HET DIERENTEHUIS
H
ffi4
fflA
r
1
I
aOLaa|
Allerlei
jerewbu
DE SNEEUWMAN
Hoe Petertje
de Prinses bevrijdde
Flinke jongens
gevraagd
Door MARIJKE VETTER
r<
c
c
ter
W®
tlt
Z*
A
A
A
A
llllllll
naar bet/
dtónzn- r
I
HET UURTJE VOOR OM
JEUGD
(een taartje op
zandtaartjes.
de
meten
tajL! /rV/inri/y/W
pakje mt
„nee.
weer een nieuwe
ix>;
t>
ti
en
en
Naar
R. VAN DAM
papa-
u
Serry
rit te
Poes heeft dorst en gaat drinken
UIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIUIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIII
d)
i
■o
■o
Paardje-stok, breng me eens gauw,
Waar ik zoo graag wezen wou!
„Paardje-stok, breng me eens gauw.
Waar Ik zoo graag wezen wou!”
f
i
Zag de groote, vleezige handen van den
Wolkenreus,
hij duwde het raampje open om die
vliegende gedaante even te zien.
Op een boomtak fijn en knus
Zitten moeder, Daan en zus
Samen over 't huis te praten,
Zn geen een heeft fn de gaten,
Dat de Haan geduldig wacht
En om al dat zwetsen lacht.
Eind’lijk roept de fiere guit:
„Schei met dat gezwets och uit!”
Eendje Kwak-tot Kwek-maar-voort
Een reiziger van ‘t beste scort.
Staat hier met z“n keurig taschje
En z’n puik in orde' pasje
Voor het nieuwe Dieren-huis
En voelt zich geweldig thuis.
Want zoo’n huisje in het groen
Is verrukk’lijk in 't seizoen.
Ook een haasje uit het woud.
Met zijn kleuters even oud,
Ziet het nieuwe huis voor dieren
En het denkt: Als ik voor vieren
Alles nog bereiken kan.
Loop ik zeker even an,
Want het lijkt een prettig oord,
En je woont er ongestoord.
O, wat zijn de jongens wreed toch,
Want eerst waren ze zoo blij.
Om mij mooi en groot te maken.
Nu denkt niemand meer aan mij!
Hé, dag Maan, zeg, ben jij wakker.
Och, wat slaap je vrees!lijk lang,
Ik dacht, dat je dood gegaan was,
Ja, ik werft heusch heel erg bang;
sods,
oren»
:h »1
touw
„Welnee!” Zei hij, „dat heb Ik niet ge
daan
Toen hoorde hij *n zacht gerutech. Hij zag
den bezem buigen en den trillenden pauw
aanraken. Een zoete muziek zweefde door
de lucht, bloemengeur verspreidde zich en
met ’n lieven lach verscheen er uit de pau-
weveeren een mooi, blond meisje.
Zoo, nu zal ik maar gaan slapen,
Maantjelief, hou jij de wacht,
En als jij dan niet veel slaap hebt,
Roep je mij dan kwart voor acht?
ma
oog
irband
en te
mis-
n ge-
eslger
dacht
wat
:teur. Ze
nd, maar
er dien
n geven.
lady
hün-
M*-
voor
t hU
rang
en an
mbool
dood
lette
H aoo
f zou
Ettore
Id over
run fe.
rkzaam
h(j be-
de Me-
eradhfl-
adem-
van de
n ver-
tenvou-
•ed» In
gebruik
ft men
nee in
Eekhoorn Daan is reuzen blij,
Op deêz schoonen dag in Mei,
En hij springt en gooit met ballen,
Zonder ze te laten vallen;
Want niet ver van moeders huis,
Bij de woning van de Muis,
Staat een nieuw en schoon gebouw.
Van een allerliefste vrouw.
l'l' II
lij II I I
^Paardje-stok, breng me' eens gauw,
Waar Ik zoo graag wezen wou!"
na Dettou
n zekeren
i keer by
naai nam
n vrUwli-
aarotn ik
lèrkte ft
aar maar
den we af
i te gaan
k Iemand
Ipen Na-
nog eens
Ik wilde
rwyt was,
eden was
in geen
ik door 1
kellnerln
me veer
en, maar
S 't beate
a ben ft
i naar
«Tak dat
d om en
(ObQlS
Ai, mijn armen zijn bevroren
En mijn pijp is uit gegaan.
Moet ik nu den heelen avond
Hier zoo koud en droevig staan?
Ach, ik ben een arme sneeuwman
Hagelwit en ijzig koud,
Och, ik voel me toch zoo eenzaam.
En ik*heb een hart van goud.
Ingen”,
staken,
ld te
Natuurlijk trouwde Petertje toen met de
lieve Prinses, en werd Konlng van het
groote Wolkenrijk.
Als het nu eens regent dan denken jullie
maar aan Petertje, die dan op het vurige
paard „Regenbui” op de wolken draaft, en
als het onweert dan kijft Grootje omdat ze
niet genoeg taartjes en tulband krijgt, en
als een felle, maar mooie bliksemflits door
de lucht klieft, dan is dat de lieve Prinses
Sterrenpracht, die met haar stralende lach
even om het hoekje van haar Rijk gluurt,
om te kijken naar het groote, donkere
bosch, waar ze zoo’n langen tijd In gevan
genschap gezeten heeft.
..Paardje-stok, breng me eens gauw.
Waar Ik zoo graag wezen wou!
Grootje!!”
M
zeker, d»t
t het wel,
re wend..»
ta al laag
d in de
vilde den,
i\‘l l\
me steeds
oos op een
veilig. Ik
L Maar op
natroos op
voor
o gespron.
«nd. Maar
ie vriend-
Petertje, met kloppend hart, hield z’n adem
In. Wat een rijkdom! Als hij dat eens mee
kon nemen! Maar dat zou hij immers niet
kunnen dragen! Wat moest hU doen?!
„Breng Goudpauw hier!” bulderde de
Wolkenreus tegen de buigende sterren en
door de openslaande deuren wandelde een
trotsche, blinkende pauw binnen, met uit
gespreide veeren, waaraan op elk einde
zoo’n goudstuk zat.
Waarom moet ik dan alleen staan,
Nu het hier zoo donker wordt?
Waarom toch niet bij de kachel.
Die nu heerlijk zaligsnort?
En weg schoot de bezem, met Petertje er
boven op. Bij den bakker streken ze op het
dak neer. Petertje kroop door den schoor
steen naar beneden, haalde twee groote
wlttebrooden, een zak koekjes en een war
men tulband uit de bakkerij en klom weer
naar boven.
Hij had de laatste woorden nog niet uit
gesproken, of rillend voelde hij de vingers,
zoo dik als boomen om zijn lichaam, of daar
kwam suizend de bezem aangevlogen. Hij
hoorde een ontzettenden slag, gekraak als
onweerde het hevig en tot z’n allergroot
ste verbazing viel de Wolkenreus als ’n zout
zak aan zijn voeten.
„Wat Is dat? Hoe komt dat?!” riep hij
verschrikt.
Alle staartsterren, met lachende gezicht
jes en verdere kleine pinkende sterretjes,
dansten vol vreugde om hem heen. Het ge
juich en gejoel was niet van de lucht. Maar
Petertje wist niet wat dat allemaal betee-
kende.
„JU hebt den wreeden reus gedood!” rie
pen ze vol bewondering, ,JU hebt ons ge
red! Lang leve Petertje!!”
*s Avonds, toen Petertje naar boven klau
terde om te gaan slapen op den kleinen
zolder, zag hij een zwarte schaduw langs
het venster gUJden, een schaduw op een
bezemsteel.
„Ooo!” dacht hU, „dat Is Krabbekras, de
ouwe heks!” en hU duwde het raampje
open om die vliegende gedaante eens te
kunnen zien. Want Petertje was niet bang,
voor niets hoor, en toen dan ook bU een
bocht de bezemsteel met een zwaai onder
de magere spillebeenen wegschoot en op t
kleine grasveldje voor het hutje neerviel,
rende Petertje naar beneden en raapte den
vlezen, stofflgen bezem op. De heks zweef
de nog *n eindje door, stopte toen met een
ruk en krij schend daalde ze op t scheeve
dak boven Peters kamertje neer, In de dak
goot
Petertje, die niet dom was, zei slim: „Hier
is uw paard weer, schoone dame!" en hield
het stuk hout omhoog.
De heks loeide afschuweUjk; haar lange,
kromme haviksneus krulde zich en haar
handen die scherp waren als klauwen, gre
pen maaiend in de zwarte lucht Met een
smak plofte ze op den grond, vlak voor
Petertje en gilde krassend: „Zoo!! Zoo!!
Petertje!! Hahoelholü Dat is aardig van
je, hahoelhoi! Omdat je nu zoo vriendelijk
bent geweest, mag je m’n paardje houden.
Als Je. ergens naar toe wenscht te gaan, zeg
je maxr:-
11 dlreet
k geven.
Je naar
lalement
n je ge-
Jd ta Je
gespookt.
Je Jge-
En dan ben je er in een oogenblik. Ha
hoelhoi! Dag Petertje!!”
„Dag schoone dame! Welbedankt!” zei
hij en lachte stilletjes omdat de heks zoo
gevleid was door zUn complimentje. Krab
bekras liet een klagend gekras hoeren en
met een fluitend geluld was ze verdwenen.
Petertje sleepte den bezem naar binnen,
zachtjes, want Grootje sliep en zette hem
In een hoek. Maar de stok sprong op en
schudde wild.
„Wat is er?” vroeg Petertje verbaasd
duwde hem terug in den hoek. Maar weer
huppelde hU, zoodat de takjes trilden.
„Stil toch!” waarschuwde Petertje, „denk
toch om Grootje!”
De bezem tolde nu het kamertje rond en
greep Petertje beet.
„O!” fluisterde Petertje, ,Jk moet zeker
iets wenschen?!” en de stok knikte heftig.
„Nou, breng me maar naar den bakker,
we hebben hanger!”
De bezem schudde „nee” en bleef stil
staan. Verwonderd keek Petertje op, toen
opeens schoot hem het versje te binnen en
vlug zei hU:
etertje en zUn oude grootmoeder woon-
P* den in een klein, vervallen hutje,
dicht bU het groote bosch waar de
booze heks Krabbekras leefde. Ze waren
heel arm, zoo arm, dat ze zelfs hun geit en
de twee kippen met den mageren haan had
den moeten verkoopen. Grootje was al heel
lang ziek en lag maar stil in de donkere
bedstee, onder een dunne deken.
„Och Petertje!” snikte ze, „niets hebben
we meer, niets! Zelfs geen korstje brood.
Wat moeten we toch beginnen?!"
„Stil maar Grootje!” zei Petertje, „Ik ga
werken! En dan word ik rijk! Krijg je een
mooie nieuwe jurk, en een muts met lin
ten en schoenen met strikken, en alle da
gen soep en pudding en taart!”
„JU werken! Je bent nog veel te klein!”
zuchtte het zieke Grootje, ,Je komt net bo
ven de tafel uitkijken, wat wil JU nu doen!”
„En toch. Grootje, weet ik dat ik nog *ns
heel rijk wordt!” knikte hU overtuigd.
„wacht maar eens!”
Banketbakkersbediende
daarmee doen, baas?”
Banketbakker: „BU
ezel!”
„Wie van jullie weet een goed HoUandsch
woord voor pédicure?" vroeg de leeraar.
„Toonkunstenaar, meneer,” antwoordde
een der leerlingen.
De bezem pakte hem op en met een sui
zelende vaart schoten ze door de grauwe
avondlucht. Ver boven huizen en bosschen,
hooger, steeds hooger, tot In de wolken, tot
boven de wolken. En plotseling zag Peter
tje een zilveren slot op een heuvel van wol
ken, met een smallen landweg er voor. Hier
zette de bezem hem af, en Petertje wan
delde fluitend naar de groote, zware poort.
Overal schenen sterren, 'achter elk venster
en boven de torens blonken staartsterren
en planeten als gouden zonnen. Petertje
bonsde op de deur en meteen klonken hon
derden. klokjes door de Ule stilte. De poort
zwaaide open en toen zag hU tot z’n groo-
ten schrik een reus van een man, met zes
oogen, twee neuzen en een rechte spleet als
mond; z’n haren waren als wolken, en om
z’n heele lichaam hingen dauwdruppels.
„Wie Is daar?!” bulderde hU, „wie klopte
aan mün Wolkenslot?! Wie durft den Wol
kenreus wakker te maken?!"
Petertje sloop rillend naar binnen, want
de reus had hem niet gezien, omdat hU
maar zoo erg klein was. Voorzichtig ver
schuilde hU slch achter een groote kast
en zag den reus terugkomen. Deze viel In
een harden zetel neer en begon te zingen
dat het heele kasteel daverde en trilde.
Twee sterren, met prachtige sleepen, brach
ten een groote schaal binnen, met dampen
de rijstebrij. Gulzig slorpte hij die naar
binnen en riep: „Zet de ramen en de poort
open, de aarde heeft weer wat regen noo
dlg!” en hij schudde zleh, zoodat al de
dauwdruppels rondspatten. De sterren gooi
den de vensters open en de poort en even
later was alles weer droog. Toen brachten
ze hem een grooten zak, dien hij met een
grijnsenden lach opende en goudstukken
zoo groot als bordjes rolden over den vloer.
denken jullie, wat Is dat nu? Flin
ke jongens gevraagd? Misschien om
In dat pakhuis te werken, dat hier-
bij Is afgebeeld? Juist jongens, zoo Is het!
Maarwe gaan eerst zelf dat pakhuis
maken. En dan pas kunnen Jullie er In
werken. Spelen natuurUjk! Dat snap je wel!
Nu eerst even goed opletten, jongens,
dan zal Ik jullie precies vertellen, hoe we
dat pakhuis het gemakkelUkst kunnen ma
ken.
Zooals je ziet, de teekenlng stelt voor de
voorzijde of frontzUde van drie naast el
kaar gebouwde pakhuizen. Elgenhjk dus *n
heel complex! Jullie maakt deze front
zUde uit één stuk! BUvoorbeeld van triplex.
Nu kun je die pakhuizen net zoo klein of
zoo groot maken als je zelf wilt. NatuurUjk
hangt het er van af, hoeveel hout of je ter
beschikking hebt. Heb je b.v. een plaat tri
plex van 1 M 2, dan kun je daaruit een be
hoorlijk groote front-zUde maken. Heb je
minder hout, dan maak je het pakhuis
kleiner. Maar om jullie in leder geval van
de frontzUde een juiste verhouding te ge
ven, heb ik rondom de teekenlng ruitjes
gezet, terwUl, zooals jullie ziet. Ik één der
pakhuizen geheel In ruitjes heb gedeeld.
Wanneer je nu ieder ruitje een vaste af
meting geeft, b.v. 2, 3 of 4 cM.2, dan kun
je zelf precies uitmeten, hoe je de frontzUde
moet verdeelen en waar de zolderdeuren en
ramen en hanebalken, dat zUn de hUsch-
balken, moeten komen. NatuurUjk Is dat *n
heel werk. Maar een mooi en prettig werk
je en ten slotte heb je allen rijd. Want al
zei de reus. Met een zachten tik viel er
een veer op den grond, de pauw keerde
zich om en wandelde even statig weg als
ze gekomen was.
Nee maar! dacht Petertje, dit is me wat!
„Haha, hoho!” lachte de reus, zoodat het
kasteel schudde, ..niemand kent dat rijmp
je. en daarom kan ook niemand zoo rUk
worden als ik.”
StlUetjes sloop Petertje dé groote zaal
dooc,, qchoof aacbt achter het gordUn en
sprong het venster uit. Vlak voor zich zag
hij den fleren pauw, die blonk en schitterde
en vlug zei hU: „Schoonste der vogelen, leg
alle goudstukken neer, want ge krijgt toch
nooit veeren meer!” En werkeUjk, *t régen-
de goudstukken! Zoo’n slimme Petertje
toch! t Kletterde en rinkelde, er kwam
geen einde aan en angstig dacht Petertje:
Hoe krUg Ik aUes weg?
„Hler*Grootje!” riep hU. toen ze terug
waren; „hier brood en tulband!”
.Maar Petertje, hoe kom je daar aan?!”
vroeg Grootje stomverbaasd, „o, wat heer-
UJk”.
„Dat kan Ik je niet vertellen!” zei hU.
.Misschien over een poosje, als we rUk zUn.
nu moet je maar geduld hebben en af
wachten, Je krijgt nog meer!"
Grootje huUde van bUjdschap en at den
heelen tulband op en alle koekjes.
Toen dacht Petertje aan geld en aan rijk
dom en zuchtte stU: ,Jk wou dat m’n paard
je me ergens naar toe kon brengen waar ik
dat alles krUgen kon.
„Schoonste der vogelen, leg een goudstuk
neer.
Want ge krijgt toch
veer!”
Met een vreeseUjk lawaai en gebrul hoor
de hU den Wolkenreus naderen. Zware voet
stappen dreunden, ’n gesnuif als van hon
derden stoombooten weeklonk en met een
vervaarlUke, dreigende stem donderde hU:
„Wie ben je, klein gedrocht?!! Wat doe JU
hier?!! Wat heb JU met mUn Goudpauw
gedaan?!! Kom hier, dan zal Ik je ver
brijzelen!
Doodsbenauwd keek Petertje om zich
heen, voelde dauwdruppels op z’n krullen
vallen, zag de groote, vleezige handen van
den woedenden Wolkenreus en in één adem
wenschte hU:
„Petertje!” zei ze, met een stem die klonk
als een klokje. ,JU hebt me gered. Ken je
me niet?!”
„Nee!” knikte hU, stomverbaasd,
Wie bent V?"
„Ik ben Krabbekras, de oude, leeUjke
heks. Elgenhjk ben Ik prinses Sterrenpracht
maar de wreede reus heeft me veranderd
In een heks, en tegelUkertUd In een pauw,
's Avonds moest ik op m’n bezem naar de
aarde, om daar den menschen schrik aan te
jagen, en jaren en jaren zwerf Ik al zoo
rond. De eenlge manier om weer gewoon
te warden was, dat een menschenkind
vriendeUjk tegen mU zou zUn, en daarbU de
spreuk van den reus zou uitspreken. Nu heb
JU die spreuk wel een beetje veranderd,
maar dat was juist prachtig, want nu ver
loor Ik ineens al m’n veeren, terwUl Ik an
ders had moeten wachten tot ze een voor
een verdwenen waren, lederen dag een an
dere, want als een menschenkind dien
wensch uitsprak zou voor die afgevallen
veer geen nieuwe komen. Petertje, Ik ben
je zoo dankbaar! En zoo gauw als Ik weer
m’n eigen gedaante zou terug krijgen, zou
de reus sterven!”
zou Je daar nu veertien dagen In je vrije
uren aan moeten werken, dan is het Im
mers nog niet erg en het loont zeker de
moeite. Dat zal Je wel zien, als het werk
eenmaal kant en klaar Is.
Dus eerst kUken hoe groot of onze plaat
triplex is en dan pas vaststellen zoo en
zoo groot wordt de frontzUde. Dan alle on
derdeden op het hout precies ultteekenen
en de zolder- en venster-openlngen uitza
gen. De bogen trek Je natuurlUk met een
passer. Zaag zoo precies mogehjk. want de
uitgezaagde deelen gebruiken we straks
voor de deuren. Heb je dat gedaan, dan
lUm je op de aangegeven plaatsen, onder
de vensters, langs de daken en over de ge-
heele frontbreedte op de plaats van de
dakgoot, dunne latjes. De deuren worden
nu afgewerkt. Daartoe worden de uitgezaag
de deelen der zolder-openlngen precies
doormidden gezand en op één der deuren
over de geheele lengte eveneens een latje
aan den buitenkant gelUmd, ter afsluiting.
De deuren worden nu met scharnlertjes of
met stevig plakband op hun plaats ge
bracht. De deuren gaan naar binnen open.
Op de teekenlng kun je zien hoe verschil
lende deuren open en gesloten zUn. Daar,
waar de deuren open zUn, zie je vervolgens
nog een dwarsbalk voor de opening aange
bracht. Dit Is ter beveiliging, opdat U pak-
hulspersoneel niet naar buiten kan vallen.
BU de openlngen op den beganen grond Is
dat natuurUjk niet noodlg. Jullie brengen
dus overal, waar het noodlg Is, zoo’n dwars
balkje In den vorm van *n latje b.v. ter dikte
van een liniaaltje aan. Dit doe je aan den
buitenkant! Je maakt b.v. van Uzerdraad
een paar oogjes en bevestigt deze in den
gevel, zoodat je het balkje er gemakkeUJk
In en uit kunt schuiven.
Nu een heel belangrijk werkje. nX de
hane- of hUschbalken!
NatuurUjk wUlen julUe het graag zóó
hebben, dat je ook werkeUjk de goederen
in en uit de pakhuizen kunt hUschen. dus
moeten we balkjes maken met een gleuf er
in en daar een katrol In, aanbrengen.
Die hanebalken moeten natuurUjk heel
stevig bevestigd worden, want daar komt
tenslotte de goederenvracht aan te hangen.
Dus maak je een gat ter grootte van het
balkje bovenin den nok van het pakhuis en
steekt daar den hanebalk door. Je laat de
zen dan een stuk doorloopen naar binnen,
maar zorg er In leder geval voor, dat do
hanebalk ongeveer 10 of minstens 5 cM.
buiten den gevel uitsteekt. Het stuk van
den hanebalk dat naar binnen steekt ma
ken we straks wel vast.
Zoo, nu Is het grootste, moelUjkste en
tevens het mooiste werkje klaar. Schilderen
doen we ook straks wel.
Nu het èlgenlUke pakhuis met de ver-
schUlende ruimten. Heb je nu b.v. een kist,
die precies achter den gevel past, dan ben
je meteen klaar. Je hebt dan aUeen den
achterwand weg te halen van de kist en
op de verschillende hoogten vloeren aan te
brengen en den gevel er dan voor te spU-
keren. Laat den achterwand maar heelemaal
weg! Dan kun je beter In de verschillende
ruimten en verdiepingen komen. Wanneer
Je dan met z’n tweeën bent, dan speelt één
vóór het pakhuis en één er achter. Dan
kun je ook veel gemakkelUker In- en ult-
hUschen.
De hanebalken zetten julUe nu met een
paar latjes schuin vast, terwUl Je dan ook
nog als je wilt de daken kunt afschutten
met b.v. triplex.
Heb je geen kist, dan moet Je van losse
planken het pakhuis toch op dezelfde ma
aier opbouwen en stevig In elkaar spUkeren
of lUmen. De hanebalken bevestig je op de
zelfde wUze en ook het afschutten der da
ken, als reeds genoemd.
Nu zou ik julUe wiUen aanraden alleen
maar de verschUlende vloeren te leggen,
dus geen tusschenschotten. Dat te handiger
bU het spelen.
Weet Je wat aardig staat? Als je de front
zUde van het pakhuis rood schildert en jo
schUdert de deuren zwart met witte blezen.
Maak dan ook de vensterkozUnen, de dak
goot en de daklUsten, zoo ook de dwarsbal
ken wit, dan heb je een pracht van een
pakhuis. Het achterstuk kun Je dan b.v.
grUs schilderen.
Jongens, dat te een heel stuk werk! Maar
een mooi stuk speelgoed, waar Je veel plel-
zier van kunt beleven. Maak t zoo mooi en
zoo stevig moge lijk en speel er straks naar
nartelust mee.
Ze keerde zich om, nam den bezem, die
eensklaps veranderde in een groot, fier
paard met vleugels, en ze streelde het lief
kozend over den langen kop.
De sterrenkinderen veranderden in hof
dames en lakeien, want ook zU waren be-
tooverd door den boozen neus en droegen
vruchten en taarten aan, en mooie kleeren
voor Petertje.
„Nee!” zei Petertje, „ik blUf niet hier, ik
ga naar Grootjè, want die zal niet weten
waar ik bUjf. Kan ik weer op de aarde te
rug komen?”
„Dat te niet noodlg, Petertje!" lachte de
Prinses, .Jrijk maar!”
De groote zaaldeuren openden zich,
daar schreed statig als een vorstin Grootje
binnen, in een prachtigen zUden hoepelrok,
met kanten strooken en fluweelen Jak. en
ze kuste Petertje en ze kuste prinses Ster
renpracht, en ze at een heele taart op van
bUjdschap.
Jrrim