H
A
HET DIERENTEHUIS
.Qa j
JW
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniwB
Allerlei
DE SNEEUWMAN
Hoe Petertje
de Prinses bevrijdde
Flinke jongens
gevraagd
441 JlhH-H-IAll.il II 1414,44 H
Bl
u
(een taartje op
Door MARIJKE VETTER
A
A
Poes beeft dorst en gaat drinken
u
I
I n
ia 'liiï
«■■■■■iiiibbr
W’
v^RT AAN—ONZE GEZELLfg.
HET UURTJE VOOR ONZE JEUGD
zandtaartjes.
de
antwoordde
I
k
;en
ge-
weer een nieuwe
>e
a
groot.
en
Naar
l
R. VAN JAM
4,
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllll
Kill
t
l
L
i
I
t
Paardje-stok, breng me eens gauw.
Waar ik zoo graag wezen woul
„Paardje-stok, breng me eens gauw,
Waar ik zoo graag wezen wou!"
zei
zoc
h{j duwde het raampje open om die
vliegende gedaante even te zien.
Dat de Haan geduldig wacht
En om al dat zwetsen lacht.
Eind’lijk roept de fiere guit:
„SChei met dat gezwets och uit!”
O, wat zijn de jongens wreed toch,
Want eerst waren ze zoo blij.
Om mij mooi en groot te maken,
Nu denkt niemand meer aan mij!
Hi, dag Maan, zeg. ben jij wakker,
Och, wat slaap je vrees'lijk lang.
Ik dacht, dat je dood gegaan was.
Ja, ik werd heusch heel erg bang;
Waarom moet ik dan alleen staan.
Nu het hier zoo donker wordt?
Waarom toch niet bij de kachel,
Die nu heerlijk zalig snort?
f.
i
„Hier Grootje!" riep hü, toen ze terug
waren, „hier brood en tulband!"
„Maar Petertje, hoe kom je daar aan?!”
vroeg Grootje stomverbaasd, „o, wat heer
lijk”.
„Dat kan ik je niet vertellen!" zei hij.
.Misschien over een poosje, als we rijk zijn
nu moet Je maar geduld hebben en af
wachten, Je krijgt nog meer!”
Grootje huilde van blijdschap en at den
heelen tulband op en alle koekjes.
Toen dacht Petertje aan geld en aan rijk
dom en zuchtte stil: ,Jk wou dat m’n paard
je me ergens naar toe kon brengen waar ik
dat alles krijgen kon.
Zoo, nu zal ik maar gaan slapen,
Maantjelief, hou jij de wacht.
En als jij dan niet veel slaap hebt,
Roep je mij dan kwart voor acht?
;al
en
II UI
I I III*
gaal 'II I»
lU
«I I
IN ill.
BCh
len
tiet
Hi
er
f;
»n
■n
de
Dk
o-
n-
n.
n.
m
d_
ar
er
in
„Paardje-stok, breng me eens gauw,
Waar ik zoo graag wezen wou!"
Want niet ver van moeders huis,
Bij de woning van de Muis,
Staat een nieuw en schoon gebouw,
Van een allerliefste vrouw.
En weg schoot de bezem, met Petertje er
boven op. Bij den bakker streken ze op het
dak neer. Petertje kroop door den schoor
steen naar beneden, haalde twee groote
wlttebrooden, een zak koekjes en een war
men tulband uit de bakkerij en klom weer
naar boven.
Ai, mijn armen zijn bevroren
En mijn pijp is uitgegaan.
Moet ik nu den heelen avond
Hier zoo koud en droevig staan?
Ach, ik ben een arme sneeuwman
Hagelwit en ijzig koud.
Och, ik voel me toch zoo eenzaam.
En ik heb een hart van goud.
Hij had de laatste woorden nog niet uit
gesproken. of rillend voelde hij de vingers,
zoo dik als boomen om zijn lichaam, of daar
kwam suizend de bezem aangevlogen. Hij
hoorde een ontzettenden slag, gekraak als
onweerde het hevig en tot z’n allergroot
ste verbazing viel de Wolkenreus als "n zout
zak aan zijn voeten.
„Wat is dat? Hoe komt dat?!” riep hü
verschrikt.
Alle staartsterren, met lachende gezicht
jes en verdere kleine pinkende sterretjes,
dansten vol vreugde om hem heen. Het ge
juich en gejoel was niet van de lucht. Maar
Petertje wist niet wat dat allemaal betee-
kende.
„JIJ hebt den wreeden reus gedood!” rie
pen ze vol bewondering. „Jij hebt ons ge
red! Lang leve Petertje!!”
Als het nu eens regent dan denken jullie
maar aan Petertje, die dan op het vurige
paard „Regenbui" op de wolken draaft, en
als het onweert dan kijft Grootje omdat ze
niet genoeg taartjes en tulband krijgt, en
als een felle, maar mooie bliksemflits door
de lucht klieft, dan is dat de lieve Prinses
Sterrenpracht, die met haar stralende lach
even om het hoekje van haar Rijk gluurt,
om te kijken naar het groote, donkere
bosch, waar ze zoo’n langen tijd in gevan
genschap gezeten heeft.
De bezem pakte hem op en met een sui
zelende vaart schoten ze door de grauwe
avondlucht. Ver boven huizen en bosschen.
hooger, steeds hooger, tot In de wolken, tot
boven de wolken. En plotseling zag Peter
tje een zilveren slot op een heuvel van wol
ken, met een smallen landweg er voor. Hier
zette de bezem hem af, en Petertje wan
delde fluitend naar de groote, zware poort.
Overal schenen sterren, achter elk venster
en boven de torens blonken staartsterren
en planeten als gouden zonnen. Petertje
bonsde op de deur en meteen klonken hon
derden klokjes door de üle stilte. De poort
zwaaide open en toen zag hij tot z’n groo-
ten schrik een reus van een man, met zes
oogen, twee neuzen en een reehte spleet als
mond; z’n haren waren als wolken, en om
z’n heele lichaam hingen dauwdruppels.
„Wie Is daar?!” bulderde hij, „wie klopte
aan mün Wolkenslot?! Wie durft den Wol
kenreus wakker te maken?!"
Petertje sloop rillend naar binnen, want
de reus had hem niet gezien, omdat hij
maar zoo erg klein was. Voorzichtig ver
schuilde hij zich achter een groote kast
en zag den reus terugkomen. Deze viel in
een harden zetel neer en begon te zingen
dat het heele kasteel daverde en trilde.
Twee sterren, met prachtige sleepen, brach
ten een groote schaal binnen, met dampen
de rijstebrij. Gulzig slorpte hij die naar
binnen en riep: „Zet de ramen en de poort
open, de aarde heeft weer wat regen noo
dig!” en hij schudde zich, zoodat al de
dauwdruppels rondspatten. De sterren gooi
den de vensters open en de poort en even
later was alles weer droog. Toen brachten
ze hem een grooten zak, dien hij met een
grtjnzenden lach opende en goudstukken
zoo groot als bordjes rolden over den vloer.
*s Avonds, toen Petertje naar boven klau
terde om te gaan slapen op den kleinen
zolder, zag hij een zwarte schaduw langs
het venster glijden, een schaduw op een
bezemsteel.
„Ooo!” dacht hij, „dat is Krabbekras, de
ouwe heks!” en hij duwde het raampje
open om die vliegende gedaante eens te
kunnen zien. Want Petertje was niet bang,
voor niets hoor, en toen dan ook bij een
bocht de bezemsteel met een zwaai onder
de magere spillebeenen wegschoot en op t
kleine grasveldje voor het hutje neerviel,
rende Petertje naar beneden en raapte den
vlezen, stoffigen bezem op. De heks zweef
de nog ”n eindje door, stopte toen met een
ruk en krijschend daalde ze op ’t scheeve
dak boven Peters kamertje neer, In de dak
goot.
Petertje, die niet dom was. zei slim: „Hier
is uw paard weer, schoone dame!” en hield
het stuk hout omhoog.
De heks loeide afschuwelijk; haar lange,
kromme haviksneus krulde zich en haar
handen die scherp waren als klauwen, gre
pen maaiend in de zwarte lucht. Met een
smak plofte ze op den grond, vlak voor
Petertje en gilde krassend: „Zool! Zoo!!
Petertje!! Hahoelhol!! Dat is aardig van
Je. hahoelhol! Omdat Je nu zoo vriendelijk
bent geweest, mag Je m’n paardje houden
Als je ergens naar toe wenscht te gaan, zeg
'je maar;
rzrrue-
Zag de groote, vleezige handen van den
Wolkenreus.
Banketbakkersbedlende
daarmee doen, baas?”
Banketbakker: „Bij
ezel!”
„Wie van jullie weet een goed Hollandsch
woord voor pédicure?" vroeg de leeraar.
„Toonkunstenaar, meneer," antwoordde
een der leerlingen.
ia-net woud,
^.lers even oud,
*-"^'^ uwe huis voor dieren
hkt: Als ik voor vieren
gjereiken kan,
.eker even an,
Het .et lijkt een prettig cord,
woont er ongestoord.
de
<13». 8.D.O. scheen thans geslagen te zün.
doch toen de Bruin door een penalty den ach
terstand verkleinde <2—S) kwamen de Bus-
sumers gerulmen tijd in den aanval. Franke
bracht tenslotte met een fraai schot de partijen
op gelUken voet (33) Nadat aan balde zijden
eemge kansen om de leiding te nemen onbenut
zijn gebleven, komt het einde met een punten-
verdeeling.
Petertje, met kloppend hart, hield z’n adem
in. Wat een rijkdom! Als hij dat eens mee
kon nemen! Maar dat zou hij immers niet
kunnen dragen! Wat moest hij doen?!
„Breng Goudpauw hier!” bulderde de
Wolkenreus tegen de buigende sterren en
door de openslaande deuren wandelde een
trotsche, blinkende pauw binnen, met uit
gespreide veeren, waaraan op elk einde
zoo’n goudstuk zat.
En dan ben je er In een oogenbUk. Ha-
hoeihoi! Dag Petertje!!”
„Dag schoone dame! Welbedankt!”
hij en lachte stilletjes omdat de heks
gevleid was door zijn complimentje. Krab
bekras liet een klagend gekras hooren en
met een fluitend geluid was ze verdwenen
Petertje sleepte den bezem naar binnen,
zachtjes, want Grootje sliep en zette hem
In een hoek. Maar de stok sprong op en
schudde wild.
„Wat is er?” vroeg Petertje verbaasd
duwde hem terug in den hoek. Maar weer
huppelde hü, zoodat de takjes trilden.
„Stil toch!” waarschuwde Petertje, „denk
toch om Grootje!”
De bezem tolde nu het kamertje rond en
greep Petertje beet.
„O!” fluisterde Petertje, „Ik moet zeker
iets wenschen?!” en de stok knikte heftig
„Nou, breng me maar naar den bakker,
we hebben honger!"
De bezem schudde „nee" en bleef stil
staan. Verwonderd keek Petertje op, toen
opeens schoot hem het versja te binnen en
vlug zei hij:
Natuurlijk trouwde Petertje toen met de
lieve Prinses, en werd Konlng van het
groote Wolkenrijk.
denken jullie, wat is dat nu? Flin
ke jongens gevraagd? Misschien om
in dat pakhuis te werken, dat hier
bü is afgebeeld? Juist jongens, zoo is het!
Maar.... we gaan eerst zelf dat pakhuis
maken. En dan pas kunnen Jullie er m
werken. Spelen natuurlük! Dat snap je wel!
Nu eerst even goed opletten, jongens,
dan zal ik jullie precies vertellen, hoe we
dat pakhuis het gemakkelljkst kunnen ma
ken.
Zooals je ziet, de teekenlng stelt voor de
voorzüde of frontzüde van drie naast el
kaar gebouwde pakhuizen. Eigenlijk dus *n
heel complex! Jullie maakt deze front
züde uit één stuk! Büvoorbeeld van triplex.
Nu kun je die pakhuizen net zoo klein 01
zoo groot maken als je zelf wilt. NatuurUjk
hangt het er van af, hoeveel hout of je ter
beschikking hebt. Heb Je b.v. een plaat tri
plex van 1 M.2, dan kun je daaruit een be
hoorlijk groote front-züde maken. Heb je
minder hout, dan maak Je het pakhuis
kleiner Maar om jullie in ieder geval van
de frontzüde een juiste verhouding te ge
ven, heb ik rondom de teekenlng ruitjes
gezet, terwül. zooals jullie ziet, ik één der
pakhuizen geheel in ruitjes heb gedeeld.
Wanneer je nu ieder ruitje een vaste af
meting geeft, b.v. 2, 3 of 4 c.M.2. dan kun
je zelf precies uitmeten, hoe Je de frontzüde
moet verdeelen en waar de zolderdeuren en
ramen en hanebalken, dat zün de hüsch-
balken, moeten komen. Natuurlük is dat *n
heel werk. Maar een mooi en prettig werk
je en ten slotte heb Je allen UJd. Want al
zei de reus. Met een zachten tik viel er
een veer op den grond, de pauw keerde
zich om en wandelde even statig weg als
ze gekomen was.
Nee maar! dacht Petertje, dkt is me wat!
„Haha. hohol” lachte de reus, zoodat het
kasteel schudde. ..niemand kent dat rijmp
je, en daarom kan ook niemand zoo rijk
worden als ik.”
Stilletjes sloop Petertje de groote zaal
door, schoof zacht achter het gordün en
sprong het venster uit. Vlak voor zich zag
hü den fleren pauw, die blonk en schitterde
en vlug zei hü: „Schoonste der vogelen, leg
klle goudstukken neer, want ge krijgt toch
nooit veeren meer!” En werkelük. t zégen
de goudstukken! Zoo’n slimme Petertje
toch! t Kletterde en rinkelde, er kwam
geen einde aan en angstig dacht Petertje
Hoe krijg Ik alles weg?
„Schoonste der vogelen, leg een goudstuk
neer.
Want ge krijgt toch
veer!”
„Paardje-stok, breng me eeijs gauw,
Waar ik zoo graag wezen wou!
Grootje!!"
Met een vreeselük lawaai en gebrul hoor-
de hü den Wolkenreus naderen. Zware voet
stappen dreunden, ’n gesnuif als van hon
derden stoom booten wee klonk en met een
vervaarlüke, dreigende stem donderde hü:
„Wie ben je, klein gedrocht?!! Wat doe Jü
hier?!! Wat heb Jü met mün Goudpauw
gedaan?!! Kom hier, dan zal Ik Je ver
brijzelen!!"
Doodsbenauwd keek Petertje om zich
heen, voelde dauwdruppels op z’n krullen
vallen, zag de groote, vleezige handen van
den woedenden Wolkenreus en in één adem
wenschte hü:
daan!’ 31
Toen ho> Hü zag
den bezem A pauw
aanraken. Een t Haarler‘^e c'oor
de lucht, bloemengt. e zich en
met ’n Heven lach verscn*. it de pau-
weveeren een mooi, blond
.Petertje!” zei ze, met een stem die klonk
als een klokje. ,4Ü hebt me gered. Ken je
me niet?!”
„Nee!” knikte hü, stomverbaasd,
Wl^bent U?”
,Jk ben Krabbekras, de oude, leelüke
heks. Eigenlük ben ik prlnsesjSterrenpracht
maar de wreede reus heeft me veranderd
in een heks, en tegelükertüd in een pauw,
's Avonds moest ik op m’n bezem naar de
aarde, om daar den menschen schrik aan te
jagen, en jareq, en Jaren zwerf ik al zoo
rond. De eenige manier om weer gewoon
te worden was, dat een menschenkind
vriendelijk tegen mü zou zün, en daarbü de
spreuk van den reus zou uitspreken. Nu heb
Jü die spreuk wel een beetje veranderd,
maar dat was juist prachtig, want nu ver
loor ik ineens al m’n veeren. terwül ik an
ders had moeten wachten tot ze een voor
een verdwenen waren, lederen dag een an
dere, want als een menschenkind dien
wensch uitsprak zou voor die afgevallen
veer geen nieuwe komen. Petertje, ik ben
je zoo dankbaar! En zoo gauw als Ik weer
m’n eigen gedaante zou terug krijgen, zou
de reus sterven!”
zou je daar nu veertien dagen In Je vrije
uren aan moeten werken, dan is het im
mers nog niet erg en het loont zeker d%
moeite. Dat zal Je wel zien, als het werk
eenmaal kant en klaar is.
Dus eerst küken hoe groot of onze plaat
triplex is en dan pas vaststellen zoo en
zoo groot wordt de frontzüde. Dan alle on-
derdeelen op het hout precies ultteekenen
en de zolder- en venrio-^peningen uitza
gen. De bogen V»k je natuurlijk met een
passer. Zaag zoo precies mogelük. want de
uitgezaagde deelen gebruiken we straks
voor de deuren. Heb Je dat gedaan, dan
lüm je op de aangegeven plaatsen, onder
de vensters. langs de daken en over de ge-
heele frontbreedte op de plaats van de
dakgoot, dunne latjes. De deuren worden
nu afgewerkt. Daartoe worden de uitgezaag
de deelen der zolder-openlngen precies
doormidden gezaagd en op één der deuren
over de geheele lengte eveneens een latje
aan den buitenkant gelümd, ter afsluiting.
De deuren worden nu met schamiertjes of
met stevig plakband op hun plaats ge
bracht. De deuren gaan naar binnen open.
Op de teekenlng kun Je zien hoe verschil
lende deuren open en gesloten zün. Daar,
waar de deuren open zün. zie je vervolgens
nog een dwarsbalk voor de opening aange
bracht. Dit is ter beveiliging, opdat *t pak-
huispersoneel niet naar bulten kan vallen.
Bü de openlngen op den beganen grond 13
dat natuurlük niet noodig. JuDie brengen
dus overal, waar het noodig is, zoo’n dwars
balkje in den vorm van *n latje b.v. ter dlkta
van een liniaaltje aan. Dit doe Je aan den
buitenkant! Je maakt b.v. van ü»rdraad
een paar oogjes en bevestigt deze in den
gevel, zoodat je het balkje er gemakkelük
in en uit kunt schuiven.
Nu een heel belangrijk werkje, nJ. de
hane- of hüscbbalken!
Natuurlük willen JulHe het graag zóó
hebben, dat je ook werkelük de goederen
In en uit de pakhuizen kunt hüschen. dus
moeten we balkjes maken met een gleuf er
in en daar een katrol in aanbrengen.
Die hanebalken moeten natuurlük heel
stevig bevestigd worden, want daar komt
tenslotte de goederenvracht aan te hangen.
Dus maak je een gat ter grootte van het
balkje bovenin den nok van het pakhuis en
steekt daar den hanebalk door. Je laat de
zen dan een stuk doorloopen naar binnen,
maar zorg er in ieder geval voor, dat .de
hanebalk ongeveer 10 of minstens 5 cM.
bulten den gevel uitsteekt. Het stuk van
den hanebalk dat naar binnen steekt ma
ken we straks wel vast.
Zoo. nu is het grootste, moeilükste en
tevens het mooiste werkje klaar. Schilderen
doen we ook straks wel.
Nu het eigenUjke pakhuis met de ver
schillende ruimten. Heb Je nu b.v. een kist,
die precies achter den gevel past, dan ben
Je meteen klaar. Je hebt dan alleen den
achterwand weg te halen van de kist en
op de verschillende hoogten vloeren aan te
brengen en den gevel er dan voor te spü-
keren. Laat den achterwand maar heelemaal
weg! Dan kun je beter In de verschillende
ruimten en verdiepingen komen. Wanneer
Je dan met z’n tweeën bent, dan speelt éen
vóór het pakhuis en éen er achter. Dan
kun je ook veel gemakkeUJker In- en uit-
hüschen.
De hanebalken zetten jullie nu met een
paar latjes schuin vast, terwül Je dan ook
nog als je wilt de daken kunt afschutten
met b.v. triplex.
Heb je geen kist, dan moet Je van losse
planken het pakhuis toch op dezelfde ma
ner opbouwen en stevig In elkaar spükeren
of Hjmen. De hanebalken bevestig Je op de
zelfde wüze en ook het afschutten der da
ken. als reeds genoemd.
Nu sou Ik jullie willen aanraden alleen
maar de verschillende vloeren te leggen,
dus geen tusschenschotten. Dat la handiger
bü het spelen.
Weet Je wat aardig staat? Als Je de front
züde van het pakhuis rood schildert en je
schildert de deuren zwart met witte blezen.
Maak dan ook de vensterkozünen. de dak
goot en de daklüsten. zoo ook de dwarsbal
ken wit, dan heb je een pracht van een
pakhuis, fiet achterstuk kun je dan b.v.
grüs schilderen.
Jongens, dat is een heel stuk werk! Maar
een mooi stuk speelgoed, waar je veel plel-
zi^r van kunt beleven. Maak t zoo mooi en
zoo stevig mogelük en speel er straks naar
nartelust mee.
t-x etertje en zün oude grootmoeder woon
st den In een klein, vervaHen hutje,
dicht bü het groote boech waar de
booze heks Krabbekras leefde. Ze waren
heel arm, zoo arm. dat ze zelfs hun geit en
de twee kippen met den mage ren baan had
den moeten verkoopen. Grootje was al heel
lang ziek en lag maar stil in de donkere
bedstee, onder een dunne deken.
„Och Petertje!" snikte ze, „niets hebben
we meer, niets! Zelfs geen korstje brood
Wat moeten we toch beginnen?!”
„Stil maar Grootje!” zei Petertje, „ik ga
werken! En dan word ik rijk! Krijg Je een
mooie nieuwe jurk, en een muts met lin
ten en schoenen met strikken, en alle da
gen soep en pudding en taart!"
„Jü werken! Je bent nog veel te klein!"
zuchtte het zieke Grootje, ,Je komt net bo
ven de tafel uitkoken, wat wil Jü nu doen!”
„En toch, Grootje, weet Ik dat Ik nog "ns
heel rük wordt!” knikte hü overtuigd,
„wacht maar eens!”
Ze keerde zich om, nam den bezem, die
eensklaps veranderde in een groot, fier
paard met vleugels, en ze streelde het Uef-
kozend over den langen kop.
De sterrenkinderen veranderden In hof
dames en lakeien, want ook zü waren be-
tooverd door den boozen reus en droegen
vruchten en taarten aan, en mooie kleeren
voor Petertje.
.Mee!" zei Petertje, Jk bUJf niet hier, ik
ga naar Grootje, want die zal niet weten
waar ik blüf- Kan ik weer op de aarde te
rug komen?”
„Dat is niet noodig, Petertje!" lachte de
Prinses, „kük maar!"
De groote zaaldeuren openden zich, en
daar schreed statig als een vorstin Grootje
binnen, in een prachtigen züden hoepelrok,
met kanten strooken en fluweelen Jak. en
ze kuste Petertje en ze kuste prinses Ster
renpracht, en ze at een heele taart op van
blüdschap.
bü
■Op een boomtak fijn en knus
Zitten moeder, Daan en zus
Samen over 't huis te praten.
En geen een heeft in de gaten,
er
in
Eekhoorn Daan is reuzen blij,
Op deéz schoenen dag in Mei,
En hij springt en gooit met ballen
Zonder ze te laten vallen;