aan den daq N Met twee kameraadjes op avonturenreis I O I Jacob Moleschott I HET VERDWENEN ELFTAL GEEN SPRAKE VAN! llilllllllll MAANDAG 29 JULI 1935 - f Chineesche kunst schatten Het verdwenen Overste Fa weet Anton Bruckner Het Lam Gods l *si ft De „Lof der Zotheid** testament i I 1"'Tijd van spanning Zen Bosschenaar Jacob Moleschott 1 ten een eens e door Arthur Morrison t s l t 1 nog soo- Spanningsdag, Zenuwlach. Heer in ’t zwart: Schrik in ’t hart. Felle plaag: Steeds gevraag! Antwoord kwijt: Examentijd! Juli-zon Vreugdebron. Anderen vrij: Bosch of hei. Hij studeert, Repeteert; Zwoegt en lijdt: Examentijd! Nog geen uur daarna werd Eric Smith ten kantore van Sir Samuels notaris gearresteerd. Te verantwoorden had hy zich terzake van dief stal en vervalsching In geschriften. Hoe wist die notaris, cat Smith Sir Pember tons testament gestolen en daarna vervalscht had? Hoe kon een radlo-berlcht de leugen- sensatle uitzenden over den dood van Sir Sa muel, die nog in leven was? 14 Intusschen éognacflesch Crook I i Een advertentie behoeft geen „kapitalen” ta koeten. Plaats maar eens een Omroeper) Rubri- oeering en geUJkvormlgw aetwtfaa, BUI» ban de totarlef. 1 u r. tor del Regno". Moleschott was. hoewel onze tegenstander in philosophised denken, een Innig mensch, een man met een groot hart, een wetenschappelijk genie. Overladen met roem ontsliep hij te Rome den Xteten Mei 1893. Rusteloos, Slapeloos Menig nacht Doorgebracht. Schriften vol, Knappe bol! Studie-vlijt Examentijd! begrip als schouwde. De materie werd van begrip tot essentie, het Dienzelfden middag, circa half drie, diende het dienstmeisje van Eric Smith een bezoeker aan. Bij zijn binnenkomst ging hy, zonder eenl- ge Inleiding, rechtstreeks op het doel van zijn komst af: „Deze aangelegenheid is van uiterst dlscre- ten aard. mr. Smith. Ons beroep brengt mede, dat de particuliere omstandigheden van onze Volgens berichten in de Brusselsche „Stan daard” zou men mogen aannemen, dat het ont brekende paneel van het beroemde altaarstuk „De aanbidding van het Lam" door de gebroe ders Van Eyck. reeds omstreeks eind Juni te Gent in een openbaar gebouw zou zijn terugge vonden en aan de overheden ter hand gesteld. Zekere berichten hieromtrent waren nog met te krijgen. Wel acht men de waarschijnlijkheid groot, dat de geruchten juist zijn. Eric Smith zou In zijn cel gemakkel» het gr^woqrd tp xlig oagene gevonden fiebben», In dien bij geweten had, dat de hdwei«kamakétaar Bailing. die zoo dicht bjj bet Talatunkan«appa- raat plaats nam. behalve een gewiekst detec tive tevens een voortreffelijk buikspreker was. Lang gewacht, Onverwacht Antwoord kwam: Telegram. Even stil. Vreugde-gil! Vroolijkhetd Examentijd! Algebra, Physica, Tacitus, Livius; Duitsch en Fransch Schijn van kans. Loon voor vlijt: Examentijd! Een katholiek missionaris, pater Patrick H. Molloy, is uit Brazilië te New York aangekomen en verklaart mededeelingen te kunnen doen omtrent den verdwenen onderzoeker overste Fawcet. Fawcet, die jarenlang het Brazillaan- sche oerwoud heeft doorkruist, vertrok In 1925 wederom vooj een expeditie daarheen en werd sedertdien niet weer gezien. Tal vail expedities van een onverdorven kunstenaarshart. Bruokner was een groot bewonderaar van Richard Wagner en trachtte in zijn sympho- nieën diens richting te volgen en zijn theorieën toe te passen. Zijn kunst vond bij Wagner groote waardeerlng; de opdracht van een sym phonic, door den meester aanvaard, Is daarvan een bewijs. Behalve de symphonleën schreef Bruckner nog geestelijke en wereldlijke vocaal- muzlek (o.a. drie Missen en een Te Deum) en een strijkkwartet. Het Brltsche museum heeft door aankoop eenlge belangrijke aanwinsten verkregen. In de eerste plaats heeft het museumbestuur een handschrift gekocht uit de beginperiode van bet dertiende eeuwsche klooster te Little Wy- mondley in Hertshlre, en voorts een exemplaar van de eerste uitgave van Erasmus* „Lof der Zotheid”. Volgens den voorzitter van het Brltsch mu seum Sir Frederic Kenyon is dit een groote zeldzaamheid, aangezien geen enkele bibliotheek in Engeland, Frankrijk of Nederland in het bezit zou zijn van een eerste uitgave van dit werk van Erasmus. Tenslotte heeft het Brltsch museum van den eigenaar In bruikleen gekregen een exemplaar van den tekst van het bekende lied „Home sweet home", In het handschrift van den schrij ver John Howard Payne. en zijn metgezellen gezocht, doch keerden zon der resultaat terug. Herhaaldelijk doken be richten op, dat hij nog In leven zou zijn, doch tot nog toe werden deze nooit bevestigd en ken ners van de Brazillaansche wildernis twijfelen dan ook niet aan zijn dood. Pater Molloy verklaart van een der Invloed rijks te Indiaansche opperhoofden te hebben vernomen, dat Fawcet nog leefde en voorne mens was weer tot de beschaving terug te kee- ren. HIJ kon echter niet te weten komen wat i en waar hij zich bevond. Men verklaarde echter, dat hij leefde en naar Europa wilde terug komen. De pater was van meenlng. dat de verdwe nen ontdekkingsreiziger zich In de omgeving van de Rlo Zlnqui moest bevinden, ten Noor den van de Cordilleras, die de waterscheiding vormen tusschen den Amazone en de Parana. Op 25 Juli begonnen te Llnz en St. Florian de Brucknerfeesten. welke enkele dagen zullen duren. De 40e sterfdag van dezen componist zal het volgend jaar te Weenen worden herdacht met het geven van eenlge belangrijke concer ten, waarop uitsluitend werken van den kun stenaar Bruckner ten ge hoore zullen worden gebracht. Anton Bruckner werd geboren te Ansfelden en niet te St. Florian, zooals velen denken. Hij zag het levenslicht In 1824. Bruckner was een componist van hoogst eigenaardige hoedanig heden; hij wordt door velen als een der eersten van den tateren tijd beschouwd, door anderen als van geen beteekenls. Zonder voorbeeld mag het, heetep, dat eer) componist van p.<;bt .belang rijke symphonleën 50 jaar oud kon worden zon der bekend te zijn en men van z(jn beroemd heid eerst kon spreken na zijn 60e jaar. Het groote „Muslk-Lexlcon” van Mendel en Reissmann (1880), in Bruckner’s tijd een toon beeld van volledigheid, noemde Bruckner nog nlQt. Als zoon van een arm dorpsonderwijzer, die vroeg stierf, had Bruckner een moeilijke jeugd. Als hulpschoolmeester, later als onderwijzer te St. Florian, beoefende hij autodidakt contra- Toen Pietje hem de teekenlng had ge toond, had hij direct aan Prioetka gedacht. Het jongetje zocht een verdwaald meisje was wijd opengegaan, de Rossige Dwaas ook dit En nu zouden en moesten ze de Rossige Dwaas hebbent Pietje bij een machtig opperhoofd terecht gekomen, „Allkalla met den zwar- Baard” geheeten. Ai Jaren zocht die vijand: „Rosstgen Dwaas”, die hem zijn kleindochtertje geroofd had, dat Priotska heette. isssssMsssse mo- --- o voor goed uit de maar al te dreigende grijpklauwen van geldschieters en woekeraars bevrijd zou zijn. Plotseling werd de Bach-cantate verbroken. ..Ladies and gentlemen, het concert wordt 'n oogenbllk onderbroken voor uitzending van het volgende belangrijke bericht: Zoo Juist is bij een sport-demonstratie boven Crovdon een vliegtuig door tot nu toe onbekende oorzaak omlaag gestort. De bemanning, bestaande uit vier koppen, werd op slag gedood. Een der toe schouwers, het bekende Hoogerhuislid. Blr Ba- muel Pemberton, werd door het neerstortend gevaarte getroffen en onder de pulnhoopen verpletterd. De namen der vier andere slacht offers worden nader bekend gemaakt.” Kort daarop werd de uitzending der Bach- cantate hervat. „Ontzettend." zei de bezoeker. ,4a,” zei Smith, een oogenbllk zichtbaar diep bewogen Dan plotseling, als na een snel ge nomen besluit, stond hij op: „Ik verzoek u. mij voor het vervolg niet meer met dergelyke voorstellen lastig te vallen. Ik ben hiervan niet gediend.” Hij opende de deur voor zijn bezoeker. Barling ging heen. Plots stonden ze op en renden weg. Even daarna stapte een prachtige schimmel de tent binnen en bleef voor den sjeik staan. De sjeik sprong er op en tilde ook Pietje voor zich op het paard. Zoo renden zc de tent uit naar bulten, waar een tiental mannen gereed stonden, gezeten op kleine paardjes. En toen ging het vóórt, de woestijn m. maken ook. Kijk me dat heerschap eren ge morst hebben op den vloer." ,.O, dat Is zoo erg niet," sprak Crook rustig. „Ik zie al wat lappen liggen." „Doe dien rommel even op en kom ons dan helpenging Knowles weer verder. „Wat komt er er eigenlijk op aan, wat we in die flesch bi) elkaar brengen? Hoofdzaak is dat het in kleur iets weg heeft van wijn en in smaak van’ gepeperde kaneel. We verliezen onzen tijd en zouden veel kans hebben door Charlie op heëterdaad betrapt te worden. Wacht eens, dit is in ieder geval azijn, want het staat met groote letters op het etiket En hier neb Ik al een lepel mosterd. En daar zie ik rhum staan. Er staan hier verder allerlei sterke dranken en we zullen er op goed geluk maar wat bij elkaar gieten. Charlie heeft altijd buiten gewonen voorraad. Wat attent van hem. niet waar om zelfs een trechter gereed te leggen. Dat veraangenaamt en vergemakkelijkt onze bezigheden in niet geringe mate." Alles werd met koortsachtige haast naar bin nen gegoten. Even later dekten de keizerlijke kurk en het keizerlijke lak het verschrikke lijke mengsel. Met een lucifer werd het ge schonden lak weer bijgesmolten en wie zonder argwaan zich gereed maakte om de flesch te openen, zou van het bedrog niets bemerken. „En nu." zei Jack Knowles, toen de flesch weer was teruggezet, waar men haar nad ge vonden. ..moeten we rien weg te komen, en hoe eerder hoe liever. We waren eerst nog van plan geweest om zijn model heelemaal te ver- schmlnken en hem dan onder groot misbaar 2 i vastgezeten. Het was nu wel zoo goed als zeker, dat 't Oog van Goona in ieder geval niet in deze flesch verstopt was geworden. Toch wilde hij geen enkele kans verloren laten gaan en dus bleef hij rustig doorschenken, totdat de flesch geh&i leeg zou komen. Hooger en hooger rees de voet en meer en meer steeg de wijn In de kleinere flesch. Ten slotte kwam werkelijk ook de neerslag reeds mee en de derde flesch was gevuld. De zaak was beslist: het Oog van Goona was hier niet! „Ziezoo, dat is gebeurd.” riep Crook met uiterst kalme stem, als had hy den heeren wat brood geroosterd. „Zet een teekentje op die derde flesch. Ze moet wat langer staan dan de beide andere. Ik vrees, dat ik een beetje te lang heb geschonken en nu is er wat bezink sel bjj gekomen. Kies nu Je verschillende soorten vergif uit om den nieuwen drank te mengen De belde jongelui trokken uitgelaten naar de provisiekast en Crook maakte van de gelegen heid gebruik om zich nog eens te overtuigen van de afwezigheid, de volkomen afwezigheid van het Oog van Goona. Hij nam de gewel dige flesch In zjjn hand, sloeg er van onderen tegen met de palm van de vrije hand, hield ze tegen het licht, schudde nog eens én eens. hield ze tenslotte onderste boven, dat er een dikke laag bezinksel op den grond spetterde, en eerst toen was zijn overtuiging onwankelbaar gewortfen. „Vooruit, sta daar niet te kliederen." riep Jack Knowles ongeduldig, die flesch is toch leeg en nu sta je den boel nog maar vuil te u jongetje en zijn vaderhart Misschien had kind geroofd 1 Rusteloos, Slapeloos Menig nacht Doorgebracht. Hdrd geleerd, Bestudeerd. Eind van 't lied: Dood verschiet. H. P. BiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiniiiö bewustzijnsleven een eigenschap der levende stof, elk natuurverschijnsel mechanistisch ver klaard. Wat voor den aether geldt, gold nu voor de bewerktuigde dingen. De geest werd uitgeschakeld; weggevaagd de aandrijving van een hoogeren wil. Het physlologische materialisme ontwikkelde zich tot een volledig wijsgeerlg stelsel. In „Der Kreislauf des Lebens" poogde Mole schott het eeuwige der stof aan te toonen en het pantheïsme tot vrije natuurreligie te ver- heffen. De „bewegende materie” was „leven”. Genaturaliseerd tot Italiaan, werd hij „Sena-, te laten opsluiten wegens dronkenschap, zoodat morgen iedereen zou weten, dat de beroemde schilder Charge Norie wegens verregaande dronkenschap in de nor had gezeten. Maar het is nu al mooi genoeg. We moeten geen argwaan wekken. Onze komst aan zijn atelier moet ge heel verborgen blijven. We smeren hem, en onmiddellijk. Naar boven Jongens dcoi bet bovenlicht. Vlug, voordat hy ons op het laatste nippertje bij de kladden komt pakken. Alle maal gereed, dan draal ik het licht uit!" Zy verlieten het atelier zooals ze erin gekomen waren, stuk voor stuk kwamen kop, 4Jf en beenen door het bovenlicht en Jack Knowles, die de laatste was, stak Crook voorzichtig de drie flesschen toe. Toen sloot hy het venster af en allen stootten in de laan. Een pracht van een uitvinding, die boven lichten,’* zei Jack Knowles. „Dat is nu eens een dier zeldzame keeren, dat men een inbreker genadig is. Je kunt er gemakkelijk bij en ze worden met mets gesloten dan met een een- voudlgen koperen arm, dten Charlie steeds ver geet vast te maken. Vandaag of morgen halen zc nog eens alles bjj hem weg. Toen Crook zich door een paar listige vragen verzekerd had van de richting, die de belde vrientten zouden nemen, legde hij het er onmiddellijk op aan om den anderen kant te nemen. HU bleef rustig in de donkere laan tusschen de wuivende boomen wachten, totdat ziin belde deelhebbers in dit misdrijf rich lachend uit de voeten hadden gemaakt. „Wat een geluk, dat zc er heelemaal geen erg in gehad hebben om mijn naam te vragen," u in Den Bosch de groote ingeborenen deelen in de berdenkingshulde, die naar den stichter hertog Hendrik uitgaat, ko men er steeds meer groote Bosschenaren „uit den hoek” en men vraagt rich af, of er voor een ondernemend uitgever niet een aardige gedach te in zou schuilen, als naklank op de feest vreugde eens een populair boekje te laten schrijven door verschillende liefhebbers, waarin sl die „Groote Bosschenaars” van het verleden werden beschreven voor de huidige generatie, en voor de Bossche schooljeugd. Want eigen lijk weet men toch nog te weinig over al die mooie figuren: den bouwmeester van den Bint jan Hieronymus Bosch, de zuster van Barbara- daei, den dichter-hertog Jan I, den spectatoria le gouvemements-grlffler Justus van Effen, den schilder Theodorus van Thulden en den schilder Antoon Derkinderen, den musicus Al- phons Diepenbrock Al dezen en het lijstje praetendeert geen volledigheid werden geboren in ‘sHertogen- bosch of verbleven er gedurende zekeren tijd. En nu noemden wij nog maar alleen de kun stenaars. Er zijn ook nog de historie-schrijvers en de geleerden. Onder de laatsten komt zeker een eereplaats toe aan Jacob Moleschott, den wereldberoemden geneeskundige. Hij wordt herdacht in de „Provinciale Noord- brabantsche en 's Hertogenbossche Krant” van Zaterdag 20 Juli j.l. door den Brabantschen schilder en geneesheer Hendrik Wiegersma, aan wiens bijdrage wij het volgende ohtleenen. Den lOden Februari 1822 werd Jacob Mole schott te 's Hertogenbosch in den Wolvenhoek geboren. Zijn vader, een zeer vermaard genees heer, was van uit Lelden naar hier gekomen; in hét gezin van den dokter heerechte een sterk en hecht familieleven. In de vrije uren- werd onder leiding van moe der van der Monde véél gemusiceerd en bestu deerde men de klassieken. Contact met de buitenwereld, behalve met den beroemden advocaat Jan Sassen, die met een zuster van moeder was getrouwd, bestond er welhaast niet. Op zijn vijfde Jaar ging de jonge Jacob bij meester Hulskamp op school, daarna bij monsieur van Buhl, die Fransche les gaf Tegelijkertijd zond zijn vader, die, hoewel Hoomsch opgevoed, de Hegeliaansche denkbeel- den was toegedaan, hem naar ds. Ter Laag om Latijn te leeren. Een verblijf op de kostschool te Boxtel duur- de slechts kort; er brak een besmetielijke ziekte uit en de heldere Jongeling werd naar het gym- naslum van Cleve gezonden. Dra legde hjj zijn eindexamen af (1842) en boegde naar het Zuiden, naar Heidelberg om in de medicijnen te gaan studeeren. Ook volgde hij hier colleges in de chemie en wijsbegeerte. In 1845 reeds promoveerde hij tot Doctor in 1 de geneeskunde op een proefschrift: „De Mal- plghianl pulmonum veslculls”. Tusschen deze t bedrijven door had Teyler's Genootschap- Fawcet sedert zijn verdwijning had gedaan met goud bekroond voor zijn critlek op Liebig's „Theorie der Pflanzenemfthrung". In hetzelfde Jaar van zijn promotie legde hij te Leiden het „colloquia docta" in de genees-, heel- en verloskunde af en vestigde zich te Utrecht als practlseerend arts. Hier werd hij bevriend met den grooten oog heelkundige Donders en werkte in zijn vrije uren op het laboratorium van Mulder. De grondslag voor zijn physlologische stu diën werd gelegd door de oprichting tezamen met Deen en Donders, van de „Hollandsche bijdragen tot de anatomische en physlologische wetenschap". -*•- t Toen een benoeming tot hoogleeraar te Lel den uitbleef, toog hij andermaal naar zijn oude academiestad Heidelberg, waar hij benoemd werd tot privaatdocent tn de physlologische chemie, later ook in de anthropologle en expe- rimenteele physiologle. Hier, bij zijn vriend Auerbach, vond hij zijn «eer begaafde vrouw Marla Strecker. Weldra ontpopte hij zich tot een kenner en verrijker der levensleer, van Europeesche ver maardheid. Zijn „Physiologisches Skizzenbuch" ver scheen, weldra gevolgd door „Der Kreislauf des Lebens” (Helaas de lof der stof!), verhandelin gen over de kernen van erythrocyten bij kik kers, over den nervus vagus, de lever, het hoen- der-embryo, enz. enz_ Bij den Senaat aangeklaagd, zeer ten on rechte, van frivoliteit en onzedelijkheid, legde hij, die nooit boudeerde om de gunst, zijn ambt neer en richtte het beroemd geworden tijd schrift „Unterzuchungen zur Naturlehre der Menschen und Tlere” op. Bijna twee jaren na dien volgde zijn benoeming tot hoogleeraar te Zürich. De eene geniale verhandeling na de andere verscheen. HU leerde Italiaansch en Deensch. Zwitserland werd hem te klein. In 1861 werd hij te Turijn beroepen. Achttien Jaren later te Rome. Moleschott was een kind en een slachtoffer van zijn tijd. Hij stond op In een eeuw, waarin het epicurisch denken een bepaalden vorm aannam, een eeuw waarin Wöhler de verrassen de ontdekking deed dat anorganische verbin dingen door den mensch kunnen worden omge- tet In organische. De leer van de levenskracht werd aangevallen. Galvani, Volta, Müller, Donders! Op grond van nieuwe ontdekkingen, electrlsche, electromag- netlsche. chemische, physlsche, poogde een 11- lustre schaar van denkers en geleerden een metaphyslsche leer te gronden, die het levens- hegrip als een „asylum ignorantiae’’ be- li r r. Barling, een der beste particuliere de- I y I tectlves van Engelands hoofdstad, were gestoord by het doorlezen van een der vele schriftstukken die voor hem op tafel uit gespreid lagen, door de binnenkomst van zijn assistent. ,Jk’ ia een heer, die u wenscht te spreken." „Ik wensch niet gestóora te worden.” „Deze heer dringt op spoed aan, en wenscht uitsluitend persoonlijk met u te confereeren, mr. Barling." „Naam?" „Weigert zich bekend te maken.” „Laat binnenkomen". Na enkele oogenblikken werd de bezoeker binnengeleid. Hjj leek een goede vijftiger, een voudig doch degelijk gekleed, gezond en flink van postuur, beleefd en correct, hoewel ietwat schuchter in zijn optreden. „Neemt u plaats,” zei Barling. „Wat is er van uw verlangen?" ,Jk verzoek u. mr. Barling,” begon de bezoe ker, „mijn vrijpostigheid niet euvel te dulden. Ik was van oordeel, dat het wellicht in het be lang van qte zaak, waarvoor Ik tot u kom, van voordeel zóu kunnen zjjn, indien Ik uitsluitend met u persoonlijk „Terzake. Zoo kort mogelijk, als ik u ver zoeken mag, mister....” .James is mijn naam. Ik ben mijn leven lang nooit anders dan James genoemd, en ik geloof niet, dat er ih geheel Londen iemand te vinden Is, die mijn achternaam kent." Terzake, mister James.” .James. Kortweg James alstublieft, mr. Bar ling. Ik ben de butler van Sir Samuel Pember ton.” „Wat is er aan de hand met Sir Samuel?” .Kent u hem?” „Natuurlijk, mister natuurlijk, James. Is Sir Samuel bestolen? Vermoord?” „Nog niet. Maar Ik heb reden om aan te ne men, dat zijn leven in gevaar is." „Politiewerk, James.” .Dat gaat niet, mr. Barling. Ik zal u zeg gen, waarom niet. Ik zal beginnen bfj het be gin en trachten zoo kort en duidelijk mogelijk te zjjn. Sir Samuel Pemberton is ongehuwd en zeer vermogend." ..Bekend, James.* „Sir Samuel heeft slechts één bloedverwant, e>en neef, een zekeren mister...." „Mr. Eric Smith, een doordraaier van het eerste water, niet?” „Juist, mr. Barling. U lijkt wel alles te we ten!” „Verder, James, Kort.” „Mr. Eric heeft Sir Samuel reeds bijna een vermogen gekost, meer dan ooit iemand zou vermoeden. Het is Sir Samuel nu een beetje al te bar geworden. Sir Samuel heeft er genoeg van. En nu komt de hoofdzaak, mr. Barling.” James hield de hand tot vlak bij den vloer van het detectlvekantoor. „Zóó klein heb Ik Sir Samuel gekend. Samen ben’ ik met hem opgegroeid Ik ben dus een beetje meer dan zoo maar een gewoon butler. Ik ben bijna zijn vriend, en ik weet meer van Sir Samuel dan iemand anders in Londen. Sir Samuel heeft zijn neef onterfd, en mr. Erie weet dit. Luister nu goed, mr. Barling, want daar komt het op aan. Sir Samuel heeft by tes tament zijn geheele vermogen, met uitzonde ring van een legaat aan mij. vermaakt aan liefdadige instellingen. Ook dit weet mr. ïklc." „Verder, James.” „Het testament is geborgen in de safe van zjjn kluis, was geborgen in de safe van zjjn kluis •are-huls. Ik ben- méér daa Sir Samuel’s Jnitlsr, mr. Barlftig. en daarom heb Üc ook toegang toé zijn kluis, en daarom weet üc, dat het testa ment sedert drie dagen eruit verdwenen Is.” „Politiewerk, James’. ,Dat gaat niet, mr. Barling. Sir Samuel is lij dend aan een hartkwaal, zóó ernstig, dat de doktoren hem voorgeschreven hebben, zjjn ver trekken in de parterre van zijn villa te houden De doktoren hebben mjj voorts op het hart ge drukt ervoor te waken. crat aan Sir Samuel iedere opwinding, zelfs van den geringsten aard, bespaard blijft. Daarom heb ik ook mr. Eric, ondanks zijn herhaaldelijk aandringen, den toegang tot Sir Samuel’s vertrekken geweigerd, omdat ik maar al te goed weet, dat de bezoe ken van zijn neef hem in hevige mate opwin den, zelfs een plotselingen hartslag tengevolge zouden kunnen hebben.” „Zeer juist, James." Maar hoe is het mjj mogeljjk. mr. Barling, ondet deze omstandigheden Sir Samuel ervan in kennis te stelen dat het testament uit zijn kluis verdwenen is, en hoe kan ik op den duur dien mr. Eric zijn gevaarvolle opdringerij ver bieden? Mij a'unkt. het ligt voor de hand, wie het meest belang heeft bij de verdwijning van dit testament, en wie er dus debet aan is.” „Het is genoeg, James. Laat de rest maar aan my over.” „Ik dank u, mr. Barling.” „Wie Is Sir Samuel's notaria?” James noemde den naam. ,.Wat is het adres van Mr. Eric Smith?” ..Millstreet 64.” Barling stond op en liet zyn bezoeker uit: „Eric Smith zal Sir Samuel Pemberton niet meer lastig vatten!” De kruiser Suffolk is te Portsmouth aange komen met een lading kunstschatten, welke getaxeerd worden op een waarde van twee tot tien millloen pond sterling. Het Is waar- schyniyk de eerste keer, dat een Brltsch oor logsschip kunstwerken heeft vervoerd. De Suf folk is teruggekeerd om gerepareerd te worden. Door een speciale overeenkomst tusschen de regeeringen van China en van Groot Brittan- nië is deze zending overgebracht om in het najaar te worden geëxposeerd in Burlington House, waar een tentoonstelling van Chinee- sche kunst zal worden gehouden. Gedurende de reis waren veel voorzorgen ge nomen. Na aankomst van de Suffolk zyn de byna honderd kisten, welke meer dan 1000 kunstvoorwerpen Inhouden, o. m. ivoren en bronzen beelden, schilderden, tapyten. weef sels, porselein, Juweelen en zeldzame boeken, met auto’s onder streng polltlegeleide naar Londen vervoerd. hebben in de afgeloo^en tien Jaren nakr hem zullen deskundigen uit China komen om toezicht uit te oefenen op het uitpakken van de kostbare voorwerpen. Welke een beeld geven van 4000 Jaren Chineesche kunst. Symons met ongemeens kwaadaardigheid voor zoon rustige natuur. De eemge manier om ae te pakken te krygen is ze met een lantaarntje te gaan zoeken op stikdonkere avonden. Och Ja Je moet wat over hebben voor Je tuintje, zeg Ik maar, meneer, anders kan Je net zoo goed in de binnenstad drie hoog gaan zitten. Maar was er nog iets van uw dienst als ik fiet vragen mag?” „Ik kwam eens vragen of ik Je nog wat overwerk kon laten doen tegen hetrelfd» tarief. Ik heb nu wat private aangelegenheden tè be handelen.” .Drachtig meneer, prachtig! Een ooeenblrkje astublieft. Ik zal even dien rommel binnen brengen en als u m» dan maar voigen wü, kunnen we rustig binnen zitten." „Laat ons liever wat langs het irasvcld loopen, als het u hetzelfde is.” „My goed, sir. Maar dan moet u niet op myn hemamouwen letten.” Syunons had in een ommezien lantaarn en gereedschap btnnengebracht en liep even later naast zyn vrljgevlgen patroon. „Het gaat nog een* over die fïessctien Tokayer". zei Crook terwyi ze samen langs de kleine tuintjes wandelden. „Ik zou ze allemaal willen koopen. En ik wil me voorgoed verze keren van Je hulp. Die van mr. None komt niet meer in aanmerking. Daar ben ik al ge weest. Maar als Je kans ziet om een van de tien andere op den kop te tikken, ben ik be reid om Je vyf pond pey stuk pit te betalen en boter by de visch, geloof me.” (Wordt vervolgd) punt en orgelspel, met dat gevolg, dat hy by het proefspel voor de plaats van organist aan den Dom te Llnz alle mededingers met glans overwon. In 1867 werd Bruckner benoemd tot organist aan de Hofkapel te Weenen, alsook tot profes sor in het orgelspel, contrapunt en compositie aan het Conservatorium aldaar. In 1875 volgde zyn benoeming tot lector in de muziek aan de Univerritelt, die in 1891 zyn verdiensten erken de door hem tot doctor phll. hon. causa te be noemen. De voornaamste composities van Bruckner zyn zyn acht symphonleën (de negende bleef onvoltooid, en een ander, 1869 te Llnz gecompo neerd. wordt aldaar in het musum voor hand schriften bewaard, maar is nooit uitgevoerd). De opmerkingen door tegenstanders gemaakt, over den verbrokkelden vorm, de bovenmatige lengte, de onevenredigheid van de verhoudingen toegegeven, dan dient aan den anderen kant te worden erkend, dat uit die symphonleën echte genialiteit spreekt en dat zy ten eenenmale 's meesters eigen, naïeve persooniykheld weer- ^plegglen, m.a.^,dht dp zuivere uiting zyn cllëntéle ons weliswaar tot in de kleinste dé tails bekend zijn, doch ook dat wy ten koste van alles, ook indien wy niet tot zaken moch ten komen, strikt geheim weten te hou óen. Ik wil kort en zakeiyk in myn voorstel zyn, mr. Smith. Wat dunkt u van een huweiyk met een bruidschat van tachtigduizend pond cash? U betaalt my na totstandkoming 2 pet.” Hy nam uit zyn binnenzak de foto van een zeer gedistingeerde Jongedame, reikte deze zyn cliënt, en vervolgde: „Op het eerste gezicht niet zoo geheel ver werpelijk. vindt u wel, mr. Smith.’...? Geen overhaaste, botte weigering, als ik u venoeker. mag! Denk eens rustig na, overleg met u zelf het voor en het tegen, den ommekeer in uw fi nancieels verhoudingen, de rust/eindeiyk na al die Jakkerige geldzorgen bekyk die foto eens goed, denk eens>kalm na, een kwartier, een half uur, zoolang u wilt.... Wellcht is u ffaama bereid myn voorstel in ernstige overwe ging te nemen. Mag ik in dien tusschentljd van uw voortreffeiyk Telefunken-apparaat ge nieten? Ik ben een hartstochteiyk liefhebber van goede radio.” „Ga uw gang.” De bezoeker stemde af op Daventry. en maak te het zich gemakkeiyk in een fauteuil, dicht by het apparaat, hetwelk een Bach-cantate liet hooren, ter wijl Eric Smith met stygende be langstelling de hem overhandig de foto bestudeer de, om daarna tn biykbaar diep ge peins te vervallen over de hem geboden geiykheid. waardoor hy mét één slag zet hy by zich zelf. „In leder geval rijn we nu aan het eind gekomen van de onderzoe kingen betreffende den inhoud van deze flesch. Tenminste wat my betreft. Het lykt mc hoogstwaarschyniyk, dat ook Hahn niets onge daan z.al laten om er zich eveneens ven te vergewissen, dat de bewuste steen niet in dit atelier verborgen ligt.” Daar is voor my allicht een behooriyke voorsprong uit te halen. Die kans mag ik me niet laten ontsnappen. Kom. het iykt me uiterst geschikt om dien kantoorbediende neg eens een gelukkigen avond tc bezorgen, voordat ik naar bed ga.” Toen hy zich dan ook volkomen verzekerd had. dat de belde jongelui zoowel uit het gezicht als uit het gehoor waren, begaf hy zich op weg naar Waterview Terrace. Het bleek een rü alleraardigste kleine huisjes te zyn met elk een tuintje voor en achter. Alle moeite om in het donker no. 14 op te sporen werd nem ge spaard, toen hy den bediende druk bezig zag met het zoeken van slakken. Symons was in zyn hemdsmouwen en speurde by het licht van een lantaarn naastig naar de verdelgers van zyn kostbare bloemen en planten. ,Jial dat bent u geloof ik, nietwaar, myn heer?” zei hy biy verrast, toen hy door het licht tot voor Crook's oogen op te heffen, rich overtuigd had van de identiteit van zyn bezoe ker. „Ik ben slakken aan het zoeken. Ik had er geen idee van. dat die rakkers ”an net jaar zoo vlug uit den grond zouden komen Dat vreet de prachtigste plantjes op. Maar ze gaan d'r aan, ze gaan stuk voor stuk kapot,” sei AT T T** A RQNNr op ?,lad z^n '^gevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen E* *7^0 lévenslange geheele ongeschiktheid tot werken door TT *7 KG b,J een ongeval met E* O KG verlies van een hana v 1 v JL-J sj ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerfngen T t ^JwZe“ verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen F e doodelljken afloop MVVsa een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN U1TERL1JK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL had de beeldhouwer een leege in zyn linkerhand gestopt en bracht wederom de halzen der t>elde flesschen tot elkander. Er viel niets te bespeu- >vn in den bulk van de groote Tokayer flescli. den hals kwam geen verwachte steen gegie- *n. Niets kwam den vrijen stroom van den kostbaren wyn belemmeren. Waarschyniyk zou dit echter niet plaats vinden voordat de flesch bijna leeg zou zyn. Zoo werd ook de tweede fiesch zonder noemenswaardlge gebeurtenls- *n gevuld. -Nog een!" riep Crook. „Nu zal meneer wel heelemaal leegstroomen, vermoed ik. Het lykt °t er een heel anker in zoo n flesch zit." weer richtte hy zyn blik strak gespan- **n naar het zwakke licht, dat door den dun tan hals speelde. De wyn steeg langzaam In de derde flesch tOeD ZOOWBt bBlf vol wtui. Hét Creok rijn oog even langs de Tokayerflesch gaan, “ij dezen hoek moest de steen volgens zyn ■chatting reeds naar voren zyn gero.d, zelfs •1 zou hy een beetje in het grondsap hebben

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1935 | | pagina 13