PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND ~-sProf.Dr. Willem de Sitter mAcwl aan den dag yj^^. ih huishrtudinjj, XWlirLa /T2.8O J k NEII LYNDON ONTSNAPT STERRENKUNDIGE VAN GROOTE VERMAARDHEID VAN BOOTZ ZATERDAG 24 NOVEMBER 1934 r i r AS Alle abonné’s u V 1 PER EL Mi ge- fed i TURKEN KRIJGEN ACHTER- NAMEN EN I Geen audiëntie Uit een Hollandsch leerden-geslacht erkend door de interna tionale wetenschap pelijke wereld tIM DOOR VICTOR BRIDGES Janus, de raadgever De verdiensten van den ontslapen hoogleeraar worden algemeen JBL i gt ik \r.4 AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL V L V r'T O' gebe teren. dat hü van starren a zei ik zoo tilt de e- •n :n \V7 tt dat Ik daar zelfs dommen raad I waarvan De gewone audiëntie van den Minister van De rollen waren wel omgedraaid, sinds we en zette zich naast mü en mijnheer Jk heb zooveel te vertellen; 47. TOMMY." kerel me op hij: Beste Nell! ..Elgenlük Ik niet met dien num .Wordt vervolgd. sullen het wel proeven". i «51* l. r B 1 I S We waren thans vrije menschen. Pete deed zich ijlings tegoed aan de spijzen die we direct lie ten komen. We feliciteerden elkaar hartelijk met den goeden afloop van het avontuur. in het Zuidelijk halfrond ook door Leiden ge bezigd kunnen worden. Door zijn organisatleta- De ‘Sitter dus een voortreffelijk medege- met ons Defensie zal op Maandag 26 November as. niet worden gehouden. g n n n o. J a i i t B ml) vellen handschrift ÓP’EtKE BÜ5 EEN BON'VOOR GESCHENKEN - DE BONS VAN DE REUZENBOS HEBBEN DUBBELE WAARDE et Bt IU n n n I. r s- K ie 90 lat er en, vel or- tch iet. de Je m en en In L e haald-en waren«xne Aan 't af poetsen. Bi- ir- ius en er. n- 18 !ft vU ub ers >n- W jnt ien tan FO w« DOS ste >P n. i) o We bespraken nog eens. hoe Pete het gesprek had afgeluisterd achter de rotsblokken, en hoe we ons reeds in gedachten zagen zitten in een groeten pot waarin we zouden gekookt wora^n om tot maaltijd der roodhuiden te dienen. 'Mggi 1^ nTIP Maar wat hem vooral beroemd maakte, was zijn wetenschap zelf. De theorieën van Einstein betreffende de structuur van het heelal werden door De Sitter aangewend als grondslag tot nieu we en vruchtbare onderzoekingen, die hem wel dra van Einstein deden afwijken en tot andere conclusies voerden dan de thans verbannen Dultsche geleerde, met wien hij trots de we tenschappelijke meeningsverschlllen bevriend was. In 1916 stelde Albert Einstein zijn relativl- telts-theorie op. die van groot belang is voor de sterrenkunde. Einstein’s opvattingen postuleer den een begrensd heelal. Tezamen met Einstein stelde De Sitter nieuwe onderzoekingen in en concludeerde tot de tneorie van het uitdijend heelal. Deze onderzoekingen, gedaan in de Mognt Wilson Sterrenwacht in 1932, leverden -*n belangrijken datum aan de geschiedenis der ster renkunde. Zü bevestigden n.l. de hypothese van De Sitter, dat de structuur van het universum niet standvastig is, doch in een voortd urenden staat van ontwikkeling verkeert. Voor de we tenschappelijke grondslagen van het wljsgeerig denken, speciaal over de cosmologlsche begrip pen Ruimte cn Tijd, die in het middelpunt der moderne philosophische belangstelling staan, heeft De Sitters ontdekking een beslissende be- teekenls. De verdiensten van den geleerde zijn in de wetenschappelijke wereld algemeen er kend. Zijn theorie wordt door de astronomen vrijwel zonder uitzondering aanvaard. De Ne derlandsche Regeering benoemde prof. De Slt- .Nog nletl We zullen het morgenochtend doen, eer iemand op is.” Met een slag van den riem, om een deso laat uitziend drüfsel te ontvaren, voegde Ik er benieuwd aan toe: „En Tommy? Komt hij?" „Morgen. Ik heb een brief van hem voor je. HIJ is gisteren bij Latimer geweest. „Mooi! Ik geloof, dat de zaken marcheeren. En George?” „O,” zei ze, Prof. Dr. W. de Sitter, directeur der Leidsche Sterrenwacht, overleed Woensdag 21 dezer. Hierboven een afbeelding van den wereldvermaarden astronoom, en eenige interessante opnamen van de Sterrenwacht, waarvan hij directeur was. ’Mdt lI R lent bleek directeur. er niet toe, daar Joyce hem meebrengt; je kunt het ding verscheuren zoodra je het ge lezen hebt. kerel, natuurlijk zal je dat eerst Je kunt den brief van Tommy lezen. samen werken, er zeker van, De i- hut was is een rapport, dat een van zijn mannen hem had gezonden hij beeft twee helpers onder zijn bevel en waaruit hij meende dat het iets met de Russen te maken had Hij vertelde eerlijk, hoe jü hem had ge snapt en boe hij die leugen over de bouw- polltie had verzonnen om zonder meer weg te kunnen komen. Wat hU nu denkt te doen, weet ik niet. Hij werkt een of ander plan uit en Ik denk, dat bij mijn hulp daarbij zal vragen hij mede, dat hij besloten had dat zijn medicijn man ter dood moest worden gebracht en dat wij moesten uitmaken wie van ons drieën het vonnis moest voltrekken. Dit was zeker geen aangename opdracht want geen van ons voel de er veel voor om voor beul te moeten spelen. spoedig mogelijk weg te komen, en weldra had den we een geschikt plan gevonden, Pete, het leeuwenaandeel had. Den volgenden morgen werd ons deeld dat Shlngebis een onderhoud wenschte te hebben. Nadat we ons naar zjjn Zij haastte zich naar 1 achterschip, maakte de jol los en roeide naar mij toe. Zij droeg een witte jersey, afgezet met vrooljjk oranje, en heur haar lichtend in de zon, vormde zij een schilderij, waarvan de liefelijkheid slechts asm een blinde had kunnen ontgaan. Zjj landde juist waar ik aan den oever stond en greep vast aan het gras. „Spring I” riep ze. „Ik houd haar wel.” Ik sprong en het volgend oogenbllk zat Ik naast haar in dé boot en liefkoosden wij elkan der zoo natuurlijk als twee kinderen. „Wat ben je er gauw!" zei ze; .jk had je nog lang niet verwacht." Ik f kuste haar nog eens; toen nam Ik de riemen en zette af. Joyce,” zei ik, „Ik ben er mee geslaagd, ik heb genoeg van dat gezegende goed om half Tilbury in de lucht te laten vliegen. Zü klapte in haar handen van blijdschap. .Prachtig! Ik wist dat je slagen zou. Heb je er al een proef mee genomen?" Ik schudde mijn hoofd. gericht. „Nell," begon ze, ,Jk heb eindelijk wat ont dekt. Iets, dat Ik gevreesd had nooit te zullen ontdekken. Ik weet, dat die man in Marks* kamer was, dien dag dat hij vermoord is." Ik was zoo verrast, dat Ik een slok bhna kokende thee inslikte. moest beginnen, voor het geval dat iemand anders den brief eens In handen kreeg. Maar ’t doet Joyce lachte schonk thee. ,Je hebt Tommy’s brief gelezen?” vroeg zij. „Wat denk je er van?" Ik nam een lange teug. „Te oordeelen naar het weinige, dat Ik van dezen mynheer Bruce Latimer heb gezien, zou ik hem -angschlkken onder de volmaaktste leugenaars In Engeland. Maar tochhü heeft een gunstig gezicht." .Maar je gelooft zijn verhaal niet?" Ik haalde mijn schouders op. „t Kan waar zijn,” antwoordde ik. „Tom my schijnt dat in leder geval te meenen. Als het zoo is, staat de zaak wat eenvoudiger dan wjj hadden verwacht. Dat Is alles." ,JEn als het niet zoo Is?" „Ja, als het niet zoo is...." Ik liet den zin onvolelndlgd, en bediende mij opnieuw van brood. Een oogenbllk zwegen wij. „Vertel me over George, Joyce," zei ik. „Wat Is die sinistere strek, waar Tommy op zinspeelt?” Joyce leunde achterover met haar kin op haar handen. Waar blauwe oogen op de mijns p den dag. dat de „Uiver” In Amsterdam I 1 zoo geestdriftig werd ontvangen en dat door het gansche Nederlandsche volk een golf van nationale bezieling hoog opsloeg, stierf, zacht en kalm, op 62-jarigen leeftijd een man, cue aan den vaderlandschen roem zeker niet min der heeft bijgedragen dan de dappere piloten van de Melbourne-race, maar wiens bekendheid zich niet uitstrekte tot de geestdriftige massa,- Afrika, het omdat zijn wetenschappelijke onderzoekingen en hun verbijsterende resultaten slechte begrijpe lijk zijn voor den ingewijden vakman. Een man als prof. dr. Willem de Sitter wordt niet geboren voor de populariteit en viert zijn triom fen niet op reusachtige, menschenvolle pleinen, maar gaat door de menigte heen als een een zame, wiens verschijning bijna vraagt om de verontschuldiging van Vondels .Joseph” In Dothan": Wie kan droomt? Het Is een schril contrast: Parmentier en De Sitter. Een oogenbllk komt men in de ver leiding,, de beteekenls van het „Vlver’’-gebeu- ren te onderschatten en te vragen, of een man van wereldbeteekenls. zooals de groote Leid sche astronoom ongetwijfeld was. wel rechtvaar dig is behandeld door hetzelfde volk, dat uit liep om de kranige en moedige „ülver’’-jongens te huldigen op zoo grootsche wijze. Verdiende niet eerder een Lorentz, een Hugo de Vries, een van der Waals, de nationale hulde van een volksfestljn? Maar dan denkt men aan de dagen van de Gouden Eeuw, toen Cornells Houtman en de zijnen op de Amsterdamsche reede werden bin nengehaald door de daverende geestdrift van geheel een juichend volk, terwijl de oude Doc tor Plancius, die Faustlsche figuur uit onze vaderlandsche geschiedenis, vergeten werd. Neen, het Is geen onrecht, wanneer men aan de groote eenzamen van den geest hun een zaamheid laat. Het is geen miskenning, wanneer de menigte zich afzijdig houdt van de welhaast onverdraaglijke spanningen, die den onderzoeker wachten op wetenschappelijk gebied. Hier past niet anders dan de eenzaamheid van den wetenschappelljken moed, de tucht en de discipline des geestes, zooveel zwaarder nog. maar zoo zooveel vruchtbaarder dan de meest gestrenge krijgstucht. Ook de menschengeest kent z(jn oorlogen, die opofferingen vragen, en in deze oorlogen moet een generaal alléén kun nen staan, met tegenover zich de oermacht der elementen, die h\j zal onderwerpen aan de oermacht, van het menscheltfk vernuft. Het uitwendig zoo weinig bewogen bestaan van Professor de Sitter is een grootech gevecht geweest met grootsche overwinningen bekroond maar zijn het niet de triomfen der stilte, die het allerhoogste geluk kunnen schenken? Het geweldigste oogenbllk In een menschenleven Is nooit het oogenbllk waarop de mensch wordt toegejuicht, maar het moment waarop hij, van ontzag vervuld, er. door onweerstaanbare be geestering vervoerd, zijn doel bereikt weet en In zlchzelven keert. Willem de Sitter behoorde tot een dier ty pische HoUandsche geleerden-geslachten, wier nemen men telkens weer ontmoet bü het Inzien der matrikels van een unlverstteit, en die tot rijpheid schijnen te groeien van vader op zoon. Vaak brengt zulk een nnattemlsrti geslacht na Jaren, soms na eeuwen, van een eerbiedwaardige traditie, een genie voort en het is merkwaardig, dat zulk een „buitenbeentje" dan ook dikwijls de wetenschappelijke familietraditie voortzet op een ander gebied, dan waarop de vaders zich verdienstelijk maakten. Zoo was het ook bij De Sitter. Waren zijn voorvaderen meest rechts geleerden, hij, de geniale zoon van het talent- De Groote Nationale Vergadering van Tur kije heeft onlangs een wetsontwerp aangeno men. waarbij de bestaande titels van Aga, Effendit, Bey en Pasha worden afgeschaft en de Turken verplicht worden na 1 Januari een familienaam als achternaam aan te nemen. Minister-president, generaal Ismet Pasha heeft besloten den achternaam Incunu aan te' ne men. naar den slag, die in Anatollë werd ge leverd tijdens den Turkschen onafhankelijk heidsoorlog in 1921—1922. dat ze het handig hebben opgezet. De man met het Utteeken 13 of een van hen of staat met hen in verbinding. Deze stelde zich aan Latimer voor als een lid van den geheimen Franschen dienst. HU gaf voor, dat hU bij zonderheden had aangaande ons geval en ofschoon Latimer wantrouwend bleef, kwam hU met hem overeen, bu PaMlll te gaan eten en eens te boo ren wat de kerel tc vertellen had. De rest van dat voorval is je bekend. Zon der jou zou Latimer er ongetwUfeld het loodje bU hebben gelegd en ik kan je verzekeren, aat hU je niet weinigdankbaar is. Ik kreeg vooral het verzoek je dat t« vertellen, zoodra Ik je weer schrijven zou. Op welke wUze die menschen véfi jou in verband staan met deze Russen 1£ mU niet duidelUk. Wanneer JU er zeker van bent, dat de kerel met het Utteeken je in Londen in net oog hield, is het volkomen duidelUk. dat ze Aan den anderen Kant ben ik dat Latimer er niets van weet, reden, dat hU verleden VrUdag aan de was is een rapport, dat een van zUn polste mU tenminste of ik bereid zou zUn, hem bij te staan. Dat ik hierop Inging preekt vanzelf het lUkt me de eenige kans, om alles geheel op te lossen. Vandaag zie ik hem of hoor ik van hem en zoodra Ik Iets naders weet, schrijf Ik je of kom je opzocken. Joyce zal je alles over George en McMur- trle vertellen. Als die twee samen niet een buitengewoon vullen streek van plan zijn, eet ik mijn heele garderobe op! We moeten er uitvoerig over spreken, zoodra we elkander zien. J Ik verlang er naar, je te ontmoetaA en al les te hooren van je werk en hoe de toestand daar bij jou is. Tot zoolang, oude kerel. ■a r oet uwea weten.” begon de oude bewa- lyl ker der vlsscherswerf,"terwijl htj de korte steenen pUP tegen rp hakken uft- klopte, „dat Ik attUd veel te goed van natuur ben geweest. Ala ae in de rate zaten, was Janus altUd de eerste om ze uit de nattigheid te hel pen. Maar wat krUg je er voor? Niet zooveel dank.” Met i n verweerde hand maakte Janus een afwerend gebaar. c t „*kZal u eerst eeris vèrtellen wat me verleden jaarIs overkómen. Schipper Glasstra van de .Regina" zat In de rats en natuijrlUk^ Was z’n eerste gang naar Janus, om raad te*- vragen. Ik zeg zoo_tegen, hem„Schipper.” zeg ik, „je weet wel dat Janus'" altUd een goeien kijk op de zaak heeft. Je moet dat zaakje zus en zoo aanpak ken." De schipper ging weg en deed als ik hem geraalen had. Maar nou wil het toeval, dat de dingen verkeerd uitdraaien en nou krjjgt Janus natuurlUk de bout op z’n kop.” Janus stopte opnieuw z’n neuswarmer* je en vervolgde: „Maar op zekeren avond kwam een van de jongens Ik geloof dat het Thomas Top was op me af en zei: „Genavond. Janus.” „Navond," zei ik, zoo kort mogelUk want Ik kon hun streken maar niet zoo gauw vergeten. ,,Ik wou Je effen spreken, Janus," zeit ie met zachte stem. „Ik wou je een verzoek doen.” Ik keek hem zoo kwaad aan, dat hU begon te hoesten. „Zullen we onder een glaasje bier gaan rit ten praten. Janus?” vroeg hU. „Neen, dank je,” zei ik. Jk heb gisteren: m’n glaasje gehad; ik heb geeMlorst.” HU stond nog zoo’n beetje aan z’n vingers te plukken en zei toen: „Kom dan mee naar 1 andere eind van de loods. Ik heb je wat te vragen, wat anderen niet moeten hooren.” Langzaam stond ik op en volgde hem, nou toch wel een beetje nieuwsgierig. En je weet, als ze bU me om hulp komen, ben Ik altUd weer zoo gek. M’n goelege natuur, riet u.” „Het gaat hierom,” begon de jongen, voor zichtig om zich heen kUkend. „Een ouwe oom is verleden week van me gestorven en die heeft me vierhonderd gulden nagelaten. Het Is nou juist een week geleden en ik heb al 150 gulden er doorheen gejaagd, en de jongens komen bU me om te leenen.” „Verwondert me niks.” hoogte. „Het geld is niet veilig bU me. Janus Als Ik t nog een week lang in m’n zak heb. Is het op. Daarom kwam ik vragen of JU het voor me bewaren’ wou.” HU haalde een doos uit z’n zak en liet het ding aan m’n oor rammelen. „Hier zUn 25 gouden tientjes in, en als JU nou de doos voor me bewaart, dan zal ik den sleutel wel bU me houden.” Eerst Wilde ik er niks van weten, maar hU soebatte zoo. dat Ik half toegaf. ,Je bent zoo eerlUk als gotjd, Janus,” begon Thomas Top weer. „Ik ken geen anderen man in de heele wereld, wien ik het beter kan toever trouwen, zelfs me zelf niet. Doe de doos nou in Je zak. Een tientje zal dan voor jou zUn voor de moeite.” HU duwde de doos in m’n zak en toen hU zei dat z’n hart nou gerust was, had Ik den moed nletPmeer om den jongen het te weigeren „Nou, Janus, we zullen d'r nou toch een op nemen,” stelde hu voor. AfUn, Ik Het me overhalen en samen stapten we naar vier Heemskinderen”, aan 't an dere einde van het dorp. Zoo onder onze glaas jes bier, zegt hü: .Janus, ik moet er een tientje uit hebben, anders ben ik heelemaal nit.” Ik schudde het hoofd „Ééntje maar,” drong hU aan, „daar heb ik dan voor 14 dagen genoeg aan en ik moet jou toch ook het beloofde betalen.” Op het laatst gaf ik toe, en hU voelde in z’n zakken naar z’n sleutel. „Daar heb Ik die aan boord laten liggen,” ontdekte hU. „A1s je er niks op tegen hebt, ga Ik ze gauw even halen,” En weg was hü al Ik denk zoo: ik zal me gemak er maar van nemen en ga zoo in een hoekje ritten wach ten, totdat die jongen terug komt. Ik ben bü Latimer geweest. Schreef hem, zoodra Ik terug was, herinnerde hem wie ik was en zei hem. dat ik hem spreken moe«t over een hoogst particluliere zaak Hü vroeg me van avond om tien uur bU hem aan tc komen op zün kamer in Jermünstreet en ik ben daar tot bü twaalf geweest. Ik had me voorgenomen, het een en ander uit te vlsschen, maar goede hemel, Nell, zoo’n afloop had Ik nooit verwacht. Elgenlük heb ik de geheele zaak door, voor zoover Latimer er dan in betrokken is. Zie Je, hü had ót een verklaring te geven óf hü moest me rond uit zeggen, dat ik naar den duivel kon loopen En daar hü dacht, dat eerlUkheid tegenover mü volkomen veilig was, besloot hü ronduit te spreken. Om te beginnen, Tiet is voor een groot deel zooals wU al vermoedden. Latimer is bü den geheimen dienst. Daarom kwam hü met dit zaakje in contact. Het schünt, dat een poos geleden de admiraliteit of een ander departe ment er lucht van kreeg, dat een aantal Rus sen in Engeland aan het splonneercn was in verband met het mogelüké conflict over een beruchte kwestie. Latimer kreeg met anderen opdracht, dit na te gaan. HU had een paar weken rondgesnuffeld zonder veel succes toen hü mln of meer bü toeval op het spoor kwam van diezelfde pracht exemplaren, die verleden VrUdag op de Theems de boot van Gow aan het zinken brachten. Zü schünen er achter te zün gekomen, dat hü hen ontdekt heul en blükbaar besloten zü hem uit den weg te ruimen, Het schünt Ik had Juist de laatste woorden ontcijferd, toen Joyce uit de kajuit kwam met thee. >rAl klaar, Nell zei ze. „Ik heb maar twee sneedjes brood met boter voor Je klaar ge maakt, omdat Ik niet wil. dat je hier niet van ons souper zult eten. We hebben kouden fazant en doperwten en nieuwe aardappelen.” Ik haalde champagne te voorschijn. „Als ze zoo nieuw zün els deze wijn." merkte Ik op, „zullen ze uitstekend zün." Joyce nam mün büdrage in ontvangst en na het etiket gelezen te hebben, zette ze de flesch voorzichtig op den grond in de cockpit. .JBarcon et flls". zei ze. ..Ik dacht altijd, dat dat een azünfabriek was.” „Misschien is dat aoo," antwoordde ik. ^We ^-.e 8eslacllt> .wordt sterrenkunde. Onder In- Arioed van den beroemden Professor Kapteyn wüdt hü zich geheel aan de astronomie en pro moveert In de faculteit der wis- en natuurkunde op een proefschrift betreffende de satelieten van de planeet Jupiter {..Discussions of Hello- meter observations of Jugiter satellites”. 1902) In 181» volgde hü H. GL van de Sande Bak- huyzen op als professor in de astronomie te Lel den, in 1918 Werd hü terzelfder plaatse directeur van de beroemde oude sterrenwacht, wier drie honderdjarig bestaan, gevierd In 1933, voor den directeur De Sitter toen het hoogtepunt van zün roem, en gloriedag werd, gü breidde het instituut uit, niet alleen voor wat betreft het personeel, maar ook wat aangaat de onderzoe kingen. die er werden ingesteld. Bovendien leg de De Sitter; die twee jaar van zün studietüd P^af,Uach gewerkt had te Johannesburg in Zuld- contact tusschen de Leidsche en de Kaapsche sterrenwacht. Dit contact is voor de Nederlandsche wetenschap van groote beteeke- nis, omdat nu de resultaten der onderzoekingen in het Zuldelük halfrond ook door Leiden g$- ik weet elgenlük niet waaraan ik zal begin nen." Ik Het de boot langs de ..Betty” aanloopen en wü klommen beiden aan boord. ons beginnen met thee,” stelde ik voor. „Ik snak naar een kopje van dat heer lijke spul.” „Arme hebben, terwül ik ze klaar maak." Zü baalde den brief uit de kajuit. Ik zette in de cockpit en begon de drie groote met de hlëroglyphen, die Tommy zün belieft te noemen, te ontcüferen. Voor zoover ik er uit wüs kon worden, luidde Geen 10 minuten wris hü weg, toen «wee 1«- 1 waalerige zeelui de „Vier Heemskinderen bin- nmstapten. Nadat ze ieder voor een glas bier zatou, kre- i gen ze me In de gaten. „Waar kom JU vandaan?” vroeg de een. „Huls,” zei ik kalm. „Goeie plaats hier,” zei de andere vent. >,Xün Je zingen? Je hebt een echt zangers- gezichbJ’ .M’n gericht gaat je niks, niemendal an." zei ik zoo kort mogelük. .JCljk uit, je gooit me je bier over me goed.” De woorden waren nog niet over m’n Uppen, of daar had je het. Z’n heele glas bier stroom de over m’n bod- dle. Ik dreef van boven tot onde- en. Maar vóór ik wat zeggen kon. hadden ze hun zakdoeken te voórschün ge- ,MUn schuld.” zei de vent, nadat ze op "t leM klaar waren en m’n Jas heelemaal droog was. Ik was zoo nüdig als een spin, maar Ik vond het maar beter om niks meer terug te zeggen. Even later vertrokken ze en ik zat me juist te verwonderen, dat die longen zoo lang met z’n sleutel Weg bleef, tóen hü lachend binnen kwam rennen. Ik vertelde hem, wat er gebeurd- was en toen zei ieu. - v s., „Drink ‘je bier op Janus, dan nemen we een waftne groc^oaders «m je kou. Maar geef me eerst de doos, da kan ik de vertering betalen.” Ik voel<|e In m’n zak, In m'p andere zak, doch van de doos „geen spoot,. Beteuterd keek Ut Thomas Top aan. „Wat is at Wasiróm^kük Je zoo belabberd?’» vroeg hü. c ,4Jat hebben me die twee geflikt,” riep ik kokend van woede. „Toen ze me aan ’t afdro gen waren, hebben ze met hun handen In m’n zakken gezeten.” „Waar praat je over Janus?1» vroeg de jon gen. ,Js er een van je vüf zoek?" ,Je doos is verdwenen," zei ik, m’n groeje neerzettend. „Je doos is verdwenen en die twee kerels hebben 'm gepikt.’’ „Verdwenen?" zei Thomas weer, „verdwenen? I M’p doos met 25 gouden tientjes verdwenen? De doos die ik aan jou toevertrouwde? Waar praat je over man?” Afün, om kort te gaan, we kregen daar hei bel over; de kastelein kwam er bü te pas, om dat we geen van belden betalen konden, en op 1 t laatst werd ik voor den schipper gebracht. „Nou Janus,’’ zei de schipper, „vertel me nu eens precies wat er gebeurd Is.” Ik stak van wal en vertelde hem precies wat er voorgevallen was. ,Je zult het moeten terugbetalen. Janus,” zei hü. „en omdat je natuurlUk een goeie be trekking hebt, zal ik het op drie gulden vast stellen. Dus iedere week betaal je aan Thomas Top drie gulden, tot de 25 gouden tientjes alle maal betaald zün.” Ik zei niks, want ik zag wel, dat ik heelemaal geen verhaal had, en zoo begon ik elke week drie gulden aan dien Jongen terug te geven. Week na week ^n maand na maand betaalde Ik m’n arme drie galden. Ik had gewoon den smaak van bier vergeten en had amper genoeg voor een püpje tabak- Ik had Thomas juist weer betaald, toen Ik een boodschap van den schipper kreeg, om bü hem te komen Dus Ik ga naar z’n kajuit en daar zat hü achter z’n tafel en om hem heen al de jongens. „Ik wou Je over dat geld spreken, Janus. zei de schipper. „We weten natuurlUk allemaal wel dat je een arme man bent en nou heeft Tho mas besloten om je de rest van de schuld kwüt te schelden, want Thomas zegt, dat hü gelooft dat je meer onverstandig bent dan slecht." Al de jongens keken me aan en lachten. „Weet Je Janus,” ging schipper Glasstra voort, er zün menschen, die altüd graag raad geven en die elgenlük wüzer deden als ze zelf naar goeden raad wilden luisteren. Je weet Janus, dat ik je verboden heb van de werf te gaan om bier in de „Vier Heemskinderen” te drinken. Je lapte m ’n vei bod maar steeds aan je laars en daarom dachten we, dat je nu zelf met een beetje goeden raad je voordeel kon doen. Mag Ik je wat vragen. Janus?" „Ik zei zoo: „Vraag maar op, schipper." „Heb je ooit die gouden tientjes In de dooa gezien. Janus?” ’t Was net, of Ik een pats voor m’n gezicht kreeg. Wil Je wel gelooven, dat ik daar zelfs niet aan gedacht had. Ik schudde m’n hoofd. „Ik heb ze zelf ook nooit gezien,’’ lachte de schipper, „er. Thomas evenmin." Ik stond te rillen op me beenen. Daar had den ze me toch leelük beet gehad. „Nu luister eens Janus," zet de schipper weer; „Inplaats van de glaasjes bier m de „Vier Heemskinderen,” hebben we een spaarpot van die wekelijksche drie gulden gemaakt. Laat dat je nou een les zün, Janus, en blüf op de werf als je op de werf moet rijn en luister voortaan naar goeien raad Inplaats van aan anderen te geven.” Ik wist niet, wat ik zeggen moest, en daar om zei ik maar niks, maar nam de spaarpot dankbaar aan. En nou heb ik uwes de heele historie verteld.” on dit blad zijn Ingevolge de veraekeringsvoorwaarden tegen f by levenalange geheele ongeschiktheid t >t werken door f 701 b,l **n ongeval met f OEI) bij verlies van een hand f 1 9E verlies van een f Efl bl) een breuk van f Afi bü verlies van *n omgevallen verwkerd voor een der vSgenae ultkeeringen I OÜUU.~ virhss van belje arm^. tilde beenen of belde oogen t V OU." doodlijken afloop ZUl/.- een voet of een oog f 1£O.-luim of wüsvlnger T O (/.-been of arm anderen vlngse ter tot Ridder in de Orde van den Nederland- schen Leeuw. De heer De Sitter was, behalve een groot ge leerde, ook een beminnslük man. Zün droome- rige oogen, zün zachte. Ietwat weeke stem, zün typisch geleerdenhoofd met den wlt-grijzen puntbaard gaven ook aan zün ulterlüke ver schoning de kenmerkende distinctie van den genialen mensch. die in den eenvoud des har ten was opgeklommen tot een eter hoogste top pen van het moderne menschelüke weten. HU stierf op den gloriedag van Parmentier en onwillekeurig legt men verband tusschen de twee groote Nederlandsche veroveraars van de Ruimte: de held van de daad en de held van de gedachte. 6' wigwam hadden begeven, deelde Shlngebis ons met de Indianen in kennis waren gekomen. Thans moesten we beraadslagen om zoo

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1934 | | pagina 19