DE SNEEUWMAN I HET DIERENTEHUIS II li i 0 I! II ii i ii Kees Trap wil voetbal schoenen i; H ff ii ii ii i ii Jha li Miesje’s xvaschdag PIET BROOS Bram vertelt over Indische dieren HANDENARBEID r Allerlei J p 5 ii HiiiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiHiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiia^ - door FRED VAN DER HART A DOOR tn DE V.P.D. X IS Kluwenhouder R l| I r»* 4 v f H ij il 0 n HA X t even- In mee- »n- die ii ongeveer >ns ■*r moeder. maanden langer |n II -j 7» 4, I t u \l/zz TH I t Jr i s I I B e s i kte oet, nt- ich n e r o a r j Kee«! dat „Dag, mevrouw, hoe gaat het U. Ale ik 't goed heb geat ge nu. Door het prettige plantsoen, Eventjes een boodschap doen* „Beste Bever ga maar mee, Want je weet, 'Ac ieg nimmer nee, Heusch, al ben je nóg zoo stil, Weet ik dat je praten wil* Muitje Spits van d'overkant, In het lezen bijdehand, Leest zijn lieve vrindje Daan, 't Sprookje van de verre Maan. Maar nu gaat hij weer naar huü Deze teer geleerde Muls, Want het is al kwart vóór acht, Nu moes met het eten wacht A de de er toch Een Ook de Bever lijkt het fijn. Om tn ‘t dierenhuis te zijn, En al rockend denkt hij na, Strakjes ga ik naar de Ma Van mijn beste vrindje Daan, Hoe dat allemaal moet gaan. Want zoo’n baas is zéér secuur, Met zijn gasten op den duur. Mgöcgi daar HU den van Miesje heeft vandaag weer waschdag, -t Meisje heeft het vreeslijk druk. Eerst is 't wasschen, daarna drogen, Dan weer strijken stuk voor stuk. En is ‘t strijken afgeloopen. Dan is t meisje nog niet klaar. Want zij is een nette huisvrouw, Voor haar nauw’Hjks zeven jaar. Voordat alles in de kast gaat. Wordt het eerst secuur versteld, Daar is onze kleine Miesje, Wel bizonder op gesteld. ZIJ kan keurig kousjes stoppen, Scheurtjes naaien enzoovoort, Heusch, die kleine flinke Mtesje, Weet gerust wel hoe het hoort. t ’k Wed nu kun je wel begrijpen. Dat het ijverige kind, Door haar poppen Hans en Miepje, Wel terdege wordt bemind. RO VAN DAM. ie ie et ll O et n, el tn A ts e ii Igs 121- te ter ik- m. en iet an :a. an iet te an •Is I /an efV «e- eze iftte Sa n- ze art se- ku- «r- ide. oor 932 als I 1 9 f èi Op een Zaterdagmiddag opperde vader het plan, den volgenden dag een bezoek te gaan brengen bU Opa, die In een dorp op een uur afstand van Kees’ dorp woonde. 7 TIET UURTJE VOOR O1VZE JEUCÏÏ» Twee dagen later werd aan Kees’ adres ’n pakje bezorgd. Zenuwachtig maakte de Jongen het papier los. HU kon z’n oogen haast niet gelooven. Met trots toonde hy een paar prachtige voetbalschoenen, waar aan ’n briefje hing met de woorden: „Voor een flinken, kleinen weldoener van Opa.” bruin, oranje en naturel of zwart groen en naturel. Is dit klaar dan wordt van dik carton een ronde bodem gemaakt, die in den cylinder past en daarin vastgeiymd. Het deksel Is ook van carton, maar Iets grooter dan de bodem. In ’t midden komt een rond gat. Dit deksel wordt ook met ver schillende kleuren (maar dezelfde als van den cylinder) omwoeld, zooals de teeke- nlng laat zien. Is dit netjes gedaan, dan naai Je het deksel met een paar flinke ste ken niet te styf aan den cylinder, zoodat het draaien kan als aan een scharnier. Waarom huil Je. kleine baas Ik heb een kwartje verloren. Wanneer heb Je het verloren? Vanmiddag, en moeder heeft me weer uitgestuurd om het te vinden. Ze zegt, ik het niet vinden kan Is een dubbeltje ook goed Deze poesjes Mies en Jet, t Hebben zeer goed opgelet, Dat elk vrind'HJk dierenkind. Het reusachtig prettig vindt In het nieuwe Dierenhuis, Naast de woning van de Muis. En tij zeggen tot elkaar: „Hadden wij zoo’n huisje maar." man te harken in den tuin van mynheer Pastoor, ’t Onkruid moest noodlg gewied, de paden aangeharkt worden, kortom, de tuin moest een flinke beurt hebben en daarvoor had de Pastoor Kees laten komen. Het werk ging hem best af en na verloop van een paar uren was de tuin flink opgeknapt. De Pastoor was tevreden, klopte Kees op de schouders en zei: „Flink gedaan, hoor jon gen! Hier, stop maar in den spaarpot voor de nieuwe voetbalschoenen.” Kees schrok ervan. Een gulden ineens, dat schoot op. HU stamelde een paar dankwoorden en holde in één adem naar huls. Met stralen de oogen toonde hy moeder den blinkenden gulden en toen hU hem In den spaarpot liet vallen, klonk het geluid van den vallenden gulden hem als de mooiste muziek in de ooren. Nog ’n anderen keer had Kees zoo’n vallet. HU had de Mis gediend voor ’n vreemden priester en In de sacristie had deze Kees twee kwartjes in de hand gestopt. „Voor de nieuwe voetbalschoenen”, werd er bUgézegd. Kees was eerst verwonderd, dat deze vreemde priester iets van de nieu we schoenen wist, maar dan begreep hu, dat münheer Pastoor dat wel verteld zou hebben. Gelukkig gestemd was Kees thuis gekoipen, en één voor één gleden de twee kwartjes WJ de andere geldstukken in den spaarpot. Na verloop van enkele weken stelde vp- der voor, den inhoud van den spaarpot eens te tellen. Er zat meer dan een rUksdaal- der in. Moeder wisselde het kleingeld in voor een zilveren rljksdaalder en toen ble ven er nog enkele centen over. Kees voelde zich den koning te rUk. «7Z>z><IZZ Met volle aandacht luisterde Kees naar alles, wat de pater vertelde. HU voelde een groot medeUJden met die menschen in dat verre land. „God laat zich in edelmoedigheid nooit overtreffen en zal U duizendvoudig terug schenken, wat U aan zUn arme kinderen geeft”, dat was het slot van paters smeek bede om hulp voor de missie. Kees dacht na over de woorden van den missionaris, die een geweldigen indruk op hem hadden gemaakt. Onwillekeurig tastte hU naar den rUksdaalder. „God zal U be- loonen”, had de pater gezegd. En wat rei ook weer de onderwUzer laatst in de klas? „Elke Jongen is verplicht om de missie te steunen, als hU daartoe In de gelegen heid was!” HU was nu in de gelegenheid; een rUks daalder beteekende zooveel voor de mis sie; en voor hem? „Ja, maar,” zei een stem in zUn binnenste, Je nieuwe voetbalschoe nen dan?" „De heidensche kindertjes zUn heelemaal niet gekleed I” „JU moet weer zes wachten, minstens....” Kees voerde een echten tweestrUd. Toen werd hem een schaal onder den neus ge duwd. Kees schrok op, keek den pater aan, die zelf collecteerde en het was, alsof de pater hem doordringend aankeek en hem aanmoedigde een flinke daad te stellen. Het volgend oogenblik was de pater bij oeder, krijg Ik nou eens een paar voetbalschoenen? Alle Jongens van mUn klas hebben er al!” t Was Kees Trap, die z’n moeder deze vraag stel de en vurig hoopte, dat moeder hem die. zUn oogen noodzakelUke voorwerpen, iou willen geven. Moeder was druk aan ’t werk: de vraag van haar oudsten zoon verraste haar een beetje, ofschoon ze die al lang verwacht had. Kees Trap was een eerste klas voetbal ler en droeg zUn naam met eere. De meeste vrije middagen was Kees met zUn klas- genooten op het weiland van boer Verd’orst; twee elftallen waren gauw gevormd, alleen de vraag, bij welk elftal Kees ingedeeld zou worden, gaf de meeste keeren wat stagna tie in het spel. De partU, waarbU Kees in gedeeld werd, kon bUna zeker zUn van een overwinning. Al speelde Kees op z’n kou- een, hij kon den bal min stens even ver wegwerken als een andere jongen met voetbalschoe nen aan. ZUn gewone schoenen durfde Kees er niet aan te wagen, andere had hij niet, dus de eenig- ste oplossing was: spelen tonder schoe nen. W’at kon onze vriend dikwijls ja- loersch zUn op z’n medespelers, die prachtige voetbalschoe nen hadden. Zoo’n paar trappers aan zUn voeten, nou, dan kon de tegenpartij wel ophouden, want een knappe jongen, hem den bal dan zou afpikken. Verschillende keeren had hU thuis laten dóórschemeren, dat een paar flinke voet balschoenen elgenlUk tot de uitrusting van een jongen behoorde. Maar uit de gesprek ken tusschen vader en moeder had hU ook wel kunnen aflelden, dat die het geld nut tiger konden besteden en dat er eerst an dere dingen gekocht zouden worden dan voetbalschoenen voor Kees. Daarom had hij er elgenlUk nooit rechtstreeks om dur ven vragen, maar dien Woensdagmiddag was het verlangen naar „trappers” zoo hevig geweest, dat hU naar de keuken was gegaan en moeder de vraag stelde, die we hierboven neerschreven. Moeder was verrast door die vraag! Ze Kende Kees’ verlangen heel goed, gunde haar Jongen ook best die schoenen, maar ....het was niet mogelUk, voor die luxe zooveel geld uit te geven. Met vader had k er al een paar keer over gesproken, maar *t ging absoluut niet. Moeder vond het toch vervelend, dat ze Ze keek haar toen z’n hoofd .Jleden de dag, dat zelfs een reupt'ffoor 'Puntbaard op de vlucht gaat." Heer Puntbaard was op avontuur de wereld ingetrokken en was van 't vele dat hij zag in ‘t eerst wel wat geschrokken. Maar spoedig keek hij heel parmant, heldhaftig, uit zijn oogen en waren al zijn angst en vrees voor mensch en dier vervlogen. Hij tuurde scherp door bosch en heg, langs paden en langs boomen .Jk heb", zoo zei hij, „vast beloofd niet eerder weer te komen, voordat ik op een heldendaad, een daad van kracht kan roemen en de koning mij den grootsten held van heel het land zal noemen." Hij hield een groote dennennaald, als zwaard, in bei zijn handen. Waar zou zijn moed hem op zijn tocht dan eindelijk doen belanden? Maar plotseling wat zag hij daar (zou hij iets gaan beleven)? Een reus, wel 20 meter hoog, nu schrok hij toch wel even Stond langs den weg en lachte maar om 't kleine ventje Puntbaard, die, daarom nijdig, trok, vól moed, zijn groot en scherp gepunt zwaard. .Jieer r.eus", sprak Puntbaard, en zijn stem begon wel iets te beven, „wilt gij met mij een tweegevecht aangaan op dood en leven?" Twee kraaien op een hoogen tak, zij schrokken van die woorden; maar lachend bleef de reus maar staan, alsof hij het niet hoorde. „Lacht gij mij uit, beleedigt mijl Komaan ik zal U leeren!" Stak met zijn zwaard de dennennaald de reus wel twintig keeren. Nog altijd lachend stond de reus en dacht niet aan een vlucht En Puntbaard hakte, sloeg en stak de stukken in de lucht. Maar eensklaps viel er met een slag een bezem naar beneden, die was uit de armen van den reus plots naar benei gegleden. Hij raakte net het puntje van heer Puntbaard’s neus en hoofd en deze viel plat op zijn rug bewusteloos en verdoofd. De reus het was een sneeuwpop was doordat de zon ging schijnen, Als sneeuw voor de zon zoo sneeuw doet langzaamaan gaan verdwijnen. Zoo na een uur keek Puntbaard weer versuft nog om zich henen en zag met vreugd en blijdschap dat de reus reeds was verdwenen. „Die is”, zoo sprak hij, ,^eker toch wel van mijn moed geschrokken". En trotsch, de borst vooruit, is hij weer naar zijn land vertrokken. Vertelde daar van zijn gevecht, hoe een reusachtig wezen, door hem wel overwonnen was. En hoog werd hij geprezen. Hij toonde elk de groate bult die prijkte op zijn neus, als een bewijsstuk dat hij echt verwonnen had een reus. In de kronieken van het land daar schreef kabouter Langdraad Kees moest teleurstellen, flinken jongen aan. nam tussehen haar handen. huister eens goed naar Je bent Oud genoeg om te beseffen, vader hard moet werken om voor ons allen eten en kleeren te verdienen. Er is zooveel geld noodig en een gulden of zes voor een paar voetbalschoenen uitgeven, neen Jon gen, dat mogen we niet doen.” Kees begreep zUn moeder inderdaad heel goed. Het speet hem geweldig, dat hij de .trappers” niet kreeg, maar van den an deren kant zag hU ook goed, dat het rhoe- der minstens even zeer speet, dat ze haar lieven jongen moest teleurstellen. „Weet je, wat je doen moest. Kees?” vervolgde moeder, ,Je moet eens flink gaan •paren. Misschien kan je dan zelf die •choenen betalen. Je zal dan bij voorbeeld Je duiven moeten verkoopen en het geld, dat Je besteedde aan voer, nu zuinig be waren.” Dat voorstel leek Kees. Erg vond hU het, •’n duiven, waar hU veel van hield, te moeten wegdoen, maar de gedachte aan z’n nieuwe „trappers” deden hem besluiten de duiven te verkoopen. *eek later rolden drie kwartjes, de op brengst van z’n duiven, in den spaarpot, een houten kistje, dat de jongen handig in elkaar had getimmerd. 1 Begin van de voetbalschoenen was er! de andere bank en lag de zilveren rijks- daaldef op de collecteschaal. Een zalig gevoel doortintelde Kees; het gevoel, met zUn geld, zUn eigen gespaard geld, arme menschen te hebben gered. Hij sloeg de handen voor de oogen en bad; t was een dankgebed, dat God hem moed had gegeven, afstand te doen zUn geld. Vader had van den tweestrUd, dien Kees had moeten voeren, niets bemerkt, mln had hU bemerkt, dat Kees de missie zoo goed bedacht had. Maar Kareltje, je moet niet altijd zoo vechten. Weet je dan niet, dat als ze je op je wang slaan, je je andere elgenhjk moet toekeeren?” Ze hadden me een stomp op mUn neus gegeven en daar heb ik er maar één van!” Heb je aan je vader gezegd, dat Ik Je gisteren uit ^e les heb weggezonden? U denkt toch niet van my, dat ik uM de school aal klappen, meneer? Natuurlijk had Bram ook plaatjes de door hem besproken dieren meegebracht. Met praten en kUken was de middag gauw voorbU en veel te vroeg sloeg het uurtje van vertrek. a. L. Enkele keeren per Jaar brachten vader of moeder daar een bezoek en meestal moent dan één van de kinderen mee. Dezen keer was Kees aan de beurt. Als gewoonlUk gin gen Vader en Kees vroeg op stap, zouden dan de Mis bUwonen in Opa’s woonplaat» en daarna bU Opa op bezoek gaan. Kees had aan vader toestemming gevraagd, den rUksdaalder mee te mogen nemen. HU kon dezen aan Opa laten zien, misschien enfin, 't kon best ergens goed voor zUn. Onderweg had Kees verschillende malen naar z’n „kapitaal" gevoeld, dat hU diep In z’n broekzak onder z’n zakdoek had verbergen. En ook in de kerk moest hij, erg genoeg, telkens aan z’n rUksdaalder denken en was hU elgenlUk wel wat erg verstrooid, ofschoon Kees anders altijd heel eerbiedig bad. Na het Evangelie beklom een pater den preekstoel. Kees kende dien pater wel, want al een paar maal had dezelfde pater gepreekt in de kerk bU Kees op het dorp. HU was missionaris en stond bekend als een knap redenaar, die zUn geheele gehoor, van klein tot groot, wist te boeien. Ook nu weer. In goed gekozen woorden teekende de pater den toestand, waarin zUn missie verkeerde en die absoluut wanhopig te noe men was. Er was veel geld noodig; geld, om den katholieken menschen daar een een voudig kerkje te geven; geld om de arme zwartjes te kunnen kleeden, geld.... ja eigenUJk voor alles. Indische olifant kan ongeveer 7 M. lang worden. Een veel minder aardige sinjeur ia het neushoomdier (flg. 2). De meest bekende soorten zUn het Indische, het Javaansche en het Sumatraansche. Laatstgenoemde wordt ongeveer twee meter lang en een meter hoog. De kleur u bruinzwart, hier en daar zitten borstelige haren. De ooren zUn het sterkst behaard Op Malakka en Borneo komt deze soort ook voor. Het Javaansche neushoomdier krijgt *n hoorn van 25 c.M. Wat voedsel betreft, ts ■- het neushoomdier in het algemeen niet pxg kieskeurig. Boomtakken, harde strut) en distels en steppengras vormen zUn hoofd- voedsel, ofschoon hU sappiger voedsel ook wel lust. De olifant is veel kieskeuriger die lust alleen maar sappige bladeren en takjes. De horens van het neushoomdier worden gebruikt om bekers, mesheften handvaten van dolken en van sabels van te maken. De huid gebruiken de inboorlln gen voor vervaardiging van schote r j schilden en pantsers. Meestal leven 1 neushoorns in troepjes van 4 tot 10 stuks En nu iets over de Indische krokodillen Veel hoor je altijd praten over de ganges- gaviaal (flg. 3), een onschadelUk dier, dat vooral veel visch eet. Gevaariyk voor men schen zUn de lUstkrokodillen (flg. 4), die in zee en aan de riviermondingen voor komen. De Ujstkrokodil eet herten, var kens, apen en, zooals gezegd, hU spaart ook menschen niet. Daar zU dieren en men schen uit een hinderlaag overvallen, terwyj deze hun dorst komen lesschen, vallen heel wat slachtoffers als hun prooi. In landers, die in de schemering of in det nacht met hun ranke bootjes uit moeten trachten de bootjes steeds midden in der. stroom te houden, waar de minste kroko dillen zijn. Meerdere malen is het gebeurd dat krokodillen met hun staart "n bootje deden omslaan, zoodat de Inzittenden sen gemakkelijke prooi werden. Men zegt, dat in Indlë evenveel menschen door krokodil len gedood worden als door tijgers.” w -y oor meisjes, die graag met raffia werken is dit een aardig werkje. Maak eerst van karton een ongeveer 10 C.M. hoogen cylinder. Je knipt daartoe een langwerpig stuk en buigt dit rond. De randen komen over elkaar te liggen en worden dan vastgenaaid. Vervolgens wordt deze cylinder in staande richting met raf fia omwoeld. B.v. met de kleuren donker- t Liep Kees mee met het sparen. Elke week kreeg hij van >n vader vijf cent, die trouw in den spaarpet werden gestopt, ffiaar zoq had het toch een aardig tijdje geduurd, vóór er voldoende geld bjj elkaar vu. Gelukkig kwam er onverwachte hulp, die Kees vlugger bij zijn doel zou brengen. Op een avond In Juli stapte de pastoor bij Trap binnen. Kees had Juist z’n avond- gebed gebeden en keek niet weinig ver- voaderd op, toen hy hoorde, dat mijnheer Pastoor speciaal voor hem was gekomen. Mijnheer Pastoor wist zeker van Kees’ Plannen af, want de eerste vraag, die de Putoor stelde, gold de nieuwe voetbal schoenen van onzen vriend. .En, Kees, vertel eens Jongen, hoe ver •taat het met je schoenen?” Kees kleurde. „Ik weet het niet precies, mynheer Pastoor, maar het zal nog wel even duren, vóór Ik ze kan gaan koopen.’ «Nou, enfin, Je spaart maar flink hoor, misschien kun Je er dan wel een voetbal by koopen,” zei de Pastoor lachend, „maat *»t ik zeggen wou. Je moest morgenmiddag even by me komen, als Je tyd hebt. Ik heb een flinken jongen *hard noodig.” Natuurlijk had Kees tijd en den volgen den middag stond hij als een efhte tuln- h) ..l. 01.f... had Bram nooit ging dus verder: men olifanten (flg. 1) in voor. Liefst houden zy zich op in de buurt van water, waar veel bamboe staat. Van de volle zon Is de Indische olifant heele maal niet gediend, heel anders dan de Afrikaansche. Een bad nemen de dieren graag en ze spuiten ook wel fand op hun rug, misschien om lastige vliegen kwyt te raken. Jullie weten natuuriyk, dat olifan ten als byzonder slim en verstandig bekend staan. Meestal zyn ze zacht van aard, erg voorzichtig, byna vreesachtig. Een enkele maal wordt een eenzame olifant aange troffen, die uit de kudde uitgesloten Is; hij wordt dan buitengewoon gevaariyk. Een k moest dus wat over Indische dieren vertellen”, begon Bram, toen de club weer byeen was. Ik vond het moeliyk te bedenken over welke dieren ik vertellen zou. Tenslotte koos ik den olifant, het neushoomdier en de krokodillen. Goed?" Nu, dat behoefde Bram elgenhjk niet te vragen, ’t Sprak wel vanzelf, dat ze over die groote dieren nog graag eens wat wil den hooren. *t Was muisstil, toen Bram begon: „De Indische' olifant komt nog in een groot deel van Azië in het wild voor. Jullie moet echter niet denken, dat hy alleen op heel warme plaatsen leeft. In het Himalaja- gebergte loopen kudden olifanten in de sneeuw!” Dat vond Evelien zoo’n gek idee, dat ze schaterde van het lachen. Stel je voor, olifanten in de sneeuw!” Rob vroeg of ze wel eens sneeuwballen gooiden, maar van gehoord „Meestal ko- groote kudden „En Kees”, ze! Opa, „heb je haast je nieuwe „trappers" by elkaar gespaard?" „Laat maar eens zien, wat je gespaard nebt”, moedigde Vader aan. Kees werd vuurrood. Stotterend vertelde hy toen, dat hy elechts enkele centen haa overgehouden en waar z’n rljksdaalder was gebleven. Vader keek Opa eens aan; deze riep Kees by zich, streek hem over ’t hoofd en zei niets anders dan: ,,’n Betere daad had Je niet kunnen stellen, Jongen. Onze Lieve Heer zal dat zeker niet onbeloond laten.” Toen Kees Vader aankeek, zag hy, dat deze hem glimlachend toeknikte en zeer zeker goedkeurde, wat hy gedaan had.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1935 | | pagina 17