Volksgebruiken Friesland H PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Boot wui den dag I in OORIJZERS VAN OUDEN OORSPRONG NEI! LYNDON ONTSNAPT A lie abonné’s van ZATERDAG 20 OCTOBER 1934 van Bonnard De Nederlandsche ambtenaren Verdwijnend beroep - Het nationaal kapsel verdwijnt DOOR VICTOR BRIDGES In het midden der vorige eeuw ontstond een geweldige stryd tegen het gebruik van ooryzers Zusterschip van de Queen Mary” „uit i Het diner afge- 1 van voor i AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL .Grivois, ..uit MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii en wees op teld: oor- moedig de Jachtzaak deden. op dit blad xljn ingevolge de veraekerl: reisgenoot opende zyn mond om te een kruier, die zifn kof ter tie (Wordt vervolgd) TIP van Benco, het be- liet in het Jaar 1856 een boekje drukken, getl- ,Jïet vaarwel aan de oorijzers”. Bijbel teksten, als I Corlnthe 11 vs. 6. 14 en 15 moes ten in dit geschriftje tegen de oorijzers in t krijt treden en het is goed, dat de eerwaarde heer verzekert, dat hij „twaalf bij zestig jaren” telt, wanneer hy verzen laat volgen als: De onderzoekingen en reparaties aan den mo tor waren inmiddels beëindigd en we moesten ons thans weer inschepen, en de verdere terug tocht ging nu een aanvang nemen. end dat ze van ingen tegen hooge hen zeer gefortu- Er een weinig aanmerking op dit gezegde hebben kunnen houtsnijwerk zijn afreke- ten aan het „Maar I We Hij heeft zor- De anderen bemoeiden er zich nu ook mee en vonden het geval wel een beetje erg on billijk. De commandant besloot toen de zaak nader te onderzoeken en het bleek dat onze geschiedenis waar was. dan zou Skoerichln niets van den bult krijgen. Een luid hoera volgde op deze beslissing. Den volgenden morgen werd 1) In Groningen heeten de knoppen der ijzers „stiften”. En wie een kus van u begeert Als gij u quasi soms verweert Dien brengt ge in 't grootst gevaar, Meer dan door ’t klosschen Dat hij zich aan uw stiften 1) schrabt En ’t vel van neus of wangen krabt. Tegenmaatregelen bleven niet uit. Het heette al spoedig: „Wederwoord vervaardigd door M.” Daarop volgde een geschrift „Hernieuwde oor logsverklaring aan de oorijzers” van J. J. Bange. Deze uitdaging bleek vruchten te dragen, want spoedig daarop verscheen: „Bomoardement uit “het oorijzerbastion op de hernieuwde oorlogs verklaring van J. J. Bange". Doch de strijd lustige dotniné kon hier het zwijgen niet toe doen. Zijn antwoord droeg den „brommenden” titel: „De laatste uitva] uit de bomvrije citadel, gericht tegen het oorijzer .bastion gevolgd door om hem eens duchtig de waarheid te zeggen en hem tevens mede te deelen dat wij edel- de doode dieren aan hem afstonden. zette zich in den hoek tegenover my. vooruitzicht een medereiziger t» hebben, heb in veertien dagen nauwelijks een krant gezien,” zei ik. Js er eenig belangrijk nieuws? Het laatste wat ik gelezen heb, was de interessante ontsnapping van dien jongen man uit Dartmoor. Dien Jongen uitvinder Clyde zal worden gebouwd, aangewen deze scheepswerf door den bouw van de ..Queen Mary” reeds de noodige berekeningen, plannen en teekeningen gereed hebben en beschikker, over de technische outillage en de ervaring voor den bouw van een dergeltjk schip, waardoor zij kunnen inschrijven voor een bedrag, waarte gen, naar zij verwachten, niemand kan concur- reeren. man had zeker nog geen leergeld betaald. Hij trok er. derhalve, vergezeld van zijn dikke vrouw maar zelf op uit. verder onderzocht en Harrison stak op zoo’n geweldige manier de loftrompet over mij, dat ik er waarlijk verlegen onder werd. We vonden dat de Rus nu zwaar genoeg gestraft was en ofschoon hij zich zeer lafhartig had gedragen, mocht hij voor ons part het vleesch en de huiden der gedoode beren hebben. Daarop ging een deputatie naar Skoerichln Ik nam mijn sigarettenkoker uit mijn zak en antwoordde koel „Mijn beste Savaroff. waarom zou ik mijn Overeenkomst met Jullie willen ontduiken?” kwam hij terug’met een boord. „Da’s al wat ik heb kunnen krijgen,” zei hij neerslachtig. „Moeite voor niets,” meende Bonnard. „We hebben papier genoeg in huis, om twintig boor den te maken.” ..Maar kerel," riep Grivois. „we hebben sa men toch zeker wel wat kleeren” Hij begon de twee kamers tot in de uiterste hoeken te doorsnuffelen. Na een uur had hij een costuum, dat bestond uit een geruite pan talon, een grijzen hoed, een roode das. één zwarten handschoen en nóg een handschoen, die eens wit geweest was. DAAr zijn wel een paar zwarte handschoenen van te maken,” zei Bonnard, „maar als Je dat boeltje aantrekt, ben Je net een schilderspalet.” Intusschen paste Grivois de schoenen 't Wa ren helaas twee rechtache. Toen ontdekte de wanhopige artist in een hoek van de kamer een ouden schoen, die als bergplaats voor leege verftubes gebruikt werd. HU viel er op aan. „Die heeft een spitsen teen,” spotte z’n vriend, ,de andere is vierkant.” „Dat zien ze niet. Ik ga ze poetsen.” „Dat is een idee. Nu alleen het zwarte jasje nog.” „Vervl.gromde Grivois, en hy balde z’n vuist; .Jk geef tien Jaar van mijn leven voor een zwart Jasje.” Binnenkort zal de Cunard White Star Line de inschrijving openen voor den bouw van een zusterschip van het onlangs te water gelaten reuzenschip van ruim 70 000 ton, de „Queen Mary”. Naar verluidt zouuen de scheepsbou wers Swan, Hunter en Wigbam Richardson voornemens zUn zich te comblneeren met dë Vickers-Armstrong Ltd., teneinde te trachten den bouw van het nieuwe reuzenschip opgedra gen te krUgen. Uit Glasgow wordt gemeld, dat de firmanten van de scheepswerf John Brown Ltd niettemin verwachten, dat ook het nieuwe schip aan de zicht, maar ik had er geen vermoeden van, wie hy kon zijn. „Ik ben zoo lang buitenslands geweest begon ik verontschuldigend. HU onderbrak my door een kleinen, zilveren koker uit zyn zak te krijgen en mU daaruit een van zijn naamkaartjes te overhandigen. „Permitteer my,” zei hU welwillend. Het beroemd belastingplaatje Mag nu los zijn van de fiets- En belastingambtenaren Maken u eenvoudig niets! Het mag op de borst gedragen Als Oranje of de Leeuw, Als het teeken van vooruitgang Van een fietsen-grage eeuw! Met een touwtje of een lintje Aan het knoopsgat hangt het best En een beetje poetspommade Doet dan voor den glans de rest! leder houdt wel van een lintje Met zoo’n plaatje zelfs incluis. Al beschouwt u ’t voor uw riksje Niet als plaatje, maar als.... kruis! Niettemin, de decoratie Heeft een hartelijk onthaal, Want het stempelt u tenslotte Toch tot riddpr van ’t pedaal! In Debrecen heeft de laatste „brulloftscere- moniemeester” zijn ontslag Ingediend. ZUn naam is Mihaly Bence. De beroeps-ceremoniemeester kende alle oude 1 hield deze in eere. de familie met het hreef gelegenheids- het personeel, op slaagde ik er in het gesprek gaande te hou den en enkele minuten later waren we in een meteorologische discussie in weerbericht-trant gewikkeld. „Ja, die plotselinge veranderingen zUn bU- zonder nadeellg.” legde mijn reisgenoot uit en met een soort van excuus in zijn stem voegde hU er aan toe: „men most wel zien, dat u aan een warmer klimaat gewend lijt.” Ik glimlachte. „Ik ben een tijdlang buiten Engeland ge weest,” zei ik en al was dit niet letteriyk waar, zelfs de nauwkeurigheid van een George Washington zou weinig aanmerking den geest van maken. „OngetwUfeld, „Ik benijd u. Ik De ambtenaarsstand in het algemeen pleegt nogal eens aan openbare be- en veroordeellng bloot te staan. Dit is een internationaal ver- schUnsel. waaraan ook In Nederland de dienaar van Staat, Provincie en Gemeente niet altijd ontkomt. Intusschen zal het goed zijn, dat wy, Nederlanders, bij de ons tamelUk aangeboren zucht tot kritiek, er rekening mede houden, dat onze vaderlandsche ambtenaar, om zijn vele pryzenswaardige eigenschappen, een interna tionale faam geniet. Dit te constateeren is niet iets nieuws, want de goede reputatie van den Nederlandschen ambtenaar steunt op een historie, die tot ver in het verleden teruggrijpt. Belangwekkend is wat destijds Napoleon I over den „Hollandschen amptenaar” zeide. Aan de rede, welke Napoleon in den Staatsraad hield, nadat ons land bij het Fransche Keizer rijk was ingelUfd, en waarvan de heer Van LUnden van Sandenburg het verslag leverde (Johanna Naber: Nederland tijdens de iniy- vlng), merkt de keizer oa. op „dat hU niet voornemens was om een porti) Fransche amp- tenaren naar Holland te zenden, daar hij over tuigd was, dat de administratie met meer pro- bltelt (rechtschapenheid, eerlUkheid) en met meer kennis van zaken door de Hollanders zelve zou gedaan worden, en dat hy de natie door geen Fransche employé’s, waarvan hy de menées kuiperijen, ongunstige praktUken. intrigues, enz.) zeer wel kende, wilde gekwelt hebben”. Napoleon liet hierop de mededeeling volgen, dat „hij 'een Hollandsche commissie uit geweesen of actueele amptenaren met den ge- weesen Minister van Financiën Gogel” bij zich had en dat „hy die heeren In dat stuk meer moést geloven dan zUn Fransche staatsraden, die het land niet kenden”. Al zal bjj dit alles allicht moeten overwogen worden, dat het Napoleon iets waard zal zijn geweest te trachten den ambtenaar in het in- geUJfde land mln of meer gunstig voor zich te stemmen, de parallel, welke de heerscher tusschen den Franschen en den Hollandschen ambtenaar trekt, is toch stellig nféérzeggend dan tot dit doel noodig was. Er blijkt op onver holen wijze uit. dat Napoleon het Hollandsche ambtenarenkorps héél wat hooger had dan dat van zUn eigen geboorteland. V. wou u ’t hebben?” „Zoo ongeveer als dat.” meende Larridon. wijzend op een middelmatig groot doek. „Wat zou me dat kosten?” „Tachtig of honderd francs. Tachtig zonder handen en honderd mét.” „Maar m'n neef sprak van zestig.” JJat ligt aan ’t seizoen.” beweerde de schil der. „de verf is soms duurder.” „Zoo, net als de suiker, hé?” „Precies.” ..Laten we dan zeggen tachtig." „Dat zou lk*U niet raden. Voor twintig francs hebt u er de handen bij: dan kunt u uw bro chure over de suiker vasthouden. Dat zou in druk maken." „U hebt gelijk, mijnheer." ..Heb je gezien," fluisterde Grivois z’n vriend toe. „dat hij een zwart Jasje aan heeft?” ..Waarachtig, laat dat maar aan mij over,” fluisterde de ander terug. „Nu, mijnheer,” zei de sulkerafgevaardigde. „wanneer zullen we beginnen’ Graag ’n beetje vlug, want ik moet gauw weg.” „Ik moet zelf ook op reis, overmorgen. We rullen dus direct aan den gang gaan, als u t goed vindt. Met één flinke zitting Hebben we een goed begin.” ..Maar straks wordt het donker U kunt toch niet met kunstlicht schilderen?” .Mijn atelier is zóó gebouwd, dat ik op alle uren van den dag kan werken. Als u nu uw jasje wilt uittrekken en uw houding aannamen begin ik.” „Mijn Jasje uittrekken? Waarvoor?” ,,’t Portret was toch voor uw familie? Dan moet u in huisgewaad zitten, in een kamer japon: dat doet iedereen.” .Maar ik heb geen kamerjapon by me.” „Op zulke gevallen zijn we ingericht. Hier is er een,” zei Bonnard, en hij bood den suiker- afgevaardlgde een soort chamberclack aan vol verfv lekken. De man van den buiten bekeek het met een onzekeren blik en zei: „Het is wel een beetje eigenaardig „En zeer kostbaar.” voltooide de schilder. ,De Turksche Grootvizier heeft het aan Horace Vernet ten geschenke gegeven en die gaf het aan my. Ik ben z’n leerling." „Een leerling van Vernet!” riep Larridon, ..daar moogt u wel trotach op zijn.” En hij hulde zich in ’t kleurige kleedlngstuk van den Turkschen Grootvizier. „Hang mynheer z’n jas even in de garde robe.” verzocht Bonnard z’n vriend, „en maak voort," fluisterde hij. „Zorg dat je om tien uur terug bent. Ik zal hem zoolang vasthouden. En zie wat voor me mee te krijgen.” ,4e krjjgt een meloen,” beloofde Grivois, en verdween. Bonnard ging aan ’t werk. Het werd donker en toen het zes uur sloeg, dacht mijnheer Lar- mllitair muzijk”. De voorstanders der oorijzers gaven toen den strijd in geschrifte op.... i mumiiw»uiiDE C OEA TIE niiiiiiiiiiiiiiui: ridon eraan dat hy niet gedineerd had. Hy maakte melding van dit feit. „Zoo is U met my ook. Maar ik heb om uwentwil van myn diner afgezien, ofschoon ik by vrienden in den Faubourg St. Germain was uitgenoodlgd. We kunnen de zitting niet afbreken Dan loopt de gelijkenis gevaar." En hy ging door met schilderen. .Maar,” riep hy, na een paar penseelstreken, „we kunnen eten krygen, zonder op te hou den met werken. Beneden is een uistekend res taurant, dat kan alles boven brengen wat we maar wenschen .Daar ben Ik sterk voor,” zei Théophile Lar ridon. .als u me ’t genoegen wilt doen mee te eten....” T Bonnard boog. „Wilt u t menu kiezen?” .Doet u my 1 genoegen dat zelf te regelen,1* antwoordde Larridon hoffeiyk. „Dat zal je berouwen,” zong de schilder, toen hy vier treden tegelijk de trap afsprong HU ging het restaurant binnen en stelde een menu samen, waar de eigenaar der inrichting zoo bleek van werd als een doek. ,En witte Bordeaux natuuriyk.” „Wie betaalt?” „Ik niet, daar kun je op rekenen,” lachte Bonnard. .Een oom van me, die boven zit. Hij heeft een fyn gehemelte, dus doe je best Zorg dat t in een half uur klaar is en 't porcelel- nen servies, hoor!” Om 8 uur was de heer Larridon vol verlan gen om z’n ideeën over suiker in een vrienden hart uit te storten en begon hy z’n brochure voor te dragen, door Bonnard op de piano be geleid. Om 10 uur dansten de heeren Larridon en Bonnard een foxtrot en noemden elkaar by bun voornamen. Om half twaalf hadden ze gezworen nooit van elkaar te scheiden en hadden beiden een testament opgemaakt waarin ze elkaar tot eenlge en universeele erfgenamen van hun be zittingen maakten. Toen Grivois om 12 uur een beetje onvast op de beenen thuis kwam, zag hy de resten van een overvloedigen maaltyd. Hy bekeek de flesschen. Er zat geen droppel meer in. HU wil de iets zeggen, maar ^ounard dreigde hem van kant te maken, als hy hem wilde schelden van z’n vriend Larridon. „Die ondankbare kerel!” mopperde Grivois. terwyi hy een handvol noten uit z’n Jaszak haalde. „Wat voor een diner had ik voor hem mee gebracht!” hebben?” „Zooiets,” antwoordde Larridon, een portret in olieverf, „en ik sta er op. dat alleen eerste kwaliteit verf gebruikt” „Dat doe ik altijd,” zei Bonnard. „Hoe groot HU keek mU strak aan en knikte. „Dan te het goed,” zei hy. Zoolang als je onthoudt, dat wy geen menschen zyn, waar mee je spelen kunt, zal je door ons geen gevaar loopen.” HU zei dit zoo dramatisch, dat ik byna in et valt een ieder op, die na een aantal jaren Friesland weer bezoekt, hoe ook in die provincie de eigenaardigheden der bevolking met zulk een verbazende snelheid af- slyten, zoo, dat zy wellicht spoedig geheel en al tot het verleden zullen behooren. Toch is er nog wel het een en ander, dat weerstand biedt aan de alles geiykmakende strooming des tyds. Op de eerste plaats de taal, waaraan de meesten met hand en tand vasthouden en die, al is zy ook sedert meer dan drie eeuwen uit kerk, school en rechtszaal gebannen, een taal leven biykt te bezitten. Maar ook het eigen aardig hoofdtooisel der vrouwen geeft den stryd tegen uitheemsche dracht niet op. Intusschen, ook het aantal oorfjzerdraagstere neemt gesta dig af. Terwyi een eeuw geleden alleen de zeer aanzienlyke vrouwen in de groote steden het uitheemsche kapsel hadden vaarwel gezegd, was het vyftig jaar geleden in de steden nagenoeg beperkt tot de dienstboden. Ook ten plattelande werd allengs meer en meer „los haar” gedra gen. ’t Is Ja^uner, want het flonkerend oor- yzer, getemperd door de fUne kanten muts, die zich sleriyk langs hals en wangen plooit, doet op U voordeeligst de blanke teint uitkomen en het fynbesneden gezicht, die het erfdeel zyn van zoovele Friesche vrouwen. Dat het ooryzer ook voor een statige matrone een waardig hoofd sieraad -is. leert een blik op het portret, dat Indertyd Bteschop van zyn moeder beeft ge schilderd. Intusschen, zy,-die het ooryzer aflegden, koe ren eigeniyk weer terug tot de dracht der voorouders. Het was een voorrecht van den vrijen Germaan, dat hy zyn lokken mocht laten rondzwieren om hals en schouders. Alleen door een haarring, dikwyis ook nog met een speld werden de weelderige haren in bedwang gehou den. In vele streken van Europa, in Denemar ken, Dultschland, Engeland heeft men in Oud- Germaansche graven dergelyke ringen gevon den. Evenals men den dapperen kryger paard en wapens meegaf, zoo was ook haarring en speld het teeken van een man van eer en geboorte, .jlndertyd droegen alleen de vrouwen deze hoofdringen, terwyi zich de vorm eenigszins wUzigde, doordat de ring geopend werd en als een beugel om het hoofd sloot. In het museum te Leeuwarden bevindt zich zulk een voorwerp, nu reeds lang een oorijzer. Het is werkeiyk van Ijzer gemaakt, te zeer smal, met een hoek recht naar beneden gebogen en aan de uiteinden met knopjes voorzien, Dit ooryzer, te Stavoren op gegraven, dagteekent zeker uit de middeleeuwen. Met het toenemen der kunstvaardigheid wer den de oorijzers steeds sieriyker en in plaats van yzer begon men goud of zilver te gebrui ken. In de achttiende eeuw had men uitslui tend smalle zilveren of gouden oorijzers. Het ■malle oorijzer bestaat uit een beugel, die om het achterhoofd sluit en twee breede bladen ver- eenlgt, waaraan knoppen zyn bevestigd. Sedert het begin der negentiende eeuw begon men den beugel der gouden ooryzers steeds meer te ver- breeden. Het ooryzer, bestemd om den haardos terug te houden, werd, wanneer men het hoofd tegen kou wilde beschermen .onder een muts verbor gen. Op sommige portretten, b.v. op dat van de vrouw van Frans Hals, is duldelyk de vorm van het ooryzer onder de muts na te gaan.- het dient tot steunsel van de muts. Nog langen tyd hebben de boerinnen in Zagelterland, in Oost- Friesland. haar kleine, smalle ooryzers onmld- deliyk over t haar gedragen. En in overeen stemming met het voeger doel het ophouden van het haar droegen nog in de achttiende eeuw de Friezinnen het ooryzer ook des nachts. Sommigen hadden daarvoor zelfs een afzonder- Wk oorijzer. Later bedekte de Friesche vrouw haar haren eerst met een wit mutsje: dan volgt een zwart zyden kalotje, hierover wordt het ooryzer ge- kruler zich weg en de oude heer begon in den coupé te klimmen. Ik stak myn hand uit om hem te helpen. „Dank u, meneer, dank u,” zei hy buiten adem. „Zeer verplicht." Hy Het vermaakte my buitengewoon, zelfs al was het een zoo weinig boosaardig man als deze oude heer. Ik heb gelezen, dat menschen, die pas uit de gevangenis komen, zich zoo oeangst voelen, dat zy alle mogeiyke moeiten doen, gezelschap te vermyden. Ik kan alleen zeggen, dat dit voor my niet 'opging. Ik had behoefte piet iedereen te praten, ik voelde my. alsof er boekdeelen conversatie In my opgestnpeld waren gedurende de lange maanden van myn gevangenschap. De oude heer verbrak het eerst het zwygen. Hy liet zyn Times zakken en keek my aan, over zyn goudgeranden bril. „Ik zou graag weten, of u er bezwaar tegen hebt dit venster te sluiten. Ik ben uitent ge voelig voor tocht." ,Jn het geheel geen bezwaar!” antwoordde ik opgewekt en de daad by het woord voegende, haalde ik het rampje op. Dit onmiddeliyk gehoor geven aan zyn verlangen behaagde den ouden heer oiykbaar. Hy bedankte beleefd en voegde er enkele pas sende opmerkingen over de lente in Engeland aan toe. Dat was niet bepaald een inspireerend begin, maar ik antwoordde er toch soo goed mogeiyk op. Zonder opdringerig te schynen plaatst, waarover eindeiyk een kanten muts wordt geplooid. In den rouw wordt uitsluitend effen, zoogenaamde Kamerryksche kant ge bruikt. Met een paar spelden, dikwyis met ju- weelen bezet, te de hoofdtooi volledig. Omstreeks 1850 ontbrandde in de provincie Groningen een allerzotste beweging tegen het ooryzer. In de streken van Winschoten, Veen- dam en Pekela, lieten veel vrouwen het natio naal kapsel varen. De eerste aanleiding zal wel gekomen zyn van de kapiteinsvrouwen, die dlk- wyis haar mannen bezochten in de havens van Noord-, Oost- of Mlddellandsche Zee, of hen zelfs op hun zeereizen vergezelden en dan, om nieuwsgierige blikken te vermyden, ,Jos haar” droegen. Sommige dezer vrouwen zelden mis schien wel voor altyd het ooryzer vaarwel en langzamerhand vond dat voorbeeld navolging. Allerlei vroeger ongekende bezwaren verrezen nu plotseling tegen de ooryzers, vooral met kop- zeerte (hoofdpyn) waren de Gronlngsche meis jes plotseling zeer bezocht! Ook een predikant méhgde zich in den stryd, de emeritus-Luther- sche predikant J. J. Bange, te Sappemeej, Hy hebben denkt, dat ---- komst met ons ontduiken kunt, leeiyk.” Hij was toen weer zoo brutaal dat hy vroeg of we hem dan de plaats wilden aanwijzen, waar we de gedoode dieren hadden verborgen, het- geën we natuuriyk wyseiyk niet deden. De gevolgd droeg. De oude heer keek my door het raampje aan. „Deze te goed,” zei hy. „Laat myn kof fertje maar op de bank staan en ga even kyken of myn porte-manteau in den goede renwagen meekomt. Wanneer je terugkomt, zal ik je drie stuivers voor Je moeite reven.” Verbijsterd door dit vooruitzicht, haastte de De tramataking te Melbourne te beëindigd. Ter eere van het 100-jarig bestaan der stad krygt het personeel een extra-uitkeering. De directie der AFA-FUm A.G. te Berlijn deelt mede, dat het bestuur zich genoodzaakt heeft gezien faillissement aan te vragen. t-j onnard en Grivois staakten eensklaps het [5 werk, waarmee ze den heelen morgen bezig waren geweest. ,Dat een mensch zoo’n honger kan hebben!” riep Bonnard. „Hebben we wat te lunchen vandaag?” Grivois keek verbaasd op. „Wou jy drie da gen achter elkaar lunchen?” vroeg hy. Z’n vriend wist daar zoo gauw geen ant woord op en ging weer aan z’n schlldery: een weide met twee boomen, een rooden en een blauwen, wier takken elkaar vriendschappeiyk omstrengelden. Een klop op de deur en de portier trad bin nen met een brief voor Grivois. .Drie stuivers.” zei hy. „Weet je t zeker?" vroeg de kunstenaar. „Goed, dan ben Je t maar te goed." En hy deed de deur voor z’n neus dicht. Grivois brak den brief open. Hy had nog slechts een paar woorden gelezen, of hy danste als een wildeman in ’t rond en zong een zege zang uit een oratorium. .Als Je niet ópschiet,” riep Bonnard, ,ga ik ’t allegro van m’n symphonic„Het Blauw in. de Kunst” spelen" en hy ging naar de plano. Grivois zwéeg onmiddeliyk. Hier lachte hy en gaf z’n vriend den brief. Het epistel bevatte een uitnoodiging om te komen dineeren by een lid van t Parlement, een beschermer der kunst en speciaal van Gri vois, die In de villa van ’t parlementslid een plafond had beschilderd. „’tls voor vanavond,” merkte Bonnard op. „Jammer dat er op dit bewijs geen twee kun nen gaan. Maar.... Je afgevaardigde behport tot de regeeringspartyJe mag die uitnoodiging niet aannemen. Je beginselen verbieden Je brood te eten, dat doorweekt is met het zweet van dén arbeider .Larie!” zei de andere. „M’n afgevaardigde behoort tot het llnksche centrum. laatst tegen de regeerlng gestemd. Hy zou gen dat ik een bestelling kreeg en me aan een massa lui voorstellen. Ik heb honger als ten paard, dus daarmee uit!” .Dr zyn nog meer moeiiykheden,” zei de Jaloersche Bonnard. ,Je kunt niet uit dineeren gaan met een rood jasje aan en een Alpenmuts op je hoofd.” „Dan leen ik een pak van Rudolf of Gilbert.” ,,’t Is over de helft van de maand. Alsof hun kleeren niet al lang in den lomsperd staan." „Ik zal in vyf uur tyds nog wel een zwart jasje vinden „Ik heb drie weken noodig gehad om er een te vinden, toen myn nicht trouwde." „Goed, dan ga ik zoo,” riep Grivois; ,Jk laat me door die malle etiquette niet terughouden van ’n eersten stap in de groote wereld." „Over stappen gesproken.grijnslachte Bon nard: „hoe staat het met je schoenen?” Grivois verliet het huis in een toestand van onbeechryfeiyke opwinding. Twee uren later lachen was uitgebroken. Maar ik antwoordde ernstig: „Ik zal het onthouden. Ik heb een sterk ge heugen." klonk een schel gefluit, gevolgd door waarschuwend geroep van: .achteruit, achteruit daar!" Ik zag nog vluchtig Sava- roff’s onaangenaam gezicht, toen hy snel zyn hoofd terugtrok; toen zette de trein zich met een fllnken schok in beweging en reed lang zaam het station uit. Ik opende niet onmiddeliyk myn krant. Een tydlang zat ik stil in myn hoek en staarde tevreden over het voorbygaande landschep Niets weet zoo goed iemands opvatting van genoegen te doen verbreeden als de gevange nis. Voor myn gevangenneming had ik nooit een treinreis als een byzonder aangenaam iets gevonden; thans scheen de reis my vol van de aangenaamste gewaarwordingen. wy stopten alleen te Exter. Er waren niet veel reizigers op het perron en ik had juist gedacht dat ik wel niet gestoord zou worden, toen een kleine oude heer, die er goedaardlg- drlftlg uitzag, recht op myn coupé afkwam, door een kruier, die zijn koffertje Er werd weer geklppt. Grivois deed open. .Mynheer Bonnard?” vroeg de bezoeker en bleef aarzelend op den drempel staan. „Ik ben Bonnard," zei de schilder. ,Komt u binnen.” .Mijnheer,” sprak de vreemdeling, biykbaar ten man van den buiten. „Be heb van myn neef gehoord over uw talent als portretschilder. Ik moet naar Madagascar en wilde myn fa milie een portret achterlaten. Daarom ben ik nu hier.” „O hemel," mompelde Bonnard, haal een stoel voor mynheer....” „Larridon jHiiiHitiiiiiiiiiiitiiiimimiiiiiiiiiiiuHiiiii Théophile Larri- l don", hernam de bezoeker, Nantes, vaardigde den Bond Suiker - industrie kapitein van de Nationale Garde en schrij ver van een brochure over de sulkerkwestie. De artist boog voor den suikerman. „Ik ben zeer vereerd, dat uw keus op my gevallen, is. In welken styi woü u ’t portret 21' 1' 2 -Ingsvoorwaarden tegen by levenslange geheels ongeschiktheid t >t werken door by een ongeval met QCfï by verlies van een hand 1 31) verhee van een Cfl by een breuk van Nfl by verlies van ’n ongevallen verzekerd voor een der volgenae ultkeerlr.gen f aJverlies van belde armen, belde beenen of belde oogen s doodeiyken afloop f een voet of een oog J Aduim of wijsvinger f been of arm* trlz» anderen vinger i» Ik volgde zyn aanwyzlng op en terwyi hy plaats nam in de korte rij voor het loket, vermaakte ik my door naar myn medepas sagier» te kyken, die zich over het perron heen en weer haastten. zy zagen er «oo vreedzaam uit, dat ik niet nalaten kon te denken, welk een prachtige verwarring onder hen ontstaan aou, als het plotseling bekend werd dat Neil Lyndon zoo onmiddeliyk in hun naby'held was. Ten slotte kwam Savaroff uit de drukte te voorschyn. het kaartje in zyn hand. „Ik heb een eerste klas voor u genomen," zei hy; „dan suit u waarschyniyk den coupé voor u alleen hebben. Dat ia beter.” Ik knikte en zei opgewekt: „Ja, ik zou niet graag op al die menschen een moordluatbesmettlng overbrengen.” Hy keek my eenigszins wantrouwend aan, hy had altyd het gevoel, of ik hem op de een of andere manier voor den gek hield en ging my aonder eenig antwoord te geven voor naar het perron. hoe heette hy ook weer? die veroordeeld was wegens moord.” De oude heer keek met een scherpen blik om zich heen. „Ja. Lyndon!” zei hy. „Neil Lyndon meent u. Hy is nog op vrije voeten.” „Te oordeelen naar wat Ik van het geval las," ging ik onverschillig voort, „schynt net my nogal moelelyk geen sympathie voor hem te voelen.... tot op zekere hoogte dan. De man, dien hy vermoord heeft, schynt geen groot verlies voor de maatschappy geweest te zyn.” Myn spreken, maar hy aarzelde. ,MVn positie veroorlooft my eigeniyk niet om dit onderwerp te bespreken,” zei hy hof- feiyk. -- - - - - - ben?” Hy wuste McMurtrie had mil een sovereign en wat zilvergeld gegeven voor myn onmlddeliyke uitgaven en ik hield stil by een Doekenkiosk, om een paar kranten te koopen. Daar dit op onthoud Savaroff niet scheen te bevallen, treuzelde ik wat met myn keus; hy had my reeds tweemaal aangestooten. toen ik einrtelyk betaalde. Ik greep myn koffer en stapte achter hem aan het perron op, waar wy -oor een leegen eerste-klas-coupé stilhielden. Der: is goed," zei hy en daar Ik geen geldige reden bedenken kon om hem tegen te spreken, stapte ik in en legde den’kotfer in het net. „Vaarwel. Savaroff,” zei ik vrooiyk „we zullen toch het genoegen hebben elkaar in Tilbury weer te zien, niet waar?” Hy sloot de deur en stak zyn hoofd door het raampje. ..Stellig,” zei hy met zyn keelstem laat ik Je een raad geven, goede vriend je mooi behandeldmaar als je je in eenig opzicht je overeen- vergis je je meneer." zei de oude heer, zou wel wenschen. dat myn eigen werk my toellet, den gehselen winter in het buitenland door te brengen.” „Het heeft zeker voordeelen." gaf ik toe; .maar in ander opzicht ben ik heel biy. weer in het land terug te zyn.” „Het is waar; er zyn nadeelen aan verbon den. Om maar een voorbeeld te noemen, zou men in de bultenlandsche bladen geen vol doende overzicht kunnen Krijgen van hetgeen hier in Engeland gebeurt." Een ondeugend lachje speelde my door bet hoofd. „Ik positie veroorlooft my eigeniyk niet .Misschien is hei. u bekend, wie ik vroeg dit met een tikje van zelfbe- waardigheid, dat hy tenminste in eigen overtuiging een persoon van belang rijk aanzien was. Ik nam hem wat nauwkeu riger op. Er was wel iets bekends in zyn ge neerde personen waren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 10