PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
~-sProf.Dr. Willem de Sitter
mAcwl aan den dag
yj^^. ih huishrtudinjj, XWlirLa
/T2.8O
J
k
NEII
LYNDON
ONTSNAPT
STERRENKUNDIGE VAN
GROOTE VERMAARDHEID
VAN
BOOTZ
ZATERDAG 24 NOVEMBER 1934
r i
r
AS
Alle abonné’s
u
V
1 PER EL
Mi
ge-
fed
i
TURKEN KRIJGEN ACHTER-
NAMEN
EN
I
Geen audiëntie
Uit een Hollandsch
leerden-geslacht
erkend door de interna
tionale wetenschap
pelijke wereld
tIM
DOOR
VICTOR
BRIDGES
Janus,
de raadgever
De verdiensten van den ontslapen
hoogleeraar worden algemeen
JBL i gt
ik
\r.4
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
V
L
V
r'T
O'
gebe teren.
dat hü van starren
a
zei ik zoo tilt de
e-
•n
:n
\V7
tt
dat Ik daar zelfs
dommen raad
I
waarvan
De gewone audiëntie van den Minister van
De rollen waren wel omgedraaid, sinds we
en zette zich naast mü en
mijnheer
Jk heb zooveel te vertellen;
47.
TOMMY."
kerel
me
op
hij:
Beste Nell!
..Elgenlük
Ik niet met dien num
.Wordt vervolgd.
sullen het wel proeven".
i
«51*
l.
r
B
1
I
S
We waren thans vrije menschen. Pete deed zich
ijlings tegoed aan de spijzen die we direct lie
ten komen. We feliciteerden elkaar hartelijk
met den goeden afloop van het avontuur.
in het Zuidelijk halfrond ook door Leiden ge
bezigd kunnen worden. Door zijn organisatleta-
De ‘Sitter dus een voortreffelijk
medege-
met ons
Defensie zal op Maandag 26 November as. niet
worden gehouden.
g
n
n
n
o.
J
a
i
i
t
B
ml)
vellen
handschrift
ÓP’EtKE BÜ5 EEN BON'VOOR GESCHENKEN - DE BONS VAN DE REUZENBOS HEBBEN DUBBELE WAARDE
et
Bt
IU
n
n
n
I.
r
s-
K
ie
90
lat
er
en,
vel
or-
tch
iet.
de
Je
m
en
en
In
L
e
haald-en waren«xne Aan 't af poetsen.
Bi-
ir-
ius
en
er.
n-
18
!ft
vU
ub
ers
>n-
W
jnt
ien
tan
FO
w«
DOS
ste
>P
n.
i)
o
We bespraken nog eens. hoe Pete het gesprek
had afgeluisterd achter de rotsblokken, en hoe
we ons reeds in gedachten zagen zitten in een
groeten pot waarin we zouden gekookt wora^n
om tot maaltijd der roodhuiden te dienen.
'Mggi
1^
nTIP
Maar wat hem vooral beroemd maakte, was
zijn wetenschap zelf. De theorieën van Einstein
betreffende de structuur van het heelal werden
door De Sitter aangewend als grondslag tot nieu
we en vruchtbare onderzoekingen, die hem wel
dra van Einstein deden afwijken en tot andere
conclusies voerden dan de thans verbannen
Dultsche geleerde, met wien hij trots de we
tenschappelijke meeningsverschlllen bevriend
was.
In 1916 stelde Albert Einstein zijn relativl-
telts-theorie op. die van groot belang is voor de
sterrenkunde. Einstein’s opvattingen postuleer
den een begrensd heelal. Tezamen met Einstein
stelde De Sitter nieuwe onderzoekingen in en
concludeerde tot de tneorie van het uitdijend
heelal. Deze onderzoekingen, gedaan in de
Mognt Wilson Sterrenwacht in 1932, leverden -*n
belangrijken datum aan de geschiedenis der ster
renkunde. Zü bevestigden n.l. de hypothese van
De Sitter, dat de structuur van het universum
niet standvastig is, doch in een voortd urenden
staat van ontwikkeling verkeert. Voor de we
tenschappelijke grondslagen van het wljsgeerig
denken, speciaal over de cosmologlsche begrip
pen Ruimte cn Tijd, die in het middelpunt der
moderne philosophische belangstelling staan,
heeft De Sitters ontdekking een beslissende be-
teekenls. De verdiensten van den geleerde zijn
in de wetenschappelijke wereld algemeen er
kend. Zijn theorie wordt door de astronomen
vrijwel zonder uitzondering aanvaard. De Ne
derlandsche Regeering benoemde prof. De Slt-
.Nog nletl We zullen het morgenochtend
doen, eer iemand op is.”
Met een slag van den riem, om een deso
laat uitziend drüfsel te ontvaren, voegde Ik er
benieuwd aan toe:
„En Tommy? Komt hij?"
„Morgen. Ik heb een brief van hem voor je.
HIJ is gisteren bij Latimer geweest.
„Mooi! Ik geloof, dat de zaken marcheeren.
En George?”
„O,” zei ze,
Prof. Dr. W. de Sitter, directeur der Leidsche Sterrenwacht, overleed Woensdag
21 dezer. Hierboven een afbeelding van den wereldvermaarden astronoom, en
eenige interessante opnamen van de Sterrenwacht, waarvan hij directeur was.
’Mdt
lI
R
lent bleek
directeur.
er niet toe, daar Joyce hem meebrengt; je
kunt het ding verscheuren zoodra je het ge
lezen hebt.
kerel, natuurlijk zal je dat eerst
Je kunt den brief van Tommy lezen.
samen werken,
er zeker van,
De i-
hut was is een rapport, dat een van zijn
mannen hem had gezonden hij beeft twee
helpers onder zijn bevel en waaruit hij
meende dat het iets met de Russen te maken
had Hij vertelde eerlijk, hoe jü hem had ge
snapt en boe hij die leugen over de bouw-
polltie had verzonnen om zonder meer weg te
kunnen komen.
Wat hU nu denkt te doen, weet ik niet.
Hij werkt een of ander plan uit en Ik denk,
dat bij mijn hulp daarbij zal vragen hij
mede, dat hij besloten had dat zijn medicijn
man ter dood moest worden gebracht en dat
wij moesten uitmaken wie van ons drieën het
vonnis moest voltrekken. Dit was zeker geen
aangename opdracht want geen van ons voel
de er veel voor om voor beul te moeten spelen.
spoedig mogelijk weg te komen, en weldra had
den we een geschikt plan gevonden,
Pete, het leeuwenaandeel had.
Den volgenden morgen werd ons
deeld dat Shlngebis een onderhoud
wenschte te hebben. Nadat we ons naar zjjn
Zij haastte zich naar 1 achterschip, maakte
de jol los en roeide naar mij toe. Zij droeg
een witte jersey, afgezet met vrooljjk oranje,
en heur haar lichtend in de zon, vormde zij
een schilderij, waarvan de liefelijkheid slechts
asm een blinde had kunnen ontgaan.
Zjj landde juist waar ik aan den oever stond
en greep vast aan het gras.
„Spring I” riep ze. „Ik houd haar wel.”
Ik sprong en het volgend oogenbllk zat Ik
naast haar in dé boot en liefkoosden wij elkan
der zoo natuurlijk als twee kinderen.
„Wat ben je er gauw!" zei ze; .jk had je
nog lang niet verwacht."
Ik f kuste haar nog eens; toen nam Ik de
riemen en zette af.
Joyce,” zei ik, „Ik ben er mee geslaagd,
ik heb genoeg van dat gezegende goed om half
Tilbury in de lucht te laten vliegen.
Zü klapte in haar handen van blijdschap.
.Prachtig! Ik wist dat je slagen zou. Heb je
er al een proef mee genomen?"
Ik schudde mijn hoofd.
gericht.
„Nell," begon ze, ,Jk heb eindelijk wat ont
dekt. Iets, dat Ik gevreesd had nooit te zullen
ontdekken. Ik weet, dat die man in Marks*
kamer was, dien dag dat hij vermoord is."
Ik was zoo verrast, dat Ik een slok bhna
kokende thee inslikte.
moest
beginnen, voor het geval dat iemand anders
den brief eens In handen kreeg. Maar ’t doet
Joyce lachte
schonk thee.
,Je hebt Tommy’s brief gelezen?” vroeg zij.
„Wat denk je er van?"
Ik nam een lange teug.
„Te oordeelen naar het weinige, dat Ik van
dezen mynheer Bruce Latimer heb gezien,
zou ik hem -angschlkken onder de volmaaktste
leugenaars In Engeland. Maar tochhü
heeft een gunstig gezicht."
.Maar je gelooft zijn verhaal niet?"
Ik haalde mijn schouders op.
„t Kan waar zijn,” antwoordde ik. „Tom
my schijnt dat in leder geval te meenen. Als
het zoo is, staat de zaak wat eenvoudiger
dan wjj hadden verwacht. Dat Is alles."
,JEn als het niet zoo Is?"
„Ja, als het niet zoo is...."
Ik liet den zin onvolelndlgd, en bediende
mij opnieuw van brood.
Een oogenbllk zwegen wij.
„Vertel me over George, Joyce," zei ik.
„Wat Is die sinistere strek, waar Tommy op
zinspeelt?”
Joyce leunde achterover met haar kin op
haar handen. Waar blauwe oogen op de mijns
p den dag. dat de „Uiver” In Amsterdam
I 1 zoo geestdriftig werd ontvangen en dat
door het gansche Nederlandsche volk een
golf van nationale bezieling hoog opsloeg, stierf,
zacht en kalm, op 62-jarigen leeftijd een man,
cue aan den vaderlandschen roem zeker niet min
der heeft bijgedragen dan de dappere piloten
van de Melbourne-race, maar wiens bekendheid
zich niet uitstrekte tot de geestdriftige massa,- Afrika, het
omdat zijn wetenschappelijke onderzoekingen en
hun verbijsterende resultaten slechte begrijpe
lijk zijn voor den ingewijden vakman. Een
man als prof. dr. Willem de Sitter wordt niet
geboren voor de populariteit en viert zijn triom
fen niet op reusachtige, menschenvolle pleinen,
maar gaat door de menigte heen als een een
zame, wiens verschijning bijna vraagt om de
verontschuldiging van Vondels .Joseph” In
Dothan":
Wie kan
droomt?
Het Is een schril contrast: Parmentier en De
Sitter. Een oogenbllk komt men in de ver
leiding,, de beteekenls van het „Vlver’’-gebeu-
ren te onderschatten en te vragen, of een man
van wereldbeteekenls. zooals de groote Leid
sche astronoom ongetwijfeld was. wel rechtvaar
dig is behandeld door hetzelfde volk, dat uit
liep om de kranige en moedige „ülver’’-jongens
te huldigen op zoo grootsche wijze. Verdiende
niet eerder een Lorentz, een Hugo de Vries,
een van der Waals, de nationale hulde van een
volksfestljn?
Maar dan denkt men aan de dagen van de
Gouden Eeuw, toen Cornells Houtman en de
zijnen op de Amsterdamsche reede werden bin
nengehaald door de daverende geestdrift van
geheel een juichend volk, terwijl de oude Doc
tor Plancius, die Faustlsche figuur uit onze
vaderlandsche geschiedenis, vergeten werd.
Neen, het Is geen onrecht, wanneer men aan
de groote eenzamen van den geest hun een
zaamheid laat. Het is geen miskenning, wanneer
de menigte zich afzijdig houdt van de welhaast
onverdraaglijke spanningen, die den onderzoeker
wachten op wetenschappelijk gebied.
Hier past niet anders dan de eenzaamheid
van den wetenschappelljken moed, de tucht en
de discipline des geestes, zooveel zwaarder nog.
maar zoo zooveel vruchtbaarder dan de meest
gestrenge krijgstucht. Ook de menschengeest
kent z(jn oorlogen, die opofferingen vragen, en
in deze oorlogen moet een generaal alléén kun
nen staan, met tegenover zich de oermacht der
elementen, die h\j zal onderwerpen aan de
oermacht, van het menscheltfk vernuft.
Het uitwendig zoo weinig bewogen bestaan
van Professor de Sitter is een grootech gevecht
geweest met grootsche overwinningen bekroond
maar zijn het niet de triomfen der stilte, die
het allerhoogste geluk kunnen schenken? Het
geweldigste oogenbllk In een menschenleven Is
nooit het oogenbllk waarop de mensch wordt
toegejuicht, maar het moment waarop hij, van
ontzag vervuld, er. door onweerstaanbare be
geestering vervoerd, zijn doel bereikt weet en
In zlchzelven keert.
Willem de Sitter behoorde tot een dier ty
pische HoUandsche geleerden-geslachten, wier
nemen men telkens weer ontmoet bü het Inzien
der matrikels van een unlverstteit, en die tot
rijpheid schijnen te groeien van vader op zoon.
Vaak brengt zulk een nnattemlsrti geslacht na
Jaren, soms na eeuwen, van een eerbiedwaardige
traditie, een genie voort en het is merkwaardig,
dat zulk een „buitenbeentje" dan ook dikwijls
de wetenschappelijke familietraditie voortzet op
een ander gebied, dan waarop de vaders zich
verdienstelijk maakten. Zoo was het ook bij De
Sitter. Waren zijn voorvaderen meest rechts
geleerden, hij, de geniale zoon van het talent-
De Groote Nationale Vergadering van Tur
kije heeft onlangs een wetsontwerp aangeno
men. waarbij de bestaande titels van Aga,
Effendit, Bey en Pasha worden afgeschaft en
de Turken verplicht worden na 1 Januari een
familienaam als achternaam aan te nemen.
Minister-president, generaal Ismet Pasha heeft
besloten den achternaam Incunu aan te' ne
men. naar den slag, die in Anatollë werd ge
leverd tijdens den Turkschen onafhankelijk
heidsoorlog in 1921—1922.
dat ze het handig hebben opgezet. De man
met het Utteeken 13 of een van hen of staat
met hen in verbinding. Deze stelde zich aan
Latimer voor als een lid van den geheimen
Franschen dienst. HU gaf voor, dat hU bij
zonderheden had aangaande ons geval en
ofschoon Latimer wantrouwend bleef, kwam
hU met hem overeen, bu PaMlll te gaan eten
en eens te boo ren wat de kerel tc vertellen
had.
De rest van dat voorval is je bekend. Zon
der jou zou Latimer er ongetwUfeld het loodje
bU hebben gelegd en ik kan je verzekeren, aat
hU je niet weinigdankbaar is. Ik kreeg vooral
het verzoek je dat t« vertellen, zoodra Ik je
weer schrijven zou.
Op welke wUze die menschen véfi jou in
verband staan met deze Russen 1£ mU niet
duidelUk. Wanneer JU er zeker van bent, dat
de kerel met het Utteeken je in Londen in net
oog hield, is het volkomen duidelUk. dat ze
Aan den anderen Kant ben ik
dat Latimer er niets van weet,
reden, dat hU verleden VrUdag aan de
was is een rapport, dat een van zUn
polste mU tenminste of ik bereid zou zUn,
hem bij te staan. Dat ik hierop Inging preekt
vanzelf het lUkt me de eenige kans, om
alles geheel op te lossen. Vandaag zie ik hem
of hoor ik van hem en zoodra Ik Iets naders
weet, schrijf Ik je of kom je opzocken.
Joyce zal je alles over George en McMur-
trle vertellen. Als die twee samen niet een
buitengewoon vullen streek van plan zijn, eet
ik mijn heele garderobe op! We moeten er
uitvoerig over spreken, zoodra we elkander
zien. J
Ik verlang er naar, je te ontmoetaA en al
les te hooren van je werk en hoe de toestand
daar bij jou is.
Tot zoolang, oude kerel.
■a r oet uwea weten.” begon de oude bewa-
lyl ker der vlsscherswerf,"terwijl htj de
korte steenen pUP tegen rp hakken uft-
klopte, „dat Ik attUd veel te goed van natuur
ben geweest. Ala ae in de rate zaten, was Janus
altUd de eerste om ze uit de nattigheid te hel
pen. Maar wat krUg je er voor? Niet zooveel
dank.”
Met i n verweerde hand maakte Janus een
afwerend gebaar. c t
„*kZal u eerst eeris vèrtellen wat me verleden
jaarIs overkómen. Schipper Glasstra van de
.Regina" zat In de rats en natuijrlUk^ Was z’n
eerste gang naar Janus, om raad te*- vragen. Ik
zeg zoo_tegen, hem„Schipper.” zeg ik, „je weet
wel dat Janus'" altUd een goeien kijk op de zaak
heeft. Je moet dat zaakje zus en zoo aanpak
ken."
De schipper ging weg en deed als ik hem
geraalen had. Maar nou wil het toeval, dat de
dingen verkeerd uitdraaien en nou krjjgt Janus
natuurlUk de bout op z’n kop.”
Janus stopte opnieuw z’n neuswarmer* je en
vervolgde: „Maar op zekeren avond kwam een
van de jongens Ik geloof dat het Thomas
Top was op me af en zei:
„Genavond. Janus.”
„Navond," zei ik, zoo kort mogelUk want Ik
kon hun streken maar niet zoo gauw vergeten.
,,Ik wou Je effen spreken, Janus," zeit ie met
zachte stem. „Ik wou je een verzoek doen.” Ik
keek hem zoo kwaad aan, dat hU begon te
hoesten.
„Zullen we onder een glaasje bier gaan rit
ten praten. Janus?” vroeg hU.
„Neen, dank je,” zei ik. Jk heb gisteren: m’n
glaasje gehad; ik heb geeMlorst.”
HU stond nog zoo’n beetje aan z’n vingers
te plukken en zei toen: „Kom dan mee naar 1
andere eind van de loods. Ik heb je wat te
vragen, wat anderen niet moeten hooren.”
Langzaam stond ik op en volgde hem, nou
toch wel een beetje nieuwsgierig. En je weet,
als ze bU me om hulp komen, ben Ik altUd weer
zoo gek. M’n goelege natuur, riet u.”
„Het gaat hierom,” begon de jongen, voor
zichtig om zich heen kUkend. „Een ouwe oom
is verleden week van me gestorven en die heeft
me vierhonderd gulden nagelaten. Het Is nou
juist een week geleden en ik heb al 150 gulden
er doorheen gejaagd, en de jongens komen bU
me om te leenen.”
„Verwondert me niks.”
hoogte.
„Het geld is niet veilig bU me. Janus Als Ik
t nog een week lang in m’n zak heb. Is het op.
Daarom kwam ik vragen of JU het voor me
bewaren’ wou.”
HU haalde een doos uit z’n zak en liet het
ding aan m’n oor rammelen.
„Hier zUn 25 gouden tientjes in, en als JU
nou de doos voor me bewaart, dan zal ik den
sleutel wel bU me houden.”
Eerst Wilde ik er niks van weten, maar hU
soebatte zoo. dat Ik half toegaf.
,Je bent zoo eerlUk als gotjd, Janus,” begon
Thomas Top weer. „Ik ken geen anderen man in
de heele wereld, wien ik het beter kan toever
trouwen, zelfs me zelf niet. Doe de doos nou
in Je zak. Een tientje zal dan voor jou zUn voor
de moeite.”
HU duwde de doos in m’n zak en toen hU
zei dat z’n hart nou gerust was, had Ik den
moed nletPmeer om den jongen het te weigeren
„Nou, Janus, we zullen d'r nou toch een op
nemen,” stelde hu voor.
AfUn, Ik Het me overhalen en samen stapten
we naar vier Heemskinderen”, aan 't an
dere einde van het dorp. Zoo onder onze glaas
jes bier, zegt hü: .Janus, ik moet er een tientje
uit hebben, anders ben ik heelemaal nit.”
Ik schudde het hoofd
„Ééntje maar,” drong hU aan, „daar heb ik
dan voor 14 dagen genoeg aan en ik moet jou
toch ook het beloofde betalen.”
Op het laatst gaf ik toe, en hU voelde in z’n
zakken naar z’n sleutel.
„Daar heb Ik die aan boord laten liggen,”
ontdekte hU. „A1s je er niks op tegen hebt, ga
Ik ze gauw even halen,” En weg was hü al
Ik denk zoo: ik zal me gemak er maar van
nemen en ga zoo in een hoekje ritten wach
ten, totdat die jongen terug komt.
Ik ben bü Latimer geweest. Schreef hem,
zoodra Ik terug was, herinnerde hem wie ik
was en zei hem. dat ik hem spreken moe«t
over een hoogst particluliere zaak Hü vroeg
me van avond om tien uur bU hem aan tc
komen op zün kamer in Jermünstreet en ik
ben daar tot bü twaalf geweest.
Ik had me voorgenomen, het een en ander
uit te vlsschen, maar goede hemel, Nell, zoo’n
afloop had Ik nooit verwacht. Elgenlük heb
ik de geheele zaak door, voor zoover Latimer
er dan in betrokken is. Zie Je, hü had ót
een verklaring te geven óf hü moest me rond
uit zeggen, dat ik naar den duivel kon loopen
En daar hü dacht, dat eerlUkheid tegenover
mü volkomen veilig was, besloot hü ronduit te
spreken.
Om te beginnen, Tiet is voor een groot deel
zooals wU al vermoedden. Latimer is bü den
geheimen dienst. Daarom kwam hü met dit
zaakje in contact. Het schünt, dat een poos
geleden de admiraliteit of een ander departe
ment er lucht van kreeg, dat een aantal Rus
sen in Engeland aan het splonneercn was in
verband met het mogelüké conflict over een
beruchte kwestie. Latimer kreeg met anderen
opdracht, dit na te gaan. HU had een paar
weken rondgesnuffeld zonder veel succes toen
hü mln of meer bü toeval op het spoor kwam
van diezelfde pracht exemplaren, die verleden
VrUdag op de Theems de boot van Gow aan
het zinken brachten.
Zü schünen er achter te zün gekomen, dat
hü hen ontdekt heul en blükbaar besloten
zü hem uit den weg te ruimen, Het schünt
Ik had Juist de laatste woorden ontcijferd,
toen Joyce uit de kajuit kwam met thee.
>rAl klaar, Nell zei ze. „Ik heb maar twee
sneedjes brood met boter voor Je klaar ge
maakt, omdat Ik niet wil. dat je hier niet van
ons souper zult eten. We hebben kouden fazant
en doperwten en nieuwe aardappelen.”
Ik haalde champagne te voorschijn.
„Als ze zoo nieuw zün els deze wijn." merkte
Ik op, „zullen ze uitstekend zün."
Joyce nam mün büdrage in ontvangst en
na het etiket gelezen te hebben, zette ze de
flesch voorzichtig op den grond in de cockpit.
.JBarcon et flls". zei ze. ..Ik dacht altijd, dat
dat een azünfabriek was.”
„Misschien is dat aoo," antwoordde ik. ^We
^-.e 8eslacllt> .wordt sterrenkunde. Onder In-
Arioed van den beroemden Professor Kapteyn
wüdt hü zich geheel aan de astronomie en pro
moveert In de faculteit der wis- en natuurkunde
op een proefschrift betreffende de satelieten
van de planeet Jupiter {..Discussions of Hello-
meter observations of Jugiter satellites”. 1902)
In 181» volgde hü H. GL van de Sande Bak-
huyzen op als professor in de astronomie te Lel
den, in 1918 Werd hü terzelfder plaatse directeur
van de beroemde oude sterrenwacht, wier drie
honderdjarig bestaan, gevierd In 1933, voor den
directeur De Sitter toen het hoogtepunt van
zün roem, en gloriedag werd, gü breidde het
instituut uit, niet alleen voor wat betreft het
personeel, maar ook wat aangaat de onderzoe
kingen. die er werden ingesteld. Bovendien leg
de De Sitter; die twee jaar van zün studietüd
P^af,Uach gewerkt had te Johannesburg in Zuld-
contact tusschen de Leidsche en de
Kaapsche sterrenwacht. Dit contact is voor de
Nederlandsche wetenschap van groote beteeke-
nis, omdat nu de resultaten der onderzoekingen
in het Zuldelük halfrond ook door Leiden g$-
ik weet elgenlük niet waaraan ik zal begin
nen."
Ik Het de boot langs de ..Betty” aanloopen
en wü klommen beiden aan boord.
ons beginnen met thee,” stelde ik
voor. „Ik snak naar een kopje van dat heer
lijke spul.”
„Arme
hebben,
terwül ik ze klaar maak."
Zü baalde den brief uit de kajuit. Ik zette
in de cockpit en begon de drie groote
met de hlëroglyphen, die Tommy zün
belieft te noemen, te ontcüferen.
Voor zoover ik er uit wüs kon worden, luidde
Geen 10 minuten wris hü weg, toen «wee 1«-
1 waalerige zeelui de „Vier Heemskinderen bin-
nmstapten.
Nadat ze ieder voor een glas bier zatou, kre-
i gen ze me In de gaten.
„Waar kom JU vandaan?” vroeg de een.
„Huls,” zei ik kalm.
„Goeie plaats hier,” zei de andere vent.
>,Xün Je zingen? Je hebt een echt zangers-
gezichbJ’
.M’n gericht gaat je niks, niemendal an." zei
ik zoo kort mogelük. .JCljk uit, je gooit me je
bier over me goed.”
De woorden waren nog niet over m’n Uppen,
of daar had je het. Z’n heele glas bier stroom
de over m’n bod-
dle. Ik dreef van
boven tot onde-
en. Maar vóór ik
wat zeggen kon.
hadden ze hun
zakdoeken
te voórschün ge-
,MUn schuld.” zei de vent, nadat ze op "t leM
klaar waren en m’n Jas heelemaal droog was.
Ik was zoo nüdig als een spin, maar Ik vond
het maar beter om niks meer terug te zeggen.
Even later vertrokken ze en ik zat me juist te
verwonderen, dat die longen zoo lang met z’n
sleutel Weg bleef, tóen hü lachend binnen kwam
rennen. Ik vertelde hem, wat er gebeurd- was
en toen zei ieu. - v s.,
„Drink ‘je bier op Janus, dan nemen we een
waftne groc^oaders «m je kou. Maar geef me
eerst de doos, da kan ik de vertering betalen.”
Ik voel<|e In m’n zak, In m'p andere zak, doch
van de doos „geen spoot,. Beteuterd keek Ut
Thomas Top aan.
„Wat is at Wasiróm^kük Je zoo belabberd?’»
vroeg hü. c
,4Jat hebben me die twee geflikt,” riep ik
kokend van woede. „Toen ze me aan ’t afdro
gen waren, hebben ze met hun handen In m’n
zakken gezeten.”
„Waar praat je over Janus?1» vroeg de jon
gen. ,Js er een van je vüf zoek?"
,Je doos is verdwenen," zei ik, m’n groeje
neerzettend. „Je doos is verdwenen en die twee
kerels hebben 'm gepikt.’’
„Verdwenen?" zei Thomas weer, „verdwenen?
I M’p doos met 25 gouden tientjes verdwenen? De
doos die ik aan jou toevertrouwde? Waar praat
je over man?”
Afün, om kort te gaan, we kregen daar hei
bel over; de kastelein kwam er bü te pas, om
dat we geen van belden betalen konden, en op
1 t laatst werd ik voor den schipper gebracht.
„Nou Janus,’’ zei de schipper, „vertel me nu
eens precies wat er gebeurd Is.”
Ik stak van wal en vertelde hem precies wat
er voorgevallen was.
,Je zult het moeten terugbetalen. Janus,”
zei hü. „en omdat je natuurlUk een goeie be
trekking hebt, zal ik het op drie gulden vast
stellen. Dus iedere week betaal je aan Thomas
Top drie gulden, tot de 25 gouden tientjes alle
maal betaald zün.”
Ik zei niks, want ik zag wel, dat ik heelemaal
geen verhaal had, en zoo begon ik elke week
drie gulden aan dien Jongen terug te geven.
Week na week ^n maand na maand betaalde
Ik m’n arme drie galden. Ik had gewoon den
smaak van bier vergeten en had amper genoeg
voor een püpje tabak- Ik had Thomas juist
weer betaald, toen Ik een boodschap van den
schipper kreeg, om bü hem te komen Dus Ik
ga naar z’n kajuit en daar zat hü achter z’n
tafel en om hem heen al de jongens.
„Ik wou Je over dat geld spreken, Janus. zei
de schipper. „We weten natuurlUk allemaal wel
dat je een arme man bent en nou heeft Tho
mas besloten om je de rest van de schuld kwüt
te schelden, want Thomas zegt, dat hü gelooft
dat je meer onverstandig bent dan slecht."
Al de jongens keken me aan en lachten.
„Weet Je Janus,” ging schipper Glasstra voort,
er zün menschen, die altüd graag raad geven
en die elgenlük wüzer deden als ze zelf naar
goeden raad wilden luisteren. Je weet Janus,
dat ik je verboden heb van de werf te gaan om
bier in de „Vier Heemskinderen” te drinken. Je
lapte m ’n vei bod maar steeds aan je laars en
daarom dachten we, dat je nu zelf met een
beetje goeden raad je voordeel kon doen. Mag
Ik je wat vragen. Janus?"
„Ik zei zoo: „Vraag maar op, schipper."
„Heb je ooit die gouden tientjes In de dooa
gezien. Janus?”
’t Was net, of Ik een pats voor m’n gezicht
kreeg. Wil Je wel gelooven, dat ik daar zelfs
niet aan gedacht had.
Ik schudde m’n hoofd.
„Ik heb ze zelf ook nooit gezien,’’ lachte de
schipper, „er. Thomas evenmin."
Ik stond te rillen op me beenen. Daar had
den ze me toch leelük beet gehad.
„Nu luister eens Janus," zet de schipper
weer; „Inplaats van de glaasjes bier m de „Vier
Heemskinderen,” hebben we een spaarpot van
die wekelijksche drie gulden gemaakt. Laat dat
je nou een les zün, Janus, en blüf op de werf
als je op de werf moet rijn en luister voortaan
naar goeien raad Inplaats van
aan anderen te geven.”
Ik wist niet, wat ik zeggen moest, en daar
om zei ik maar niks, maar nam de spaarpot
dankbaar aan. En nou heb ik uwes de heele
historie verteld.”
on dit blad zijn Ingevolge de veraekeringsvoorwaarden tegen f by levenalange geheele ongeschiktheid t >t werken door f 701 b,l **n ongeval met f OEI) bij verlies van een hand f 1 9E verlies van een f Efl bl) een breuk van f Afi bü verlies van *n
omgevallen verwkerd voor een der vSgenae ultkeeringen I OÜUU.~ virhss van belje arm^. tilde beenen of belde oogen t V OU." doodlijken afloop ZUl/.- een voet of een oog f 1£O.-luim of wüsvlnger T O (/.-been of arm anderen vlngse
ter tot Ridder in de Orde van den Nederland-
schen Leeuw.
De heer De Sitter was, behalve een groot ge
leerde, ook een beminnslük man. Zün droome-
rige oogen, zün zachte. Ietwat weeke stem, zün
typisch geleerdenhoofd met den wlt-grijzen
puntbaard gaven ook aan zün ulterlüke ver
schoning de kenmerkende distinctie van den
genialen mensch. die in den eenvoud des har
ten was opgeklommen tot een eter hoogste top
pen van het moderne menschelüke weten.
HU stierf op den gloriedag van Parmentier en
onwillekeurig legt men verband tusschen de
twee groote Nederlandsche veroveraars van de
Ruimte: de held van de daad en de held van
de gedachte.
6'
wigwam hadden begeven, deelde Shlngebis ons
met de Indianen in kennis waren gekomen.
Thans moesten we beraadslagen om zoo