in het journaal werd afgedraaid. De detective her kende in den man op het witte doek een be- ruchten Italiaanschen falsaris, Mariano Finlzao, Naast hem was gezeten de zesentwintig-jarige (raaf De Padierno, een neef van den markies De Padiemo, wiens handteekenlng vervalscht was. Dank zij deze Identificatie was het mogelijk te Milaan den graaf De Padiemo en diens mede plichtige, die aldaar An de autorennen deel namen, te arresteeren. lijkheid. ZU moesten een grondige reden heb ben, om voor mij zulk een gevaar te loopen, maar wat die reden kon zijn, begreep ik In de verste verte niet. Ik keek de kamer rond. Het was een groot en luchtig vertrek met leelljke, ouderwetsche meubels en twee vensters die uitzicht gaven in dezelfde richting. De platen tegen den muur bestonden uit een oliegrafle van koning Eduard in admlraalsunlform en verschelden ge kleurde an geïllustreerde wandtetaten. Boven den schoorsteenmantel hing een spiegel In ma honiehouten lijst. Gedachteloos keek Ik er een oogenbljk naar; plotseling kreeg Ik echter lust om op te staan en te kijken, hoe ik er uitzeg. Ik sloeg de dekens terug en kroop ut bed. Even was ik wat beverig toen 'k stond, maar mijn beenen deden hun dienst weer naar beboeren en voorzichtig liep ik naar den haai o. De eerste blik, dien ik in den spiegel wierp, gaf mjj zoo'n schok, dat ik bijna viel Een hoofd vol borstelig haar en een baard van drie dagen kunnen iemand haast van zichzelf ver vreemden, maar ik had noot* gedacht, dat ze mjj tot zoo'n gevaarlijken schurk konden ma ken, als die mU uit den spiegel aankeek. Een heel kort onderzoek voldeed mij en ik ging terug In bed. stapelde <!e kussens achter mijn rug en nam de Daily Mail op, die ik op de binnen pagina opensloeg, waar groote, vet- lettera onmiddeUük mijn aandacht Whiting was de laatste soldaat, die In den grooten oorlog gewond werd. Tot 11 November 1919 was hij aan het front. Vanuit zijn post hcorde hij het gekreun van een anderen sol daat. die bulten de loopgraaf lag. Zijn vrien- c'en vertelden hem dat binnen enkele minuten de wapenstilstand afgekondlgd zou worden, maar Whiting kon het gekerm niet langer aan- hcoren. Hij klom de loopgraaf uit en snelde in de richting van den gewonde. Hij werd onderweg geraakt door een kogel van den vijand, waar schijnlijk de laatste kogel, die In den wereld oorlog is afgeschoten. Whiting is van dit schot ncolt geheel hersteld. noegen zou doen, het verslag van uw ontsnap ping te lezen. Er staat een meesterlijk over zicht In, van uw opmerkelijke loopbaan tot die ongelukkige onderbreking." Hij legde de krant op bed. „Maar allereerst” ging hij voort, „zal ik u even onderzoeken. Gisteravond heb Ik niets verontrustends kunnen vinden, maar bet is beter om volkomen zekerheid te hebben.” Hij onderzocht een oogenbllk mijn keel, voel de mijn pols en klopte mü toen krachtig overal op mijn bont. „Wel." ael hü tenslotte, „U hebt genoeg docr- gemaakt om twee gewone menschen doodziek te maken, maar behalve een lichte kou in het hoofd, schijnt het u goed gedaan te hebben.” Ik ging overeind zitten en vroeg botweg: „Dokter, wat beteekent dit alles? Wie ber. t u? en waarom verbergt u mij voor de politie?” HU keek mü aan met zUn merkwaardigen, verraasenden glimlach. „Een natuurlijke en heel gezonde nieuwsgie righeid, mUnheer Lyndon zei hij droog, «ik hoop die te voldoen, zoodra u wat gegeter hebt. Tot dien tijd” hij haalde de schouders op ..zult u aan de Daily Mali een Interessant ge zelschap vinden, denk Ik." HU verliet de kamer en sloot de deur achter zich, en een oogenbllk lag ik daar met bet on aangename gevoel, dat ik In een uiterst ge heimzinnig avontuur was verward geraakt. Zelfs zoo ongewone menschen als dr. Mtc.Mtir- trte en zün vrienden, nemen in den regel geen ontsnapte gevangenen op uit loutere vrlende- HU keek op zUn horloge. „Wanneer Ik mü goed herinner” zei hü. „viel u kort na middernacht In uw bed in slaap. Het is nu vier uur in den middag." Met een schok kwam ik overeind. „Vier uurl” riep ik uit. „Goede hemel, maar dan moet Ik ópstaan.... Ik...." HU legde zün hand op mUn schouder en zei: „Geen dwaasheid, man! U kunt opstaan, wanneer u daartoe In /tast bent. Nu moet u eerst wat eten.” HU wendde zich tot het meisje: „Wat dacht Je hem te geven?” „Er zijn eieren genoeg," zei ze. „en er is nog visch van het ontbüt.” ZU antwoordde kort, bUna ruw, en keek mü aan, terwUl zU sprak. Haar manier van doen gaf mü den Indruk, dat de verhouding tusschen haar en McMurtrle niet vriendschappelijk was. Wianneer dit juist was, verried hü daar niets van. .Heide dingen zün uitstekend.” zei hü op zUn gewone tofgevende wUze, jnaar misschien zou onze Jonge vriend ze belde tegelijk kunnen ver dragen.” Jk zal dankbaar genoeg zün voor wat ook," ael Ik. mU tot het meisje wendend, „brengt u maar wat het makkelükst klaar te maken." Ze knikte en ging de kamer uit. zonder nog iets te zeggen. Mc.Murtrie zag haar na met even een glinstering van boosaardig vermaak in zün oogen naar het mij scheen „Ik heb het avondblad van de Daily Mail meegebracht," aal hü, -ik dacht dat het u ge- et is zoowat een jaar geleden dat bet Loch Ness-monster ontdekt ot.... uit gevonden werd, ofschoon het nog wel twee maanden duurde aleer het groote nieuws door een interpellatie in het Lagerhuis wereld kundig werd. Ik was, schUft onze Londensche correspon dent, van bet eerste oogenbllk af antl-monster. Niet om bepaalde redenen, want Ik heb van monstrologle niet het minste verstand. Maar wij, Hollanders, kiezen nu eenmaal graag partU; een van de eerste dingen die wU zeggen wan neer wU van iets nieuws hooren, is: „Ik ben er voor" M ,Jk ben er tegen”, en zoo was ik tegen bet monster, omdat ik „er niets voor voelde”, hetgeen geloof ik óók een typlscb- Hollandsche overweging is. Natuurlijk ben ik thans, een jaar later, nog altijd verwoed antl-monster. Engelschen wor den van conservatief liberaal en ven liberaal socialist (en omgekeerd) zonder dat het er hun beter of slechter om gaat; zij kunnen soms felle patriotten zUn, maar zUn zelden felle par tijmannen. WU daarentegen blUven wat wU ■Un, en maken van onze beginselen een soort tweede nationaliteit, zoodat w\j, met een varia tie op een befaamd Engelsch maxime kunnen Kgen: the principle, right or wrong. Ik ben dus halsstarrig antl-monster gebleven gelUk ik reeds minstens twee maal in den loop van tien maanden in de kolommen van dit blad geconstateerd heb. Een paar weken geleden had bet weinig gescheeld, of ik bad een ge- styleerden triomfkreet naar Amsterdam overge- briefd. MUn beginsel had gezegevierd. Het Loch Ness-monster bestond niet.... precies zooals ik altUd gezegd bad. Vastgesteld Immers was dat datgene, dat men voor een monster uitgekreten had, niet* anders dan t overblijfsel was van een Dultsch luchtschip, hetwelk gedurende den oor log in bet Loch terechtgekomen sou zijn. Ten einde u alle bijzonderheden te kunnen mededeelen, zocht ik in de 31-deelige history of the War” van de „Times" naar verslagen van Zeppelin-aanvallen op dit deel van Schot land. Ik vond er geen. Ik raadpleegde andere werken en gegevens. Vruchteloos. Er was bhjk- bgar In al*Ae «ter jaren geen iuchtachlp in de buurt van Inverness verschenen. Ik achtte bet dus voorzichtiger mijn zege kreet op te schorten tot nadere bijzonderheden bekend zouden zUn. Maar de nadere bUzonderheden bleven uit met een aan het ongelooflijke grenzende hals starrigheid. Toch voelden wU, van de antl- 1 L- 1 -1-J --.voorwaarden tegen 9/1/1/) b« levenslange geheels ongeschiktheid t »t werken door f 7C/J bU een ongeval met f O Cfb bU verlies van een hand f 19E oU verlies van een f bU een breuk van f Afl bU verlies van ‘n .eno. uitkeerlrgen t JUUU.-verUt» van belde armen, balde beenen at belde oogen f (üU.’ doodelUken af loop X U een voet of een oog f J Aa/e-luim of wyavlnger f Vt/s-been of armf Tfl/e” anderen vinger had. Nog meer moeite gaf de trap, maar hoe dan ook, zU slaagden er in, mjj boven te krUgen, in een groote, spaarzaam gemeubelde hal, die door een enkele zwakke gloeilamp werd verlicht. Aan den linkerkant was een deur, half open, en daardoor zag ik een flikkerend schUnsel van pas aangemaakt vuur. ZU brachten mU binnen In de kamer stond het meisje. Sonoja, bU een groote, gele bad kuip, die zU op een deken had geplaatst. ZU seido: TV dacht dat een warm bad mijnheer Lyn don niet onwelkom zou zUn. Het zal niet lang duren voor het water warm is.” „Onwelkom!” herhaalde ik dankbaar, maar ik vond geen woorden meer om mUn gevoelens uit te drukken en zonk neer in een gemak- kelijken stoel, die voor het vuur geschoven «M, k zat eergisteren met m*h ouden kennis Guy Belliard gezellig in een café en hU vertelde: „Ongeveer drie maanden geleden kwam ik te laat thuis voor ’t tweede ontbUt. Je kent m'n vrouw, ze is allemachtig lief, maar verschrik kelijk ongeduldig. „Weet Je wel dat het half één is?” vroeg ze met een blik, waaronder m’n knieën begonnen te knikken. „Dat komt vrouwtje, omdat ik vanmorgen dle«a braven Luc ontmoet heb....” „Wis is Luc?” ,Luc.... Boulllabaise; je weet wel....” „Ik weet niets." .Hen oud-collega van me, een arme drommel. Heb Ik je nooit over Luc gesproken? Dèt be grijp ik niet, 'tls een genie, maar wat al moeite het hem gekost heeft om er boven op te ko men! 'tls ook geen kleinigheid een nieuwe school te stichten.” „Die mUnheer Luc heeft dus een kostschool?” „Welneen, vrouwtje, een schilderschool. Het was juist elf jaar geleden, dat we in Marseille afscheid van elkaar hadden genomen. HU ging naar Italië, Ik naar ParUs.” Zoo praatte Ik wel een uur lang, slechts on derbroken door de korte, stugge antwoorden van m’n lieve vrouw, over het leven van Boull labaise, over de titels van z'n schllderUen, z’n gewoonten, z’n deugden en gebreken. Ik klom van Luc op tot z'n vader, een dapper soldaat uit den Fransch-Dultschen oorlog; tot s’n moe der, een waardige en edele vrouw; tot s’n zus ter, ongekunsteld en bekoorlijk in haar doen en laten. Ik beschreef haar dat heele eenvou dige, werkzame gezin in al z'n beproevingen; m'n stem beefde van ontroering, toen ik de ellende schilderde, die het had doorworsleld. Nu moet je weten, dat die Luc Boulllabaise slechts een schepping mUner verbeelding was, evenals z'n bloedverwanten. Ik vertelde zoo lang over hem. dat, als hU me dit alles vóór 1 ont bUt had moeten vertellen, ik wel een paar uur te laat zou zUn gekomen. Het gelaat van m'n vrouw nam langzamer hand een zachtere plooi aan, maar er stond geschreven dat die schepping van Boulllabaise me leelUk in t nauw zou brengen. Drie of vier dagen hoorde Ik niet over hem spreken. Daarna Informeerde m'n vrouw naar hem en scheen pUnlUk verwonderd over m'n koelheid ten op zichte van zoo'n merkwaardig man, door wiens vriendschap ik me toch ten zeerste vereerd moest achten. Het is voor een man altUd onaangenaam z’n vrouw zoo iets te hooren zeggen. E^ dan, je kent de mUne; ze is allemachtig lief, maar ze heeft een manier om zich uit te drukken, die aan een Noorderstorm doet denken. Ik beloof de dat Ik binnenkort zou trachten Boulllabaise weer te zien. „Dat is nog al eenvoudig,” meende m’n vrouw, „je hoeft maar naar hem toe te gaan.” „Dat is te zeggen'k weet z'n adres niet.” „Het moet toch gemakkelUk zijn aan t adres te komen van zoo'n beroemd man.” Nadat m’n vrouw me er herhaaldelUk aan herinnerd had, besloot ik den kunstenaar te gaan opsoeken, dien ik in een klein krot, heel ver weg, huisvestte, uit vrees dat m’n vrouw bet in d’r hoofd zou krUgen een bezoek aan z’n atelier te brengen. De bescheiden- en bekrom penheid van z'n woning schreef ik toe aan z'n verlangen om de wereld te ontvluchten en In verband daarmee de bezoeker* van 'ttich ver wijderd te houden. In den loop der volgende maand moest tk nog verscheidene malen naar hem toe; m’n toestand werd hoe langer hoe moellUker. Tel ken* werden me vragen gesteld, nieuwe en on verwachte. die me steeds dwongen weer tot nieuwe verzinsels m’n toevlucht te nemen. Op zekeren dag werd m'n vrouw door het dwaze verlangen aangegrepen op den muur van haar salon een schilderU, hoe klein ook. te hebben, geteekend met den naam Boulllabaise. .Maar lieve vrouw,” zei ik. „Boulllabaise schil dert alleen groote, heel groote stukken Geen enkel van s’n schllderUen zou hier kunnen hangen." „En schildert hij die dan in het kleine ate lier, zoo groot als ons keukentje?” raad: man moet.” De isr HU verliet vaste voornemen zijn crediteuren tot de laatste penny af te betalen. En hü zette zich aan die taak, die *Un roeping geworden was. De oorlog brak uit. Vier Jaren lang vocht hU in Vlaande ren en Artois. En toen hij terugkeerde in het vaderland, zette hij de aangevangen taak voort: het afbetalen zijner schuldeischers. HU gaf er al zUn tUd, al zijn werkkracht, al *U* gedachten aan. Want zijn moeder had zegd. Aan genoegens kon hU geen tijd verspillen. Het leven is zoo kort, en zün schuld was zoo groot. HU bleef ongehuwd. Hoe kon hü, die al zün energie moest schenken aan de belangen züner crediteuren, aan een vrouw denken. Hü had één „verzetje”. Hü was secretaris van een «L water klaar te zetten en vuur aan te leggen In de ongebruikte slaapkamer. We doen beter, juffrouw Weston niet te storen zoo laat In den Bacht. Het bed Is immers opgemaakt?" Bonoja knikte. ,Jk denk het wel. Maar Ik zal In elk geval •ven gaan zien.” Met een laatsten blik naar mU verliet *U de kamer. Savaroff trok zün Jas uit en wierp dis over de leuning van een stoel. „Ge hjkt niet erg op uw portretten, vriend,’ ■el hü. «In deze omstandigheden kwaad," antwoordde ik. partü, groote voldoening. Onze goede zaak scheen te zegevieren. Maar de „pro’s” geven zich niet gewonnen ZU hebben een geweldig tegenoffensief ingezet. Onsen Zeppelin hebben zü beantwoord met een cinematografische opname van het monster, vervaardigd door kapt. James Fraser, die in opdracht van Sir Edward Mountain (het hoofd der pro-monster-partü) het Loch observeert De film moet nog ontwikkeld worden, en zoo lang dit niet gebeurd is, is ook niet alle hoop verloren. En zelfs als het wel gebeurd is, aie Ik niet in dat wü ons gewonnen zouden moe ten verklaren. Kapt. Fraser immers heeft verklaard dat hü het monster „bewegingloos” zag liggen op no- geveer 50 yards van den oever; bet ondier was 15 tot 30 voet lang, en bruin van kleur. Het hoofd en de staart waren niet zichtbaar. Als het monster wél bewogen had, als kapt. Fraser wél den kop en den staart had gezien dan zouden er redenen zün voor de verdenking dat het werkelük een manster was. Maar zen der beweging, zonder kop en zonder staart Hikt het veel meer op de resten van een veronge lukten Zeppelin. Over eenlge maanden hoop Ik u te kunnen berichten hoe ver de zaak dan gevorderd is Ondertusschen bluf ik natuurlek antl-monster Ik knikte. Ik hield niet van dien man hü gaf al te veel Indruk van brute heerschzucht, maar desondanks verkoos ik hem nog boven McMurtrle. Deze laatste onderbrak ons: ,Xom, Savaroff, neem JU mijnheer Lyndon’s andere arm, dan zullen wü hem naar boven brengen.” Met hun hulp kwam ik uit mün stoel overeind en zwaar op hen leunend bereikte ik met moeite de deur. BU lederen stap, dien ik deed schoot een pün door mün geheele Uchaam’ want ik was zoo stuf en gekneusd, alsof men mü overal met een stok geslagen had. Nog meer moeite gaf de trap, maar hoe dan ook, zü slaagden er In, mü boven te „Juist, bü gedeelten. De stukken worden la ter bü elkaar gevoegd.” „Dan moet je in elk geval een mooie gravure van een van s’n schllderUen koopen." „1 Zal niet gaan. Hü heeft de reproductie van al z’n schllderUen in heel Europa verbo den." „Nu, dan zullen we naar het salon gaan „Boulllabaise aal van *t jaar niet expoaeeren, hü is woedend over de samenstelling van de Jury.** Drie dagen lang had m’n vrouw een humeur als een bulhond. Je kent haar; ze is allemach tig lief, maar op voorwaarde dat haar niets in den weg gelegd wordt. Drie weken geleden zaten we aan de koffie en sedert vier of vüf dagen had ik het geiuk ge had den verwenschten naam van den kunste naar niet te hooren uitspreken, toen ik eens klaps opgeschrikt werd door de vraag: „Gaat Boulllabaise veel uit?” „Neen, nooit.” „En waarom niet?” „Dat ligt zoo aan z'n karakter. .Maar me dunkt dat hü toch wel eens wat ontspanning mocht hebben, door nu en dan een avondje bü een vriend door te brengen. Hü moet zich erg eenzaam gevoelen.” „Erg eenzaam, zeg je?" „Ja, sinds den dood van z’n moeder.” „Dat is waar ook, z'n moeder is dood.” „Je hebt het me ten minste gezegd." „Zeker, zeker, ze is dood” Het scheen dat ik een eind had gemaakt aan het leven van z'n moeder, wier tegenwoordigheid me zeker bü de een of andere gelegenheid had gehinderd. Ik was e ■**M**SM»SSS***MS*M(*S*<SS*S**«l dien moord glad vergeten. v, iend van ,,’t Is waar.” j hernam ik. „hü j D is in den rouw.” j Guy Belliard s „Laten we hem j gaan troosten." zei m’n vrouw weer. „Ik moet je nog wat vertellen; Boulllabaise is getrouwd met de dochter van een gainalen- pelster, een huwelük ver beneden z'n stand. Hü wüdt zich geheel aan de opvoeding van z’n kinderen, een van drie en een van vüf Jaar en gaat- de deur niet uit.” M'n vrouw dacht een oogenbllk na Ik hoopte al dat deze mededeellng een emmer water zou uitstorten over haar brandende geestdrift Maar in tegendeel, in vervoering riep ze uit: „Prach tig! Subliem! Alleen echte kunstenaars zün tot zoo iets verhevens in staat!" Twee dagen later vroeg ze mü haar naar m'n vriend te vergezellen. Ze wilde kem open- lük haar bewondering betuigen, hem zelf uit- noodlgen bU haar te komen en z'n kinderen met speelgoed en lekkers overladen. Ik trachtte den slag af te weren, door haar op de noodzakelükheid te wüzen om Boulllabaise op dit onverwachte bezoek voor te bereiden. Maar ik moest haar beloven dit den volgenden dag te zullen doen. Den volgenden dag was het Zondag. Ik zei aan m'n vrouw dat Boulllabaise misschien met z’n kinderen in den Dierentuin zou wezen. We gingen er heen en dwaalden er vüf uren rond, van de leeuwen naar de apen, van het Nijlpaard naar de slangen, maar tot onze spijt ontmoetten wü onzen vriend niet. Des Maandags was m’n besluit genomen. Ik bezorgde Boulllabaise een ongesteldheid, die Dinsdag erger werd. Daar hü Woensdag niet beter was. liet ik een dokter roepen, die eerst Donderdagmorgen kwam en een bezetting op de borst constateerde. Van dit oogenbllk af bracht Ik m’n tüd door met van het atelier van den artist naar de kamer van m'n vrouw te loopen. Ik heb Boulllabaise drie dagen en drie nachten opgepast, die Ik op de sociëteit door bracht. Hoe verschrikkelük heb ik me daar ver veeld. Daarna heb ik hetn. daar Ik op was van vermoeienis en er een eind aan moest komen, van kant gemaakt.” ontknooping van het zooeven geschetste drama gehoord. ïn^n^drtft sUtt*hü 's’n glas om. balde de vuist tegen den beteuterden Belliard en verliet haastig het koffiehuis. „Gauw, gauw!" Mi ik, terwül ik Belliard naar den anderen uitgang duwde. Bulten gekomen namen we afscheid van elkaar en terwül ik in een taxi sprong, verwüderde zich Belliard in den neerplassenden regen. Hü moet wel doornat thuis gekomen zün. We hadden afgesproken dat we elkaar den volgenden dag zouden ontmoeten en Ik was benieuwd of de vrede elndelük in Guy’s gezin en in z’n hart zou zün teruggekeerd, nu Luc Boulllabaise goed en wel dood was. Ik zag hem aankomen; hü zag er uit als een geest. JJeve hemel," riep ik, „wat ia er met jou gebeurd?" Jk heb een nacht op het politiebureau door gebracht.” „Die oude heer...." „Juist, die ging direct naar de politie. Ik werd in hechtenis en in verhoor genomen. Vanmor gen hebben *e me losgelaten uit gebrek aan voldoende bewijzen. Achttien uren heb ik in t cachot gezeten." „Maar hoe heb Je die lange afwezigheid aan je vrouw verklaard?” Uk heb haar geaegd dat ik oen nacht heb doorgebracht met de bedroefde familie te troos ten en de kinderen in slaap te zuigen. Dat waa een mooie ingeving!” „Hoezoo? Is het dan nog niet uit?” „Uit? Hoe ben ik ook zoo stom geweest Luo Boulllabaise twee k.nderen te geven, terwül ik er zelf geen een hebl” JEn....” ,M’n vrouw wil met alle geweld een kleinen Boulllabaise als haar kind aannemen, misschien wel twee. Je kent ze: ze is allemachtig Lef, maar zoo kopj?ig als een muilezel." „En verder?” „Wat verder? Moet ik weer twee misdaden bedrüven, weer het bloed vergieten van twee onnoozela kinderen, die ik vaderloos gemaakt heb?” „Ik zou *t maar- doen.” „Weet je wat, doel JU het overlüden van de twee kinderen maar aan m'n vrouw mee.” „Komaan," lachte ik, „dat zal ik dan maar doen." We gingen op weg naar s’n huls. Guy's vrouw was uit. maar ze had een brief voor hem achtergelaten. „Rampzalige die ik ben!” riep Belliard in wanhoop, „in haar ongeduld is ze de kinderen zelf gaan halen!” Met bevende hand scheurde hü de enveloppe open en wilde lezen, maar hü was zóó in de war, dat de letter» voor s’n oogen dansten. HU reikte me den brief over en ik las de volgende vier regels: „Ik geloof dat Je nu gestraft bent. Hoe is het mogelük. dat Je van af den eersten dag niet begrepen hebt dat ik wel degelük wist dat js mü met het verhaal van Je vriend Boulllabaise voor den gek hield?” Ik herinner mü vaag, dat men mü mün natte en vuile kleeren utttrok en dat ik even later met een onbeschrijfelük gevoel van weelde in een kuip warm water lag. Daarna was ik te bed, en Iemand wreef mü wreef mü over mün geheele lichaam met een warme, prikkelende stof, die de pün uit mün ledematen scheen weg te nemen en mü maakte tot een tintelend wezen vol slapende tevredenheid. Toen wel, toen moet Ik In slaap gevallen zUn. Dit laatste besluit ik uit het feit, dat mün eerste herinnering daarna ia. dat iemand zachtjes zei: e heer Philip Robert Joseph Seaton beeft zün schulden betaald met sa mengestelde rente. Gü hebt nooit van hem gehoord? Wel, dat is niet noodaakelUkerwü* een gebrek in uw op voeding. maar toch is bet de moeite waard iets omtrent hem te lezen, want Mr. Seaton is een held van de soort, zooals de wereld er weinigen kan aanwijzen. Hü werd geboren in Blackheath, in hel oosten van Londen, in 1881. Als klerk bü een verzekeringsonderneming ging hü naar de City. HU verdiende maar l 90 per jaar. Dit was hem niet voldoende, en hü besloot „eigen zaken" te beginnen. Zün moeder gaf hem een UJenk er aan.” zei ze. „dat een jonge in de City altüd zün schulden betalen De regen ruischt, De regen valt, Het regent dat Het giet, ’t I» water soar En water 1& En water wat Men ziet! Wij etappen door, stappen in, Want alles is Nu plas. En 't eenigst wat Wij kunnen doen Is paraplu Of jas! ’t Is voor den schijn, Want wat wij doen Het helpt Je niet Noch baat. Wij komen thuis En voelen ons Dan nat tot op Den draad! WU lachen niet, WÜ schertsen niet En dit hoeft geen Betoog, Want als het giet, Dan, ons humeur En dit alléén Is droog! M? Die zouden aardig wat moeljlükheden kun- aanbrengen Het is gelukkig voor u. dat u «1» huls hebta opgezooh heel gelukkig. U „Maak hem niet wakker. Laat hem slapen, zoolax^; als hü wil dat is het beste voor hem.” Waarop ik, niet meer dan natuurlük, onmid- dellük mün oogen opsloeg. Dokter McMurtrle en het donkere meisje stonden bü mün bed naar mü te taken. Een oogenbllk staarde ik haar aan, terwül ik mU afvroeg, waar ik mü bevond Maar plot seling stand. „Wel," zei ds dokter kalm, „hoe gaat het met den patiënt vandaag?" Met eenlge voorslchtigheld rekte ik mU uit. Ik was nog betrektalük stüf en had een gevoel alsof men mün keel met schuurpapier gewreven had, maar over het geheel voelde ik mü beter, veel beter. ..Ik geloof niet, dat er ernstig gevaar ta,” ael Ik heesch. „Hoelang heb ik geslapen?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 7