<KdwtAaal van den dag
Met twee kameraadjes op avonturenreis
Huldiging van
Stijn Streuvels
WOENSDAG 19 JUNI 1935
De arme
ichter met
goede
oenen
Antwoord in den stijl
Eerste Ministers
Wanneer er twee kijven
Spoorlijnen in Turkije
Laval’s ambtswoning
Zware sneeuwstormen
in Nieuw-Zeeland
Gasmaskers te koop
De verdediger van
Hauptmann
Gevangenisbewoners
gevraagd
Het einde der Vikingers
in Groenland
DOOR BERTHA RUCK
Op stap met
m’n vrouw
1
Dr. J. A. Gorie’ rede een voorbeeld
van waardeering, die matiging
kent en niet onoprecht
wordt
U
s
Is
T
vragen, ik heb een nieuwen hoed noodiff.”
gespeelde
ft
I.
t
op dit blad zijn ingevolge de vensekerlngsvoorwaarden tegen
43
(.Wordt vervolgt)
I.
1
l.
I.
sell
r.
Q
n
I.
a
vliegtochtje?”
-Een meisje. Ja.'
*e nemen.”
M n vrouw wierp geërgerd dat hoofddeksel
achter de toonbank.
Ofschoon in de meeste gebieden in het Zui
den van Nieuw-Zeeland nog sneeuw is gevallen,
«let het er naar uit dat de zware sneeuwstor
men. die de laatste dagen in deae gebieden heb
ben gewoed, thans aan het afnemen zijn.
De arbeiders zijn er met groote moeite in ge
slaagd de storing in het telegraaf verkeer, dis
de ergste was die het land ooit heeft medege
maakt, te verhelpen.
De sneeuw wordt gevolgd door felle vorst,
zoodat zelfs een trein aan de rails vastvroor,
en de wagons stuk voor stuk moesten worden
losgemaakt
De Zweedsche regeering heeft thans voor het
publiek gasmaskers in drie verschillende maten
beschikbaar gesteld. De prijs bedraagt 31 kro
nen voor het masker met toebehooren en ge
bruiksaanwijzing.
De Portugeeeche regeering vraagt mannen
en vrouwen als gevangenisbewoners, tegen een
vergoeding van ongeveer een gulden per dag
en vrijen kost, en de garantie dat zU niet be
hoeven te werken.
De gevangenissen, die deae menschen moeten
bevolken, maken deel uit van. „Oud Uses bon",
een getrouwe nabootsing van de Portugeeeche
hoofdstad van driehonderd jaar geleden, een
der grootste attracties van het .stadsfeest" dat
op het oogenbllk wordt gevierd.
Tot nu toe zijn alleen aanbiedingen binnen -
gekomen van personen, die zich reeds in de
gevangenis bevinden, doch de regeering voelt
er niets voor om van hun diensten gebruik te
maken, daar de .gevangenen” gemakkeljjk uit
de cellen, welke bestaan uit latten en pleister
werk. zouden kunnen ontsnappen.
i
duurde slechts 16 maanden, zoodat de drie an
deren tezamen 33 jaren aan het bewind ge
weest zijn ZU wisselden elkaar echter vaak af.
Het aantal kabinetten In de bedoelde periode
immers bedroeg 9.
Sinds het begin der vorige eeuw zijn er In
het geheel 44 kabinetten geweest en eerste
ministers. De gemiddelde duur van een kabi
net. heeft dus ongeveer 3 Jaren. de gemiddelde
ambtsperiode van een eersten minister 4K jaar
bedragen.
Toen wees de kapitein op Wletje, die zoet
met Keesje aan dek zat te spelen. „En wat
we met dat meisje moeten, ik weet het niet,
zuchtte de kapitein.” Ik heb al met den eer
sten stuurman afgesproken dal we jullie bij
aankomst In Aden maar aan een Hollandsch
schip zullen overdoen. Ik weet er ook niets
anders op.
De kapitein nam hem op zün knie en streek
hem eens over het hoofd. Pietje kon er niets
aan doen maar hü begon warempel een beetje
te hullen nu hü opeens aan zijn lieve vader
en moeder dacht. De kapitein begreep het
best en sel: „Nu moet je eens luisteren Plet,
dan zal Ik je eens Iets uit mün Jeugd ver
tellen.”
w»-i Vf - wwewwi >iy
Ofschoon Laval thans minister-president Is,
zal hü niet zjjn Intrek nemen in het Hotel Ma-
tlgnon, dat onlangs als ambtswoning voor den
minister-president is ingericht. Flandln. die als
eerste premier zün Intrek In het magnifieke
gebouw heeft genomen, en zich reeds gereed
maakte te verhuizen, toen hü als minister van
staat In het kabinet-Laval werd opgenomen,
zal er blijven wonen Laval zal aan de Qual
D’Orsay blijven zetelen.
ZU stonden op. om thee te gaan drinken In
Kew Gardens, te midden van de tevreden
rondslenterende menschen, die in deze prettige
omgeving hun Zondagmiddag kwamen door
brengen.
Het wemelde er van Jonge, getrouwde paartjes:
zU. den nog mooien tussor mantel afdragend,
die zoo bevallig In ruime plooien om haar ge
drapeerd hing, hU. zUn pUp In den mond, den
kinderwagen voortduwend waarin het rose en
witte bloemknopje lag te fleuren, dat hun baby
was.
De
prachtige tuinen en de kleurige, bonte
menigte schenen Gwenna toe als een plaat uit
een prentenboek, waarvan zü met haar liefste
langzaam de bladzUden omsloeg zich maar half
bewust, dat ook zü een deeltje uitmaakten van
een dier bonte bladzUden.
ZU namen plaats aan een der groote houten
theetafels en een kellner In sjofe.e zwarte jas
verscheen onder bet geboomte, om Paul’s be
stelling aan te nemen. WaarschUnlUk riep de
verachUnlng van den kellner verwante herin
neringen In Gwenna'» geest wakker, want plot
lij riep ze uit: „O. nu schiet m« nog Iets
binnen aangaande dien Dultschen kellner.
HU leek sprekend op nog iemand!”
.Jtn wie was dat?”
.Alleen maar een foto, die ik dagelUks zag.
n.l. het portret boven Juffrouw Bakers lesse
naar; het stelde dien broer van haar voor aan
wlen se wekelUks die lange brieven uit West
minster schreef”
„Zoo? WekelUksche. lange brieven?' vroeg hU
snel. „Was hU ook een kellner?'
„Maar Ik kan ook wel voor u werken, kapi
tein,” zei Piet en hU toonde den kapitein zUn
armen. Deze had moeite om niet te lachen.
„Prachtig,” zei de kapitein, „dan kun je mooi
lederen dag de matrozen helpen met schrob
ben.” „Ik hielp thuis ook wel eens.begon
Pietje en de waterlanders kwamen te voor-
schUn.
Naar bekend is. ontstond reeds in t jaar 985
op Groenland onder Erik den Grooten een ne
derzetting der Vikingers en ongeveer 500 jaar
voor de ontdekking van Amerika door Columbus
kwam Eriks zoon Lelf reeds naar Amerika, op
de plaats van het tegenwoordige Massachusetts.
Er had zich toenmaals een levendige waren
handel tusschen Europa, vooral Noorwegen en
Groenland ontwikkeld. Zoo werd door de Vikin
gers vee Ingevoerd en tanden van den walrus
kwamen In de Oude Wereld. De Vikingers leef
den In welstand, maar langzamerhand brak het
verkeer met Europa af. De bevolking verarmde,
de hulsen raakten in verval en toen tenslotte
geen Noren meer naar Groenland kwamen,
maakten de Eskimo's zich meester van het vrjj-
geworden land. Lang heeft men naar de redenen
geaocht die het verval van deae eens zoo sterke
nederzettingen konden veroorzaakt hebben. In-
tusschen heeft prof. F. C. C. Hansen uit Kopen
hagen bU opgravingen te Herjolpnes aan de
kust van Groenland skeletten gevonden van VI-
kingervrouwen, bU wie opvallende veranderingen
geconstateerd werden. Volgens een verklaring
van dr. J. P. Maxwell zün er duldelUke teekenen
van beenderverweeklng aanwezig en Maxwell
ziet in de sterke uitbreiding van deae ziekte
naar „Die Umschau” uit Frankfurt mede
deelt, den grond voor het uitsterven der Vi
kingers op Groenland Hoe komt het dan dat
de Eskimo's dit lot ontkomen zün? De onder
vinding heeft bewezen, dat beenderenverwee-
klng het best voorkomen wordt door het gebruik
van levertraan. Wü weten ook, dat de Eskimo’s
gewoon zUn levertraan te drinken. Hieruit kan
dus besloten worden, dat de Vikingers de lever
traan als voedingsmiddel niet gekend hebben.
„Ik was büna In slaap gevallen.' ze! ze. ter
wül ze zich uitrekte. ,,I» het hier niet heerlUk
rustig? Het lUkt wel. alsof allee rondom ons
sluimert Ze staarde nu met vildgeopende
oogen rond knipperend als ze een zonnestraal
opvingen „O, wat «ou een sop thee me nu
smaken I”
In de laatste jaren stelde de regeering van
Turkije alle pogingen In het werk om de spoor-
Ujnen, die zich in het bezit van bultenlandsche
maatschappijen bevonden, terug te koopen.
Thans is met den aankoop der spoorlijn Smyr
naAldin in Anatohë van de Engelsche eige
naars ook de laatste rest van het vreemd ka
pitaal in het spoorwegwezen in Turkache han
den overgegaan.
log uw gevoel niet te verzwijgen en te meenan
dat het woord aan den mensch is gegeven cm
zün gedacht uit te drukken. Waarde Streuvels.
uw kruimlgheld. uw kordaatheid Is ons Hef. GU
zUt altUd een onafhankelUk en moedig mensch
geweest, zonder banden en zonder schroom
WU, die door allerlei touwen gesnoerd en weer
houden zün. wU bewonderen u en zün ook wel
een beetje jaloersch op u.
Tenslotte, wat de houding der jongeren be
treft, gaf de beer Goris, Streuvels den troost
mee van een zachte wUsheld die men putten
kan uit een Egyptische fabel van Montaigne.
Het Is de geschiedenis van den zoon die na vele
en langdurige ruzies zUn vader bU de haren
grUpt en hem sleurt, door de kamer, tot aan
den drempel. Halt, zegt de vader. Tot hier en
verder niet. Welhoe? vraagt de zoon. Omdat ik
mün eigen vader ook niet verder heb gesleurd
dan tot hier, zoo sprak' de vader.
Het antwoord van Streuvels was heelemaal
In den stUl:
Ge kent mün herte en mün zinnen, mannen,
hier is 1 in de vriendschap. Daarop moet ge eens
drinken. Awel, salut, mannen.
De oude graaf van Scltivaux, *h nakomeling
van een der voornaamste ^Tansche adellüke ge
slachten, Is kortgeleden bestolen.
's Nachts had een Inbreker de schilderijen
galerij in zün slot bü Tours geplunderd, waarop
de oude heer het aan de politie overliet, de da
ders op te sporen.
De politie had aanstonds succes. De dief bleek
de kleinzoon van den ouden graaf te zUn, nJ.
de 34-jtrlge graaf Hevler de Scltivaux, die aan
stonds de Inbraak bekende. HU had den diefstal
aUeen gepleegd, omdat men van plan was hem
van de erfopvolging uit te sluiten; hü had om
zoo te zeggen de kostbaarste stukken van zün
eigen bezit voor den grootvader in veiligheid ge
bracht. Voor het gerecht kwam het tot een ver
zoening tusschen grootvader en klelnwoon, maar
toen de oude graaf daarop de aanklacht terug
wilde trekken, beduidde men hem, dat dit nu
niet meer mogelUk was en dat de jonge heer
zich wegens diefstal te verantwoorden had. Niet
minder bedroevend echter was de mededeellng
van de schilderijen-experts, die erbU geroepen
werden en die nu verklaarden, dat de kunst
werken, waarover reeds zooveel strijd In de fa
milie geweest was, waardetooze copleën zün.
BlUkbaar had een der voorvaderen de echte
schilderijen verkocht en door copleën vervangen.
®ok nog een meisje was.”
„En wat ben ik nu dan?”
„Weet je dat niet? Niet .een meisje” maar
mün meisje.'
HU stond op en ging naast naar knielen en
zelUg tehuis. De jonge Dampier fluisterde zün
meisje toe: „Misschien ga ik binnenkort self
op vacanUel”
„O Paul?” riep ze terneer geslagen, „je gaat
toch niet reeds van me weg?”
„Neen, vooreerst nog niet. Als Ik op vacantie
ga. zal tk Je niet achterlaten!'
„Ah!” zuchtte ae tevreden, de sterren be
wonderend. „Vandaag is bet de heerlUkste
vacantledag van mün leven geweest. Was het
volmaakt gelukkig?”
„Heel gelukkig, maar niet volmaakt.” zei hU.
de oogen strak gevestigd op de sterk verlichte
villa, aan de andere züde van den oever.
„Niet....?” haastte se zich te onderbreken,
onzeker, of se soms iets onaangenaams geeegd
had.
Onstuimig brak hü los: „O lieveling. Laten we
met die ellendige gewoonte van sommige men-
breken, om zoo lang geengageerd te
ATT f A 1~) 'KJ KT 'T >C op dit blad zijn ingevolge de venekerlngsvoorwaarden tegen L* 7^0 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door E* bU een ongeval met ÏT OEfi verlies van een hand
/Al «I T, O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeertngen 1 f UU»“ verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen JT UU»’ doodeUJken afloop 1 dCiWWe* een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
HU schudde het hoofd en zei:
„Daar komt niets van.” Daar volgde een
korte stilte. HU wierp de lange beenen over
elkaar in het gras en vervolgde: Neen niet
■s. Zondag en ook niet den daai opvolgenden.
Op geen enkelen Zondag en ook geen anderen
dag Je zult nooit vliegen, dat heb ik vast
besloten,' zei de Jonge vlieger vastberaden
*°t zUn meisje.
Het cherubUngezlchtje zag hem teleurgesteld
aan.
■Maar Paul! Heelemaal niet vliegen! Waarom?
Het ia toch tegenwoordig veilig genoeg."
-Jawel veilig genoeg, voor mu en voor de
«eesten.”
Maar Je hebt toch Juffrouw Corners en zoo
*a*k een ander meisje meegenomen voor een
Toen de jonge Sardou onbekend door de
straten van Parijs slenterde, om zjjn manuscrip
ten ergens geplaatst te krijgen en onderricht
In de literatuur tegen 40 stuivers per uur te
geven, was hU een armoedig gekleed student,
die altUd onberispelUke schoenen droeg. Dat
kwam omdat de latere auteur van de „Cr-
prienne” een vriendeWken en verzienden
schoenmaker gevonden had, die hem een on
begrensd credlet opende. „Op zekeren dag.”
zoo heeft Sardou zelf eens verteld, „treedt on
verwachts mUn schoenmaker de dakkamer,
welke ik bewoonde, binnen. Ik bereidde me op
een pUnlUke seëne voor, want Ik was hem nog
altUd mUn laatste schoenen schuldig. Maar
niets daarvan. De brave man haalde doodkalm
twee paar schoenen voor den dag en toen ik
er vol verbazing naar keek, want ik had geen
schoenen besteld, ofschoon Ik er beslist wel een
paar noodlg had. zet hU: ,4k heb in lang niet
het genoegen gehad u te zien. Ik denk dat u
piet meer WJ me kwam, omdat u me geld
schuldig is. Toch hebt u zeker schoenen noo
dlg. Welnu, hier zUn ae. Het eene paar is U*er-
sterk en met dikke zolen, het andere paar is
uit bet beste lakleer gemaakt. Daarmee kunt
u zich in gezelschap begeven. Van tUd tot tUd
zal ik eens komen kUken of ae nog heel zUn
en wanneer het noodlg is, zal ik telkens een
paar nieuwe brengen Bekommer u niet over
de betaling. U bent een man die een toekomst
heeft, dat heb ik direct gemerkt. U betaalt
wanneer het u goed is. Maar daar moet mer
geducht voor loopen, een man met slechte
schoenen komt nooit vooruit.”
De rechtbank te Trenton (New Jersey) heeft
afwUzend beslist op het verzoek van Edward
J. Reilly, den vroegeren hoofdverdediger van
Bruno Hauptmann, te gelasten, dat geen be
talingen worden gedaan uit het fonds, dat voor
de verdedlWng van Hauptmann la geveemd.
zoolang geen beslissing is genomen Inzake den
elsch van den advocaat hem een bedrag van
22.398 dollar als honorarium uit te betalen.
Zelfs verklaarde de rechtbank, dat er verschil
lende aanwijzingen zUn. dat Reilly op fraudu
leuze wUze 5000 dollar voor vroeger door hem
verleende diensten aan het verdedigingsfonds
onttrokken heeft, zoodat hü tn plaats van een
vordering op het fonds te hebben, er een schuld
aan zou hebben.
sc hen
blUven!”
Verwonderd keerde se alch tot hem: .En
we hebben afgesproken, dat er heelemaal geen
verloving is?”
„Dat weet Ut wel.' zei hU lachend en boeg
zich over de onberingde vingertjes, die hü har-
telük kuste. .^Caar....'
Kr ontstond een lange pause.
„Maar eens moet de dag toch komen, dat Je
met me trouwt," sel Paul ernstig
HU sou nog ernstiger geweest sün. als hU
vooruit had kunnen zien, dat die gewichtige dag
over tien dagen sou aangebroken sQn!
was zoo Hef met baar dat ze al het andere
vergat. Na een poosje, nog blozend schuchter
en verrukt, nam ze uit haar taschje het kleine
witte vleugeltje dat zUn mascot zou zün en
ze spelde het aan de binnenzüde van zün
grüze Jas vast.
..Dit moest elgenlük ergens aan de PD.Q
vastgemaakt worden.” opperde hü Doch sü
schudde het hoofd. Neen Het was niet voor de
P.DQ. HUzelf moest het dragen.
Toen zag ze in zün hand haar parelmoeren
hangertje, het hartje met het zilveren ket
tinkje.
„Ah! Je hebt er elndelük aan gedacht, het
mee te brengen.' sel ze en tegen zün arm
aanleunend, hief ze haar zinnetje op. In af
wachting, dat hü het sieraadje om haar hals
zou bevestigen. Hü lachte eens en aarzelde
Ze keek hem verwonderd aan. Toen deed hü
een bekentenis.
..Weet je Owenna. Ik ik geef het niet
gaarne terug, ik heb het al zoo lang bü me
gedragen, dat het moeilük ia om er van te
schelden Mag Ik bet houden?"
O, je schUnt verzot op sou ventertjes." sel ze
verheugd. „Wat moet je nu daarmee aanvan
gen?’’
„Ik heb Iets bedacht." antwoordde hü knik
kend
,.Wat dan?”
„Dat zal Ik je wel eens op een anderen tüd
vertellen,” zei hU glimlachend, terwü! hU het
kleinood In de hand hield die haar middel
omklemd hield. ZU wierp net noofo innig
achterover tegen sün schouder en vlüde zich
.Ken nieuwen hoed!" riep ik met meesterlUk
gespeelde verbazing: .Ja T Is waar,” lachte ik
sarcastisch. „1 is al veertien dagen geleden, dat
je er een gekocht heb.”
M’n vrouw trok haar voorhoofd in rimpels en
In haar oogen straalde een boose gloed.
Jk heb sinds t voorjaar al geen nieuwen hoed
meer gehad,” klonk het uit de hoogte. „Ik kan
toch in den winter met geen zomerhoed loopen.
Dar zou Je niet eens willen.”
„Ik zou niet weten waarom niet. Ik heb ook
geen aparten hoed voor den winter.”
.Je zet toch geen strooien hoed op als t koud
Is?” cel ze vinnig.
„Zeker niet, en als t warm Is ook niet. Dr
denk er hard over lid van de biootebollendub
te worden. Dat doen een massa echte heeren
tegenwoordig.”
Er volgde een benauwde stilte na het uit
spreken van dit mün voornemen.
.Wat kost 800*0 nieuwe hoed?” vroeg ik.
,4k had gedacht,” antwoordde m’n vrouw,
„een vorm te laten maken, dan kan ik waar-
schünlük een oud lint en een ouden gesp ge
bruiken, die ik nog heb.”
„AUes goed en wel. maar wat kost dat?'
„Dat kan ik Je niet zeggen, want dat weet
ik zelf nog niet."
„Enfin," sei ik berustend, „dan ga ik met je
mee om dien hoed te koopen. Ik weet dat er
eenvoudige, maar smaakvolle en goedkoope
hoeden bestaan. En zoo'n hoed zullen we koo
pen. Zorg dan dat je om drie uur voor t mode-
magazün Mantallnl bent, dan kom ik daar ook."
Op den bepaalden tüd waren wU er. Ernstig
en In gedachten verdiept stapten we naar bin-
MantaUnl was vol dames, die hoeden aan 1
oppassen waren en terwül ze die oppasten, had
den ze het druk over hoeden, die ze vroeger ge
dragen hadden, zooals ae zich die hadden voor
gesteld en over strikken en Hnten, veeren, ges
pen en slippen.
Daar viel mün bUk op Juffrouw RounccweD
van het Belgrassla-theater, een dame, die Ik
ten zeerste bewonder Zij stond over'een spie
gel en paste Juist een prachtlgen hoed, gegar
neerd met rood fluweel. Ik groette haar, want
een maand geleden was ik op een directeuren
diner aan haar voorgesteld.
Juffrouw RounceweU keek blü en sprak:
„Dat troft; nu komt u me helpen ultaoeken.
Staat deae me? Wat dunkt u? Vindt u hem
niet wat te groot? Zou Ik ’t rood er op laten,
of die veeren er op nemen?”
JIU staat u prachtig.” haastte ik mü te zeg-
„wondermooi; ik heb nog nooit iets
smaakvollers gezien.”
„Ik wil het gelooven, maar hU kost negentien
gulden.”
„Voor zoo’n hoed is dat geen geld." riep ik
vol geestdrift.
De verkoopster lachte me vriendelük toe,
maar op hetzelfde oogenbllk werd Ik hard ge
knepen in m’n rechterarm. Het was een füne,
maar pünlüke kneep, gevolgd door een beroep
op mün geheugen door m'n vrouw:
„Ik dacht dat je mee was gegaan om voor
mU een hoed te koopen!”
„O ja, direct,” sel Ik ea wendde me te» de
Winkeljuffrouw.
„Wilt u me een eenvoudig, goedkoop hoedje
laten zien, maar vooral smaakvol?”
We zagen een eenvoudig, goedkoop hoedje.
Smaakvol was het ook. maar voor een olifant
of een jong nülpaard. dat Zondagsmiddags aan
de oevers van den Niger op de pantoffelparade
/-V Inds den aanvang dezer eeuw heeft Groot-
7\Brittannl« acht eerste ministers gehad.
^De eerste is de Markies van Salisbury ge
weest, die op 3 Juli 1895 aan het bewind kwam,
en den 13den JuM 1903 opgevolgd werd door
zün neef (oomzegger) Arthur (den lateren Lord)
Balfour. De acht premiers hebben tot nu toe
tezamen dus veertig jaren geregeerd, en wel
aan het hoofd van dertien kabinetten. Mr. Her
bert Asqufth de latere Lord Oxford is
tweemaal, de heeren MacDonald en Baldwin
el< driemaal eerste minister geweest.
De andere staatsHeden die het hooge ambt
bekleed hebben, zün Sir Henry Campbell Ban
nerman (5 Dec. 1905—8 April 190g), Mr D.
Lloyd George CI Dec. 1916—33 October 1933) en
Mr A. Bonar Law (33 October 1933—33 Mel
1923). Laatstgenoemde en Sir Henry Campbell
Bannerman moesten om gezondheidsreden®
aftreden; ware dit niet het geval geweest, dan
zou Engeland in veertig jaren tüds waarschün-
lü» slechte zes eerste ministers gehad hebben.
Mr. Asquith heeft langer onafgebroken aan
het hoofd eener regeering gestaan dan eenlg
ander eerste minister sinds het ambt twee
eeuwen geleden ingesteld werd, nl. van 8 April
1908 tot 7 December 191«, dus B jaren en 8
maanden. De tweede plaats neemt Mr. Mac
Donald In. die precies ses jaren eerste minister
aeweest is, n.l. van g Juni 1939 tot 7 Juni 1935.
Mr Lloyd George Is hleflsü anderhalve maand
achtergebleven.
Mr MacDonald te tn vele opzichten een „uni
cum” geweest. HU,was de eerste socialistische
premier van Groot-BrittanniB. HU te ook de
eenlge Britzche premier geweest, die aan het
hoofd der regeering kwam te staan zonder ooit
een minteterieelen post bezet te hebben. Verder
heeft hü in zün eerste kabinet (23 Januari 1924
4 November 1924) het Foreign Office met het
premierschap vereenlgd, aldus een bovenmen-
schelUke taak op zich nemend. Men beschouwt
dit algemeen als de oorzaak van den korten
levensduur van dit kabinet.
Dit Is In de laatste honderd jaren het eenlge
voorbeeld geweest van een eersten minister, die
zich bovendien met het bestuur van een be
langrijk departement belastte. De laatste pre
mier vóór Mr. MacDonald, die dit eveneens ge
daan had. was sir Robert Peel (20 Dec. 1834
18 April 1835), die tevens ksnaeUer der Schat
kist geweest was, evensis George Canning (34
April 18375 Sept. 1837), S. Perceval (3 Dec.
18099 Juni 1813) die door moord om het leven
Kwam, en- WlHi—-*ntt (15 Mei 100*—11 Fe-,
bruari 1800),
Mr. MacDonald's loopbaan als eerste tniiffs-
ter is ook in zooverre eenlg, dat hü asm het
hoofd y»«t«an heeft van een Nationaal of
CoaUtle-kabinet. dat steunde op een meer
derheid waarin zUn eigen partü slechte door
een handjevol mannen vertegenwoordigd was.
Mr Baldwin’s carrière, ofschoon minder ro
mantisch. Is eveneens In vele opzichten merk
waardig geweest. Hü volgde In 1908 zün vader
in het Lagerhuis op, maar kreeg eerst in 1917
een regeeringspost. en wel sis Financieel Se
cretaris der Schatkist. Van dit onderstaatee-
cretariaat klom hü in ruim 5 jaren tüds op tot
eersten minister, na daarvoor eenlge maanden
leng Kanselier der Schatkist en ook president
van de Board of Trade geweest te zün. Maar
bulten Engeland was Mr. Baldwin, toen hü
twaalf jaren geleden eerste minister werd, nog
l>Üna een onbekende.
De ziekte, die den premier Bonar Law tot
aftreden noopte, was de oorzaak van Mr. Bald
win's verheffing; hierbü wtrd Lord Curzon, die
waarnemend eerste minister geweest was, voor
bijgegaan een ontzettende tragedie in het
leven van den schitterend-begaafden en zeer
eerzuchtlgen staatsman. Door Mr Baldwin^
benoeming evenwel werd voor het eerst beslist
dat de eerste minister In het Lagerhuis, niet In
bet Hoogerhuls zitting moet hebben
Alles büeengenotnen was Mr MacDonald,
toen hü op 7 Juni het premierschap aan Mr
Baldwin overgaf, 8 jaren, 9 maanden en 13
dagen eerste minister geweest; Mr. Baldwin
had het ambt 5 jaren, 3 maanden en 4 dagen
bekleed.
Dat de regeerlngs-stablliteit onder het Par
lementaire stelsel In Engeland toeneemt, blükt
onoer anderen hieruit, dat er In de eerste 35
jaren der vorige eeuw twaalf eerste ministers
geweest zün. In de daaropvolgende 35 jaren
bearoeg het aantal premiers slechts 9, waarna
van 1868 tot 1903, dus In 34 jaren tüd. slechte
vier mannen het eerste ministerschap bekleed-
een, n.l. DtsraeU. Gladstone, Salisbury en Rose
bery. Het premierschap van laatstgenoemde
Ze paste een anderen hoed op.
„Die staat achterstevoren," critiseerde ik.
.Jieen. die moet juist zoo staan.” veraekerde
de verkoopster.
„Best mogelük. maar dan op een ander
hoofd.” zei ik weer.
De hoed deelde in een minimum van tüd in
het tot van Kn voorganger.
De derde hoed. Hü mooi; eenvon-
dig, maar chic.
„Gevonden.” zei ik; „dat is je hoed. Dte staat
je prachtig, dien nemen we. Wat koet die?
„Honderd twintig gulden.” zei de verkoopster
met een bemlnnelük lachje.
Ik ging even de straat Op.- haalde diep adem
en ging weer naar binnen.
De vierde hoed werd ongepast.
„Uitstekend,”
oordeelde Ik. HU
past bü te oogen.
bü je teint en bü
je haar, maar niet
bü je neus. Met *n
wipneus kan je
zoo maar niet
lederen hoed dragen
„Zoo, heb ik een wipneus?” vroeg m'n vrouw
vinnig en met *p gezicht waarop te lezen stond:
dat zal Ik je straks wel Inpeperen.
We gingen over tot de Inspectie van num
mer vüf.
Zoo volgden dertien hoeden elkander op.
Geen een was geschikt. Misschien waren ze
ook wél geschikt, maar dan had ik misschien
voor al die hoeden de verkeerde vrouw mee
genomen.
Vermoeid gingen we op ons gemak wat rit
ten om uit te rusten. Daarna begonnen we
weer van voren af aan.
Elndelük kochten we den hoed, dien m’n
vrouw het eerste opgepast bad. Toen gingen we
naar huls, moe en prikkelbaar.
In de Nachtegaalstraat ontmoetten we me
vrouw Valmy, die precies zoo’n hoed op had
als m’n vrouw zoo even had gekocht. Met die
mevrouw Valmy had m’n vrouw eens hevige
ruzie gehad.
„Heb je gezien dat dit schepsel net zoo’n
hoed op had als ik?” beet m’n vrouw me toe.
,Jiü lükt er wel wat op." kalmeerde Ik.
‘tWas precies deaelfde hoed. Ik kan oft-
mogelük met denzelfden hoed loopen als zü
■Jk ken tal van heeren. die precies zoo’n
hoed dragen als ik"
M’n vrouw verwaardigde zich niet daarop te
antwoorden en hulde rich in een mokkend
zwijgen.
Den volgenden dag verkocht m'n wederhelft
den nieuwen hoed aan het meisje in den krui
denierswinkel voor tien gulden, op afbetaling.
En morgen wil se een nieuwen hoed koopen.
Ik heb haar gezegd dat ae maar doen moest
wat se niet laten kon. maar dat 1 k dan niet
mee ga.
„Neen. hU was soldaat, want op het portret
stond hü in uniform." antwoordde Gwenna,
toen de thee voor hen werd neergezet. „Karl
was zün num.... Neem je suiker?"
.Ja, een beetje asjeblief.’’ en terwül se de
thee inschonk, plaagde hü: „Onthoud nu goed,
hoeveel suiker ik gebruik, dat kan je later te
pas komen." en hü lachte eens hartelük. met
het hoofd achterover. ZU overhandigde hem de
thee en ging zitten, om de hare in kleine
teugjes te genieten en droomerlg haar oogen
te laten weiden over die sierlüke Engelsche
tuinen met hun geschoren grasvelden, waar-
tusseben als een menigte veelkleurige en witte
bloemen de vele paartjes heen -n weer «ruifden
In hun Zondagskleeren. lichte blouses en licht
flanel. Gwenna dacht: „die jongens en meisjes
daar, denken dat sü op elkander verliefd zün;
maar wat een Ulurie. Alleen Paul en Ik kunnen
beseffen, wat werkelUk liefde is”
ZU murmelde; „Waar zouden al deze men
schen nu aan denken?'
„O. dat ia niet moeilük te raden,” ant
woordde Paul, „de vacantletUd is in aantocht
en Iedereen maakt plannen om een paar weken
In Brighton of Southend door te brengen.”
De avond begon te vallen en ze bevonden
zich nu in bet stilte halfdonker van de groote
kaatanjelaan aan den oever van de rivier, die
zacht onder de Kew Bridge voortgleed. se
wandelden dan verder langs de knotwilgen en
ellsndjes én paden, die zich door het groen
slingerden Een der villa’s van Strand-nn-the-
Green met haar oranjekleurig verlichte ramen
bood het aantrekkelük tafereeltje van een ge-
eestredenaars plegen zich In superlatieven
H uit te laten, vooral in Vlaanderen, waar
de menschen zooveel guller en gezelliger
zün dan in bet Noorden. ZU overdrijven en
maken den toegesprokene verlegen. Daar schUnt
vooral Stün Streuvels van overtuigd te zün.
want hü heeft steeds weten te ontkomen, als
men eens het voornemen had hem te huldigen
Maar nu heeft hü onlangs den grooten Belgi
schen staatsprijs voor letterkunde gekregen
(„een klein hoopje gedevalueerde franken en
een eer die zün volk hem reeds honderdvoudig"
schonk, zoo drukt een der Bruzselsche journa
listen zich uit), een prijs die hem blUkbaar
meer wordt gegund dan Marsman den niet-
uitgerelkten rijnen. Thans heeft men „den schoo-
nen mensch” weten te vangen en gevankelü*
naar de Taverne Royale gevoerd, waar offlcleel-
Vlaanderen hem braaf In de zon heeft gezet.
Wie er bet meest toe bügedragen heeft om
deze hulde cachet te geven en niet tot een ge-
zelllgheldsroes te maken was de schrijver Dr. J
A Goris (Marnlx GUsen). Hü was de vertegen-,
woordlger der jongeren In de jury die den
staatsprijs toewüst. Zün rede was een voorbeeld
van waardeering die matiging kent en niet on-
orrecht wordt.
Hü sprak met openhartigheid.
Een openhartigheid, zoo zeide hü, die
wellicht niet In harmonie Is met de tradities
van de jubllalre welsprekendheid, maar die ik
mü meen te moeten opleggen wanneer men
mü vraagt te spreken „In den naam der Jon
geren”, dit Is de heeren tusschen de 30 en de
40 of de 50 Jaar
Bü elke gelegenheid als deze zün er twee
manieren om Iemands levenswerk te beoordee-
len; de gewone hyperbolische loftuiting, die van
een verdienstelük sterveling een genie maakt
en die het feestvarken misschien nog meer be
schaamt dan zün beste vrienden. Onder derge-
lüke dithyramben blüft de gevierde sceptisch,
hü voelt dat er een deel van de gedachte ver
zwegen werd en hü moet verondersteUen dat
de vriendschap wellicht een grooter aandeel
heeft dan de waardeering In wat rond hem ge
beurt.
Terwü! de offlcleele spreker rijn vuurwerk
luidruchtig afsteekt, maken df dischgenooten
hun reserves en bedenkingen. Ik heb een der-
gelüke dubbelzinnigheid, of dubbelheid, altüd
betreurenswaardlg gevonden en mln ot meer
beleedlgend voor den man die haar ondergaar
en ik wensch, Stün Streuvelsl, dat gü niet van
deze tafel zoudt weggaan met dal onaangename
gevoel.
Moest Ik u b.v. zeggen dat de West-Vlaam-
sche neiging tot taalparticularisme de auteurs
var» mün generatie met enthousiasme vervult,
gü zoudt het niet gelooven en gü-zoudt volko
men geiük hebben. Moest Ik u nog meedeelen
kst het picturale element uit sommige uwei
boeken ons evenzeer ontroert als het versnelde
verhaal v»q om. glgen weggenootep, g.U jusjdt
het als een verloochening van eas eigen waaen
aanzien en als aan platitude.
W8 wenschen eerlük tegenover u te staan,
zelfs dan wanneer die eerlükheld op brutali
teit au. HJltes). Kr is in mü geen oogenbllk aar
zeling geweest wanneer Ik als jongste jurylid
uitspraak moest doen en die enorme massa ge-
devalueerde francs toekennen, enkele dagen te
laat jammer genoeg. In naam van mün gene
ratie kon ik handelen zonder twüfsl: onze ver-
eerlng voor u is In onzen geest zoo diep gean
kerd, zü heeft zulk een vasten vorm dat Ik wist 1
te handelen zooals mün vrienden dit met recht
verwachtten.
WU zün u dankbaar omdat gü de eerste züt 1
geweest om de Vlaamsche menschen te bevrü-
den uit de benauwende atmosfeer van gemoe
delijkheid en kleinburgerlükheid, omdat gü aan
den Vlaamschen boer weer een nobele, epische
gestalte hebt gegeven, omdat gü het Vlaamsche
landschep In zün tragischen eenvoud, in zün
eeuwige onrust en dreigende onzekerheid hebt
geteekend zooals niemand het voor u had ge
daan. De cultuurhistoricus zal later affiniteiten
ontdekken tusschen uw werk en dat van Jacob
Smits, hü zal analogieën zoeken in uwe be-
schrüvingen en de ruime wolkenhemels van
Smits en hü zal In u beide een zelfde liefde tot
het licht en een even afgodische vereering voor j
het land erkennen. Hü zal echter meer bü u
vinden dan bü den schilder: onder die hemelen
zal hü menschen aantreffen, geen dwergen, kin
derfiguren. mannengestalten, een heele reeks
menschen van vleesch en bloed, van ons vleesch
en ons bloed. Het is daarom dat wü u vereeren l
en in het hart dragen, omdat gü ons hebt om
ringd met een landschap waarvan de nobele 1
grootheid dfelgde verloren te gaan In ons bezit.
omdat gü voor ons enkele figuren hebt gescha
pen wier gedachtenis in ons gemoedsleven een i
aandeel neemt. I
En er is nog een reden, zei de heer Goris, die
ons naar u toe brengt. Gü hebt heel uw leven
ronduit In gedachte gezegd, eenvoudig en moe- i
dig OU waart zelfs zoo onnoozel In vollen oor- I
••■n je hebt me beloofd, om mü eens mee
aavsMVU.
„O, dat la aoo lang geleden. Dat «ras. toen je
TA 7 Of niet lang geleden, zaten m’n vrouw
en Ik samen aan *t ontbüt, een stil en
ernstig ontbüt. Want 's morgens hebben
de meeste menschen geen rin om grapjes te
maken. Ai tot die categorie van menschen be
hoorden wü Zwijgend stelt men voor dien dag
«'n programma van daden op.
Toen ik van thee voorsten was, opende m’n
vrouw haar mond en sprak: Uk wilde je wat
tegen hem aan. Het was bepaald, dat ze naar
de Kew Gardens zouden wandelen om de thee
te gebruiken, maar er was nog tüd en het was
zoo rustig hier. Büna niemand paleerde hen
In dit afgelegen hoekje van het park. Wederom
verviel het minnend paartje In zalig stUzwü-
gen. Het duurde lang voordat de jongeman
vroeg:
„Ben je graag bü me?”
Er kwam geen antwoord. Nog eens vroeg hü:
„Ja toch, Gwenna?”
Het scheen toch vreemd, dat hü haar nu kon
noemen, zooals hü wilde!
„Ja, nietwaar mün kleine lieveling?”
Nog twam er geen antwoord. HU boog zich
voorover, om haar goed aan te zun.... Haar
lange oogwimpers lagen als twee donkere halve
maantjes op haar wangen en haar witte blouse
daalde en rees bü Iedere ademhaling. Vermoeid
door het late opblüven van den vorlgen nacht
en bevangen door de dommelige warme stilte
onder het geboomte, was zü In zün armen in
slaap gevallen. Haar oogleden waren nog ge
stoten toen zü half bewust zün streelende
stem vlak bü zich hoorde. ZU lachte slaperig en
gaf hem schuchter en weifelend den kus terug,
dien hü haar op de lippen gedrukt had.