HELPEN O G i O DE NIEUWE WINTERMANTEL Soepkippen Nuttige wenken Rozen Gebreide Heeren* sokken I Hemd j e voor j ongens van 3 jaar .Am Avondtaschje om zelf te maken ■llllllllllimilimillMIIIIIMMIllBM^^^^^^ IM- IN HUIS EN HOF T? VOOR DE KEUKEN WW s I - HAAR HUISHOUOIMCÏ OE VROUW A n BOTANICUS. i gerecht verwerkt POLA te n rr n 7 niet DORA en Ze A K.—P. c.M. breed zoompje Instikt. Onderaan I afval doet vaak de ANEMOON l ■UT tot den hoog- dle niet geven ge- ge DINY J. ie h r- Lo ït ït ie w n Ik is n I- n a ir ie 4 I- st n 8t n St 'S, 11 ginnen, wsa/m; keerden kajRt i iets te dóén, de de dat udere kippen, waarvan men, in eenige uren tljds een krachtigen bouillon heeft gekookt, kunnen daarna nog tot een zeer smakelijk l worden. maakt van effen stof. Het heeft een staan- den kraag met aangesneden revers, opge stikte zakken en een rugceintuurtje. De re vers en de zakken zijn eenige malen door gestikt. Deze jas is bij uitstek geschikt voor jonge meisjes. Het patroon is dan ook slechts te verkrijgen in de maten 40, 42 en 44. No. 938 is een gekleede mantel van ve lours, die zeker wel bij iedereen in den smaak zal vallen. Het is een glad, wat ge tailleerd model met smal rugpand. Zeer flatteerend is de kraag, die aan een kant om den hals sluit en aan den anderen een revers vormt. Wij kunnen hiervoor caracul of breitschwanz nemen. De mouw heeft van boven kleine plooitjes. De mantel sluit met slechts twee groote knoopen en Is te be stellen in de maten 42, 44, 46 en 48. periode van droogte, dan maakt men rond om stam of struik een geultje en giet die om de twee of drie dagen vol water. Zeer vaak ziet men aan den voet der planten ultloopers te voorschijn komen. Ze moeten weg. maar oppervlakkig wegsnijden helpt slechts tijdelijk. Men neemt dus de aarde weg tot de plek, waar de uitlooper ontstaat en snijdt hem daar af. Bladluizen aan de knoppen der twijgen zijn een gewoon verschijnsel. Ze zijn *t best te verwijderen met een afkooksel van tabak of een emulsie van zeep en petroleum. Deze laatste wordt verkregen door *n zekere hoe veelheid petroleum n£t drie- of viermaal haar gewicht aan groene zeep in water door krachtig roeren op te lossen. Met spuit, borstel of penseel brengt men dit mengsel op de aangetaste plaatsen. e nieuwe wintermantels hebben niet I J zulke ingrijpende veranderingen on- dergaan. Dus zij, die nog een man tel van het vorig jaar hebben hangen, zul len er na enkele kleine veranderingen weer goed mee uitzien. Zij, die al eenige jaren met haar wintermantel hebben „gedaan”, zullen noodzakelijk tot het aanschaffen van een nieuw exemplaar moeten overgaan. De keuze van de stof zal niet moeilijk zijn. Voor den sportmantel nemen we zoo’n mooie Engelsche stof, die dit seizoen weer volop in de mode is. Voor de meer gekleede jas wordt veel donker fluweel gebruikt. De eerste soort kan gemaakt worden zooals flg. 930 aangeeft. De jas heeft bseede revers, een smal breitschwanz kraagje en figuren gestikt in rug en voorpand. Het patroon is verkrijgbaar in de maten 40, 42, 44 en 48. Het eenvoudige jasje van no. 934 is ge- „Van alle op deze bladzijde voorkomende genummerde mo dellen, die aan het mode-album ,,Wi nterweelde" ontleend zijn, kunnen bjj het Patronenkantoor „Panora Nassaupiein I, Haarlem, patronen be steld worden tegen den prijs van 50 ets. voor complets, 35 ets. voor mantels en japonnen, en 20 ets. voor rokken, kleine avondjasjes en kin- derkleeding. Voor toezending per post, ook bij bestelling aan de agen ten, 10 ets extra. Het fraai uitgevoerde album zelf. 1,60 modellen bevat tend, is aan hetzelfde adres tegen den prjjs van 50 ets. verkrijgbaar.” Kippenragout met champignons. De kip trancheert men in nette kleine stukjes eu men houdt ze warm in een deel van den bouillon. Wil men de hoeveelheid vleesch wat grooter maken, dan kan men er kleine balletjes gehakt bij voegen, die men 10 minuten In weinig water kookt. Verder heeft men dan nog noodig: 1 klein blikje champignons, 4 afgestreken lepels boter, 8 afgestreken lepels bloem, peper, zout en noot naar smaak. Men roert de boter met de bloem boven een zacht vuurtje en roert er langzamer hand den bouillon bij, tot het geheel een mooie gebonden fluweelachtige saus is. Daarbij voggt men dan de champignons, doormidden gesneden, en het nat van de champignons. Mocht men niet genoeg bouil lon over hebben, dan kan men gedeeltelijk melk nemen voor de saus, die men op smaak afmaakt met peper, zout en noot. Heeft men voor de saus gedeeltelijk tp^lk genomen, dan voegt men er *n weinig Maggi's aroma bij om den smaak pittiger te maken. Men presenteert bij deze ragout droog gekookte rijst. Men kan de gaar gekookte rijst in *n omgespoelden ringvorm drukken en op ’n grooten schotel omstulpen. De stukjes kip arrangeert men dan in het midden en rond erom heen en giet de champignonsaus over het vleesch heen. Men ka$ bij dezen schotel ook nog stoof- asperges klaar maken, die men dan. bij kleine hoopjes, rondom op de schaal legt. van gedachteloos, egoïstisch bewaren! Als we eens alleen die gebruikte dingen be hielden, waarvan we zeker weten, ze nog te zullen benutten en onverbiddelijk alles afstonden wat we enkel opzouten omdat t misschien nog wel eens „van pas kan komen”! Wat ons misschien van pas kan komen, komt talloozen anderen zoo buitengewoon en zoo onmiddellijk van pas! Wanneer we over een paar jaar mogelijk eens verhuizen, worden er met al die schat ten gewoonlijk tóch korte metten gemaakt Waarom dan niet nu onze aarzeling over wonnen, nu er, met wat wij zelfs niet mis sen, zooveel góéd valt te doen? We hebben altijd wel weggegeven waar we totaal niets meer aan hadden. Laten we, nu de nood zooveel hooger is gestegen, één enkel stapje verder gaan en ook dat geven, waar we nog maar een klein beetje aan hebben in elk geval zoovéél minder dan zij, voor wie diezelfde dingen een uit komst kunnen beteekenen! Het opknappen van heereneostumes is *n dankbaar werkje. Pakken, die we vroeger af dankten, bekijken we nu eerst nog eens nauwkeurig, om te zien of ze met wat handigheid nog draagbaar gemaakt kun nen worden. Rafels langs broekspijpen kan men on zichtbaar maken door het omgeslagen randje naar beneden te slaan en dit stevig te persen. enomen maten: heupwijdte 68 cM, lengte 42 cM. Benoodlgd: 85 c.M. katoen van 80 c.M. breedte, 2 knoop jes. Oe teekent het patroon op de aange geven maten, waarna ge het op de vaste lijnen uitknipt. Het rugstukje komt dus apart. Hierna legt ge de patronen op de stof, waarna ge alles met één c.M. naad uitknipt. Het split aan den voorkant wordt precies in het midden 15 c.M. lang inge knipt, waarna ge aan weerskanten 4 c.M dwars inknipt. Hierna maakt ge eerst aan beide kanten een inslag van één c.M. en daarna een zoom van 254 c.M. breedte. Deze zoomen komen naar den goeden kant, waarna ge ze Inslikt en dan ook aan den kant even doorstikt. Vervolgens legt ge bel de zoomen op elkaar, links op rechts, waar na ge onderaan de dubbele plooi in kunt maken. Aan weerskanten van het split wordt nog een smal plooitje ingestikt. Op den overgang van split en plooi wordt een biesje gezet, dat ge 12 c.M. lang en 254 c.M. breed knipt. De rug bovenaan wordt inge rimpeld, 7 c.M. vanaf het armsgat te be ta één rugstuk op den ver wordt aangestikt en het an dere rugstuk wordt opgestikt. Hierna wor den de schouders aan den voorkant op de zelfde manier aangezet. De zijnaden wor den met een platten naad verbonden tot op 9 c.M. vanaf den onderkant, waarna ge hierin smalle zoompjes stikt, en ook aan den onderkant van het hemdje een één de t T t le een tuintje bezit, wenscht er ook rozen in, al zijn het er maar en- kele. Een klein plaatsje, waar de roos gedijen wil, is allicht te vinden. Zij houdt van zon, maar toch niet van te felle zonnestralen. Daarom is plaatsing vóór een muur of een schutting, die tegenover het Zuiden ligt, niet bijster geschikt. Een plaats tegenover het Oosten is goed, tegen het Westen nog beter, wijl de roos dan in hoofd zaak van de namiddagzon kan genieten en de morgendauw langer op de blaren blijft De grond moet frtech en vochtig zijn maar niet nat. Zit er weinig of geen kalk in, dan geeft men er iets van. Oude stal mest of compost, een mengsel van dier lijken en plantaardlgen wonderen. Heeft men in behoorlijk toebe- relden grond plantgaten gemaakt en rozen daarin geplaatst, dan is het aan- bevelenswaardlg over de wortels eerst een weinig aarde, dan turfstrooteel en daarna weer aarde te doen. Stamrozen zet men in den herfst; kort na het planten buigt men ze om tot op den grond, waarna de kroon met aarde wordt overdekt. In het voorjaar omwindt men de stammen met mos. besproeit dan stam en kroon zoo nu en dan met niet te koud water. Lage struikrozen kan men in het voor jaar planten: ze worden dan aangeaard. Een zeer belangrijke zaak is het snoeien. Struik- of maandrozen, die door vorst heb ben geleden, worden zeer kort ingesneden. Daardoor wordt de eerste bloei wel achter uitgezet, maar gedurende den zomer en den herfst vertoont zich een rijkdom van bloe men. Krachtige, veredelde stamrozen moe ten flink éénjarig hout hebben. In het al gemeen kort men de kroon-vormende tak ken, al naar de kracht van hun groei, op 10 a 30 c.M. in boven de plaats, waar de veredeling is geschied. Die 6 of 8 kroon- twljgen leveren elk Jaar minstens één nieu we twijg, die móét bloeien. Vaak komen er meer, doch dan kiest men bij kleine kronen en zwakken groei de beste uit, die op 3 of 4 goede oogen worden Ingesneden, *t hoog ste oog naar buiten gericht. Alle overige twijgen worden verwijderd of op één goed oog gesnoeid. In latere Jaren ontstaan na tuurlijk meer twijgen, zoodat de kroon in omvang toeneemt Men kan dan op gelijk soortige wijze snoeien en tijdens en na den eersten bloei uitdunnen. Snijdt men bloe men af, dan kan dat In dit geval met lang hout geschieden. In de lente worden de stammen na den snoei aan stokken gebonden met teenen. waarbij de stammen door tusschenvoeglng van mos tegen druk beschermd worden Zoowel In voor- als najaar wordt de grond licht omgespit en nu en dan geschoffeld en geharkt. Verrotte paardenmest, rundermest en in het algemeen goede compost worden In de lente ondergespit. Na den eersten bloei is het zeer nuttig een nabemestlng met vloei bare mest in verdunden vorm te geven. Water kan een roos heel wat gebruiken. Vóór den bloei Is het goed de kronen met den gieter te bewerken of met een spuit te besproeien en wel 's morgens tusschen 8 en 10 uur. Heerscht gedurende den bloei een zijnaden worden hoekjes ingezet, welke ge 5 c.M. in het vierkant knipt en welke ge overhands Innaait en op den verkeerden kant overzoomt. De mouwnaden stikt ge dicht, waarna ge onderaan een smal zoompje inmaakt Bij het Inzetten der mou wen neemt ge den mouwnaad en den zijn naad op elkaar, terwijl de mouw op het hemd wordt platgestikt. Het halsje werkt ge af met een schuin biesje, dat ge 254 cM. br. knipt en dat op den verkeerden kant wordt aangestikt. Hierna geeft ge knipjes langs den hals: de naad wordt op der kant genomen, waarna gt de bies overstikt. Boven aan wordt een dwars knoopsgat inéemaakt en in het midden een in de lengte, waarna ge de knoopjes aanzet. Kippenragout met kalfspoulet. De kip moet hiervoor zoo gaar zijn, dat men het vleesch gemakkelijk van de beenderen ajf kan balen. Men verdeelt het dan In nette kleine stukjes en houdt die warm in bouil lon. BU één kip rekent men: 1 pond kalfs poulet, 4 afgestreken lepels boter, 8 afge streken lepels bloem, 2 eierdooiers, 2 uitjes. 54 bosje selderij, 1 worteltje, 2 laurierbladen en één achtste liter room. Men blancheert de kalfspoulet en laat re dan trekken met 1 uitje, worteltje, selderij, laurierbladen en zout. Intusschen roert men de boter met een fijn gesneden uitje, zonder dat dit bruin wordt, roert er de bloem doorheen en dan langzamerhand den gezeefden bouillon van de kalfspoulet en zooveel als noodig is van den kippenbouillon. Men roert dan de stuk jes klppenvleesch en de kalfspoulet door de saus. De eierdooiers roert men goed los met room en roert ze door de ragout, die men op smaak afmaakt met peper, zout noot. Ook bij deze ragout kan men droog ge kookte rijst opdienen, ofwel macaroni. is ook zeer geschikt als vulsel voor pastei tjes. Ook gerafelde mouwen kunnen meestal weer in orde gemaakt worden, mits de lengte van de mouw minstens 54 cJd. kor ter mag worden. We keeren de mouw bin nenst buiten en tornen de voering los. Nu slaan we de mouw een halven centimeter verder in en stoppen de gesleten plekken met een draadje wol in de tint. De voering wordt weer precies evenveel ingeslagen als de mouw korter is geworden, een en ander geregen en geperst onder een natten doek. Een doorgesleten kjraag is natuurlijk een lastiger probleem. Betreft het een colbert- costuum met twee pantalons, dan sou men er één aan kunnen opofferen. Men tornt de versleten kraag heel voorzichtig los van de. revers en het met linnen doorgestikte ach terstuk. Nu te het zaak een passend stuk uit de pantalon te knippen. Hiervoor leent zich de pijp. In leder geval krijgt men ech ter een kraag met een naad. Dit te geen be zwaar. wanneer men er slechts voor waakt, dat deze naad precies in 1 midden valt. Is de kraag op maat geknipt, dan rijgt men deze op de linnen voering en naait hem met heel kleine overhandache steken vast. Het geheele costuum wordt nu grondig opgeperst en we hebben een mooi resultaat «...en een dankbaar echtgenoot!} -a ye-‘n zet 76 steken op; 24 st. op de le 1 y/l en op de 2e en 28 st. op de 3e naald x en men breit 28 c.M. 2 r. 2 aver. Dan begint men aan den hiel. Men breit de laatste 16 steken van den toer op één naald met de eerste 18 st. van den toer voor den hiel en verdeelt de overige st. over 2 naal den voor de wreef. Op de 34 st. voor den hiel, waarbij mer. steeds den Isten st. afhaalt, breit men al dus: 34 aver.; omkeeren. 33 r.; omkeeren. 32 aver.? omkeeren.. 31 r.; omkeeren. Op deze wijze gaat men door, tot men aan weerskanten 10 st. heeft. De laatste toer wordt: 14 aver., omkeeren, 14 r. Men neemt dan het lapje op vóór den 15den st. en breit dit samen met den st. (om te voor komen, dat men daar een opening krijgt). Omkeeren. 15 aver., het lusje vóór den 16den st. samen met den st. aver, breien. Zoo gaat men door, bij eiken toer 1 st. meer breiend, tot men weer alle 34 st. op de naald heeft gebreid. De laatste toer moet aver, wezen. Dan breit men 17 st. r„ waarmee de hiel klaar is. De 42 st. voor de wreef neemt men nu op één naald. Met een andere naald breit men de overige 17 st. van den hiel en men neemt daarbij 3 st. op naast den hiel. Met een 3e naald breit men de st. van de wreef, 2 r., 2 aver. Met een 4e naald neemt men 3 st. op naast den hiel en breit de overige 17 st. Men breit nu 1 toer: r. op de twee naal den voor de zool en 2 r. 2 aver, op de naald voor wreef. In de r. naalden mindert men dan 2 st. van de wreef af, aan weers kanten 1 st., tot men in het geheel 3 keer aan weerskanten heeft geminderd. Men breit dan verder door zonder minderen, ongeveer 15 a 16 c.M. tot aan den teen. Dan mindert men aldus: Men breit tot de 3 laatste st. van de le naald, breit 2 st. samen, breit 1 st. op de 2e naald: 1 breien 2 samenbr., breien tot de laatste 3 st., 2 samenbr., 1 br. 3e naald: 1 breien, 2 sa menbr. De naald verder ultbrelen, 1 toer overbrelen. Deze beide toeren herhaalt men tot men nog 28 st. in de rondte overhoudt. Dan neemt men de st. van de le en van de 3e naald op één naald en kant de steken, 2 bij 2, af. •j—v e crisisbestaat niet meer, ’t Is te II gek om een toestand, die reeds vier jaren duurt, te bestempelen met ’n woord dat duidt op een acuten nood "n korte onzekerheid die ten spoedigste be slist zal worden, ten goede of ten, kwade. De malaise schijnt permanent geworden en het helpt weinig, te zitten wachten op verbetering. Het helpt meer Den toestand tot klaarheid brengen, wereld .opheffen uit haar ellende, menschheid troosten in haaf leed kunnen u of ik niet. Maar wél kunnen we, ieder op zijn klein plekje grond, in zijn klein kringetje menschen, plaatselijk ver lichting brengen. We kunnen méér doen dan we tot dusverre deden. We hebben misschien altijd graag en- veel gegeven. Maar waarschijnlijk nóóit zooveel als we maar eenigszins missen kon^ den. Omdat we nog nimmer door een zóó nijpenden nood om ons heen werden opge schrikt uit onze behaaglijke rust. Nu ech ter moeten we ons klaar bewust worden van den toestand, van de volstrekte nood zaak tot helpen, met wat we maar kun nen. Zeker, velen van ons gaat het minder goed dan vroeger, of zelfs slecht. En tóch hebben wé den plicht, méér voor anderen te doen dan vroeger. Een mensch denkt zoo gauw, dat niemand zoo zwaar getroffen werd als hijzelf. Maar als hij eerlijk is, zal hij na vijf minuten ernstig nadenken tien, twintig gevallen kunnen opnoemen die veel erger zijn dan het zijne. Doch zij, wien het zelf niet voor den wind gaat, zijn gewoonlijk niet de slechtste ge vers. Integendeel! Het schijnt een wonder lijke wet.^dat zij, die het dichtst bij den nood en de ellende staan, in verhouding tot hun kunnen het meest doen om dien te lenigen. Begrijpen zjj beter waar het om gaat? Weten zij uit ondervinding wat ont beren is en heeft die ervaring hun hart verzacht in plaats van verbitterd? Zeker is het, dat het niet de rijken zijn, die het hoogste percentage van hun inkomen voor anaeren af staan; het zijn de bijna-ar mén Hoe meer iemand bezit, hoe vaster hij er van overtuigd schijnt, dat hij maar juist genoeg heeft om in zijn behoeften te voor zien! Neemt het bezit toe, dan groeien de behoeften toch altijd nog een ietsje sneller! De rijke is nimmer van meening dat hij nü genoeg heeft; de bijna-arme, die gewend is, zijn behoeften streng binnen de perken te houden, vindt bij een onverwachten mee valler veel eerder, dat hij nu wel iets te missen heeft. De rijke vindt het wegschen ken van een dubbeltje reeds een kleine prestatie; de bfjna-arme betreurt het, dat hij niet méér kan geven, omdat hij beter weet hóé weinig je eigenlijk met zoo n klein dubbeltje begint.... Naast velen, die zich nog maar juist kun nen redden, zijn er onder ons toch altijd nog genoeg, die zonder al te groote zorgen In hun stand behaaglijk kunnen leven. Eu men verdiept zich zoo moeilijk fii wat men uit dagelijksche ervaring kent... Hier vindt men er dan ook nog velen, die niet geven in verhouding gestegen aigemeenen nood, in verhouding tot wat hun zelf nog bleven is Ik bedoel nu nog niet eens: grootere ge schenken in geld. Ik bedoel: het afstand doen, snel en vlot, van wat men zelf niet meer noodig heeft. En juist dat laat bij vele meer of minder welgestelden nog zoo veel te wenschen over! Eigenlijk zou het geen te harde eisch zijn, wanneer er van ons verlangd werd, dat we ons dezen winter tevreden stelden met goede warme kleeren zonder meer en alle overtollig fraais achterwege lieten en om zetten in warme kleedingstukken voor an deren.... Maar ook dair zullen we 't niet over hebben. Enkel over wat ongebruikt ligt en daar wellicht nog eenige jaren zal blij ven liggen, terwijl rondom ons talloozen er naar snakken. Bij elke huisvrouw, die nu juist niet elk stuivertje driemaal hoeft om te keeren, hangen en liggen kleedingstukken in zol derkast of koffers, die, ofschoon nog niet versleten, met meer gedragen worden en die „te goed zijn om weg te doen”. Ze zijn wat ouderwetsch, of wat vaal, of wat glim mend, of ze kleuren nergens meer bij. Ze hangen en liggen daar in afwachting dat ze misschien nog eens ooit vermaakt zullen worden of opgefrischt. Er zweeft de huis vrouw vaag de een of andere bestemming voor den geest; sommigen verknippen een warme fluweelen Jurk tot een kussen, of een in de wasch verbleekt flanellen nacht hemd tot wrij flappen. Van sommige dingen weet men ook van te voren reeds, dat men er niets meer mee begint dat het einde zal zijn: weggeven, misschien volgend jaar of zoo, nadat ’t er nog een tijdje gelegen heeft en af en toe eens om en om gedraaid met de spijtige opmerking, dat 't nog zoo goed en toch eigenlijk „zonde" is. Maar men Komt er niet toe, op staanden voet een kloek besluit te nemen en er nog dezen wipte r gelukkigen mee te maken. BU sommigen liggen nog stapels mooi ouderwetsch wit ondergoed onverslijt- bare stukken. De bezitster draagt liever hei practlsche moderne tricot en ze heeft het grootste gelijk van de wereld maar er zUn massa’s crisis-slachtoffers, verarmde oude dames van goeden huize, die den ko- ning te rijk zouden zijn met die mooie lin gerie van een genre, dat ze op haar leeftijd niet meer kunnen af zweren. Of er liggen in een kist oude wollen gordijnen van een vo- rig huis, waar de huisvrouw nooit van haar leven meer iets mee zal aanvangen, maar die, doorgeknipt en omboord, vier uitsteken de klnderdekens zouden opleveren. Als wij allen nji eens braken met die sleur p onze eerste figuur zien we een avondtaschje van groene brocaat- zljde. Het modelletje, in een recht hoek gemeten, is ongeveer 17 x 14 cM. We koopen eerst een klein verguld beugeltje en meten daarnaar het taschje. We teekenen eerst het modelletje op pa pier en knippen nu een voor- en een ach terkant van zijde en een van voeringzijde. We kunnen hiervoor een contrasteerende kleur nemen. De voor- en de achterzijde worden eerst bewarkt en daarna aan el kaar gezet; de boogvorm onder den beugel is opgevuld met stralen van smal goud galon, welke even vej van elkaar geplaatst zijn en onder wijder van elkaar loopen. Deze boogvorm, welken we met een potlood op de zUde aangeven, wordt eerst opgevuld en daarna omgewerkt met een smal goud- kantje, dat in ruimte opgezet wordt. Ver volgens worden de bloemen opgewerkt, wel ke in licht en donker rose, lila of een an dere pasteltint gekozen kunnen worden. U heeft daarvoor noodig heel smal zUden lint en werkt dit in kleine, onregelmatige rosetjes zooals op de teekening, door een los rolletje te maken van lint en dit zacht plat te duwen: zoo kan men den vorm krij gen als op fig. 3, welke met fijne steekjes vastgenaaid en opgewerkt wordt; de blaad jes en de stengel worden geborduurd met zijde. Wanneer dit klaar is, worden voer en achterkant aan elkaar gezet en op den naad rondom komt voor afwerking een smal goudkantje, ruim aangezet. Het taschje wordt vervolgens aan het oeugeltje gezet en de voering, waarvan de voor en achterkant reeds aan elkaar ge naaid zijn, wordt in het taschje gezet. Alleen van boven wordt de voering vast genaaid en vervolgens in model gebracht met de hand; voor afwerking komt van binnen langs den beugel een galonnetjs van heel kleine roosjes. In plaats van het kettinkje kan een smal bandje van bro- caatzijde, dubbel genomen, aangezet wor den. No. 2 is een cirkelvorm van 17 c.M. met een aangeknipt stukje, om aan het beugel tje te zetten. U neemt hiervoor changeant tafzljde. Er is voor noodig: twee clrkelvonpige stukken taf zij de voor den voor- en den achterkant, twee cirkels geknipt uit een dun laagje watten of wollen stof en twee cirkels voor de voering. U legt de drie lagen van den voorkant, zijde, watten of wol en voering op elkaar en rijgt deze met enkele steken, zoodat de lagen niet kunnen verschuiven. We zorgen ervoor, dat de middelste cirkel, die van de watten of wol len stof, rondom 1 cJd. kleiner te dan de cirkel van zijde en voering, dit voor het in slaan, wanneer de voor- en achterkant aan elkaar gezet worden. Op den voerlngkant worden nu 3 of 4 cirkels afgeteekend op gelijken afstand van elkaar en met een regelmatlgen kleinen rijgsteek begint U nu door de drie lagen heen te werken met een katoenen draad, in een, donkerder tint, dan de zijde welke U verwérkt. We werken aan den voerlngkant en-Uejiken den draad niet te strak, zoodat het werk zou uitrekken. werkt zoo alle afgeteekende cirkels. Den voorkant en den achterkant behandelt u op dezelfde manier. Precies in het midden kunt u een gameering maken van de llnt- bloemen, zooals bij het eerste taschje be schreven of een roset van veertjes of apen haar of maraboe. De deelen worden nu in elkaar en aan het beugeltje gezet en van binnen afge werkt met een losse voering, zooals bij het eerste taschje beschreven. Tenslotte kunt u nog een klein cirkel vormig taschje maken, door een roset van crémekant te naaien op een plak zijde. De kant wordt steeds ruim aangeplooid, zoodat de afgewerkte kant even opstaat: in het midden kan weer een gameering komen van llnt-bloemen in verschillende kleuren. Dit taschje kan een onzichtbare rits-sluiting hebben. 8- m te 3.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 15