DE
SNEEUWMAN
I
HET DIERENTEHUIS
II
li
i
0
I!
II
ii
i
ii
Kees Trap wil voetbal
schoenen
i;
H
ff
ii
ii
ii
i
ii
Jha
li
Miesje’s xvaschdag
PIET BROOS
Bram vertelt over
Indische dieren
HANDENARBEID
r
Allerlei
J
p
5
ii
HiiiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiHiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiia^
-
door FRED VAN DER HART
A
DOOR
tn
DE V.P.D.
X
IS
Kluwenhouder
R
l|
I
r»*
4
v
f
H
ij
il
0
n
HA
X
t
even-
In
mee-
»n-
die
ii
ongeveer
>ns
■*r
moeder.
maanden langer
|n
II
-j
7»
4,
I
t
u
\l/zz
TH
I
t
Jr
i
s
I
I
B
e
s
i
kte
oet,
nt-
ich
n
e
r
o
a
r
j
Kee«!
dat
„Dag, mevrouw, hoe gaat het U.
Ale ik 't goed heb geat ge nu.
Door het prettige plantsoen,
Eventjes een boodschap doen*
„Beste Bever ga maar mee,
Want je weet, 'Ac ieg nimmer nee,
Heusch, al ben je nóg zoo stil,
Weet ik dat je praten wil*
Muitje Spits van d'overkant,
In het lezen bijdehand,
Leest zijn lieve vrindje Daan,
't Sprookje van de verre Maan.
Maar nu gaat hij weer naar huü
Deze teer geleerde Muls,
Want het is al kwart vóór acht,
Nu moes met het eten wacht
A
de
de
er
toch
Een
Ook de Bever lijkt het fijn.
Om tn ‘t dierenhuis te zijn,
En al rockend denkt hij na,
Strakjes ga ik naar de Ma
Van mijn beste vrindje Daan,
Hoe dat allemaal moet gaan.
Want zoo’n baas is zéér secuur,
Met zijn gasten op den duur.
Mgöcgi
daar
HU
den
van
Miesje heeft vandaag weer waschdag,
-t Meisje heeft het vreeslijk druk.
Eerst is 't wasschen, daarna drogen,
Dan weer strijken stuk voor stuk.
En is ‘t strijken afgeloopen.
Dan is t meisje nog niet klaar.
Want zij is een nette huisvrouw,
Voor haar nauw’Hjks zeven jaar.
Voordat alles in de kast gaat.
Wordt het eerst secuur versteld,
Daar is onze kleine Miesje,
Wel bizonder op gesteld.
ZIJ kan keurig kousjes stoppen,
Scheurtjes naaien enzoovoort,
Heusch, die kleine flinke Mtesje,
Weet gerust wel hoe het hoort.
t ’k Wed nu kun je wel begrijpen.
Dat het ijverige kind,
Door haar poppen Hans en Miepje,
Wel terdege wordt bemind.
RO VAN DAM.
ie
ie
et
ll
O
et
n,
el
tn
A
ts
e
ii
Igs
121-
te
ter
ik-
m.
en
iet
an
:a.
an
iet
te
an
•Is
I
/an
efV
«e-
eze
iftte
Sa
n-
ze
art
se-
ku-
«r-
ide.
oor
932
als
I
1
9
f
èi
Op een Zaterdagmiddag opperde vader
het plan, den volgenden dag een bezoek te
gaan brengen bU Opa, die In een dorp op
een uur afstand van Kees’ dorp woonde.
7
TIET UURTJE VOOR O1VZE JEUCÏÏ»
Twee dagen later werd aan Kees’ adres
’n pakje bezorgd. Zenuwachtig maakte de
Jongen het papier los. HU kon z’n oogen
haast niet gelooven. Met trots toonde hy
een paar prachtige voetbalschoenen, waar
aan ’n briefje hing met de woorden: „Voor
een flinken, kleinen weldoener van Opa.”
bruin, oranje en naturel of zwart groen en
naturel. Is dit klaar dan wordt van dik
carton een ronde bodem gemaakt, die in
den cylinder past en daarin vastgeiymd.
Het deksel Is ook van carton, maar Iets
grooter dan de bodem. In ’t midden komt
een rond gat. Dit deksel wordt ook met ver
schillende kleuren (maar dezelfde als van
den cylinder) omwoeld, zooals de teeke-
nlng laat zien. Is dit netjes gedaan, dan
naai Je het deksel met een paar flinke ste
ken niet te styf aan den cylinder, zoodat
het draaien kan als aan een scharnier.
Waarom huil Je. kleine baas
Ik heb een kwartje verloren.
Wanneer heb Je het verloren?
Vanmiddag, en moeder heeft me weer
uitgestuurd om het te vinden. Ze zegt,
ik het niet vinden kan Is een dubbeltje ook
goed
Deze poesjes Mies en Jet, t
Hebben zeer goed opgelet,
Dat elk vrind'HJk dierenkind.
Het reusachtig prettig vindt
In het nieuwe Dierenhuis,
Naast de woning van de Muis.
En tij zeggen tot elkaar:
„Hadden wij zoo’n huisje maar."
man te harken in den tuin van mynheer
Pastoor, ’t Onkruid moest noodlg gewied, de
paden aangeharkt worden, kortom, de tuin
moest een flinke beurt hebben en daarvoor
had de Pastoor Kees laten komen. Het werk
ging hem best af en na verloop van een
paar uren was de tuin flink opgeknapt. De
Pastoor was tevreden, klopte Kees op de
schouders en zei: „Flink gedaan, hoor jon
gen! Hier, stop maar in den spaarpot voor
de nieuwe voetbalschoenen.” Kees schrok
ervan. Een gulden ineens, dat schoot op.
HU stamelde een paar dankwoorden en
holde in één adem naar huls. Met stralen
de oogen toonde hy moeder den blinkenden
gulden en toen hU hem In den spaarpot liet
vallen, klonk het geluid van den vallenden
gulden hem als de mooiste muziek in de
ooren.
Nog ’n anderen keer had Kees zoo’n
vallet. HU had de Mis gediend voor ’n
vreemden priester en In de sacristie had
deze Kees twee kwartjes in de hand gestopt.
„Voor de nieuwe voetbalschoenen”, werd
er bUgézegd. Kees was eerst verwonderd,
dat deze vreemde priester iets van de nieu
we schoenen wist, maar dan begreep hu,
dat münheer Pastoor dat wel verteld zou
hebben. Gelukkig gestemd was Kees thuis
gekoipen, en één voor één gleden de twee
kwartjes WJ de andere geldstukken in den
spaarpot.
Na verloop van enkele weken stelde vp-
der voor, den inhoud van den spaarpot eens
te tellen. Er zat meer dan een rUksdaal-
der in. Moeder wisselde het kleingeld in
voor een zilveren rljksdaalder en toen ble
ven er nog enkele centen over. Kees voelde
zich den koning te rUk.
«7Z>z><IZZ
Met volle aandacht luisterde Kees naar
alles, wat de pater vertelde. HU voelde een
groot medeUJden met die menschen in
dat verre land.
„God laat zich in edelmoedigheid nooit
overtreffen en zal U duizendvoudig terug
schenken, wat U aan zUn arme kinderen
geeft”, dat was het slot van paters smeek
bede om hulp voor de missie.
Kees dacht na over de woorden van den
missionaris, die een geweldigen indruk op
hem hadden gemaakt. Onwillekeurig tastte
hU naar den rUksdaalder. „God zal U be-
loonen”, had de pater gezegd. En wat rei
ook weer de onderwUzer laatst in de klas?
„Elke Jongen is verplicht om de missie
te steunen, als hU daartoe In de gelegen
heid was!”
HU was nu in de gelegenheid; een rUks
daalder beteekende zooveel voor de mis
sie; en voor hem? „Ja, maar,” zei een stem
in zUn binnenste, Je nieuwe voetbalschoe
nen dan?"
„De heidensche kindertjes zUn heelemaal
niet gekleed I”
„JU moet weer zes
wachten, minstens....”
Kees voerde een echten tweestrUd. Toen
werd hem een schaal onder den neus ge
duwd. Kees schrok op, keek den pater aan,
die zelf collecteerde en het was, alsof de
pater hem doordringend aankeek en hem
aanmoedigde een flinke daad te stellen.
Het volgend oogenblik was de pater bij
oeder, krijg Ik nou eens een paar
voetbalschoenen? Alle Jongens van
mUn klas hebben er al!” t Was
Kees Trap, die z’n moeder deze vraag stel
de en vurig hoopte, dat moeder hem die.
zUn oogen noodzakelUke voorwerpen,
iou willen geven.
Moeder was druk aan ’t werk: de vraag
van haar oudsten zoon verraste haar een
beetje, ofschoon ze die al lang verwacht
had.
Kees Trap was een eerste klas voetbal
ler en droeg zUn naam met eere. De meeste
vrije middagen was Kees met zUn klas-
genooten op het weiland van boer Verd’orst;
twee elftallen waren gauw gevormd, alleen
de vraag, bij welk elftal Kees ingedeeld zou
worden, gaf de meeste keeren wat stagna
tie in het spel. De partU, waarbU Kees in
gedeeld werd, kon bUna zeker zUn van een
overwinning. Al speelde Kees op z’n kou-
een, hij kon
den bal min
stens even ver
wegwerken
als een andere
jongen met
voetbalschoe
nen aan.
ZUn gewone
schoenen
durfde Kees
er niet aan te
wagen, andere
had hij niet,
dus de eenig-
ste oplossing
was: spelen
tonder schoe
nen. W’at kon
onze vriend
dikwijls ja-
loersch zUn op
z’n medespelers, die prachtige voetbalschoe
nen hadden. Zoo’n paar trappers aan zUn
voeten, nou, dan kon de tegenpartij wel
ophouden, want een knappe jongen,
hem den bal dan zou afpikken.
Verschillende keeren had hU thuis laten
dóórschemeren, dat een paar flinke voet
balschoenen elgenlUk tot de uitrusting van
een jongen behoorde. Maar uit de gesprek
ken tusschen vader en moeder had hU ook
wel kunnen aflelden, dat die het geld nut
tiger konden besteden en dat er eerst an
dere dingen gekocht zouden worden dan
voetbalschoenen voor Kees. Daarom had
hij er elgenlUk nooit rechtstreeks om dur
ven vragen, maar dien Woensdagmiddag
was het verlangen naar „trappers” zoo
hevig geweest, dat hU naar de keuken was
gegaan en moeder de vraag stelde, die we
hierboven neerschreven.
Moeder was verrast door die vraag! Ze
Kende Kees’ verlangen heel goed, gunde
haar Jongen ook best die schoenen, maar
....het was niet mogelUk, voor die luxe
zooveel geld uit te geven. Met vader had
k er al een paar keer over gesproken,
maar *t ging absoluut niet.
Moeder vond het toch vervelend, dat ze
Ze keek haar
toen z’n hoofd
.Jleden de dag, dat zelfs een reupt'ffoor 'Puntbaard op de vlucht gaat."
Heer Puntbaard was op avontuur de wereld ingetrokken
en was van 't vele dat hij zag in ‘t eerst wel wat geschrokken.
Maar spoedig keek hij heel parmant, heldhaftig, uit zijn oogen
en waren al zijn angst en vrees voor mensch en dier vervlogen.
Hij tuurde scherp door bosch en heg, langs paden en langs boomen
.Jk heb", zoo zei hij, „vast beloofd niet eerder weer te komen,
voordat ik op een heldendaad, een daad van kracht kan roemen
en de koning mij den grootsten held van heel het land zal noemen."
Hij hield een groote dennennaald, als zwaard, in bei zijn handen.
Waar zou zijn moed hem op zijn tocht dan eindelijk doen belanden?
Maar plotseling wat zag hij daar (zou hij iets gaan beleven)?
Een reus, wel 20 meter hoog, nu schrok hij toch wel even
Stond langs den weg en lachte maar om 't kleine ventje Puntbaard,
die, daarom nijdig, trok, vól moed, zijn groot en scherp gepunt zwaard.
.Jieer r.eus", sprak Puntbaard, en zijn stem begon wel iets te beven,
„wilt gij met mij een tweegevecht aangaan op dood en leven?"
Twee kraaien op een hoogen tak, zij schrokken van die woorden;
maar lachend bleef de reus maar staan, alsof hij het niet hoorde.
„Lacht gij mij uit, beleedigt mijl Komaan ik zal U leeren!"
Stak met zijn zwaard de dennennaald de reus wel twintig keeren.
Nog altijd lachend stond de reus en dacht niet aan een vlucht
En Puntbaard hakte, sloeg en stak de stukken in de lucht.
Maar eensklaps viel er met een slag een bezem naar beneden,
die was uit de armen van den reus plots naar benei gegleden.
Hij raakte net het puntje van heer Puntbaard’s neus en hoofd
en deze viel plat op zijn rug bewusteloos en verdoofd.
De reus het was een sneeuwpop was doordat de zon ging schijnen,
Als sneeuw voor de zon zoo sneeuw doet langzaamaan gaan verdwijnen.
Zoo na een uur keek Puntbaard weer versuft nog om zich henen
en zag met vreugd en blijdschap dat de reus reeds was verdwenen.
„Die is”, zoo sprak hij, ,^eker toch wel van mijn moed geschrokken".
En trotsch, de borst vooruit, is hij weer naar zijn land vertrokken.
Vertelde daar van zijn gevecht, hoe een reusachtig wezen,
door hem wel overwonnen was. En hoog werd hij geprezen.
Hij toonde elk de groate bult die prijkte op zijn neus,
als een bewijsstuk dat hij echt verwonnen had een reus.
In de kronieken van het land daar schreef kabouter Langdraad
Kees moest teleurstellen,
flinken jongen aan. nam
tussehen haar handen.
huister eens goed naar
Je bent Oud genoeg om te beseffen,
vader hard moet werken om voor ons allen
eten en kleeren te verdienen. Er is zooveel
geld noodig en een gulden of zes voor een
paar voetbalschoenen uitgeven, neen Jon
gen, dat mogen we niet doen.”
Kees begreep zUn moeder inderdaad heel
goed. Het speet hem geweldig, dat hij de
.trappers” niet kreeg, maar van den an
deren kant zag hU ook goed, dat het rhoe-
der minstens even zeer speet, dat ze haar
lieven jongen moest teleurstellen.
„Weet je, wat je doen moest. Kees?”
vervolgde moeder, ,Je moet eens flink gaan
•paren. Misschien kan je dan zelf die
•choenen betalen. Je zal dan bij voorbeeld
Je duiven moeten verkoopen en het geld,
dat Je besteedde aan voer, nu zuinig be
waren.”
Dat voorstel leek Kees. Erg vond hU het,
•’n duiven, waar hU veel van hield, te
moeten wegdoen, maar de gedachte aan
z’n nieuwe „trappers” deden hem
besluiten de duiven te verkoopen.
*eek later rolden drie kwartjes, de op
brengst van z’n duiven, in den spaarpot,
een houten kistje, dat de jongen handig in
elkaar had getimmerd.
1 Begin van de voetbalschoenen was er!
de andere bank en lag de zilveren rijks-
daaldef op de collecteschaal.
Een zalig gevoel doortintelde Kees; het
gevoel, met zUn geld, zUn eigen gespaard
geld, arme menschen te hebben gered. Hij
sloeg de handen voor de oogen en bad;
t was een dankgebed, dat God hem
moed had gegeven, afstand te doen
zUn geld.
Vader had van den tweestrUd, dien Kees
had moeten voeren, niets bemerkt,
mln had hU bemerkt, dat Kees de missie
zoo goed bedacht had.
Maar Kareltje, je moet niet altijd zoo
vechten. Weet je dan niet, dat als ze je op
je wang slaan, je je andere elgenhjk moet
toekeeren?”
Ze hadden me een stomp op mUn neus
gegeven en daar heb ik er maar één van!”
Heb je aan je vader gezegd, dat Ik
Je gisteren uit ^e les heb weggezonden?
U denkt toch niet van my, dat ik uM
de school aal klappen, meneer?
Natuurlijk had Bram ook plaatjes
de door hem besproken dieren meegebracht.
Met praten en kUken was de middag gauw
voorbU en veel te vroeg sloeg het uurtje
van vertrek. a. L.
Enkele keeren per Jaar brachten vader of
moeder daar een bezoek en meestal moent
dan één van de kinderen mee. Dezen keer
was Kees aan de beurt. Als gewoonlUk gin
gen Vader en Kees vroeg op stap, zouden
dan de Mis bUwonen in Opa’s woonplaat»
en daarna bU Opa op bezoek gaan. Kees
had aan vader toestemming gevraagd, den
rUksdaalder mee te mogen nemen. HU kon
dezen aan Opa laten zien, misschien
enfin, 't kon best ergens goed voor zUn.
Onderweg had Kees verschillende malen
naar z’n „kapitaal" gevoeld, dat hU diep
In z’n broekzak onder z’n zakdoek had
verbergen. En ook in de kerk moest hij,
erg genoeg, telkens aan z’n rUksdaalder
denken en was hU elgenlUk wel wat erg
verstrooid, ofschoon Kees anders altijd
heel eerbiedig bad.
Na het Evangelie beklom een pater den
preekstoel. Kees kende dien pater wel,
want al een paar maal had dezelfde pater
gepreekt in de kerk bU Kees op het dorp.
HU was missionaris en stond bekend als
een knap redenaar, die zUn geheele gehoor,
van klein tot groot, wist te boeien. Ook nu
weer. In goed gekozen woorden teekende
de pater den toestand, waarin zUn missie
verkeerde en die absoluut wanhopig te noe
men was. Er was veel geld noodig; geld, om
den katholieken menschen daar een een
voudig kerkje te geven; geld om de arme
zwartjes te kunnen kleeden, geld.... ja
eigenUJk voor alles.
Indische olifant kan ongeveer 7 M. lang
worden.
Een veel minder aardige sinjeur ia het
neushoomdier (flg. 2). De meest bekende
soorten zUn het Indische, het Javaansche
en het Sumatraansche.
Laatstgenoemde wordt ongeveer twee
meter lang en een meter hoog. De kleur u
bruinzwart, hier en daar zitten borstelige
haren. De ooren zUn het sterkst behaard
Op Malakka en Borneo komt deze soort
ook voor.
Het Javaansche neushoomdier krijgt *n
hoorn van 25 c.M. Wat voedsel betreft, ts ■-
het neushoomdier in het algemeen niet pxg
kieskeurig. Boomtakken, harde strut) en
distels en steppengras vormen zUn hoofd-
voedsel, ofschoon hU sappiger voedsel ook
wel lust. De olifant is veel kieskeuriger
die lust alleen maar sappige bladeren en
takjes. De horens van het neushoomdier
worden gebruikt om bekers, mesheften
handvaten van dolken en van sabels van
te maken. De huid gebruiken de inboorlln
gen voor vervaardiging van schote
r j
schilden en pantsers. Meestal leven 1
neushoorns in troepjes van 4 tot 10 stuks
En nu iets over de Indische krokodillen
Veel hoor je altijd praten over de ganges-
gaviaal (flg. 3), een onschadelUk dier, dat
vooral veel visch eet. Gevaariyk voor men
schen zUn de lUstkrokodillen (flg. 4), die
in zee en aan de riviermondingen voor
komen. De Ujstkrokodil eet herten, var
kens, apen en, zooals gezegd, hU spaart ook
menschen niet. Daar zU dieren en men
schen uit een hinderlaag overvallen, terwyj
deze hun dorst komen lesschen, vallen
heel wat slachtoffers als hun prooi. In
landers, die in de schemering of in det
nacht met hun ranke bootjes uit moeten
trachten de bootjes steeds midden in der.
stroom te houden, waar de minste kroko
dillen zijn. Meerdere malen is het gebeurd
dat krokodillen met hun staart "n bootje
deden omslaan, zoodat de Inzittenden sen
gemakkelijke prooi werden. Men zegt, dat
in Indlë evenveel menschen door krokodil
len gedood worden als door tijgers.”
w -y oor meisjes, die graag met raffia
werken is dit een aardig werkje.
Maak eerst van karton een ongeveer
10 C.M. hoogen cylinder. Je knipt daartoe
een langwerpig stuk en buigt dit rond. De
randen komen over elkaar te liggen en
worden dan vastgenaaid. Vervolgens wordt
deze cylinder in staande richting met raf
fia omwoeld. B.v. met de kleuren donker-
t Liep Kees mee met het sparen. Elke
week kreeg hij van >n vader vijf cent, die
trouw in den spaarpet werden gestopt,
ffiaar zoq had het toch een aardig tijdje
geduurd, vóór er voldoende geld bjj elkaar
vu. Gelukkig kwam er onverwachte hulp,
die Kees vlugger bij zijn doel zou brengen.
Op een avond In Juli stapte de pastoor
bij Trap binnen. Kees had Juist z’n avond-
gebed gebeden en keek niet weinig ver-
voaderd op, toen hy hoorde, dat mijnheer
Pastoor speciaal voor hem was gekomen.
Mijnheer Pastoor wist zeker van Kees’
Plannen af, want de eerste vraag, die de
Putoor stelde, gold de nieuwe voetbal
schoenen van onzen vriend.
.En, Kees, vertel eens Jongen, hoe ver
•taat het met je schoenen?”
Kees kleurde. „Ik weet het niet precies,
mynheer Pastoor, maar het zal nog wel
even duren, vóór Ik ze kan gaan koopen.’
«Nou, enfin, Je spaart maar flink hoor,
misschien kun Je er dan wel een voetbal
by koopen,” zei de Pastoor lachend, „maat
*»t ik zeggen wou. Je moest morgenmiddag
even by me komen, als Je tyd hebt. Ik heb
een flinken jongen *hard noodig.”
Natuurlijk had Kees tijd en den volgen
den middag stond hij als een efhte tuln-
h) ..l. 01.f...
had Bram nooit
ging dus verder:
men olifanten (flg. 1) in
voor. Liefst houden zy zich op in de buurt
van water, waar veel bamboe staat. Van
de volle zon Is de Indische olifant heele
maal niet gediend, heel anders dan de
Afrikaansche. Een bad nemen de dieren
graag en ze spuiten ook wel fand op hun
rug, misschien om lastige vliegen kwyt te
raken. Jullie weten natuuriyk, dat olifan
ten als byzonder slim en verstandig bekend
staan. Meestal zyn ze zacht van aard, erg
voorzichtig, byna vreesachtig. Een enkele
maal wordt een eenzame olifant aange
troffen, die uit de kudde uitgesloten Is; hij
wordt dan buitengewoon gevaariyk. Een
k moest dus wat over Indische dieren
vertellen”, begon Bram, toen de club
weer byeen was. Ik vond het moeliyk
te bedenken over welke dieren ik vertellen
zou. Tenslotte koos ik den olifant, het
neushoomdier en de krokodillen. Goed?"
Nu, dat behoefde Bram elgenhjk niet te
vragen, ’t Sprak wel vanzelf, dat ze over
die groote dieren nog graag eens wat wil
den hooren.
*t Was muisstil, toen Bram begon: „De
Indische' olifant komt nog in een groot
deel van Azië in het wild voor. Jullie moet
echter niet denken, dat hy alleen op heel
warme plaatsen leeft. In het Himalaja-
gebergte loopen kudden olifanten in de
sneeuw!”
Dat vond Evelien zoo’n gek idee, dat ze
schaterde van
het lachen.
Stel je voor,
olifanten in
de sneeuw!”
Rob vroeg
of ze wel eens
sneeuwballen
gooiden, maar
van gehoord
„Meestal ko-
groote kudden
„En Kees”, ze! Opa, „heb je haast je
nieuwe „trappers" by elkaar gespaard?"
„Laat maar eens zien, wat je gespaard
nebt”, moedigde Vader aan.
Kees werd vuurrood. Stotterend vertelde
hy toen, dat hy elechts enkele centen haa
overgehouden en waar z’n rljksdaalder was
gebleven.
Vader keek Opa eens aan; deze riep Kees
by zich, streek hem over ’t hoofd en zei
niets anders dan: ,,’n Betere daad had Je
niet kunnen stellen, Jongen. Onze Lieve
Heer zal dat zeker niet onbeloond laten.”
Toen Kees Vader aankeek, zag hy, dat
deze hem glimlachend toeknikte en zeer
zeker goedkeurde, wat hy gedaan had.