H
D
Hl
V
MA®
per Vliegmachine de wereld rond
I
1
Ir
ifJ
w^Aaal uan den iaq
I k
Nog steeds het Loch Ness-monster r*
DE REGEN
I
11
DE GEMOEDEREN NOG
NIET BEDAARD
I
Alle abonnee aX"S,".n’,'"fS
1
MAANDAG 8 OCTOBER 1934
Wat volharding vermag
I
(J
I
zi
In het vijfde geslacht
Zk
tenden bloot kwamen.
4
>r~
II
Resten van een ver
ongelukten Zeppelin?
De laatste oorlogs-
gewonde
Door het bioscoop
journaal verraden
F Me stryd tusschen voor- en tegen
standers. Zal de zaak van de
anti-party het winnen?
I
Hoe Philip Robert Joseph Seaton
zyn schulden betaalde
I
KIF 11 - DOOR
- VICTOR
LYNDON ,BRIDCES
ONTSNAPT!
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
SS
MARTIN BERDAN
ge-
©->
1
w
li
tan dat «een
U
Wordt vervolgd.
»tad vrienden, hier.*
Hy lachte weer, waarbü een «tel sterke, witte
.J». ja. Maar de kleeren en het korte haar,
BOOTZ
AVANTI
(Nadruk verboden)
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiHiiiiHHiiiiii
Te Ogmore in Wales, is onlang* overleden
William Arthur Whiting, een zeer bekend rug-
by-speler uit Zuld-Wales.
Dat was een rare gewaarwording, daar hing
ik aan het einde van een lange kabel op een
Op dit oogenbllk werden we eensklaps opge
schrikt door een zwaren vuistslag op een der
nabij zijnde tafeltjes in t café. Een heer op
leeftijd, die daar zooeven had plaats genomen,
was opgestaan en keek Guy Belliard met een
door woede vertrokken gericht aan. Hü had de
De oude heer John Stable uit Milwaukee
CV.S.) Is 103 jaar, een leeftijd, die ook in ons
land meer dan eens bereikt wordt Merkwaar
diger dan dit is dan ook, dat Stable een soon
van 80, een kleinzoon van 60, een achterklein
zoon van 40, een betachterkleinzoon van 23 en
een betbetachterkieinzoon van 3 Jaar heeft.
gedrukte
trokken.
Het water kwam naar binnen suizen, en ik
kroop door de nauwe opening naar buiten, de
dikke staalkabel, waarmede ik aan de boot be
vestigd bleef, achter mij aan sleepend. Weldra
was ik mijn werkzaamheden met het smeltijzer
aangevangen. Stevig staande op een groote ijs
klomp wrong ik het heete ijzer door de ijsmassa.
Eensklaps gleed ik echter uiten stortte
in de Poolzee naar beneden. Gelukkig dat ik
door den staalkabel aan de boot bevestigd bleef.
Van schrik verloor ik haast het bewustzijn. Ein
delijk was de kabel, die ongeveer 100 meter
lang was, afgerold en hing ik stil.
Weldra werden de toebereidselen gemaakt en
Ik in een duikerpak gestoken, waarin zich een
zuurstofapparaat bevond voor een verblijf onder
water van minstens een uur. Op Iedere schou
der was een sterk electrisch licht bevestigd.
Weldra was ik geheel in het duikerpak gestoken
en nadat de waterdichte schotten waren afge
sloten, opende ik het gat van een lanceerbuls.
debating society te Canterbury, waar hij sinds
den oorlog woonde. De vorige week kwam hü
thuis in zjjn vrijgezellen-wPning, en liet zich
met een zucht van verlichting In zijn stoel
neervallen. Hij had dien dag de laatste chèque
aan den laatsten crediteur van 1906 geteekend
Öe 17.000 pond, met rente op rente, waren be
taald tot de laatste penny toe.
Sommige crediteuren waren gestorven; hun
erfgenamen ontvingen het geld.
Hij deed er met inbegrip van zijn oorlogs-
dlenst aan het front 35 jaren over. Uk heb
mijn trots bevredigd.” verklaarde hij eenvoudig
toen men hem gelukwenschte. En hij maakt
plannen voor een vacantle-reisje in Schotland
De eerste vacantle in een kwart eeuw tljds!
Duizenden en duizenden zijn In die vüf-en-
t win tig jaren niet bankroet geweest maar
met minder eer dan waarmede Philip Robert
Joseph Seaton het wél geweest is. Dit is alles
wat ik u vertellen kan omtrent desen beschei
den held der volharding.
diepte van 100 meter In de Poolzee Naar schat
ting was Ik thans 20 minuten in het dulker-
costuum geweest, zoodat Ik het nog veertig mi
nuten uit kon houden. Maar zou de man die
aan het andere einde van den staalkabel aan
de lier stond, mij bijtijds kunnen ophalen? Zou
hij bemerkt hebben wat er gebeurd was? Het
angstzweet begon mij uit te breken.
business” ging goed, maar hij specu-
op de Beurs, en zijn schulden liepen op
17.000. In 1909 werd hij failliet verklaard
het „bancruptey court” met het
waar Ik mij bevond Maar plot-
herlnnerde Ik mij den geheelen toe-
Dank zij de vertoonlng van een bioscoop
journaal In een der Madrlleensche cinema’s, ia
de Speansche politie er in geslaagd, een ge
vaarlijk oplichter die de Banco de Espana door
vervalschte chèques voor een kwart millloen
peseta’s had opgelicht, te herkennen en ten
slotte te arresteeren.
Voor veertien dagen had de Banco de Espana
vijl chèques uitbetaald ten bedrage van 334.000
peseta's, welke de handteekenlng van den mar
kies De Padierno droegen. Deze chèques ble
ken achteraf vervalscht te zijn. De kassier van
de bank verklaarde, dat hij zich nauwkeurig
wist te herinneren, hoe de man er uit zag, die
de chèques geïncasseerd had. Onder zijn ge
lelde deed de politie verschillende rondgangen
in café's. theaters en bioscopen, waarvan men
vermoedde, dat de dader er zich misschien zou
ophouden.
In een der bioscopen fluisterde de kassier
plotseling den hem begeleidenden detective in
het oor: „Dat is hem." De detective verkeerde
eerst in de meenlng. dat de kassier een van de
toeschouwer als den misdadiger herkend had.
doch tot zijn verwondering vernam de detec
tive, dat de kassier iemand bedoelde, die zich
onder de toeschouwers op de autorenbaan te
Barcelona bevond en welke episode zoo juist in
het journaal werd afgedraaid. De detective her
kende in den man op het witte doek een be-
ruchten Italiaanschen falsaris, Mariano Finlzao,
Naast hem was gezeten de zesentwintig-jarige
(raaf De Padierno, een neef van den markies
De Padiemo, wiens handteekenlng vervalscht
was.
Dank zij deze Identificatie was het mogelijk
te Milaan den graaf De Padiemo en diens mede
plichtige, die aldaar An de autorennen deel
namen, te arresteeren.
lijkheid. ZU moesten een grondige reden heb
ben, om voor mij zulk een gevaar te loopen,
maar wat die reden kon zijn, begreep ik In de
verste verte niet.
Ik keek de kamer rond. Het was een groot
en luchtig vertrek met leelljke, ouderwetsche
meubels en twee vensters die uitzicht gaven
in dezelfde richting. De platen tegen den muur
bestonden uit een oliegrafle van koning
Eduard in admlraalsunlform en verschelden ge
kleurde an geïllustreerde wandtetaten. Boven
den schoorsteenmantel hing een spiegel In ma
honiehouten lijst. Gedachteloos keek Ik er een
oogenbljk naar; plotseling kreeg Ik echter lust
om op te staan en te kijken, hoe ik er uitzeg.
Ik sloeg de dekens terug en kroop ut bed. Even
was ik wat beverig toen 'k stond, maar mijn
beenen deden hun dienst weer naar beboeren
en voorzichtig liep ik naar den haai o.
De eerste blik, dien ik in den spiegel wierp,
gaf mjj zoo'n schok, dat ik bijna viel Een
hoofd vol borstelig haar en een baard van drie
dagen kunnen iemand haast van zichzelf ver
vreemden, maar ik had noot* gedacht, dat ze
mjj tot zoo'n gevaarlijken schurk konden ma
ken, als die mU uit den spiegel aankeek.
Een heel kort onderzoek voldeed mij en ik
ging terug In bed. stapelde <!e kussens achter
mijn rug en nam de Daily Mail op, die ik op
de binnen pagina opensloeg, waar groote, vet-
lettera onmiddeUük mijn aandacht
Whiting was de laatste soldaat, die In den
grooten oorlog gewond werd. Tot 11 November
1919 was hij aan het front. Vanuit zijn post
hcorde hij het gekreun van een anderen sol
daat. die bulten de loopgraaf lag. Zijn vrien-
c'en vertelden hem dat binnen enkele minuten
de wapenstilstand afgekondlgd zou worden,
maar Whiting kon het gekerm niet langer aan-
hcoren.
Hij klom de loopgraaf uit en snelde in de
richting van den gewonde. Hij werd onderweg
geraakt door een kogel van den vijand, waar
schijnlijk de laatste kogel, die In den wereld
oorlog is afgeschoten. Whiting is van dit schot
ncolt geheel hersteld.
noegen zou doen, het verslag van uw ontsnap
ping te lezen. Er staat een meesterlijk over
zicht In, van uw opmerkelijke loopbaan tot die
ongelukkige onderbreking."
Hij legde de krant op bed.
„Maar allereerst” ging hij voort, „zal ik u
even onderzoeken. Gisteravond heb Ik niets
verontrustends kunnen vinden, maar bet is
beter om volkomen zekerheid te hebben.”
Hij onderzocht een oogenbllk mijn keel, voel
de mijn pols en klopte mü toen krachtig overal
op mijn bont.
„Wel." ael hü tenslotte, „U hebt genoeg docr-
gemaakt om twee gewone menschen doodziek
te maken, maar behalve een lichte kou in het
hoofd, schijnt het u goed gedaan te hebben.”
Ik ging overeind zitten en vroeg botweg:
„Dokter, wat beteekent dit alles? Wie ber. t
u? en waarom verbergt u mij voor de politie?”
HU keek mü aan met zUn merkwaardigen,
verraasenden glimlach.
„Een natuurlijke en heel gezonde nieuwsgie
righeid, mUnheer Lyndon zei hij droog, «ik
hoop die te voldoen, zoodra u wat gegeter hebt.
Tot dien tijd” hij haalde de schouders op
..zult u aan de Daily Mali een Interessant ge
zelschap vinden, denk Ik."
HU verliet de kamer en sloot de deur achter
zich, en een oogenbllk lag ik daar met bet on
aangename gevoel, dat ik In een uiterst ge
heimzinnig avontuur was verward geraakt.
Zelfs zoo ongewone menschen als dr. Mtc.Mtir-
trte en zün vrienden, nemen in den regel geen
ontsnapte gevangenen op uit loutere vrlende-
HU keek op zUn horloge.
„Wanneer Ik mü goed herinner” zei hü.
„viel u kort na middernacht In uw bed in
slaap. Het is nu vier uur in den middag."
Met een schok kwam ik overeind.
„Vier uurl” riep ik uit. „Goede hemel, maar
dan moet Ik ópstaan.... Ik...."
HU legde zün hand op mUn schouder en zei:
„Geen dwaasheid, man! U kunt opstaan,
wanneer u daartoe In /tast bent. Nu moet u
eerst wat eten.”
HU wendde zich tot het meisje:
„Wat dacht Je hem te geven?”
„Er zijn eieren genoeg," zei ze. „en er is nog
visch van het ontbüt.”
ZU antwoordde kort, bUna ruw, en keek mü
aan, terwUl zU sprak. Haar manier van doen
gaf mü den Indruk, dat de verhouding tusschen
haar en McMurtrle niet vriendschappelijk was.
Wianneer dit juist was, verried hü daar niets
van.
.Heide dingen zün uitstekend.” zei hü op zUn
gewone tofgevende wUze, jnaar misschien zou
onze Jonge vriend ze belde tegelijk kunnen ver
dragen.”
Jk zal dankbaar genoeg zün voor wat ook,"
ael Ik. mU tot het meisje wendend, „brengt u
maar wat het makkelükst klaar te maken."
Ze knikte en ging de kamer uit. zonder nog
iets te zeggen. Mc.Murtrie zag haar na met
even een glinstering van boosaardig vermaak
in zün oogen naar het mij scheen
„Ik heb het avondblad van de Daily Mail
meegebracht," aal hü, -ik dacht dat het u ge-
et is zoowat een jaar geleden dat bet
Loch Ness-monster ontdekt ot.... uit
gevonden werd, ofschoon het nog wel
twee maanden duurde aleer het groote nieuws
door een interpellatie in het Lagerhuis wereld
kundig werd.
Ik was, schUft onze Londensche correspon
dent, van bet eerste oogenbllk af antl-monster.
Niet om bepaalde redenen, want Ik heb van
monstrologle niet het minste verstand. Maar
wij, Hollanders, kiezen nu eenmaal graag partU;
een van de eerste dingen die wU zeggen wan
neer wU van iets nieuws hooren, is: „Ik ben
er voor" M ,Jk ben er tegen”, en zoo was ik
tegen bet monster, omdat ik „er niets voor
voelde”, hetgeen geloof ik óók een typlscb-
Hollandsche overweging is.
Natuurlijk ben ik thans, een jaar later, nog
altijd verwoed antl-monster. Engelschen wor
den van conservatief liberaal en ven liberaal
socialist (en omgekeerd) zonder dat het er hun
beter of slechter om gaat; zij kunnen soms
felle patriotten zUn, maar zUn zelden felle par
tijmannen. WU daarentegen blUven wat wU
■Un, en maken van onze beginselen een soort
tweede nationaliteit, zoodat w\j, met een varia
tie op een befaamd Engelsch maxime kunnen
Kgen: the principle, right or wrong.
Ik ben dus halsstarrig antl-monster gebleven
gelUk ik reeds minstens twee maal in den loop
van tien maanden in de kolommen van dit
blad geconstateerd heb. Een paar weken geleden
had bet weinig gescheeld, of ik bad een ge-
styleerden triomfkreet naar Amsterdam overge-
briefd. MUn beginsel had gezegevierd. Het Loch
Ness-monster bestond niet.... precies zooals ik
altUd gezegd bad. Vastgesteld Immers was dat
datgene, dat men voor een monster uitgekreten
had, niet* anders dan t overblijfsel was van een
Dultsch luchtschip, hetwelk gedurende den oor
log in bet Loch terechtgekomen sou zijn.
Ten einde u alle bijzonderheden te kunnen
mededeelen, zocht ik in de 31-deelige history
of the War” van de „Times" naar verslagen
van Zeppelin-aanvallen op dit deel van Schot
land. Ik vond er geen. Ik raadpleegde andere
werken en gegevens. Vruchteloos. Er was bhjk-
bgar In al*Ae «ter jaren geen iuchtachlp in de
buurt van Inverness verschenen.
Ik achtte bet dus voorzichtiger mijn zege
kreet op te schorten tot nadere bijzonderheden
bekend zouden zUn.
Maar de nadere bUzonderheden bleven uit
met een aan het ongelooflijke grenzende hals
starrigheid. Toch voelden wU, van de antl-
1 L- 1 -1-J
--.voorwaarden tegen 9/1/1/) b« levenslange geheels ongeschiktheid t »t werken door f 7C/J bU een ongeval met f O Cfb bU verlies van een hand f 19E oU verlies van een f bU een breuk van f Afl bU verlies van ‘n
.eno. uitkeerlrgen t JUUU.-verUt» van belde armen, balde beenen at belde oogen f (üU.’ doodelUken af loop X U een voet of een oog f J Aa/e-luim of wyavlnger f Vt/s-been of armf Tfl/e” anderen vinger
had. Nog meer moeite gaf de trap, maar hoe
dan ook, zU slaagden er in, mjj boven te
krUgen, in een groote, spaarzaam gemeubelde
hal, die door een enkele zwakke gloeilamp werd
verlicht.
Aan den linkerkant was een deur, half open,
en daardoor zag ik een flikkerend schUnsel van
pas aangemaakt vuur.
ZU brachten mU binnen In de kamer stond
het meisje. Sonoja, bU een groote, gele bad
kuip, die zU op een deken had geplaatst. ZU
seido:
TV dacht dat een warm bad mijnheer Lyn
don niet onwelkom zou zUn. Het zal niet lang
duren voor het water warm is.”
„Onwelkom!” herhaalde ik dankbaar, maar ik
vond geen woorden meer om mUn gevoelens
uit te drukken en zonk neer in een gemak-
kelijken stoel, die voor het vuur geschoven
«M,
k zat eergisteren met m*h ouden kennis Guy
Belliard gezellig in een café en hU vertelde:
„Ongeveer drie maanden geleden kwam ik
te laat thuis voor ’t tweede ontbUt. Je kent m'n
vrouw, ze is allemachtig lief, maar verschrik
kelijk ongeduldig.
„Weet Je wel dat het half één is?” vroeg ze
met een blik, waaronder m’n knieën begonnen
te knikken.
„Dat komt vrouwtje, omdat ik vanmorgen
dle«a braven Luc ontmoet heb....”
„Wis is Luc?”
,Luc.... Boulllabaise; je weet wel....”
„Ik weet niets."
.Hen oud-collega van me, een arme drommel.
Heb Ik je nooit over Luc gesproken? Dèt be
grijp ik niet, 'tls een genie, maar wat al moeite
het hem gekost heeft om er boven op te ko
men! 'tls ook geen kleinigheid een nieuwe
school te stichten.”
„Die mUnheer Luc heeft dus een kostschool?”
„Welneen, vrouwtje, een schilderschool. Het
was juist elf jaar geleden, dat we in Marseille
afscheid van elkaar hadden genomen. HU ging
naar Italië, Ik naar ParUs.”
Zoo praatte Ik wel een uur lang, slechts on
derbroken door de korte, stugge antwoorden
van m’n lieve vrouw, over het leven van Boull
labaise, over de titels van z'n schllderUen, z’n
gewoonten, z’n deugden en gebreken. Ik klom
van Luc op tot z'n vader, een dapper soldaat
uit den Fransch-Dultschen oorlog; tot s’n moe
der, een waardige en edele vrouw; tot s’n zus
ter, ongekunsteld en bekoorlijk in haar doen
en laten. Ik beschreef haar dat heele eenvou
dige, werkzame gezin in al z'n beproevingen;
m'n stem beefde van ontroering, toen ik de
ellende schilderde, die het had doorworsleld.
Nu moet je weten, dat die Luc Boulllabaise
slechts een schepping mUner verbeelding was,
evenals z'n bloedverwanten. Ik vertelde zoo lang
over hem. dat, als hU me dit alles vóór 1 ont
bUt had moeten vertellen, ik wel een paar uur
te laat zou zUn gekomen.
Het gelaat van m'n vrouw nam langzamer
hand een zachtere plooi aan, maar er stond
geschreven dat die schepping van Boulllabaise
me leelUk in t nauw zou brengen. Drie of vier
dagen hoorde Ik niet over hem spreken. Daarna
Informeerde m'n vrouw naar hem en scheen
pUnlUk verwonderd over m'n koelheid ten op
zichte van zoo'n merkwaardig man, door wiens
vriendschap ik me toch ten zeerste vereerd
moest achten.
Het is voor een man altUd onaangenaam z’n
vrouw zoo iets te hooren zeggen. E^ dan, je
kent de mUne; ze is allemachtig lief, maar ze
heeft een manier om zich uit te drukken, die
aan een Noorderstorm doet denken. Ik beloof
de dat Ik binnenkort zou trachten Boulllabaise
weer te zien.
„Dat is nog al eenvoudig,” meende m’n
vrouw, „je hoeft maar naar hem toe te gaan.”
„Dat is te zeggen'k weet z'n adres niet.”
„Het moet toch gemakkelUk zijn aan t adres
te komen van zoo'n beroemd man.”
Nadat m’n vrouw me er herhaaldelUk aan
herinnerd had, besloot ik den kunstenaar te
gaan opsoeken, dien ik in een klein krot, heel
ver weg, huisvestte, uit vrees dat m’n vrouw
bet in d’r hoofd zou krUgen een bezoek aan z’n
atelier te brengen. De bescheiden- en bekrom
penheid van z'n woning schreef ik toe aan z'n
verlangen om de wereld te ontvluchten en In
verband daarmee de bezoeker* van 'ttich ver
wijderd te houden.
In den loop der volgende maand moest tk
nog verscheidene malen naar hem toe; m’n
toestand werd hoe langer hoe moellUker. Tel
ken* werden me vragen gesteld, nieuwe en on
verwachte. die me steeds dwongen weer tot
nieuwe verzinsels m’n toevlucht te nemen.
Op zekeren dag werd m'n vrouw door het
dwaze verlangen aangegrepen op den muur van
haar salon een schilderU, hoe klein ook. te
hebben, geteekend met den naam Boulllabaise.
.Maar lieve vrouw,” zei ik. „Boulllabaise schil
dert alleen groote, heel groote stukken Geen
enkel van s’n schllderUen zou hier kunnen
hangen."
„En schildert hij die dan in het kleine ate
lier, zoo groot als ons keukentje?”
raad:
man
moet.”
De
isr
HU verliet
vaste voornemen zijn crediteuren tot de laatste
penny af te betalen. En hü zette zich aan die
taak, die *Un roeping geworden was. De oorlog
brak uit. Vier Jaren lang vocht hU in Vlaande
ren en Artois. En toen hij terugkeerde in het
vaderland, zette hij de aangevangen taak
voort: het afbetalen zijner schuldeischers. HU
gaf er al zUn tUd, al zijn werkkracht, al *U*
gedachten aan. Want zijn moeder had
zegd.
Aan genoegens kon hU geen tijd verspillen.
Het leven is zoo kort, en zün schuld was zoo
groot. HU bleef ongehuwd. Hoe kon hü, die al
zün energie moest schenken aan de belangen
züner crediteuren, aan een vrouw denken. Hü
had één „verzetje”. Hü was secretaris van een
«L
water klaar te zetten en vuur aan te leggen
In de ongebruikte slaapkamer. We doen beter,
juffrouw Weston niet te storen zoo laat In den
Bacht. Het bed Is immers opgemaakt?"
Bonoja knikte.
,Jk denk het wel. Maar Ik zal In elk geval
•ven gaan zien.”
Met een laatsten blik naar mU verliet *U
de kamer. Savaroff trok zün Jas uit en wierp
dis over de leuning van een stoel.
„Ge hjkt niet erg op uw portretten, vriend,’
■el hü.
«In deze omstandigheden
kwaad," antwoordde ik.
partü, groote voldoening. Onze goede zaak
scheen te zegevieren.
Maar de „pro’s” geven zich niet gewonnen
ZU hebben een geweldig tegenoffensief ingezet.
Onsen Zeppelin hebben zü beantwoord met een
cinematografische opname van het monster,
vervaardigd door kapt. James Fraser, die in
opdracht van Sir Edward Mountain (het hoofd
der pro-monster-partü) het Loch observeert
De film moet nog ontwikkeld worden, en zoo
lang dit niet gebeurd is, is ook niet alle hoop
verloren. En zelfs als het wel gebeurd is, aie
Ik niet in dat wü ons gewonnen zouden moe
ten verklaren.
Kapt. Fraser immers heeft verklaard dat hü
het monster „bewegingloos” zag liggen op no-
geveer 50 yards van den oever; bet ondier was
15 tot 30 voet lang, en bruin van kleur. Het
hoofd en de staart waren niet zichtbaar.
Als het monster wél bewogen had, als kapt.
Fraser wél den kop en den staart had gezien
dan zouden er redenen zün voor de verdenking
dat het werkelük een manster was. Maar zen
der beweging, zonder kop en zonder staart Hikt
het veel meer op de resten van een veronge
lukten Zeppelin.
Over eenlge maanden hoop Ik u te kunnen
berichten hoe ver de zaak dan gevorderd is
Ondertusschen bluf ik natuurlek antl-monster
Ik knikte.
Ik hield niet van dien man hü gaf al
te veel Indruk van brute heerschzucht, maar
desondanks verkoos ik hem nog boven
McMurtrle.
Deze laatste onderbrak ons:
,Xom, Savaroff, neem JU mijnheer Lyndon’s
andere arm, dan zullen wü hem naar boven
brengen.”
Met hun hulp kwam ik uit mün stoel
overeind en zwaar op hen leunend bereikte
ik met moeite de deur. BU lederen stap, dien
ik deed schoot een pün door mün geheele
Uchaam’ want ik was zoo stuf en gekneusd,
alsof men mü overal met een stok geslagen
had. Nog meer moeite gaf de trap, maar hoe
dan ook, zü slaagden er In, mü boven te
„Juist, bü gedeelten. De stukken worden la
ter bü elkaar gevoegd.”
„Dan moet je in elk geval een mooie gravure
van een van s’n schllderUen koopen."
„1 Zal niet gaan. Hü heeft de reproductie
van al z’n schllderUen in heel Europa verbo
den."
„Nu, dan zullen we naar het salon gaan
„Boulllabaise aal van *t jaar niet expoaeeren,
hü is woedend over de samenstelling van de
Jury.**
Drie dagen lang had m’n vrouw een humeur
als een bulhond. Je kent haar; ze is allemach
tig lief, maar op voorwaarde dat haar niets in
den weg gelegd wordt.
Drie weken geleden zaten we aan de koffie en
sedert vier of vüf dagen had ik het geiuk ge
had den verwenschten naam van den kunste
naar niet te hooren uitspreken, toen ik eens
klaps opgeschrikt werd door de vraag: „Gaat
Boulllabaise veel uit?”
„Neen, nooit.”
„En waarom niet?”
„Dat ligt zoo aan z'n karakter.
.Maar me dunkt dat hü toch wel eens wat
ontspanning mocht hebben, door nu en dan
een avondje bü een vriend door te brengen. Hü
moet zich erg eenzaam gevoelen.”
„Erg eenzaam, zeg je?"
„Ja, sinds den dood van z’n moeder.”
„Dat is waar ook, z'n moeder is dood.”
„Je hebt het me ten minste gezegd."
„Zeker, zeker, ze is dood”
Het scheen dat ik een eind had gemaakt aan
het leven van z'n moeder, wier tegenwoordigheid
me zeker bü de een of andere gelegenheid had
gehinderd. Ik was
e ■**M**SM»SSS***MS*M(*S*<SS*S**«l
dien moord glad
vergeten. v, iend van
,,’t Is waar.” j
hernam ik. „hü j D
is in den rouw.” j Guy Belliard s
„Laten we hem j
gaan troosten."
zei m’n vrouw weer.
„Ik moet je nog wat vertellen; Boulllabaise
is getrouwd met de dochter van een gainalen-
pelster, een huwelük ver beneden z'n stand. Hü
wüdt zich geheel aan de opvoeding van z’n
kinderen, een van drie en een van vüf Jaar en
gaat- de deur niet uit.”
M'n vrouw dacht een oogenbllk na Ik hoopte
al dat deze mededeellng een emmer water zou
uitstorten over haar brandende geestdrift Maar
in tegendeel, in vervoering riep ze uit: „Prach
tig! Subliem! Alleen echte kunstenaars zün tot
zoo iets verhevens in staat!"
Twee dagen later vroeg ze mü haar naar
m'n vriend te vergezellen. Ze wilde kem open-
lük haar bewondering betuigen, hem zelf uit-
noodlgen bU haar te komen en z'n kinderen met
speelgoed en lekkers overladen.
Ik trachtte den slag af te weren, door haar
op de noodzakelükheid te wüzen om Boulllabaise
op dit onverwachte bezoek voor te bereiden.
Maar ik moest haar beloven dit den volgenden
dag te zullen doen. Den volgenden dag was het
Zondag. Ik zei aan m'n vrouw dat Boulllabaise
misschien met z’n kinderen in den Dierentuin
zou wezen. We gingen er heen en dwaalden er
vüf uren rond, van de leeuwen naar de apen,
van het Nijlpaard naar de slangen, maar tot
onze spijt ontmoetten wü onzen vriend niet.
Des Maandags was m’n besluit genomen. Ik
bezorgde Boulllabaise een ongesteldheid, die
Dinsdag erger werd. Daar hü Woensdag niet
beter was. liet ik een dokter roepen, die eerst
Donderdagmorgen kwam en een bezetting op
de borst constateerde. Van dit oogenbllk af
bracht Ik m’n tüd door met van het atelier van
den artist naar de kamer van m'n vrouw te
loopen. Ik heb Boulllabaise drie dagen en drie
nachten opgepast, die Ik op de sociëteit door
bracht. Hoe verschrikkelük heb ik me daar ver
veeld. Daarna heb ik hetn. daar Ik op was van
vermoeienis en er een eind aan moest komen,
van kant gemaakt.”
ontknooping van het zooeven geschetste drama
gehoord.
ïn^n^drtft sUtt*hü 's’n glas om. balde de
vuist tegen den beteuterden Belliard en verliet
haastig het koffiehuis.
„Gauw, gauw!" Mi ik, terwül ik Belliard naar
den anderen uitgang duwde. Bulten gekomen
namen we afscheid van elkaar en terwül ik in
een taxi sprong, verwüderde zich Belliard in den
neerplassenden regen. Hü moet wel doornat
thuis gekomen zün.
We hadden afgesproken dat we elkaar den
volgenden dag zouden ontmoeten en Ik was
benieuwd of de vrede elndelük in Guy’s gezin
en in z’n hart zou zün teruggekeerd, nu Luc
Boulllabaise goed en wel dood was. Ik zag hem
aankomen; hü zag er uit als een geest.
JJeve hemel," riep ik, „wat ia er met jou
gebeurd?"
Jk heb een nacht op het politiebureau door
gebracht.”
„Die oude heer...."
„Juist, die ging direct naar de politie. Ik werd
in hechtenis en in verhoor genomen. Vanmor
gen hebben *e me losgelaten uit gebrek aan
voldoende bewijzen. Achttien uren heb ik in t
cachot gezeten."
„Maar hoe heb Je die lange afwezigheid aan
je vrouw verklaard?”
Uk heb haar geaegd dat ik oen nacht heb
doorgebracht met de bedroefde familie te troos
ten en de kinderen in slaap te zuigen. Dat waa
een mooie ingeving!”
„Hoezoo? Is het dan nog niet uit?”
„Uit? Hoe ben ik ook zoo stom geweest Luo
Boulllabaise twee k.nderen te geven, terwül ik
er zelf geen een hebl”
JEn....”
,M’n vrouw wil met alle geweld een kleinen
Boulllabaise als haar kind aannemen, misschien
wel twee. Je kent ze: ze is allemachtig Lef,
maar zoo kopj?ig als een muilezel."
„En verder?”
„Wat verder? Moet ik weer twee misdaden
bedrüven, weer het bloed vergieten van twee
onnoozela kinderen, die ik vaderloos gemaakt
heb?”
„Ik zou *t maar- doen.”
„Weet je wat, doel JU het overlüden van de
twee kinderen maar aan m'n vrouw mee.”
„Komaan," lachte ik, „dat zal ik dan maar
doen."
We gingen op weg naar s’n huls.
Guy's vrouw was uit. maar ze had een brief
voor hem achtergelaten.
„Rampzalige die ik ben!” riep Belliard in
wanhoop, „in haar ongeduld is ze de kinderen
zelf gaan halen!”
Met bevende hand scheurde hü de enveloppe
open en wilde lezen, maar hü was zóó in de
war, dat de letter» voor s’n oogen dansten. HU
reikte me den brief over en ik las de volgende
vier regels:
„Ik geloof dat Je nu gestraft bent. Hoe is het
mogelük. dat Je van af den eersten dag niet
begrepen hebt dat ik wel degelük wist dat js
mü met het verhaal van Je vriend Boulllabaise
voor den gek hield?”
Ik herinner mü vaag, dat men mü mün natte
en vuile kleeren utttrok en dat ik even later
met een onbeschrijfelük gevoel van weelde in
een kuip warm water lag.
Daarna was ik te bed, en Iemand wreef mü
wreef mü over mün geheele lichaam met
een warme, prikkelende stof, die de pün uit
mün ledematen scheen weg te nemen en mü
maakte tot een tintelend wezen vol slapende
tevredenheid.
Toen wel, toen moet Ik In slaap gevallen
zUn.
Dit laatste besluit ik uit het feit, dat mün
eerste herinnering daarna ia. dat iemand
zachtjes zei:
e heer Philip Robert Joseph Seaton
beeft zün schulden betaald met sa
mengestelde rente.
Gü hebt nooit van hem gehoord? Wel, dat
is niet noodaakelUkerwü* een gebrek in uw op
voeding. maar toch is bet de moeite waard iets
omtrent hem te lezen, want Mr. Seaton is een
held van de soort, zooals de wereld er weinigen
kan aanwijzen. Hü werd geboren in Blackheath,
in hel oosten van Londen, in 1881. Als klerk
bü een verzekeringsonderneming ging hü naar
de City. HU verdiende maar l 90 per jaar. Dit
was hem niet voldoende, en hü besloot „eigen
zaken" te beginnen. Zün moeder gaf hem een
UJenk er aan.” zei ze. „dat een jonge
in de City altüd zün schulden betalen
De regen ruischt,
De regen valt,
Het regent dat
Het giet,
’t I» water soar
En water 1&
En water wat
Men ziet!
Wij etappen door,
stappen in,
Want alles is
Nu plas.
En 't eenigst wat
Wij kunnen doen
Is paraplu
Of jas!
’t Is voor den schijn,
Want wat wij doen
Het helpt Je niet
Noch baat.
Wij komen thuis
En voelen ons
Dan nat tot op
Den draad!
WU lachen niet,
WÜ schertsen niet
En dit hoeft geen
Betoog,
Want als het giet,
Dan, ons humeur
En dit alléén
Is droog!
M? Die zouden aardig wat moeljlükheden kun-
aanbrengen Het is gelukkig voor u. dat u
«1» huls hebta opgezooh heel gelukkig. U
„Maak hem niet wakker. Laat hem slapen,
zoolax^; als hü wil dat is het beste voor
hem.”
Waarop ik, niet meer dan natuurlük, onmid-
dellük mün oogen opsloeg.
Dokter McMurtrle en het donkere meisje
stonden bü mün bed naar mü te taken. Een
oogenbllk staarde ik haar aan, terwül ik mU
afvroeg, waar ik mü bevond Maar plot
seling
stand.
„Wel," zei ds dokter kalm, „hoe gaat het
met den patiënt vandaag?"
Met eenlge voorslchtigheld rekte ik mU
uit. Ik was nog betrektalük stüf en had een
gevoel alsof men mün keel met schuurpapier
gewreven had, maar over het geheel voelde ik
mü beter, veel beter.
..Ik geloof niet, dat er ernstig gevaar ta,”
ael Ik heesch. „Hoelang heb ik geslapen?"