De Ceder
u
E
u
u
o
o
H
OUD
Dat hielp!
over
Karakter
De tuinman van Onze Lieve Vrouw
HANDENARBEID
VAN ALLES WAT
ficA
1
Een verhaal
Bisons
V
VIERKANTJES MAKEN EN KLEUREN
4
z
HS
DOMINOSTEEN-FIGUUR
VOOR DE WIELEN GEBRUIK JE KNOOPEN
1
-
JEUGO
k
PTET BROOS
DE V.P.D.
KL
oe vaak al hadden de
y<‘
-
R. F. W.
Een legende, naverteld door Rie Eerdmans
BAL
SNOEVERS
be-
EVEN LACHEN
ES
II
I
van
en
weer,
het
Aardig, vroolijk en beleefd,
Doch 't ie jammer dat die Rinus
'n Leelijke gewoonte heeft!
andere club
leden er op aangedrongen bij Rob,
dat hU ook eens iets zou vertellen.
veel
voor
be-
wei-
Vol-
laatste
Ver. Staten ruim
en
ache
Reeds
Sprunge
raszuivere
De
3,5
en
Ik weet het waarlijk niet. Maar hij had er
blijkbaar niet veel lust In. Totdat plotse
ling op een regenachtlgen Woensdagmor
gen het nieuws de ronde deed: Rob zal van
middag wat vertellen! Het slachtoffer had
een dik boek meegebracht, Iets wat In da
mode scheen te komen bij de clubleden.
Bovendien had hij een schrift bij zich,
waarin, zooals later bleek, een heele ver-
zamellng krantenknipsels waren opgeplakt.
Zoodra allen gezeten waren kondigde Rob
aan, dat hij over bisons zou spreken. „Zoo
als jullie natuurlijk In de krant gelezen
hebt, „begon Rob: „staan de bisons in het
middelpunt van de belangstelling. Daar
heb je In de eerste plaats de Europeesche
langstelling was, voor wat hij vertelde:
„komen hoofdzakelijk In Thibet voor. Ze
leven In troepen. Heel gevaarlijk zijn ze als
jachtdieren. Zijn ze eenmaal gewond, dan
werpen ze zich op den jager, die maar zel
den tijd heeft, een tweede schot te lossen.
Tamme Yaks worden In verschillende lan
den gehouden. Ze zijn bruin, roodachtig of
gevlekt en hebben meestal witte vlekken.
Tot slot wil Ik nog Iets vertellen over den
muskusos (flg. 4). Op Oroenland en de
eilanden ten Noorden van het groote
Europeesche en Aziatische vasteland wor
den de muskusossen, die 2,5 m. lang zijn,
veel aangetroffen,
Hun kleur la don
kerbruin. Ze leven
In kudden van 20-
30 stuks. De eski
mo's maken veel
jacht op deze dieren
vooral de wol, maar
ook voor het vleesch en de plantenresten
die In den darm gevonden worden. En nu
weet Ik er niets meer over te vertellen. Het
laatste nieuws moeten jullie maar uit de
kranten halen. Er zal wel gauw weer een
bericht over die beesten verschijnen. En,
zoo besloot hij.gelukkig dat Ik er voor een
poosje af ben!** Allen hadden genoten,
maar ze waren het niet eens met Rob uat
ae blij waren dat hij er af was. Integendeel,
hij moest maar gauw weer eens wat vertel
len, vonden ze. Of Rob zich zou laten over
halen?
Tot slot bekeken ze samen de plaatjes
uit bet boek en de kranten-ultknipsels en
gingen toen voldaan naar huls.
Maar hij was zoo dom en lang moest hij
nadenken voor hij Iets gevonden had. Maar,
hij vónd lets. Bernardo was dichter en
dichtte voor Onze Lieve Vrouw een mooi
lied; welnu, hij Paolo, was kunstenmaker,
waarom zou hij geen kunsten voor zijn
Koningin maken.
Paolo knielde dan voor een beeld van
Maria en bad Haar zijn kunsten te willen
aanvaarden als een huldeblijk. Vervolgens
ging hij vóór het beeld op het hoofd staan,
liep op zijn handen en deed de moellljkste
toeren.
En Maria keek uit den hemel neer op
den godvruchtigen kunstemaker. Zij zag
zijn goede bedoeling en zijn groote liefde
en besloot den eenvoudige te loonen voor
deze kinderlijke daad.
Maria sprak en Paolo hoorde de wonder
zoete stem, die tot hem zei: „Paolo, je bent
een blzonder geliefd kind van mij. Blijf
kunsten maken tot vermeerdering van mijn
eer en die van Mijn Goddehjken Zoon. De
eeuwige zaligheld zal je beloonlng zijn.**
Huiverend van geluk viel Paolo op zijn
knieën voor het beeld van de Moedermaagd
en bedankte Haar voor de groote gunst,
die Ze hem, dommen kunstenmaker,
wezen had.
Samen met Bernardo trok hij weer
kasteel tot kasteel en samen speelden
zongen zij ter eere van de Moeder Gods,
Die hem reeds op aarde de eeuwige zalig-
Paola luisterde aangedaan en in zijn hart held toegezegd had, Indien zij slechts hun
groeide de liefde tot Maria en ook zijn be
wondering voor Bernardo, die dat alles zoo
mooi zeggen kon.
maakte zwerftochten door heel Europa en
soms nog verder.
Onderweg luisterde hij aandaehtig naar
de verhalen, die de menschen elkaar ver
telden. Verhalen van dappere ridders en
oorlogsroem, van riddertrouw en onver
schrokkenheid.
De troubadour, die niet slechts een ge
woon straatzanger was, maar tevens een
dichter, maakte verzen over al die roem
rijke daden. Met zijn harp of lult op den
rug trok hij het land door, soms alleen,
dikwijls vergezeld van een jongleur.
Wanneer de troubadour op het kasteel
zijn liederen gezongen en zijn verzen voor
gedragen had, kwam de jongleur, de kun
stenmaker, die het gezelschap vermaakte
met zijn acrobatische toeren, vroolljke ver
telseltjes of handige kunstjes.
Deze rondtrekkende kunstenaars, want
dat waren ze toch eigenlijk, waren dikwijls
heel godsdienstig. Vooral de H. Maagd had
dikwijls hun blzondere liefde. Dit was ook
het geval bij Bernardo en Paolo, *n trou
badour en een jongleur, die steeds samen
leefden en reisden.
Bemardo, de troubadour, was een door
God begenadigd dichter en op een mooien
Melmorgen las hij Paolo een gedicht voor,
dat hij gemaakt had over de Moeder van
God. Al zijn liefde had Bernardo In dit ge
dicht gelegd en omdat die liefde heel groot
en heel mooi was, was het gedicht een
waar kunstwerk geworden, opgedragen aan
de Onbevlekte Moedermaagd.
Je begint met *n stukje karton mooi vier-
I kant te knippen. Dat moet vooral zuiver
vierkant zijn en als je dat niet kunt, vraag
je maar of vader, moeder of groote broer
je helpt. Heb je dan zoo’n goed vierkant
stukje karton van 3 cM. bij 3 cM., dan
trek je dat om op een groot stuk, steeds
Wat dat te? Ik zal 't vertellen
En geloof me, het is waar,
Rinus bijt steeds op z’n nagels.
Vind je dat niet vies en naar?
Moeder zegt: „hou op toch jongen,
*f Is too vreesdij k ongezond;
Altijd stop je maar je vingert
Om te bijten in je mond!
Al je nagels gaan verloren
En het dient toch nergens voor.
Steeds dat knabbelen op je vingert
Moest je nu maar laten hoor!"
„Ja," zegt Rinus heel berouwvol,
,Jk zal het probeer en, moe,
V zult zien, dat ik het voortaan
Werkelijk toch niet meer doe!'"
Doch al Rinus z’n beloften
Helpen niet, hij knabbelt door.
Dan zegt moe heel stil tot vader
„k-Weet er wel een middel voor!"
En alt Rinus ligt te slapen
Smeert ze hem, heel stil en zacht
Al s*n vingers in met smeersel
Van den dokter meegebracht!
En als Rinus d’ anderen morgen
Rustig weer aan t bijten gaat
Weet hij niet, dht hem iets akelige
Voor t!n straf te wachten staat.
Eén voor één gaan alle vingert
VlUffin Rtnusje z’n mond;
Maar wat is dat? Je kunt 't hem aanzien
Dat hij het niets lekker vond!
Al de nagels smaken bitter,
Naar en wrang en wat al meer,
Van dat nare bijtend goedje
Doet en heele mond al zeer!
O, wat huilde onze Rinus
En hij riep maar: „’t Smaakt zoo naar!"
En hij schreeuwde, ongelogen
‘t Heele huis haast bij elkaar!
Moeder zei: „Je beet weer nagels
Dat kan ik meteen al zien,
Dat 'e de straf voor 't nagelbijten
Laat je 't nu voortaan misschien?"
Rinus huilt en hij belooft het:
,Jk zal niet meer bijten moe!
V zult zien, dat ik het voortaan
Heelemaal heusch niet meer doel"
Nu, het duurde nog een poosje
Voordat Rien genezen was,
En een enkelen keer dan kwam het
Nare smeersel nog te pas!
Totdat Rinus het geleerd heeft:
Nagelbijten is niet goed!
En hij het nu werkelijk voortaan
Nooit of nimmer nog weer doet!
maar weer tot je er een heeleboel hebt en
die knip je dan allemaal uit. Nu ga je ze
kleuren, met Rlpolin of andere verf, des
noods met krijt of waterverf, maar dan
krijg je niet zulke mooie frissche kleuren.
Gebruik maar vier kleuren, rood, blauw,
groen en geel.
ten.
wordt
lang
een
van 500—700 kg. De kleur van de
dieren is kastanjebruin met een eenigs-
zins grijze tint. Jonge wisents zijn aar
dige dieren, levendig, speelsch en vrién
delijk. Naarmate ze ouher waren, worden
ze ernstig, knorrig en prikkelbaar. Dan
worden ze voor menschen soms gevaarlijk.
De Amerikaanschef bison (fig. 2) werd
vroeger In de Vereenlgde Staten en Ca
nada veel gevonden In groote kudden. Een
tijd lang leek het of de dieren door de
HET UURTJE VOOR OM
Amerikaan (bluffend over de hitte In
Amerika): „Het is er zoo heet, dat de vleu
gels van de vliegen verschroeien."
„Dat Is nog niets," smaalde een ander,
„bij ons moeten we de. kippen met Ijs wa
feltjes voeren om te zorgen dat ze geen
gekookte eieren leggen."
Onderwijzeres: „Vroeger kenden de men
schen geen gemakzucht. Men had geen
fietsen of auto'r en deed alle* te voet. Denk
eens aan wat Methusalem, die 969 jaar oud
werd, veel geloopen zal hebben!"
Leerling: „Wat moeten zijn beenen, toen
hij stierf, dan wel ver afgesleten zijn ge
weest!’
Een aardig werkje voor de meisjes. Van
stevige stof knippen we eerst zes stukken
als fig. A, die omgenaaid en vervolgens met
overhandsche steken aan elkaar genaaid
worden. Alvorens het laatste naadje dicht
genaaid wordt, moet de bal nog opgevuld
worden met houtwol, papier, een gummi-
spons of ander geschikt materiaal. Indien
de zes stukken stof verschillend gekleurd
zijn, kan het een mooie bal worden.
Zoo de baas, zoo de hond
Terwijl hU met zijn trouwen raadsman,
Servus, voor den toren van Ispahan wan
delde, beklaagde hij zich over zijn kort
zichtigheid, die hem een onrechtvaardig
oordeel had doen uitspreken. Tijdens dit
gesprek waren zij een heuvel genaderd,
waarop een prachtige ceder groeide. In zijn
schaduw gingen belden zitten.
Servus trachtte zijn heer te troosten.
.Mijn konlng", zei hij, „het zal voor
menschen altijd een onmogelijkheid blijven
onfeilbaar zeker de waarheid te vinden:
zelfs het allereenvoudigste kunnen wij im
mers nog niet begrijpen. Laat hier eens
duizend menschen voorbij dezen ceder
gaan, dan zal leder van hen een anderen
Indruk krijgen, leder van hen iets anders
zien, ieder van hen anders over dezen boom
oordeelen. En toch is het onderwerp zoo
eenvoudig, zoo natuurlijk. Wie zal nu uit
maken, welke van deze menschen het beste
geoordeeld heeft over den ceder?”
Konlng Baslleios luisterde opmerkzaam
toe.
„Ja”, antwoordde hij, „mij dunkt wel dat
je gelijk hebt. We kunnen beter over onze
eigen domheid lachen dan ons daarover
zorgen te maken. Ik heb een Idee. Schrijf
terstond een prijsvraag uit. Hij, die *t beste
door woord, geschrift of op een andere ma
nier dezen ceder beschrijft, ontvangt van
mij duizend goudstukken. Maak morgen
mijn wil in Ispahan bekend. Over tien da
gen verwacht Ik de deelnemers onder dezen
boom. Wie weet, kunnen we nog eens flink
lachen.”
Het bevel werd uitgevoerd en groote plak
katen aan muren en zullen kondigden de
prijsvraag aan.
Op den tienden dag was de koninklijke
troon onder den ceder opgebouwd en Basl-
leios, door zijn geheele hofhouding om
geven, Servus aan zijn zijde, gaf het teeken
met den wedstrijd te beginnen. Al de Inwo
ners van Ispahan hadden zich om den heu
vel verzameld en zagen nieuwsgierig op
naar de honderd deelnemers, die zich aan
gemeld hadden. Negentig werden er even
wel al direct afgewezen, omdat zij zich
niet de moeite hadden gegeven den boom
van te voren te bekijken. De overige tien
stelden zich op voor Servus, die een voor
een hun namen afriep.
De eerste die aan de beurt kwam, was
een wiskunstenaar. Hij berekende precies
den kubleken Inhoud van den ceder. Num
mer twee, een architect, had In den boom
een zuil, In de takken ornamentale mo
tieven ontdekt. De derde, een koopman, be
rekende op een cent na de opbrengst van
de planken, die er uit den boom gezaagd
konden worden. De vierde was een reiziger
die de schaduw roemde. De vijfde zag in
den boom slechts een arsenaal van lansen,
bogen en pijlen, want bij was soldaat. Een
zeeman bouwde er een boot van; de meu
belmaker een tafel, kasten en stoelen.
Een dichter trad naar voren en bezong
In een prachtig lied de hoedanigheden
van den boom.
Toen de poëet zijn ode beëindigd had,
vroeg de konlng verveeld: „Zijn ze dat alle
maal?”
.Meen, Majesteit,” antwoordde Servus,
„nog twee concurrenten zijn overgebleven.”
„Die dan ook nog maar," zuchtte konlng
Baslleios.
Een kleine man stelde zich voor den troon
op met een harp. Hij was musicus. Met
veel bravour speelde hij een lied dat hij
„het ritselen van de cedertwljgen bij het
opkomen van het morgenrood” noemde.
Er werd hard en veel voor geapplaudis
seerd en buigend ging hij trotsch naar zijn
plaats terug.
De laatste was een schilder. Hij droeg
rijn werk voor de trappen van den troon,
nam het doek van de schilderij af en nu
tag de konlng den ceder met den groenen
heuvel en de helderblauwe lucht.
Het was niet moeilijk de prijswinnaars
j-v- onlng Baslleios de Eerste'stond wijd
1^ en zijd bekend niet alleen als een
J-groote maar ook als een wijss heer
leger. Zijn roem als rechter was tot in de
uiterste hoeken van *t ontzaglijke rijk door
gedrongen en ieder die meende dat hem
door zijn evenmensch'onrecht was aange
daan, spoedde zich naar den konlng In de
vaste overtuiging dat deze het recht sou
doen zegevieren.
Maar zelf* een konlng is een mensch en
dus evenmin onfeilbaar als leder ander. Op
het oogenblik was hij in droeve stemming,
want zoo juist had hij ontdekt dat een
veroordeeling, jaren geleden uitgesproken,
een onschuldige getroffen had.
glas jenever in en zei,
„Kom, jongen, drink op.
doen.”
Maar ook nu weer wees de jongen het
glas af. Maar tegelijkertijd viel hij op z’n
knieën en riep smeekend:
„Och, kapitein, laat ik U alstubllef even
zeggen waarom ik geen drank drink. Toen
ik nog erg jong was, waren vader, moeder
en ik zeer gelukkig, totdat vader begon te
drinken. Hij verdronk al het geld en gaf
ons niets om brood te koopen, zoodat wij
dikwijls honger leden. Door dit alles werd
mijn moeder hoe langer hoe zwakker en
eindelijk stierf zij. Maar een paar uur voor
haar dood heeft zij mij bijhaar geroepen
en ze zei: „Jan, je weet wat de drank van
je vader gemaakt heeft en daarom moet je
mij nu beloven dat je nooit een druppel
daarvan zal drinken, eerder zal ik niet ge
rust kunnen sterven. En daarom, kapitein,
heb ik uw glas geweigerd. Ik kan en mag
niet drinken.”
De ruwe zeerob was diep geroerd en zei:
„Kom. Jongen. Jij hebt een goed karakter
Het spijt me dat Ik je zoo'n pijn heb laten
lijden, maar neem dit aan, het is een
biljet van f 25.misschien komt je dat
nog wel eens te pas. En de belofte die je
aan je moeder gedaan hebt mag je hou
den.”
De kapitein zelf heeft van dien dag af
het drinken gelaten.
bison of wisent (fig. 1). Dit dier kwam
maar zelden meer voor en nu heeft de
Dultsche regeerlng besloten een groot ter
rein in de buurt van Berlijn op de Schorf-
helde al* verblijfplaats voor de wisents in
te richten. Daar zijn de wisents van
Dultschland bijeengedreven en warden ze
verzorgd. In Sprunge, een stadje aan de
spoorlijn Hamelen-Hannover zijn de ras
zuivere wisents ondergebracht; op de
Schorfheide de kruisingen tusschen wisent*
Amerikaan-
blsons.
heeft
zeven
bees-
wisent
M.
heeft
gewicht
van
het
om te gaan,
heel geschikt.
De Yak (flg. 3) wordt ook meestal tot de
bisons gerekend. „Deze dieren,” zoo ging
Rqb. voort, qrodatbU merkte dat er be
werk deden tot eer van God en lof van
Maria, de Koningin van bet Hemelsche
Hof.
Paolo werd zelfs een beetje bedroefd,
want ook hij hield veel van Maria. Ook
hij zou graag een loflied op Haar gedicht
hebben, maar hij kon niet. HIJ was maar
een domme kunstenmaker.
Toch wilde ook hij Maria toonen hoeveel
hij van Haar hield; hU wilde lets heel bU-
zonder* voor Haar doen.
r was eens een jongen die naar zee
wou en zich daarom als matroos liet
aannemen. Toen men in zee was,
werd naar gewoonte door alle zich aan
boord bevindende matrozen een glas jene
ver „op de goeie reis” gedronken. Ook den
jongen werd een glas gegeven, maar hU zei
flink: ,Jk drink niet.” Dit vonden de an
dere matrozen let* ongehoords. Stel je voor,
een matroos die niet dronk, nee, dat be
stond volgens hen niet. Men deelde dit aan
den kapitein mede, waarop deze het ma
troosje liet roepen en hem gebood te drin
ken. Toen de jongen nu weer weigerde,
werd de kapitein zoo boos, dat hU hem met
een touw liet afranselen. De jongen kerm
de van de pUn, maar wees toch weer even
standvastig het glas af, dat hem opnieuw
aangeboden werd. Dit was den kapitein te
bar, zoo iets was hem nog nooit overko
men en woedend beval hU: „Klim in den
grooten mast en breng daar den nacht door."
Dit was een zeer zware straf, maar zonder
aarzelen gehoorzaamde ons matroosje aan
dit bevel.
Toen de kapitein den volgenden morgen
op de commandobrug wandelde, riep hU
naar boven: „Heldaar jongen! Kom eens
naar beneden!”
Geen antwoord.
„Kom naar beneden!” brulde de kapitein
opnieuw.
Weer geen antwoord.
Toen stuurde de kapitein een oudefen
matroos naar boven, die den Jongen half
bevroren boven vond. Zoodra hij beneden
was legde men hem neer en wreef hem net
zoo lang totdat hU weer geheel bij kennis
was. De kapitein schonk hem wederom *n
nu medelUdend:
*t Zal je goed
aan te vrijzen. De dichter en de schilder
kregen ieder de helft van de duizend goud
stukken. De anderen hadden slechts hun
eigen voordeel in den boom gezien en het
lied van den musicus kon evengoed „het
rulschen van de zee” als het ritselen van
de twUgen zUn.
De omstanders gingen naar huis. Maar
niemand was tevreden en elk beklaagde
zich, zelfs de prUswinnaars. Want de dich
ter en de schilder meenden voor zich, dat
zU alleen den heelen prUs verdiend hadden.
De andere concurrenten mopperden, om
dat, naar hun zeggen, hun de prijs on
rechtmatig ontgaan was. Het volk, omdat
het meer van dien prUswedstrijd verwacht
had.
Tenslotte bleven konlng Baslleios en
Servus alleen achter. Langen tijd bekeek
de konlng zwUgend den ceder. Daarna nam
hU van zijn arm een kostbaren, met edel-
steenen versierden armband en bevestigde
dezen aan 't nietigste twUgje met de woor
den: „Jou alleen, mooie ceder, komt de
prUs toe; vrij menschen bekijken de din
gen altijd maar van één kant en dan nog
liefst in ons eigen voordeel; God echter al
leen weet de waarheid, omdat HU alleen
de waarheid is.”
•y y y anneer de ridders in de Middel-
\A/ eeuwen niet ten strijde trokken
om hun land tegen roofridders te
verdedigen of hun konlng te helpen in den
oorlog tegen vreemde volkeren, dan hiel
den zU zich onledig met jagen of oefen
den zU zich in den wapenhandel.
Groote, vriendschappelijke tournooien
hielden de ridders onder elkaar, waarbU zU
veel moed en behendigheid aan den dag
legden.
Heel de adel uit den omtrek was bU zoo’n
toumooi vertegenwoordigd. Groote volks
feesten werden er gehouden en des avonds
verzamelden de ridders met hun familie en
hofhouding zich in de burchtzaal, waar
feest gevierd werd en geklonken op *t wel
zijn van den overwinnaar.
Druk pratend over de avonturen die zU
op het oorlogspad ondervonden hadden,
verliep de avond. Maar volmaakt was de
vreugde, wanneer een troubadour juist dat
kasteel bezocht en voor de verzamelde rid
derschap zUn liederen en gedichten voor
droeg.
Een troubadour was, wat vrij een rond
reizend muzikant zouden noemen. HU
sterke vervolging zouden uitsterven. Er zUn
toen maatregelen genomen om dit uitster
ven te voorkomen. Het gevolg daarvan la nu
dat er op
oogenblik
felteUjk te
dieren zUn
het aantal
schikbare
degronden.
gen* de
telling waren er in de
4000 bisons, in Canada ruim 17000, in Alas
ka 46, in Mexico 3 en in Zuid-Amerika 201.
In het groote natuurpark van Amerika, het
Yellowstone Park vindt men ook bisons. De
Amerikaansche bison valt vooral op door
het groote verschil tusschen de breede borst
en het smalle achterUJf. De pooten zUn
slank, de staart is kort en dik. De kleur
is donkerbruin.
De bison is voor i
den oppasser, die J
hem voortdurend
verzorgt en met
beest weet t
te
BROER GAAT BLOEMPJES PLUKKEN