Pater Ignatius
<Ket vetoed um den dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
d. H. Paulus
NEII
LYNDON
ONTSNAPT
BOOTZ
S|
I
PER FLESCH Fl. 2.80
r
MAANDAG 5 NOVEMBER 1934
Lord George Spencer
1 Dec. 1799-1 Oct. 1864
t
n
r
DOOR
VICTOR
BRIDGES
VAN
AANGIFTE MOET, OP STRAFFÈ VAN VERLIES VAN ALEE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
De doofstomme I
passagier i
i I
5
later
zijn
in
zijn
llük
vas.
het
van
Passionist.
ler-
een
op dit blad zijn Ingevolge de verzekerint;svoorwaarden tegen
31.
HOOFDSTUK XIII
Ik verneem iets over Brace Latimer
van
rug.
port
Wordt
V
i
P
I
1
raadpleegde
persoonlijkheden
gebracht:
al wie
re
ie
ei
jk
en
is-
Ik
dit
Om
bega!
Toen merkte
en duidelijk op, met mijn gewone
met
tuis,
drie
van
irkt.
ij de
rrüe
res-
Sxc.
leid
5.H.
Iers
.ink
een
euk
lus-
Ja-
eld
es-
re-
L
HU
den
aan.
een
na
bel-
iod-
de
de
ks-
rpe
ing
>en
gi-
•en
gte
len
re-
•n-
ge-
m-
len
ter
sna
or-
ip-
ten
fe
lon
sn
eer
ige
ms,
len
oog
een
een
21-
het
srd.
BBX-
le-
De
vrijheid en nog dienzelfden avond- werd
groot gasymal ter onzer eere aangericht
.American Pete" op ons af. Hij deed heel ge
heimzinnig en vertelde ons een wonderlijk ver
haal. Voor de groote uitbarsting van de Katmat
was er aan den voet van de vulkaan een groote
Indiaansche nederzetting geweest onder lei
ding van een machtig Indiaansch opperhoofd.
zün
van
slapeloozc
Murphy die zich uitermate trotsch betoonde
over zijn vliegprestaties bood ons volle gast
een
wat
Indiaan
Tommy zat een seconde lang zonoer eenlge
beweging; toen richtte hü zich op; trok de
kurk van de flesch en schonk zich een kwart
glas pure whisky in, dat hU in een teug naar
binnen sloeg.
hemel sta mü bü” zei hü kalm. „Ban JU
„Wat is er dan toch gebeurd," vroeg nu Klop
pers, „laat me 't telegram eens zien."
Haastig doorzocht de doctor zijn zakken en
loog er alweer op los, door te zeggen dat hü t
verloren moest hebben.
„Het was van mUn oom. die plotseling ge
storven Is,” vertelde hij nu weer, terwijl bet
angstzweet hem uitbrak.
„Maar Leepers, mijn vriend, wat beteekent
die onrust en gejaagdheid allemaal. Dat klopt
niet met wat je me vertelt. Je bent in de war,
toe, spreek eens, wat is er gebeurd?"
„Ik zal Je schrijven en alles uitleggen als ik
in Amsterdam ben,” antwoordde de doctor, Jk
kan 't nu onmogelijk doen. De slag heeft me
te plotseling getroffen. Maak je maar niet be
zorgd over me. Dergelijke toevallen moet men
kunnen verdragen.”
r. Leepers, een geleerd schrijver, had een
onoverwinnelUken afkeer voor alle ijdel
gebabbel en in 't bijzonder om op reis met
toevallige passagiers beuzelachtige praatjes aan
te knoopen. Daarom maakte hij dan gebruik
van een list, zooals hij dien eens in een Ameri-
kaansch reisverhaal had gelezen. Deze bestaat
hierin, dat men zich als een doofstomme aan
stelt en een koperen of kartonnen bordje met
d enovereenkomstlg opsenrift bU zich draagt.
Hu had zich toen terstond van zoon bordje
voorzien en droeg het ook thans bü zich, nu
hU op reis was naar zUn vriend Kloppers, die
in Arnhem een mooi bulten bewoonde en die
hem uitgenoodlgd had ’n weekje daar te komen
doorbrengen om tevens eens met zün echtge-
noote kennis te maken.
Met den middagtrein was hU van *t C. S. te
Amsterdam vertrokken en had zich een rusttg
hoekje van een ledigen tweede klas couné ver
overd. Toen de trein op vertrekken stond, werd
op het laatste moment het portier nog eens
geopend en een naar schating veertig-jarige
zwuarlUvlge dame zette zich hijgend en trar>-
spireerend tegenover uien geleerde in den coupé.
Het was haar aan te zien dat ze lust gevoelde
haar gevoelens omtrent de ondraaglijke hitte
en den angst, den trein te zullen missen, op de
een of andere wijze te luchten. En toen ze dan
ook goed en wel gezeten was begon ze al heel
gauw met te zeggen:
„Neem me niet kwalUk, manheer, maar is de
trein niet te vroeg vertrokken? De chauffeur,
die mij naar het station reed, beweerde, dat ik
vroeg genoeg was en dat hü
Nog voor de dame uitgesproken was over de
beweringen van den taxi-chauffeur, haalde doc
tor Leepers zUn talisman, in den vorm van een
bedrukt stukje bordpapier voor den dag en liet
dit aan zijn reisgenoot e zien. Deze wierp een
vluchtigen blik op het kaartje en sprak mee
warig: „Och. is ’t waar! Wat ongelukkig, neem
me niet kwalijk!” en daarop verzonk ze in stil
zwijgen. terwijl dè doctor zich in zUn lectuur
ging verdiepen met de veilige zekerheid, nu
riet met ijdel gesnap lastig te worden gevallen
Te Utrecht kwam er een tweede dame in den
coupé, een jong meisje dat klaarblijkelijk door
de oudere dame werd verwacht; want bü het
binnenrijden van het station had zU zoolang
met haar zakdoek gewuifd tot zij de opmerk
zaamheid van het frissche, omstreeks twintig
jarige kind getrokken had. De belde dames
kusten elkaar en begonnen een levendig ge
sprek. Het jonge meisje sprak eerst op half
fluisterenden toon, om door den onbekenden
mede-passagier niet verstaan te worden maar
de oudere dame stelde haar op dat punt gerust.
.Met dien heer behoef Je geen rekening te
houden, Lena; hü is zoo doof als een kwartel
trachtte te
verbüsterend
mijn hahden met een greep, die menigeen do
vingers zou hebben gebroken.
„Vervloekte kerel! Ik heb altijd gedacht
dat je een dergelüke grap uithalen zou.”
mü bü de schouders, trok mtf uit
overeind en staarde mü ongeloovig
staan eten, overtuigd dat hü nu totaal onher
kenbaar zou zün. Na ongeveer een kwart er kon
hij de terugreis aanvaarden en meende, dat
het gevaar nu wel geweken zou zjin, stante hij
het perron op en.... zün vriend Kloppers recht
in de armen.
Deze zag naar den volgenden trein uit, om
dat hü omstreeks dien tüd zün gast ver
wachtte.
„Maar, ouwe Jongen, ben Je daar dan toch?
Waar heb je in 's hemels naam gezeten’” Doc
tor Leepers. geheel onthutst, mompelde iets van
een telegram, dat hü ontvangen had en hem
voor zün werkzaamheden onmiddellük naar A.
terugriep. En daar hü bemerkte, dat zijn vriend
vol bevreemd.ng hem aar.staarde bü dit zenuw
achtig gedoe, pakte hü al zün tegenwoordigheid
van geest büeen en verklaarde ultdrukke’ük dat
de zaak van buitengewoon gewicht was en hü
onmiddellük terug moest.
genadé van God. Om zijn lastige corres
pondente te woord te. staan, was hij ver
plicht het katholieke geloof van dichtbij te
bestudeeren. Hoe meer hij de Roomsch-Ka-
tholieke Kerk leerde kennen, hoe beter hij
inzag dat hij voor den éénen, waren schaap
stal vanjChristus stond. Hij bleef nog eeni-
gen tijd buiten dralen, maar trad dan ein
delijk binnen.
Een niet geringen invloed op de bekeering
van Lord Spencer had Ambrosius Lisle
Phillipps, een rijk edelman uit Leicester, zelf
ook een bekeerling. Phillipps bracht hem
in aanraking met Pater Caestrijk, een
Vlaamsch Dominicaan, die bij de Fran-
sche revolutie naar Engeland was gevlucht
en nu in Leicester werkzaam was. Op 28
Januari 1830 had Spencer een laatste con
ferentie met Pater Caestrijk, die hem den
volgenden Zondag in de Katholieke Kerk
opnam.
De familie Spencer nam het geval nogal
rustig op: zij was eer verwonderd dan ver
bitterd.
Kort na zijn bekeering ging George naar
Rome, waar hij zich onder leiding van Dr.
Wiseman tot de H. H. Wijdingen voorbe
reidde. Op 26 Mei 1832 ontving hij het
priesterschap.
Te Rome leerde Spencer den Passionist
P. Dominicus kennen. De omgang met dien
heiligen man was voor den vurigen neo-
phiet een openbaiing. Hij vernam hoe de
H. Paulus van ’t Kruis, stichter der Pas-
slonisten, heel zijn leven lang had gebeden
voor Engeland en hoe de Eerbiedwaardige
Dominicus sedert meer dan twintig jaren
leefde voor den terugkeer van dat land tot
de Moederkerk. Toen Father Spencer eeni-
gen tijd later Rome verliet, wist P. Domini-
cus dat al vast een voorpost vertrok, die
ging strijden voor zijn levensdroom.
De bekeering. van Engeland werd de
hartstocht van Spencer’s leven: hiervoor zal
hij gaan leven en wilde hij gaarne sterven.
Bij zijn terugkeef bracht Spencer eerst
eenige weken in den kring zijner familie
door, waarin hij met de grootste liefde werd
omringd. Hij had aan zijn bisschop de arm
ste parochie gevraagd. Eerst werd hij te
Walsall en daarna te Bromwich benoemd
Te midden van zijn parochiewerk kon hü
zün levensideaal „de bekeering van Enge
land” niet vergeten. Overal waar hü komt
bedelt hü weesgegroetjes voor Engeland.
Hü begint zün groote reizen door Euro
pa om leden voor zün heiligen kruistocht te
winnen: het gebedsapostolaat voor den te
rugkeer van Engeland tot de Moederkerk is
volop In gang.
Geruimen tüd reeds had Spencer in zün
binnenste de stem der genade vernomen,
die hem naar volmaakter leven riep. Tüdens
een retraite, die bü in 1846 bü de Paters
Jezuïeten maakte, namen zün gedachten
vaster vorm en besloot hü Passionist te
worden. Nauwelüks had hü zün retraite ge
ëindigd of hü snelde naar den eerbiedwaar-
digen P. Dominicus, die sedert 1841 ver
schillende kloosters van Passionisten in En
geland had gesticht.
Met open armen werd hü ontvangen en
op 5 Januari 1847 in het noviciaat te
Aston-Hall ingekleed. Spencer was juist 47
jaar oud. toen hü den Regel der Passionis
ten omhelsde. Voorwaar geen kleinigheid
voor een man van die afkomst en dien leef-
Den volgenden dag toen wü den omtrek
gingen verkennen, kwam de oude
Oom Sydney had echter nog meer pülen on
zün boog. Hü noodigde Murphy en de zünen
thans uit om mee te gaan naar de plaats
waar ons toestel stond. Het was als met eer
biedige vrees, dat de menschen dezen wonder
vogel bekeken.
Oom noodigde thans Murphy en American
„Wat dergelijke toevallen, dat Je oom plotse
ling sterft en Je dat telegrafeert,” riep Klop
pers luid, ..maar man, wat scheelt je? Er is
iets niet in orde met je Leepers. kom met me
nlee naar huis, dan zullen we om een dokter
sturen."
’t Was dr. leepers onmogelük^tiierop te ant
woorden. want daar overkwam hem een nieuw
ongeluk: 1 nichtje was teruggekomen. Ze had
tante alleen laten vertrekken om met oom den
onbekenden gast te begroeten en nu....
Vol verbazing keek ze eerst de» doofstommen
reiziger en daarna haar oom aan. Daarop plot
seling de situatie begrüpend. barstte ze in een
onweerstaanbaar gelach uit. En daar niets ter
wereld zoo aanstekelük werkt als een lachbui
en het tintelen der schalksche oogen van bet
lieve nichtje den angst van den zenuwachtigen
doctor deed verdwünen, stemde hü eveneens
luidkeels met het gelach van het meisje in, ter
wül Kloppers hen beiden met een bedenkelük
gezicht aanstaarde. Het nichtje kreeg het eerst
het gebruik van haar spraak terug.
„Oom,” zei ze, „er heeft zich iets voorgedaan,
dat erg onaangename gevolgen zou kunnen
Lebben, als münheer Leepers niet een goedhar
tig karakter wil toonen en de zaak van den
lichten kant opneemt. Laten we naar uw hul»
wandelen, dan zullen we u onderweg alles ver
tellen."
Eerst aarzelde, de doctor even, doch zwichtte
toen voor de dringende uitnood ging. Toen be
dacht hü zich, dat het beter was. vüftlg onaan
gename gastvrouwen tegemoet te treden, dan
van zoo'n lief meisje afscheid te moeten nemen
alvorens haar overtuigd te hebben, dat hij geen
onnoozele nals en ook niet altüd een vervelende
kerel was. Hij vergezelde daarom zijn vriend
naar diens mooie villa, begroette daar de ver
legen en berouwhebbende tante en bracht zelfs
de volle afgesproken acht dagen op „Welge
legen” door.
En ook ’t nichtje hield wcord, want geduren
de die week nam zij de zorg voor den gast ge
heel op zich. Daardoor had dr. Leepers gelegen
heid om' de beschuldigingen aan 't adrez van
den doofstommen medepassagier té logenstraf
fen. Lena vond hem ook zoo leelük niet en
ca <d ’t hecle gezelschap nog eens haitelük
lachen en tante nog eens hevig blozen toen ze
verklaarde, dnt ze met dien drogen boeken
worm het leven wel Indurfde, mits hü nooit
meer .stommetje” zou spelen!
„Je wilt toch wat te drinken hebben?”
vroeg hü- „Er Is whisky en brandewün en
Grand Marnier en Ik moet ook nog ergens een
flesch port hebben liggen, als je dat liever
hebt?"
Er was een oogenblik stilte.
Ik rustig
stem:
.Je bent altijd een oude dronkaard geweest.
Tommy!"
Parns vroeg mü. u te gaan opzoeken”
Ik"had den haam genoemd van iemand, voor
wiens werk Tommy altüd den grootsten eerbied
had.
„O, kom binnen," riep hü, de deur openwer
pend en mün hand grüpend.
..Kom binnen, oude jongen. B'.ü je te zien
Het Is een helsche rommel In de kamer, maar
dat zal je wel niet hinderen. Ik ben juist terug
van een paar dagen zeilen."
Mü trok mü het atelier binnen, dat zich in
denzelfden toestand van schilderachtige wan
orde bevond als toen ik er het laatst was
geweest, Hü schoof een groeten easy-chair bii
en drukte mü In de omvangrüke diepte daarvan
neer.
„Ontzettend Ulü dat ik thuis was." ging hü
voort. „Ik zou je niet graag hebben gemist.
Hoe gaat het Delacour? In eeuwen niet
gezien! Ik ben de laatste jaren niet meer in
Parü-s geweest.”
„Delacour maakt- het best,” antwoordde ik
„tenminste voor zoover ik weet.”
Tommy liep de kamer door naar een buffet
in den hoek.
wilt
hü.
De uitwerking was prachtig. Een oogenblik
stond Tommy volkomen st|l, met open mond
en bijna pullende oogen. Een daarna ging hü
plotseling op den divan zitten, waarop hü
met zün volle gewicht neerkwam, een whls-
kyflesch in de eene, een glas in de andere
hand.
„Wel vervloekt!" fluisterde hü.
„Dat is met aardig, Tommy." zei ik vrooiyk.
„vervloekt te zün is nu niet een plezier."
het werkelük?”
Ik knikte.
„Wat er nog van mü over is. Tommy."
Hü kwam als het ware met een sprong naar
mü toe en het volgende oogenblik drukte hü
Pete uit om in te stappen, nadat hü had ult-
gelegd hoe het Vliegtuig werkte. Inderdaad
stapten beiden in en spoedig waren we opge-
stqgen om behouden te larfden bü de neder
zetting waar de vrouwen en kinderen ons vol
verbazing aanstaarden.
We waren thans de helden van den dag.
mün belofte had gegeven, was het mü volslagen
onmogelük, aan Iemand, die mü geheel vreemd
was, uit te leggen wat ik met de zaak te maken
had.
Terwül ik over deze problemen nadacht,
vervolgde ik mün weg naar huls en juist toen
ik daar aankwam, galmde de klok van de
groote kerk den slag van half negen uit.
Het was wel wat vroeg, maar ut had zulk
een emotlevollen dag achter den rug, dat het
vooruitzicht van een goede nachtrust mü te
sterk was. Na mü nog een steviger, nlght-cap
te hebben klaar gemaakt, legde ik mü te
slapen. Zoo goed werkte dit middel, dat ik
onmiddellük in een diepen, droomloozap slaap
viel, die eerst verbroken werd doordat Gertie
den volgenden ochtend om acht uur met een
kop thee verscheen. v
Hoe goed en lanffe ik ook had geslapen Ik
haastte mü niet met opstaan. Volgens Joyce
zou Tommy niet voor één of twee uur terug
en ik had zooveel troostelooze morgens
opstaan om vüf uur na een nacht
ellende achter den rug, dat het
gevoel, weer In staat te zün zoo maar tn bed
tusschen schoone lakens te liggen, nog altüd
êen nieuw genoegen voor mü was.
Ik stond ten slotte op, om m H—warme bad
en een uitstekend ontbijt te genieten, daarna
hield ik mü onledig, me» verschillende toe
kenningen en berekeningen, die Ik in Het huis
van McMurtrle had gemaakt, nog eens door
te werken voor het geval, d^t het noodlg mocht
zün eerder met de practische züde van mün
werk te beginnen, dan Ik verwacht had. Er
Een snelle blik in den spiegel toonde mü.
dat niemand aan de andere tafel in mün
richting keek, zoodat ik van de gelegenheid
gebruik maakte om snel op te staan en mü
achter een der pilaren terug té trekken. Hier
stond een andere kellner reeds met mün
hoed en stok gereed, terwül zUn^altUd ”«ven
onbewogen collega met een beleefde buiging
de deur voor mü opende.
Toen Ik eenmaal op straat was, kwam ik
eigenlük pas met een schok tot het elgenlüke
bewustzijn van wat ik zoo Juist had meege
maakt Het was büna niet te gelooven. dat
iemand in een restaurant zou trachten een
ander bewusteloos te maken of te vergiftigen,
maar wanneer ik niet krankzinnig was. was
dit werkelük gebeurd. Natuurlük bleef het
mogelük, dat Ik mü vergist had en dat er
Inderdaad niets in het glas werd gedaan maar
de vlothéid, waarmee de heer Latimer (die
naam scheen mü vaag bekend) mün wenk had
ontvangen, was een sterk motief tegen een der-
voegt h'ij Spencer ongeduldig toe:
brief lijkt me bepaald de brief
krankzinnige!”
Spencer gaf het niet op en
andere vooraanstaande
der Anglicaansche kerk.
Niemand schonk licht aan zün verstand,
noch rust aan zün gemoed. Een bejaarde
bisschop gaf hem den raad nooit de kerk
vaders van de eerste eeuwen te bestudee
ren: „want ik heb altüd ondervonden, dat
alwie dit doet, vroeg of laat roomsch-ka-
tholiek wordt.”
Op 27 November 1827 kwam de Rector
van Brington ’s morgens naar beneder^n
zag op zün ontbüttafel een brief met zijn
adres van een onbekende hand. Op den
poststempel laghijtlalle (Noord-Frankrük).
Hü maakte hem open en „op dat oogenblik
sloeg Spencer onbewust den weg in, die
hem eens naar de stad op den berg zou
brengen, waarvan God zelf de bouwheer
is”i zeyjt zün biograaf.
Het schrüxpn droeg, geen handteekening
doch scheen te*komeh van een jeugdigen
Aaglicaan die aan dezelfde twüfels leed als
Spencer over de waarachtigheid der An
glicaansche Kerk. De correspondent vroeg
dus onj-McIrt en leiding. Spencer beproefde
met kracht van redenen de opwerpingen te
weerleggen, die hü zelf voor onweerlegbaar
hield. De onbekende correspondent gaf blük
van zeer uitgebreide godsdienstkennis. Hoe
Spencer zich ook weerde, hü verloor het
pleit: de jeugdige Anglicaan schreef een
laatsten brief waarin hü liet weten dat hü
het katholieke geloof omhelsde.
Hoe die bewuste persoon ertoe kw^im aich
tot Spencer te richten, heeft men nooit
kunnen achterhalen. Later is men wel te
weten gekomen dat die correspondent een
meisje was, Miss Dolling geheeten. Zij nam
den sluier adn in het klooster van de „Da
mes du Sacré Cpgur" te Parüs en overleed
eenlge maanden vóór de bekeering van
Spencer.
Die briefwisseling was voor Spencer
gelüke veronderstelling. In ieder geval bewees
het, dat hü een dergelüke poging van zün
gastheer geenszins ongeloofelük vond.
begrijpen, welke gevolgen
voorval meebrengen kon
voor mün eigen toestand. Ik was er niet ge
heel zeker van, of de man met het litteeken
werkelük mün bewegingen had gevolgd of
dat het feit, dat ik hem op den avond van
mün aankomst in Londen tweemaal had ont
moet, louter toeval was. Wanneer hü een
vriend van McMurtrle was, scheen het logisch,
dat de heer Bruce Latimer een van diens
vüanden moest zün; want zelfs in zulk een
vreemd soort van Syndicaat als dat waar ik
blijkbaar mee in aanraking was gekomen, viel
het immers niet aan te nemen, dat de direc
teuren pogingen zouden doen, elkaar te v/ugif-
tlgen in een restaurant in West End.
Van belang was de vraag, of ik aan de
uitnoodlging, die op het kaartje geschrevWi
was, gevolg zou geven. Ik was natuurlük
verlangend, iets met zekerheid over McMurr
trie en zün vüanden te weten te komen, thaar
aan den anderen kant was ik stellig niet van
plan, mü met zulk een .geheimzinnige zaak in
te laten, wanneer ik er niet van overtuigd was,
dat zü er mee in verband stonden Mün eigen
aangelegenheid verschafte mü al de belangwek
kendheid en opwinding, die ik maar wenschte!
En zelfs wanneer de man met het litteeken
tot McMurtries kring behoorde en werkelük
had getracht zün gast te vergiftigen, welke
hulp had ik den laatste dan nog aan te bieden?
Afgezien nog van bet feit, dat ik den dokter
hoerde de Heer den Isten October 1864.
Pater Ignatius reisde dien dag naar Leith
in Schotland, om er ’s avonds een triduum
te beginnen. Te Castairs had hü eenige uren
oponthoud, waarvan hü profiteerde om zün
vriend en weldoener Monteith te bezoeken.
Tegen een uur of elf 's morgens kwam men
den kasteelheer melden dat er ’n lijk in de
laan tag. De heer Monteih ging onmiddel
lük küken en zag tot zijn groote ontstelte
nis en droefheid dat het Pater Ignatius,
zün beste vriend was. Een geneesheer, die
onmiddellük werd ontboden, verklaarde dat
Pater Ignatius aan een hartkwaal was
overleden.
Op 4 October werd hü begraven In de
crypte onder de kloosterkerk der Passio
nisten te Sutton, Lancashire, waar, ook
het eerbiedwaardig overschot rust van zün
heiligen vriend P. Dominicus, met wien hü
te zamen had gebeden, gestreden en gele
den voor hun beider levensdroom: „de be-
„keering van Engeland.”
P. DOMINICUS
liODP
was geen fout te ontdekken en hoe groot mijn
verlangen ook was in de stad te kunnen blüvcn
tot ik een oplossing voor de onbegrüpelüke
houding van George gevonden had, even sterk
was mün verlangen met de uitwerking van mün
nieuwe ontdekking te beginnen.
kwart voor twee ging ik van huis en
mü langs de Theems naar Chelsea.
Toen ik ,;Florence Mansions” naderde, voelde
ik een dwaze neiging hardop te grinniken.
Ofschoon de gedachte. Tommy in mün ver
warde zaken te betrekken, mij onaangenaam
was. was het vooruitzicht, hem zulk een ver
rassing te bereiden, mü een malicieus genoe
gen. Behalve bü mijn arrestatie en mün ver-
oordeeling had ik nog nooit zün volkomen
zelfbeheersching in de geringste mate verstoord
gezien.
Een blik op het bord in de hall bewees mij,
dat hü al thuis was. Ik liep de gang naar
zijn kamer door en niet den, klopper enkele
malen vallen met een scherpen tik. Ns een
oogenblik Bporde ik voetstappen: een moment
later opende Tommy zelf de deur.
Hü droeg nog dezelfde kamerjapon van drie
Jaar geleden en op het gezicht van zün ver
warde haar en zijn ouden, nog altüd slecht
geschoren kop had ik moeite mü niet te ver
raden Ik bedwong mü echter en maakte een
beleefde buiging.
„Münheer Morrison?” vroeg ik, mün stem zoo
goed mogelük veranderend.
,Ja, dat ben ik.” zei Tommy.
,MÜn naam is Nlcholsen,” ging ik voort.
„Een artist. Een vriend van u Delacour Ui
/^vP 1 October LI. was het zeventig ja-
f 1 ren geleden dat de bekeerling Pater
Ignatius Spencer C. P. tot een beter
leven overging.
Deze interessante figuur van de „Pre-
Oxford Movement” werd den 2 len Decem
ber 1799 te Londen geboren In het paleis
van de Admiraliteit, waar zün vader als
eerste Lord der Marine den roemvollen Lord
Chatham was opgevolgd. Hü was het ze
vende en jongste kind van graaf George
John Spencer en Lavinia Bingham. Van
vaderszüde was hü verwant aan de graven
van Sunderland en aan den vermaarden
hertog van Marlbourough.
De kleine George bracht zün eerste kin
derjaren te Althorp door, waar zün ouders
hun familieslot bezaten.
In 1808 ging hü naar het college van
Eton, waar alleen kinderen van adellüken
huize hun studies deden.
De jeugdige Spencer promoveerde
aan de Universlteit van Cambridge.
Tot dan toe had hü weinig aan een be-
bepaalden levensstaat gedacht. Volgens de
traditie in de voorname Engelsche families
moest één zoon „clergyman” worden. Geor
ge werd hiertoe bestemd. Zonder geestdrift
en zonder wrevel nam hü dit aan.
Op 13 Juni 1823 werd hü tot Angllkaansch
priester gewüd. Kort daarna kreeg hü zün
benoeming tot Rector van Brington. Met
veel toewüdlng gaf de nieuwe Rector zich
aan zün taak, de armen vooral hadden zün
voorliefde. Dikwüls gaf hü hun al zün geld
en niet zelden al de kleeren uit zün kast.
Spencer leefde gansch voor zün paro
chianen en toch was hü niet gelukkig. De
woorden van het symbolum van Sint Atha
nasius hadden hem onrust
„quicumque vult saivus esse.
zalig wil worden, moet eerst en vooral het
‘katholiek geloof bezitten.” Hü begon na te
denken en vroeg zich af: „Ben ik wel in
de ware Kerk?" Die vraag liet hem rust
noch duur. Hü maakt zün twüfel aan bis
schop Blomfield bekend,, zün vriend en ver
trouweling die geen raad wist met de voor
gelegde redeneering. In het nauw gebracht,
voegt h‘ü Spencer ongeduldig toe: „uw"
een
tijd. Afgezien van de wezenlüke gestreng
heden van dien Regel, was het noviciaat
voor hem een totale verandering van le
venswijze, beslist niet gemakkeUjk voor ’n
mensch van bü de vüftig.
Pater Ignatius, iooals hü voortaan zou
heeten, wist zich echter zoo trouw aan den
Regel aan te passen dat hü een toonbeeld
werd van kloosterhjke tucht.
Na zün noviciaat preekt hü missies en
retraites onder leiding van Pater Domini
cus. Verschillende keeren ondernam hü
weer groote reizen voor zün gebedsverbond,
hü klopt aan de deur van het nederigste
klooster zoo wel als aan de paleispoorten
van bisschoppen en grooten dezer aarde
om weesgegroetjes voor zün vaderland.
Op zün reizen kwam P. Ignatius ook in
ons land. Te Maastricht preekte hü in
't Fransch over zün kruistocht. Reeds vroe
ger was hü in briefwisseling geweest met
Le Sage ten Broek, die er niet weinig toe
bü gedragen had om Spencer’s gebedsver-
eeniging in Holland ingang te doen® vin
den. Op Donderdag 30 Augustus 1849 kwam
Spencer te Grave aan. Hü had gehoopt er
Le Sage te treffen, maar die was sedert
twee jaar overleden. Den volgenden morgen
vertrekt hü naar den Bosch om bü de ker-
kelüke overheid züri zaak te bepleiten. Ook
bezocht hü Mgr. Paredis. destijds Vicaris
van Limburg en besprak er de mogelükheid
van eenStichting der Passionisten.’ Hier
toe kreeg hü toelating: eenigen tüd later
werd hiertoe overgegaan in Herten bü
Roermond.
In Engeland zelf wil hü de Katholieken
warm maken voor een roomsche verove
ring van het eiland der Heiligen. Zelfs bü
de niet-katholieken durfde hü aankloppen
om ze voor zün ideaal te winnen. Hü waagt
zich in de Downingstreet en vraagt audiën
tie bü den Engelschen Premier, Lord John
Russel en bü Lord Clarendon, onderkoning
van Ierland, bü minister Palmerston, bü
Lord Derley: oude schoolkameraden van
Eton of medestudenten van Cambridge.
Met apostolische vrümoedigheid zet hü
hun zün gedachten uiteen. Zü glimlachten
waarschünlük om zün geestdrift Het
schünt dat Palmerston zich niet verge
noegde te glimlachen, maar zich ouder
gewoonte gloeiend boos maakte op Paus en
Pausdom; de anderen waren zeer vrlende-
lük. Spencer verkreeg toch een voordeel:
propaganda werd gevrüwaard tegen
alle verdachtmaking staatsgevaarhjk te
zün. Daarna gaat hü de Anglicaansche bis-
sphoppen en priesters, zün oude kennis
sen, af. Sommigen beloven te bidden voor
de eenheid van geloof, velen zijn afwezig
als hü aanbelt, anderen schelden hem uit
voor alles wat niet bü zonder mooi is. De
nobele Lord kreeg heel wat vernederingen
te verkroppen op die missietochten.
Te hevig verlangde Spencer naar den
terugkeer van zün vaderland dan dat ver
volging of haat zün üver kon bekoelen.
In één jaar hield hü niet minder dan 90
preeken over dit onderwerp. Hü maakte
zich sterk er 10 dagen achtereen over te
kunnen preeken. „Had men na den dood
zijn hart geopend” zoo zegt een van zün
levensbeschrüvers, „wie weet of op den
Jaodem niet geschreven stond: de bekeering
van Engeland."
„O. hoe schoon is het te sterven zooals
Jezus” zei hü vaak, „alleen en door ieder
een verlaten!"
Dat heldhaftig verlangen naar gelük-
heid met zün goddehjken Meester en met
zün heiligen vriend Pater Dominicus, ver-
A op dlt b,ad z<>n lr,8evolSr de vereekertn^svoorwaarden tegen f ffïfkfï by levenslange gehele ongwchlktheld t >t werkèn door TC/l by een ongeval met bij verlies van een hand f 1 QC 3IJ verlies van een f Cfï blj»en breuk van f by verlies van H
AllC UOOIIR" S ongevallen verzekerd voor een der volgenae ultkeenrgen Z «J WU» verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen T lÜVi' doodelyken afloop f een voet oi een oog f L ^tj.”^lulm of wijsvinger f «ZÏ/»“been of arm f TrlZe” anderen vinger
en nog stom erbü. dus kunnen we vrü praten."
De jongedame wierp een belangstellenden en
tevens medeiüdenden blik op den geleerde,
doch daarop werd het onderhoud voortgezet en
het gesprek steeds vertrouwelüker.
De medepassagier bevond zich in een onaan
gename positie en trok zich zoover tnogéiük in
zün hoekje terug, omdat hü te welopgevoed
was om vrüwillig luistervink te spelen. Plotse
ling werd echter zün opmerkzaamheid getrok
ken, doordat hü een der dames zün naam
hoorde noemen.
„Zooals Je merkt, Lena, moet ik expres vroe
ger naar huis -elzen, omdat mün man zoo goed
I 1
is geweest, dien
onnoozelen verve
lenden dr. Leepers
op ons bulten uit
te noodlgen; het
past toch niet,
dat ik van huis
ben als we een lo
gé krügen."
„Maar tante." vroeg Lena, „hoe kunt u nu
weten, dat die dr. Leeper» zoo vervelend en on-
lioozel is. als u hem in 't geheel niet kent?”
„O, Ik ken hem genoeg uit de boeken die hü
geschreven iieeft. De proeve van een nieuw
werk heeft hü nog onlangs aan mün man toe
gezonden: lets sealers en vervelenders heb ik
nooit onder de oogen gehad.”
„Is hü Jong of oud?"
„Dat zou ik zoo precies niet kunnen zeggen.
Wel weet Ik dat hü lang niet mooi is en nog
ongetrouwd. Welke vrouw zou ook zoo'n drogen
boekenworm willen nemen?”
.Wie weet, of ik me nog niet over hem ont
ferm, tante,” schertste het jonge meisje. „Ik
mag zulke vervelende menschen wel en interes
seer me altüd voor lui, die bü niemand in tel
zijn. Wanneer komt hü op „Welgelegen”
tante?”
„Vandaag nog kind en hü had wat mü be
treft geen ongelegener tüd kunnen kiezen Mis
schien zit hij wel in dezen trein en zal ik direct
vcor 't diner moeten zo,gen.”
„Nu. tante, geen onrust over uw onwelkomen
Rast Ik wil de zorg voor hem deze week heele-
maal voor mün rekening nemen, als ’t u ge
noegen doet.”
Voor dr. Leepers werd de toestand steeds
meer onhoudbaar. Hü zat dus in den coupé met
de waardige wederhelft van zün vriend Klop
pers en diens bevallig nichtje, wier manieren
en wier Karakter hü in stilte had bewonderd,
’t Was hem ook bekend, dat zün gastvrouw
hem voor een vervelend, indringerig persoontje
aanzag Wat zou zü wel een gezicht zetten,
dacht de doctor, als ze, op „Welgelegen” gear
riveerd, tot de ontdekking kwam, dat de stille
passagier, de man. dien zü voor doofstom moest
houden, „de onwelkome" gast in elven per
soon was en dat hü al haar opmerkingen om
trent hem had beluisterd. Natuurlük was het
hem nu totaal onmogelük zich op de villa te
vertoonen. Maar wat dan te doen? Op he:
eerstvolgende station uitstappen en vandaar
den vriend telefoneeien dat hü voor gewichtige
zaken naar Amsterdam terug was! Maar neen,
dat ging niet, want in den bagagewagen stond
zün reiskofier, die een belangrük manuscript in
hield. dat hü morgen aan den uitgever moest
afleveren. Hij moest dus tot Arnhem doorrei-
aen en zich in zün akelige positie met gelaten
heid schikken. Bü 't eerstvolgende station stap
te hü In een derde klas coupé over. Als hü nu
de oplettendheid van zün vriend Kloppers maar
ontgaan kon en dhü onopgemerkt den trein zou
kunnen verlaten, zou hij in Arnhem zijn ba
gage in ontvangst nemen en daarmee terug
reizen naar Amsterdam, 't Speet hem echter
gcweld-g dat hü daardoor de goede zorgen
van het lieve nichtje zou ontberen.
Toen de trein ’t station Arnhem binnen
stoomde. zag hü Kloppers al op 't perron staan
en trok zich daarom nog meer achter het
gordüntje terug, totdat het onheil der ont-
knooping voorbü zou zün. Nadat zün vriend
de dames hartelük had begroet, bracht hü hen
naar de tram, die vóór ’t station wachtte. Toen
stapte dr. Leepers uit den trein om zün bagage
te bemachtigen. Daarmee begaf hü zich naar
de restauratie en met den jaskraag omhoog en
den hoed d!ep in de oogen getrokken ging hij,
met den rug naar den Ingang een broodje