Pater Ignatius <Ket vetoed um den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND d. H. Paulus NEII LYNDON ONTSNAPT BOOTZ S| I PER FLESCH Fl. 2.80 r MAANDAG 5 NOVEMBER 1934 Lord George Spencer 1 Dec. 1799-1 Oct. 1864 t n r DOOR VICTOR BRIDGES VAN AANGIFTE MOET, OP STRAFFÈ VAN VERLIES VAN ALEE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL De doofstomme I passagier i i I 5 later zijn in zijn llük vas. het van Passionist. ler- een op dit blad zijn Ingevolge de verzekerint;svoorwaarden tegen 31. HOOFDSTUK XIII Ik verneem iets over Brace Latimer van rug. port Wordt V i P I 1 raadpleegde persoonlijkheden gebracht: al wie re ie ei jk en is- Ik dit Om bega! Toen merkte en duidelijk op, met mijn gewone met tuis, drie van irkt. ij de rrüe res- Sxc. leid 5.H. Iers .ink een euk lus- Ja- eld es- re- L HU den aan. een na bel- iod- de de ks- rpe ing >en gi- •en gte len re- •n- ge- m- len ter sna or- ip- ten fe lon sn eer ige ms, len oog een een 21- het srd. BBX- le- De vrijheid en nog dienzelfden avond- werd groot gasymal ter onzer eere aangericht .American Pete" op ons af. Hij deed heel ge heimzinnig en vertelde ons een wonderlijk ver haal. Voor de groote uitbarsting van de Katmat was er aan den voet van de vulkaan een groote Indiaansche nederzetting geweest onder lei ding van een machtig Indiaansch opperhoofd. zün van slapeloozc Murphy die zich uitermate trotsch betoonde over zijn vliegprestaties bood ons volle gast een wat Indiaan Tommy zat een seconde lang zonoer eenlge beweging; toen richtte hü zich op; trok de kurk van de flesch en schonk zich een kwart glas pure whisky in, dat hU in een teug naar binnen sloeg. hemel sta mü bü” zei hü kalm. „Ban JU „Wat is er dan toch gebeurd," vroeg nu Klop pers, „laat me 't telegram eens zien." Haastig doorzocht de doctor zijn zakken en loog er alweer op los, door te zeggen dat hü t verloren moest hebben. „Het was van mUn oom. die plotseling ge storven Is,” vertelde hij nu weer, terwijl bet angstzweet hem uitbrak. „Maar Leepers, mijn vriend, wat beteekent die onrust en gejaagdheid allemaal. Dat klopt niet met wat je me vertelt. Je bent in de war, toe, spreek eens, wat is er gebeurd?" „Ik zal Je schrijven en alles uitleggen als ik in Amsterdam ben,” antwoordde de doctor, Jk kan 't nu onmogelijk doen. De slag heeft me te plotseling getroffen. Maak je maar niet be zorgd over me. Dergelijke toevallen moet men kunnen verdragen.” r. Leepers, een geleerd schrijver, had een onoverwinnelUken afkeer voor alle ijdel gebabbel en in 't bijzonder om op reis met toevallige passagiers beuzelachtige praatjes aan te knoopen. Daarom maakte hij dan gebruik van een list, zooals hij dien eens in een Ameri- kaansch reisverhaal had gelezen. Deze bestaat hierin, dat men zich als een doofstomme aan stelt en een koperen of kartonnen bordje met d enovereenkomstlg opsenrift bU zich draagt. Hu had zich toen terstond van zoon bordje voorzien en droeg het ook thans bü zich, nu hU op reis was naar zUn vriend Kloppers, die in Arnhem een mooi bulten bewoonde en die hem uitgenoodlgd had ’n weekje daar te komen doorbrengen om tevens eens met zün echtge- noote kennis te maken. Met den middagtrein was hU van *t C. S. te Amsterdam vertrokken en had zich een rusttg hoekje van een ledigen tweede klas couné ver overd. Toen de trein op vertrekken stond, werd op het laatste moment het portier nog eens geopend en een naar schating veertig-jarige zwuarlUvlge dame zette zich hijgend en trar>- spireerend tegenover uien geleerde in den coupé. Het was haar aan te zien dat ze lust gevoelde haar gevoelens omtrent de ondraaglijke hitte en den angst, den trein te zullen missen, op de een of andere wijze te luchten. En toen ze dan ook goed en wel gezeten was begon ze al heel gauw met te zeggen: „Neem me niet kwalUk, manheer, maar is de trein niet te vroeg vertrokken? De chauffeur, die mij naar het station reed, beweerde, dat ik vroeg genoeg was en dat hü Nog voor de dame uitgesproken was over de beweringen van den taxi-chauffeur, haalde doc tor Leepers zUn talisman, in den vorm van een bedrukt stukje bordpapier voor den dag en liet dit aan zijn reisgenoot e zien. Deze wierp een vluchtigen blik op het kaartje en sprak mee warig: „Och. is ’t waar! Wat ongelukkig, neem me niet kwalijk!” en daarop verzonk ze in stil zwijgen. terwijl dè doctor zich in zUn lectuur ging verdiepen met de veilige zekerheid, nu riet met ijdel gesnap lastig te worden gevallen Te Utrecht kwam er een tweede dame in den coupé, een jong meisje dat klaarblijkelijk door de oudere dame werd verwacht; want bü het binnenrijden van het station had zU zoolang met haar zakdoek gewuifd tot zij de opmerk zaamheid van het frissche, omstreeks twintig jarige kind getrokken had. De belde dames kusten elkaar en begonnen een levendig ge sprek. Het jonge meisje sprak eerst op half fluisterenden toon, om door den onbekenden mede-passagier niet verstaan te worden maar de oudere dame stelde haar op dat punt gerust. .Met dien heer behoef Je geen rekening te houden, Lena; hü is zoo doof als een kwartel trachtte te verbüsterend mijn hahden met een greep, die menigeen do vingers zou hebben gebroken. „Vervloekte kerel! Ik heb altijd gedacht dat je een dergelüke grap uithalen zou.” mü bü de schouders, trok mtf uit overeind en staarde mü ongeloovig staan eten, overtuigd dat hü nu totaal onher kenbaar zou zün. Na ongeveer een kwart er kon hij de terugreis aanvaarden en meende, dat het gevaar nu wel geweken zou zjin, stante hij het perron op en.... zün vriend Kloppers recht in de armen. Deze zag naar den volgenden trein uit, om dat hü omstreeks dien tüd zün gast ver wachtte. „Maar, ouwe Jongen, ben Je daar dan toch? Waar heb je in 's hemels naam gezeten’” Doc tor Leepers. geheel onthutst, mompelde iets van een telegram, dat hü ontvangen had en hem voor zün werkzaamheden onmiddellük naar A. terugriep. En daar hü bemerkte, dat zijn vriend vol bevreemd.ng hem aar.staarde bü dit zenuw achtig gedoe, pakte hü al zün tegenwoordigheid van geest büeen en verklaarde ultdrukke’ük dat de zaak van buitengewoon gewicht was en hü onmiddellük terug moest. genadé van God. Om zijn lastige corres pondente te woord te. staan, was hij ver plicht het katholieke geloof van dichtbij te bestudeeren. Hoe meer hij de Roomsch-Ka- tholieke Kerk leerde kennen, hoe beter hij inzag dat hij voor den éénen, waren schaap stal vanjChristus stond. Hij bleef nog eeni- gen tijd buiten dralen, maar trad dan ein delijk binnen. Een niet geringen invloed op de bekeering van Lord Spencer had Ambrosius Lisle Phillipps, een rijk edelman uit Leicester, zelf ook een bekeerling. Phillipps bracht hem in aanraking met Pater Caestrijk, een Vlaamsch Dominicaan, die bij de Fran- sche revolutie naar Engeland was gevlucht en nu in Leicester werkzaam was. Op 28 Januari 1830 had Spencer een laatste con ferentie met Pater Caestrijk, die hem den volgenden Zondag in de Katholieke Kerk opnam. De familie Spencer nam het geval nogal rustig op: zij was eer verwonderd dan ver bitterd. Kort na zijn bekeering ging George naar Rome, waar hij zich onder leiding van Dr. Wiseman tot de H. H. Wijdingen voorbe reidde. Op 26 Mei 1832 ontving hij het priesterschap. Te Rome leerde Spencer den Passionist P. Dominicus kennen. De omgang met dien heiligen man was voor den vurigen neo- phiet een openbaiing. Hij vernam hoe de H. Paulus van ’t Kruis, stichter der Pas- slonisten, heel zijn leven lang had gebeden voor Engeland en hoe de Eerbiedwaardige Dominicus sedert meer dan twintig jaren leefde voor den terugkeer van dat land tot de Moederkerk. Toen Father Spencer eeni- gen tijd later Rome verliet, wist P. Domini- cus dat al vast een voorpost vertrok, die ging strijden voor zijn levensdroom. De bekeering. van Engeland werd de hartstocht van Spencer’s leven: hiervoor zal hij gaan leven en wilde hij gaarne sterven. Bij zijn terugkeef bracht Spencer eerst eenige weken in den kring zijner familie door, waarin hij met de grootste liefde werd omringd. Hij had aan zijn bisschop de arm ste parochie gevraagd. Eerst werd hij te Walsall en daarna te Bromwich benoemd Te midden van zijn parochiewerk kon hü zün levensideaal „de bekeering van Enge land” niet vergeten. Overal waar hü komt bedelt hü weesgegroetjes voor Engeland. Hü begint zün groote reizen door Euro pa om leden voor zün heiligen kruistocht te winnen: het gebedsapostolaat voor den te rugkeer van Engeland tot de Moederkerk is volop In gang. Geruimen tüd reeds had Spencer in zün binnenste de stem der genade vernomen, die hem naar volmaakter leven riep. Tüdens een retraite, die bü in 1846 bü de Paters Jezuïeten maakte, namen zün gedachten vaster vorm en besloot hü Passionist te worden. Nauwelüks had hü zün retraite ge ëindigd of hü snelde naar den eerbiedwaar- digen P. Dominicus, die sedert 1841 ver schillende kloosters van Passionisten in En geland had gesticht. Met open armen werd hü ontvangen en op 5 Januari 1847 in het noviciaat te Aston-Hall ingekleed. Spencer was juist 47 jaar oud. toen hü den Regel der Passionis ten omhelsde. Voorwaar geen kleinigheid voor een man van die afkomst en dien leef- Den volgenden dag toen wü den omtrek gingen verkennen, kwam de oude Oom Sydney had echter nog meer pülen on zün boog. Hü noodigde Murphy en de zünen thans uit om mee te gaan naar de plaats waar ons toestel stond. Het was als met eer biedige vrees, dat de menschen dezen wonder vogel bekeken. Oom noodigde thans Murphy en American „Wat dergelijke toevallen, dat Je oom plotse ling sterft en Je dat telegrafeert,” riep Klop pers luid, ..maar man, wat scheelt je? Er is iets niet in orde met je Leepers. kom met me nlee naar huis, dan zullen we om een dokter sturen." ’t Was dr. leepers onmogelük^tiierop te ant woorden. want daar overkwam hem een nieuw ongeluk: 1 nichtje was teruggekomen. Ze had tante alleen laten vertrekken om met oom den onbekenden gast te begroeten en nu.... Vol verbazing keek ze eerst de» doofstommen reiziger en daarna haar oom aan. Daarop plot seling de situatie begrüpend. barstte ze in een onweerstaanbaar gelach uit. En daar niets ter wereld zoo aanstekelük werkt als een lachbui en het tintelen der schalksche oogen van bet lieve nichtje den angst van den zenuwachtigen doctor deed verdwünen, stemde hü eveneens luidkeels met het gelach van het meisje in, ter wül Kloppers hen beiden met een bedenkelük gezicht aanstaarde. Het nichtje kreeg het eerst het gebruik van haar spraak terug. „Oom,” zei ze, „er heeft zich iets voorgedaan, dat erg onaangename gevolgen zou kunnen Lebben, als münheer Leepers niet een goedhar tig karakter wil toonen en de zaak van den lichten kant opneemt. Laten we naar uw hul» wandelen, dan zullen we u onderweg alles ver tellen." Eerst aarzelde, de doctor even, doch zwichtte toen voor de dringende uitnood ging. Toen be dacht hü zich, dat het beter was. vüftlg onaan gename gastvrouwen tegemoet te treden, dan van zoo'n lief meisje afscheid te moeten nemen alvorens haar overtuigd te hebben, dat hij geen onnoozele nals en ook niet altüd een vervelende kerel was. Hij vergezelde daarom zijn vriend naar diens mooie villa, begroette daar de ver legen en berouwhebbende tante en bracht zelfs de volle afgesproken acht dagen op „Welge legen” door. En ook ’t nichtje hield wcord, want geduren de die week nam zij de zorg voor den gast ge heel op zich. Daardoor had dr. Leepers gelegen heid om' de beschuldigingen aan 't adrez van den doofstommen medepassagier té logenstraf fen. Lena vond hem ook zoo leelük niet en ca <d ’t hecle gezelschap nog eens haitelük lachen en tante nog eens hevig blozen toen ze verklaarde, dnt ze met dien drogen boeken worm het leven wel Indurfde, mits hü nooit meer .stommetje” zou spelen! „Je wilt toch wat te drinken hebben?” vroeg hü- „Er Is whisky en brandewün en Grand Marnier en Ik moet ook nog ergens een flesch port hebben liggen, als je dat liever hebt?" Er was een oogenblik stilte. Ik rustig stem: .Je bent altijd een oude dronkaard geweest. Tommy!" Parns vroeg mü. u te gaan opzoeken” Ik"had den haam genoemd van iemand, voor wiens werk Tommy altüd den grootsten eerbied had. „O, kom binnen," riep hü, de deur openwer pend en mün hand grüpend. ..Kom binnen, oude jongen. B'.ü je te zien Het Is een helsche rommel In de kamer, maar dat zal je wel niet hinderen. Ik ben juist terug van een paar dagen zeilen." Mü trok mü het atelier binnen, dat zich in denzelfden toestand van schilderachtige wan orde bevond als toen ik er het laatst was geweest, Hü schoof een groeten easy-chair bii en drukte mü In de omvangrüke diepte daarvan neer. „Ontzettend Ulü dat ik thuis was." ging hü voort. „Ik zou je niet graag hebben gemist. Hoe gaat het Delacour? In eeuwen niet gezien! Ik ben de laatste jaren niet meer in Parü-s geweest.” „Delacour maakt- het best,” antwoordde ik „tenminste voor zoover ik weet.” Tommy liep de kamer door naar een buffet in den hoek. wilt hü. De uitwerking was prachtig. Een oogenblik stond Tommy volkomen st|l, met open mond en bijna pullende oogen. Een daarna ging hü plotseling op den divan zitten, waarop hü met zün volle gewicht neerkwam, een whls- kyflesch in de eene, een glas in de andere hand. „Wel vervloekt!" fluisterde hü. „Dat is met aardig, Tommy." zei ik vrooiyk. „vervloekt te zün is nu niet een plezier." het werkelük?” Ik knikte. „Wat er nog van mü over is. Tommy." Hü kwam als het ware met een sprong naar mü toe en het volgende oogenblik drukte hü Pete uit om in te stappen, nadat hü had ult- gelegd hoe het Vliegtuig werkte. Inderdaad stapten beiden in en spoedig waren we opge- stqgen om behouden te larfden bü de neder zetting waar de vrouwen en kinderen ons vol verbazing aanstaarden. We waren thans de helden van den dag. mün belofte had gegeven, was het mü volslagen onmogelük, aan Iemand, die mü geheel vreemd was, uit te leggen wat ik met de zaak te maken had. Terwül ik over deze problemen nadacht, vervolgde ik mün weg naar huls en juist toen ik daar aankwam, galmde de klok van de groote kerk den slag van half negen uit. Het was wel wat vroeg, maar ut had zulk een emotlevollen dag achter den rug, dat het vooruitzicht van een goede nachtrust mü te sterk was. Na mü nog een steviger, nlght-cap te hebben klaar gemaakt, legde ik mü te slapen. Zoo goed werkte dit middel, dat ik onmiddellük in een diepen, droomloozap slaap viel, die eerst verbroken werd doordat Gertie den volgenden ochtend om acht uur met een kop thee verscheen. v Hoe goed en lanffe ik ook had geslapen Ik haastte mü niet met opstaan. Volgens Joyce zou Tommy niet voor één of twee uur terug en ik had zooveel troostelooze morgens opstaan om vüf uur na een nacht ellende achter den rug, dat het gevoel, weer In staat te zün zoo maar tn bed tusschen schoone lakens te liggen, nog altüd êen nieuw genoegen voor mü was. Ik stond ten slotte op, om m H—warme bad en een uitstekend ontbijt te genieten, daarna hield ik mü onledig, me» verschillende toe kenningen en berekeningen, die Ik in Het huis van McMurtrle had gemaakt, nog eens door te werken voor het geval, d^t het noodlg mocht zün eerder met de practische züde van mün werk te beginnen, dan Ik verwacht had. Er Een snelle blik in den spiegel toonde mü. dat niemand aan de andere tafel in mün richting keek, zoodat ik van de gelegenheid gebruik maakte om snel op te staan en mü achter een der pilaren terug té trekken. Hier stond een andere kellner reeds met mün hoed en stok gereed, terwül zUn^altUd ”«ven onbewogen collega met een beleefde buiging de deur voor mü opende. Toen Ik eenmaal op straat was, kwam ik eigenlük pas met een schok tot het elgenlüke bewustzijn van wat ik zoo Juist had meege maakt Het was büna niet te gelooven. dat iemand in een restaurant zou trachten een ander bewusteloos te maken of te vergiftigen, maar wanneer ik niet krankzinnig was. was dit werkelük gebeurd. Natuurlük bleef het mogelük, dat Ik mü vergist had en dat er Inderdaad niets in het glas werd gedaan maar de vlothéid, waarmee de heer Latimer (die naam scheen mü vaag bekend) mün wenk had ontvangen, was een sterk motief tegen een der- voegt h'ij Spencer ongeduldig toe: brief lijkt me bepaald de brief krankzinnige!” Spencer gaf het niet op en andere vooraanstaande der Anglicaansche kerk. Niemand schonk licht aan zün verstand, noch rust aan zün gemoed. Een bejaarde bisschop gaf hem den raad nooit de kerk vaders van de eerste eeuwen te bestudee ren: „want ik heb altüd ondervonden, dat alwie dit doet, vroeg of laat roomsch-ka- tholiek wordt.” Op 27 November 1827 kwam de Rector van Brington ’s morgens naar beneder^n zag op zün ontbüttafel een brief met zijn adres van een onbekende hand. Op den poststempel laghijtlalle (Noord-Frankrük). Hü maakte hem open en „op dat oogenblik sloeg Spencer onbewust den weg in, die hem eens naar de stad op den berg zou brengen, waarvan God zelf de bouwheer is”i zeyjt zün biograaf. Het schrüxpn droeg, geen handteekening doch scheen te*komeh van een jeugdigen Aaglicaan die aan dezelfde twüfels leed als Spencer over de waarachtigheid der An glicaansche Kerk. De correspondent vroeg dus onj-McIrt en leiding. Spencer beproefde met kracht van redenen de opwerpingen te weerleggen, die hü zelf voor onweerlegbaar hield. De onbekende correspondent gaf blük van zeer uitgebreide godsdienstkennis. Hoe Spencer zich ook weerde, hü verloor het pleit: de jeugdige Anglicaan schreef een laatsten brief waarin hü liet weten dat hü het katholieke geloof omhelsde. Hoe die bewuste persoon ertoe kw^im aich tot Spencer te richten, heeft men nooit kunnen achterhalen. Later is men wel te weten gekomen dat die correspondent een meisje was, Miss Dolling geheeten. Zij nam den sluier adn in het klooster van de „Da mes du Sacré Cpgur" te Parüs en overleed eenlge maanden vóór de bekeering van Spencer. Die briefwisseling was voor Spencer gelüke veronderstelling. In ieder geval bewees het, dat hü een dergelüke poging van zün gastheer geenszins ongeloofelük vond. begrijpen, welke gevolgen voorval meebrengen kon voor mün eigen toestand. Ik was er niet ge heel zeker van, of de man met het litteeken werkelük mün bewegingen had gevolgd of dat het feit, dat ik hem op den avond van mün aankomst in Londen tweemaal had ont moet, louter toeval was. Wanneer hü een vriend van McMurtrle was, scheen het logisch, dat de heer Bruce Latimer een van diens vüanden moest zün; want zelfs in zulk een vreemd soort van Syndicaat als dat waar ik blijkbaar mee in aanraking was gekomen, viel het immers niet aan te nemen, dat de direc teuren pogingen zouden doen, elkaar te v/ugif- tlgen in een restaurant in West End. Van belang was de vraag, of ik aan de uitnoodlging, die op het kaartje geschrevWi was, gevolg zou geven. Ik was natuurlük verlangend, iets met zekerheid over McMurr trie en zün vüanden te weten te komen, thaar aan den anderen kant was ik stellig niet van plan, mü met zulk een .geheimzinnige zaak in te laten, wanneer ik er niet van overtuigd was, dat zü er mee in verband stonden Mün eigen aangelegenheid verschafte mü al de belangwek kendheid en opwinding, die ik maar wenschte! En zelfs wanneer de man met het litteeken tot McMurtries kring behoorde en werkelük had getracht zün gast te vergiftigen, welke hulp had ik den laatste dan nog aan te bieden? Afgezien nog van bet feit, dat ik den dokter hoerde de Heer den Isten October 1864. Pater Ignatius reisde dien dag naar Leith in Schotland, om er ’s avonds een triduum te beginnen. Te Castairs had hü eenige uren oponthoud, waarvan hü profiteerde om zün vriend en weldoener Monteith te bezoeken. Tegen een uur of elf 's morgens kwam men den kasteelheer melden dat er ’n lijk in de laan tag. De heer Monteih ging onmiddel lük küken en zag tot zijn groote ontstelte nis en droefheid dat het Pater Ignatius, zün beste vriend was. Een geneesheer, die onmiddellük werd ontboden, verklaarde dat Pater Ignatius aan een hartkwaal was overleden. Op 4 October werd hü begraven In de crypte onder de kloosterkerk der Passio nisten te Sutton, Lancashire, waar, ook het eerbiedwaardig overschot rust van zün heiligen vriend P. Dominicus, met wien hü te zamen had gebeden, gestreden en gele den voor hun beider levensdroom: „de be- „keering van Engeland.” P. DOMINICUS liODP was geen fout te ontdekken en hoe groot mijn verlangen ook was in de stad te kunnen blüvcn tot ik een oplossing voor de onbegrüpelüke houding van George gevonden had, even sterk was mün verlangen met de uitwerking van mün nieuwe ontdekking te beginnen. kwart voor twee ging ik van huis en mü langs de Theems naar Chelsea. Toen ik ,;Florence Mansions” naderde, voelde ik een dwaze neiging hardop te grinniken. Ofschoon de gedachte. Tommy in mün ver warde zaken te betrekken, mij onaangenaam was. was het vooruitzicht, hem zulk een ver rassing te bereiden, mü een malicieus genoe gen. Behalve bü mijn arrestatie en mün ver- oordeeling had ik nog nooit zün volkomen zelfbeheersching in de geringste mate verstoord gezien. Een blik op het bord in de hall bewees mij, dat hü al thuis was. Ik liep de gang naar zijn kamer door en niet den, klopper enkele malen vallen met een scherpen tik. Ns een oogenblik Bporde ik voetstappen: een moment later opende Tommy zelf de deur. Hü droeg nog dezelfde kamerjapon van drie Jaar geleden en op het gezicht van zün ver warde haar en zijn ouden, nog altüd slecht geschoren kop had ik moeite mü niet te ver raden Ik bedwong mü echter en maakte een beleefde buiging. „Münheer Morrison?” vroeg ik, mün stem zoo goed mogelük veranderend. ,Ja, dat ben ik.” zei Tommy. ,MÜn naam is Nlcholsen,” ging ik voort. „Een artist. Een vriend van u Delacour Ui /^vP 1 October LI. was het zeventig ja- f 1 ren geleden dat de bekeerling Pater Ignatius Spencer C. P. tot een beter leven overging. Deze interessante figuur van de „Pre- Oxford Movement” werd den 2 len Decem ber 1799 te Londen geboren In het paleis van de Admiraliteit, waar zün vader als eerste Lord der Marine den roemvollen Lord Chatham was opgevolgd. Hü was het ze vende en jongste kind van graaf George John Spencer en Lavinia Bingham. Van vaderszüde was hü verwant aan de graven van Sunderland en aan den vermaarden hertog van Marlbourough. De kleine George bracht zün eerste kin derjaren te Althorp door, waar zün ouders hun familieslot bezaten. In 1808 ging hü naar het college van Eton, waar alleen kinderen van adellüken huize hun studies deden. De jeugdige Spencer promoveerde aan de Universlteit van Cambridge. Tot dan toe had hü weinig aan een be- bepaalden levensstaat gedacht. Volgens de traditie in de voorname Engelsche families moest één zoon „clergyman” worden. Geor ge werd hiertoe bestemd. Zonder geestdrift en zonder wrevel nam hü dit aan. Op 13 Juni 1823 werd hü tot Angllkaansch priester gewüd. Kort daarna kreeg hü zün benoeming tot Rector van Brington. Met veel toewüdlng gaf de nieuwe Rector zich aan zün taak, de armen vooral hadden zün voorliefde. Dikwüls gaf hü hun al zün geld en niet zelden al de kleeren uit zün kast. Spencer leefde gansch voor zün paro chianen en toch was hü niet gelukkig. De woorden van het symbolum van Sint Atha nasius hadden hem onrust „quicumque vult saivus esse. zalig wil worden, moet eerst en vooral het ‘katholiek geloof bezitten.” Hü begon na te denken en vroeg zich af: „Ben ik wel in de ware Kerk?" Die vraag liet hem rust noch duur. Hü maakt zün twüfel aan bis schop Blomfield bekend,, zün vriend en ver trouweling die geen raad wist met de voor gelegde redeneering. In het nauw gebracht, voegt h‘ü Spencer ongeduldig toe: „uw" een tijd. Afgezien van de wezenlüke gestreng heden van dien Regel, was het noviciaat voor hem een totale verandering van le venswijze, beslist niet gemakkeUjk voor ’n mensch van bü de vüftig. Pater Ignatius, iooals hü voortaan zou heeten, wist zich echter zoo trouw aan den Regel aan te passen dat hü een toonbeeld werd van kloosterhjke tucht. Na zün noviciaat preekt hü missies en retraites onder leiding van Pater Domini cus. Verschillende keeren ondernam hü weer groote reizen voor zün gebedsverbond, hü klopt aan de deur van het nederigste klooster zoo wel als aan de paleispoorten van bisschoppen en grooten dezer aarde om weesgegroetjes voor zün vaderland. Op zün reizen kwam P. Ignatius ook in ons land. Te Maastricht preekte hü in 't Fransch over zün kruistocht. Reeds vroe ger was hü in briefwisseling geweest met Le Sage ten Broek, die er niet weinig toe bü gedragen had om Spencer’s gebedsver- eeniging in Holland ingang te doen® vin den. Op Donderdag 30 Augustus 1849 kwam Spencer te Grave aan. Hü had gehoopt er Le Sage te treffen, maar die was sedert twee jaar overleden. Den volgenden morgen vertrekt hü naar den Bosch om bü de ker- kelüke overheid züri zaak te bepleiten. Ook bezocht hü Mgr. Paredis. destijds Vicaris van Limburg en besprak er de mogelükheid van eenStichting der Passionisten.’ Hier toe kreeg hü toelating: eenigen tüd later werd hiertoe overgegaan in Herten bü Roermond. In Engeland zelf wil hü de Katholieken warm maken voor een roomsche verove ring van het eiland der Heiligen. Zelfs bü de niet-katholieken durfde hü aankloppen om ze voor zün ideaal te winnen. Hü waagt zich in de Downingstreet en vraagt audiën tie bü den Engelschen Premier, Lord John Russel en bü Lord Clarendon, onderkoning van Ierland, bü minister Palmerston, bü Lord Derley: oude schoolkameraden van Eton of medestudenten van Cambridge. Met apostolische vrümoedigheid zet hü hun zün gedachten uiteen. Zü glimlachten waarschünlük om zün geestdrift Het schünt dat Palmerston zich niet verge noegde te glimlachen, maar zich ouder gewoonte gloeiend boos maakte op Paus en Pausdom; de anderen waren zeer vrlende- lük. Spencer verkreeg toch een voordeel: propaganda werd gevrüwaard tegen alle verdachtmaking staatsgevaarhjk te zün. Daarna gaat hü de Anglicaansche bis- sphoppen en priesters, zün oude kennis sen, af. Sommigen beloven te bidden voor de eenheid van geloof, velen zijn afwezig als hü aanbelt, anderen schelden hem uit voor alles wat niet bü zonder mooi is. De nobele Lord kreeg heel wat vernederingen te verkroppen op die missietochten. Te hevig verlangde Spencer naar den terugkeer van zün vaderland dan dat ver volging of haat zün üver kon bekoelen. In één jaar hield hü niet minder dan 90 preeken over dit onderwerp. Hü maakte zich sterk er 10 dagen achtereen over te kunnen preeken. „Had men na den dood zijn hart geopend” zoo zegt een van zün levensbeschrüvers, „wie weet of op den Jaodem niet geschreven stond: de bekeering van Engeland." „O. hoe schoon is het te sterven zooals Jezus” zei hü vaak, „alleen en door ieder een verlaten!" Dat heldhaftig verlangen naar gelük- heid met zün goddehjken Meester en met zün heiligen vriend Pater Dominicus, ver- A op dlt b,ad z<>n lr,8evolSr de vereekertn^svoorwaarden tegen f ffïfkfï by levenslange gehele ongwchlktheld t >t werkèn door TC/l by een ongeval met bij verlies van een hand f 1 QC 3IJ verlies van een f Cfï blj»en breuk van f by verlies van H AllC UOOIIR" S ongevallen verzekerd voor een der volgenae ultkeenrgen Z «J WU» verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen T lÜVi' doodelyken afloop f een voet oi een oog f L ^tj.”^lulm of wijsvinger f «ZÏ/»“been of arm f TrlZe” anderen vinger en nog stom erbü. dus kunnen we vrü praten." De jongedame wierp een belangstellenden en tevens medeiüdenden blik op den geleerde, doch daarop werd het onderhoud voortgezet en het gesprek steeds vertrouwelüker. De medepassagier bevond zich in een onaan gename positie en trok zich zoover tnogéiük in zün hoekje terug, omdat hü te welopgevoed was om vrüwillig luistervink te spelen. Plotse ling werd echter zün opmerkzaamheid getrok ken, doordat hü een der dames zün naam hoorde noemen. „Zooals Je merkt, Lena, moet ik expres vroe ger naar huis -elzen, omdat mün man zoo goed I 1 is geweest, dien onnoozelen verve lenden dr. Leepers op ons bulten uit te noodlgen; het past toch niet, dat ik van huis ben als we een lo gé krügen." „Maar tante." vroeg Lena, „hoe kunt u nu weten, dat die dr. Leeper» zoo vervelend en on- lioozel is. als u hem in 't geheel niet kent?” „O, Ik ken hem genoeg uit de boeken die hü geschreven iieeft. De proeve van een nieuw werk heeft hü nog onlangs aan mün man toe gezonden: lets sealers en vervelenders heb ik nooit onder de oogen gehad.” „Is hü Jong of oud?" „Dat zou ik zoo precies niet kunnen zeggen. Wel weet Ik dat hü lang niet mooi is en nog ongetrouwd. Welke vrouw zou ook zoo'n drogen boekenworm willen nemen?” .Wie weet, of ik me nog niet over hem ont ferm, tante,” schertste het jonge meisje. „Ik mag zulke vervelende menschen wel en interes seer me altüd voor lui, die bü niemand in tel zijn. Wanneer komt hü op „Welgelegen” tante?” „Vandaag nog kind en hü had wat mü be treft geen ongelegener tüd kunnen kiezen Mis schien zit hij wel in dezen trein en zal ik direct vcor 't diner moeten zo,gen.” „Nu. tante, geen onrust over uw onwelkomen Rast Ik wil de zorg voor hem deze week heele- maal voor mün rekening nemen, als ’t u ge noegen doet.” Voor dr. Leepers werd de toestand steeds meer onhoudbaar. Hü zat dus in den coupé met de waardige wederhelft van zün vriend Klop pers en diens bevallig nichtje, wier manieren en wier Karakter hü in stilte had bewonderd, ’t Was hem ook bekend, dat zün gastvrouw hem voor een vervelend, indringerig persoontje aanzag Wat zou zü wel een gezicht zetten, dacht de doctor, als ze, op „Welgelegen” gear riveerd, tot de ontdekking kwam, dat de stille passagier, de man. dien zü voor doofstom moest houden, „de onwelkome" gast in elven per soon was en dat hü al haar opmerkingen om trent hem had beluisterd. Natuurlük was het hem nu totaal onmogelük zich op de villa te vertoonen. Maar wat dan te doen? Op he: eerstvolgende station uitstappen en vandaar den vriend telefoneeien dat hü voor gewichtige zaken naar Amsterdam terug was! Maar neen, dat ging niet, want in den bagagewagen stond zün reiskofier, die een belangrük manuscript in hield. dat hü morgen aan den uitgever moest afleveren. Hij moest dus tot Arnhem doorrei- aen en zich in zün akelige positie met gelaten heid schikken. Bü 't eerstvolgende station stap te hü In een derde klas coupé over. Als hü nu de oplettendheid van zün vriend Kloppers maar ontgaan kon en dhü onopgemerkt den trein zou kunnen verlaten, zou hij in Arnhem zijn ba gage in ontvangst nemen en daarmee terug reizen naar Amsterdam, 't Speet hem echter gcweld-g dat hü daardoor de goede zorgen van het lieve nichtje zou ontberen. Toen de trein ’t station Arnhem binnen stoomde. zag hü Kloppers al op 't perron staan en trok zich daarom nog meer achter het gordüntje terug, totdat het onheil der ont- knooping voorbü zou zün. Nadat zün vriend de dames hartelük had begroet, bracht hü hen naar de tram, die vóór ’t station wachtte. Toen stapte dr. Leepers uit den trein om zün bagage te bemachtigen. Daarmee begaf hü zich naar de restauratie en met den jaskraag omhoog en den hoed d!ep in de oogen getrokken ging hij, met den rug naar den Ingang een broodje

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 19