aan den daq
N
Met twee kameraadjes op avonturenreis
I
O
I
Jacob Moleschott
I
HET VERDWENEN
ELFTAL
GEEN SPRAKE VAN!
llilllllllll
MAANDAG 29 JULI 1935
-
f
Chineesche kunst
schatten
Het verdwenen
Overste Fa weet
Anton Bruckner
Het Lam Gods
l
*si
ft
De „Lof der Zotheid**
testament i
I
1"'Tijd van spanning
Zen Bosschenaar
Jacob Moleschott
1
ten
een
eens
e
door Arthur Morrison
t
s
l
t
1
nog
soo-
Spanningsdag,
Zenuwlach.
Heer in ’t zwart:
Schrik in ’t hart.
Felle plaag:
Steeds gevraag!
Antwoord kwijt:
Examentijd!
Juli-zon
Vreugdebron.
Anderen vrij:
Bosch of hei.
Hij studeert,
Repeteert;
Zwoegt en lijdt:
Examentijd!
Nog geen uur daarna werd Eric Smith ten
kantore van Sir Samuels notaris gearresteerd.
Te verantwoorden had hy zich terzake van dief
stal en vervalsching In geschriften.
Hoe wist die notaris, cat Smith Sir Pember
tons testament gestolen en daarna vervalscht
had? Hoe kon een radlo-berlcht de leugen-
sensatle uitzenden over den dood van Sir Sa
muel, die nog in leven was?
14
Intusschen
éognacflesch
Crook
I
i
Een advertentie behoeft geen „kapitalen” ta
koeten. Plaats maar eens een Omroeper) Rubri-
oeering en geUJkvormlgw aetwtfaa, BUI» ban
de totarlef.
1
u
r.
tor del Regno".
Moleschott was. hoewel onze tegenstander in
philosophised denken, een Innig mensch, een
man met een groot hart, een wetenschappelijk
genie.
Overladen met roem ontsliep hij te Rome den
Xteten Mei 1893.
Rusteloos,
Slapeloos
Menig nacht
Doorgebracht.
Schriften vol,
Knappe bol!
Studie-vlijt
Examentijd!
begrip als
schouwde.
De materie werd van begrip tot essentie, het
Dienzelfden middag, circa half drie, diende
het dienstmeisje van Eric Smith een bezoeker
aan. Bij zijn binnenkomst ging hy, zonder eenl-
ge Inleiding, rechtstreeks op het doel van zijn
komst af:
„Deze aangelegenheid is van uiterst dlscre-
ten aard. mr. Smith. Ons beroep brengt mede,
dat de particuliere omstandigheden van onze
Volgens berichten in de Brusselsche „Stan
daard” zou men mogen aannemen, dat het ont
brekende paneel van het beroemde altaarstuk
„De aanbidding van het Lam" door de gebroe
ders Van Eyck. reeds omstreeks eind Juni te
Gent in een openbaar gebouw zou zijn terugge
vonden en aan de overheden ter hand gesteld.
Zekere berichten hieromtrent waren nog met
te krijgen. Wel acht men de waarschijnlijkheid
groot, dat de geruchten juist zijn.
Eric Smith zou In zijn cel gemakkel» het
gr^woqrd tp xlig oagene gevonden fiebben», In
dien bij geweten had, dat de hdwei«kamakétaar
Bailing. die zoo dicht bjj bet Talatunkan«appa-
raat plaats nam. behalve een gewiekst detec
tive tevens een voortreffelijk buikspreker was.
Lang gewacht,
Onverwacht
Antwoord kwam:
Telegram.
Even stil.
Vreugde-gil!
Vroolijkhetd
Examentijd!
Algebra,
Physica,
Tacitus,
Livius;
Duitsch en Fransch
Schijn van kans.
Loon voor vlijt:
Examentijd!
Een katholiek missionaris, pater Patrick H.
Molloy, is uit Brazilië te New York aangekomen
en verklaart mededeelingen te kunnen doen
omtrent den verdwenen onderzoeker overste
Fawcet. Fawcet, die jarenlang het Brazillaan-
sche oerwoud heeft doorkruist, vertrok In 1925
wederom vooj een expeditie daarheen en werd
sedertdien niet weer gezien. Tal vail expedities
van een onverdorven kunstenaarshart.
Bruokner was een groot bewonderaar van
Richard Wagner en trachtte in zijn sympho-
nieën diens richting te volgen en zijn theorieën
toe te passen. Zijn kunst vond bij Wagner
groote waardeerlng; de opdracht van een sym
phonic, door den meester aanvaard, Is daarvan
een bewijs. Behalve de symphonleën schreef
Bruckner nog geestelijke en wereldlijke vocaal-
muzlek (o.a. drie Missen en een Te Deum) en
een strijkkwartet.
Het Brltsche museum heeft door aankoop
eenlge belangrijke aanwinsten verkregen. In de
eerste plaats heeft het museumbestuur een
handschrift gekocht uit de beginperiode van
bet dertiende eeuwsche klooster te Little Wy-
mondley in Hertshlre, en voorts een exemplaar
van de eerste uitgave van Erasmus* „Lof der
Zotheid”.
Volgens den voorzitter van het Brltsch mu
seum Sir Frederic Kenyon is dit een groote
zeldzaamheid, aangezien geen enkele bibliotheek
in Engeland, Frankrijk of Nederland in het
bezit zou zijn van een eerste uitgave van dit
werk van Erasmus.
Tenslotte heeft het Brltsch museum van den
eigenaar In bruikleen gekregen een exemplaar
van den tekst van het bekende lied „Home
sweet home", In het handschrift van den schrij
ver John Howard Payne.
en zijn metgezellen gezocht, doch keerden zon
der resultaat terug. Herhaaldelijk doken be
richten op, dat hij nog In leven zou zijn, doch
tot nog toe werden deze nooit bevestigd en ken
ners van de Brazillaansche wildernis twijfelen
dan ook niet aan zijn dood.
Pater Molloy verklaart van een der Invloed
rijks te Indiaansche opperhoofden te hebben
vernomen, dat Fawcet nog leefde en voorne
mens was weer tot de beschaving terug te kee-
ren. HIJ kon echter niet te weten komen wat
i en
waar hij zich bevond. Men verklaarde echter,
dat hij leefde en naar Europa wilde terug
komen.
De pater was van meenlng. dat de verdwe
nen ontdekkingsreiziger zich In de omgeving
van de Rlo Zlnqui moest bevinden, ten Noor
den van de Cordilleras, die de waterscheiding
vormen tusschen den Amazone en de Parana.
Op 25 Juli begonnen te Llnz en St. Florian de
Brucknerfeesten. welke enkele dagen zullen
duren. De 40e sterfdag van dezen componist zal
het volgend jaar te Weenen worden herdacht
met het geven van eenlge belangrijke concer
ten, waarop uitsluitend werken van den kun
stenaar Bruckner ten ge hoore zullen worden
gebracht.
Anton Bruckner werd geboren te Ansfelden
en niet te St. Florian, zooals velen denken. Hij
zag het levenslicht In 1824. Bruckner was een
componist van hoogst eigenaardige hoedanig
heden; hij wordt door velen als een der eersten
van den tateren tijd beschouwd, door anderen
als van geen beteekenls. Zonder voorbeeld mag
het, heetep, dat eer) componist van p.<;bt .belang
rijke symphonleën 50 jaar oud kon worden zon
der bekend te zijn en men van z(jn beroemd
heid eerst kon spreken na zijn 60e jaar.
Het groote „Muslk-Lexlcon” van Mendel en
Reissmann (1880), in Bruckner’s tijd een toon
beeld van volledigheid, noemde Bruckner nog
nlQt.
Als zoon van een arm dorpsonderwijzer, die
vroeg stierf, had Bruckner een moeilijke jeugd.
Als hulpschoolmeester, later als onderwijzer te
St. Florian, beoefende hij autodidakt contra-
Toen Pietje hem de teekenlng had ge
toond, had hij direct aan Prioetka gedacht.
Het jongetje zocht een verdwaald meisje
was wijd opengegaan,
de Rossige Dwaas ook dit
En nu zouden en moesten
ze de Rossige Dwaas hebbent
Pietje bij een machtig opperhoofd
terecht gekomen, „Allkalla met den zwar-
Baard” geheeten. Ai Jaren zocht die
vijand: „Rosstgen Dwaas”, die hem
zijn kleindochtertje geroofd had, dat
Priotska heette.
isssssMsssse
mo-
--- o voor
goed uit de maar al te dreigende grijpklauwen
van geldschieters en woekeraars bevrijd zou
zijn.
Plotseling werd de Bach-cantate verbroken.
..Ladies and gentlemen, het concert wordt 'n
oogenbllk onderbroken voor uitzending van het
volgende belangrijke bericht: Zoo Juist is bij
een sport-demonstratie boven Crovdon een
vliegtuig door tot nu toe onbekende oorzaak
omlaag gestort. De bemanning, bestaande uit
vier koppen, werd op slag gedood. Een der toe
schouwers, het bekende Hoogerhuislid. Blr Ba-
muel Pemberton, werd door het neerstortend
gevaarte getroffen en onder de pulnhoopen
verpletterd. De namen der vier andere slacht
offers worden nader bekend gemaakt.”
Kort daarop werd de uitzending der Bach-
cantate hervat.
„Ontzettend." zei de bezoeker.
,4a,” zei Smith, een oogenbllk zichtbaar diep
bewogen Dan plotseling, als na een snel ge
nomen besluit, stond hij op:
„Ik verzoek u. mij voor het vervolg niet meer
met dergelyke voorstellen lastig te vallen. Ik
ben hiervan niet gediend.”
Hij opende de deur voor zijn bezoeker.
Barling ging heen.
Plots stonden ze op en renden weg. Even
daarna stapte een prachtige schimmel de
tent binnen en bleef voor den sjeik staan.
De sjeik sprong er op en tilde ook Pietje
voor zich op het paard. Zoo renden zc de
tent uit naar bulten, waar een tiental
mannen gereed stonden, gezeten op kleine
paardjes. En toen ging het vóórt, de woestijn
m.
maken ook. Kijk me dat heerschap eren ge
morst hebben op den vloer."
,.O, dat Is zoo erg niet," sprak Crook rustig.
„Ik zie al wat lappen liggen."
„Doe dien rommel even op en kom ons dan
helpenging Knowles weer verder. „Wat
komt er er eigenlijk op aan, wat we in die
flesch bi) elkaar brengen? Hoofdzaak is dat het
in kleur iets weg heeft van wijn en in smaak
van’ gepeperde kaneel. We verliezen onzen tijd
en zouden veel kans hebben door Charlie op
heëterdaad betrapt te worden. Wacht eens, dit
is in ieder geval azijn, want het staat met
groote letters op het etiket En hier neb Ik
al een lepel mosterd. En daar zie ik rhum
staan. Er staan hier verder allerlei sterke
dranken en we zullen er op goed geluk maar wat
bij elkaar gieten. Charlie heeft altijd buiten
gewonen voorraad. Wat attent van hem. niet
waar om zelfs een trechter gereed te leggen.
Dat veraangenaamt en vergemakkelijkt onze
bezigheden in niet geringe mate."
Alles werd met koortsachtige haast naar bin
nen gegoten. Even later dekten de keizerlijke
kurk en het keizerlijke lak het verschrikke
lijke mengsel. Met een lucifer werd het ge
schonden lak weer bijgesmolten en wie zonder
argwaan zich gereed maakte om de flesch te
openen, zou van het bedrog niets bemerken.
„En nu." zei Jack Knowles, toen de flesch
weer was teruggezet, waar men haar nad ge
vonden. ..moeten we rien weg te komen, en hoe
eerder hoe liever. We waren eerst nog van plan
geweest om zijn model heelemaal te ver-
schmlnken en hem dan onder groot misbaar
2
i
vastgezeten. Het was nu wel zoo goed als
zeker, dat 't Oog van Goona in ieder geval
niet in deze flesch verstopt was geworden. Toch
wilde hij geen enkele kans verloren laten gaan
en dus bleef hij rustig doorschenken, totdat de
flesch geh&i leeg zou komen. Hooger en
hooger rees de voet en meer en meer steeg de
wijn In de kleinere flesch. Ten slotte kwam
werkelijk ook de neerslag reeds mee en de
derde flesch was gevuld. De zaak was beslist:
het Oog van Goona was hier niet!
„Ziezoo, dat is gebeurd.” riep Crook met
uiterst kalme stem, als had hy den heeren wat
brood geroosterd. „Zet een teekentje op die
derde flesch. Ze moet wat langer staan dan de
beide andere. Ik vrees, dat ik een beetje te
lang heb geschonken en nu is er wat bezink
sel bjj gekomen. Kies nu Je verschillende
soorten vergif uit om den nieuwen drank te
mengen
De belde jongelui trokken uitgelaten naar
de provisiekast en Crook maakte van de gelegen
heid gebruik om zich nog eens te overtuigen
van de afwezigheid, de volkomen afwezigheid
van het Oog van Goona. Hij nam de gewel
dige flesch In zjjn hand, sloeg er van onderen
tegen met de palm van de vrije hand, hield
ze tegen het licht, schudde nog eens én
eens. hield ze tenslotte onderste boven,
dat er een dikke laag bezinksel op den grond
spetterde, en eerst toen was zijn overtuiging
onwankelbaar gewortfen.
„Vooruit, sta daar niet te kliederen." riep
Jack Knowles ongeduldig, die flesch is toch
leeg en nu sta je den boel nog maar vuil te
u
jongetje
en zijn vaderhart
Misschien had
kind geroofd 1
Rusteloos,
Slapeloos
Menig nacht
Doorgebracht.
Hdrd geleerd,
Bestudeerd.
Eind van 't lied:
Dood verschiet.
H. P.
BiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiniiiö
bewustzijnsleven een eigenschap der levende
stof, elk natuurverschijnsel mechanistisch ver
klaard. Wat voor den aether geldt, gold nu
voor de bewerktuigde dingen.
De geest werd uitgeschakeld; weggevaagd de
aandrijving van een hoogeren wil.
Het physlologische materialisme ontwikkelde
zich tot een volledig wijsgeerlg stelsel.
In „Der Kreislauf des Lebens" poogde Mole
schott het eeuwige der stof aan te toonen en
het pantheïsme tot vrije natuurreligie te ver-
heffen. De „bewegende materie” was „leven”.
Genaturaliseerd tot Italiaan, werd hij „Sena-,
te laten opsluiten wegens dronkenschap, zoodat
morgen iedereen zou weten, dat de beroemde
schilder Charge Norie wegens verregaande
dronkenschap in de nor had gezeten. Maar het
is nu al mooi genoeg. We moeten geen argwaan
wekken. Onze komst aan zijn atelier moet ge
heel verborgen blijven. We smeren hem, en
onmiddellijk. Naar boven Jongens dcoi bet
bovenlicht. Vlug, voordat hy ons op het laatste
nippertje bij de kladden komt pakken. Alle
maal gereed, dan draal ik het licht uit!"
Zy verlieten het atelier zooals ze erin gekomen
waren, stuk voor stuk kwamen kop, 4Jf en
beenen door het bovenlicht en Jack Knowles,
die de laatste was, stak Crook voorzichtig de
drie flesschen toe. Toen sloot hy het venster
af en allen stootten in de laan.
Een pracht van een uitvinding, die boven
lichten,’* zei Jack Knowles. „Dat is nu eens
een dier zeldzame keeren, dat men een inbreker
genadig is. Je kunt er gemakkelijk bij en ze
worden met mets gesloten dan met een een-
voudlgen koperen arm, dten Charlie steeds ver
geet vast te maken. Vandaag of morgen halen
zc nog eens alles bjj hem weg.
Toen Crook zich door een paar listige vragen
verzekerd had van de richting, die de belde
vrientten zouden nemen, legde hij het er
onmiddellijk op aan om den anderen kant te
nemen. HU bleef rustig in de donkere laan
tusschen de wuivende boomen wachten, totdat
ziin belde deelhebbers in dit misdrijf rich
lachend uit de voeten hadden gemaakt.
„Wat een geluk, dat zc er heelemaal geen
erg in gehad hebben om mijn naam te vragen,"
u in Den Bosch de groote ingeborenen
deelen in de berdenkingshulde, die naar
den stichter hertog Hendrik uitgaat, ko
men er steeds meer groote Bosschenaren „uit
den hoek” en men vraagt rich af, of er voor een
ondernemend uitgever niet een aardige gedach
te in zou schuilen, als naklank op de feest
vreugde eens een populair boekje te laten
schrijven door verschillende liefhebbers, waarin
sl die „Groote Bosschenaars” van het verleden
werden beschreven voor de huidige generatie,
en voor de Bossche schooljeugd. Want eigen
lijk weet men toch nog te weinig over al die
mooie figuren: den bouwmeester van den Bint
jan Hieronymus Bosch, de zuster van Barbara-
daei, den dichter-hertog Jan I, den spectatoria
le gouvemements-grlffler Justus van Effen,
den schilder Theodorus van Thulden en den
schilder Antoon Derkinderen, den musicus Al-
phons Diepenbrock
Al dezen en het lijstje praetendeert geen
volledigheid werden geboren in ‘sHertogen-
bosch of verbleven er gedurende zekeren tijd.
En nu noemden wij nog maar alleen de kun
stenaars. Er zijn ook nog de historie-schrijvers
en de geleerden. Onder de laatsten komt zeker
een eereplaats toe aan Jacob Moleschott, den
wereldberoemden geneeskundige.
Hij wordt herdacht in de „Provinciale Noord-
brabantsche en 's Hertogenbossche Krant” van
Zaterdag 20 Juli j.l. door den Brabantschen
schilder en geneesheer Hendrik Wiegersma, aan
wiens bijdrage wij het volgende ohtleenen.
Den lOden Februari 1822 werd Jacob Mole
schott te 's Hertogenbosch in den Wolvenhoek
geboren. Zijn vader, een zeer vermaard genees
heer, was van uit Lelden naar hier gekomen;
in hét gezin van den dokter heerechte een sterk
en hecht familieleven.
In de vrije uren- werd onder leiding van moe
der van der Monde véél gemusiceerd en bestu
deerde men de klassieken.
Contact met de buitenwereld, behalve met
den beroemden advocaat Jan Sassen, die met
een zuster van moeder was getrouwd, bestond
er welhaast niet. Op zijn vijfde Jaar ging de
jonge Jacob bij meester Hulskamp op school,
daarna bij monsieur van Buhl, die Fransche
les gaf
Tegelijkertijd zond zijn vader, die, hoewel
Hoomsch opgevoed, de Hegeliaansche denkbeel-
den was toegedaan, hem naar ds. Ter Laag om
Latijn te leeren.
Een verblijf op de kostschool te Boxtel duur-
de slechts kort; er brak een besmetielijke ziekte
uit en de heldere Jongeling werd naar het gym-
naslum van Cleve gezonden.
Dra legde hjj zijn eindexamen af (1842) en
boegde naar het Zuiden, naar Heidelberg om in
de medicijnen te gaan studeeren. Ook volgde
hij hier colleges in de chemie en wijsbegeerte.
In 1845 reeds promoveerde hij tot Doctor in 1
de geneeskunde op een proefschrift: „De Mal-
plghianl pulmonum veslculls”. Tusschen deze t
bedrijven door had Teyler's Genootschap- Fawcet sedert zijn verdwijning had gedaan
met goud bekroond voor zijn critlek op Liebig's
„Theorie der Pflanzenemfthrung".
In hetzelfde Jaar van zijn promotie legde hij
te Leiden het „colloquia docta" in de genees-,
heel- en verloskunde af en vestigde zich te
Utrecht als practlseerend arts.
Hier werd hij bevriend met den grooten oog
heelkundige Donders en werkte in zijn vrije
uren op het laboratorium van Mulder.
De grondslag voor zijn physlologische stu
diën werd gelegd door de oprichting tezamen
met Deen en Donders, van de „Hollandsche
bijdragen tot de anatomische en physlologische
wetenschap". -*•- t
Toen een benoeming tot hoogleeraar te Lel
den uitbleef, toog hij andermaal naar zijn oude
academiestad Heidelberg, waar hij benoemd
werd tot privaatdocent tn de physlologische
chemie, later ook in de anthropologle en expe-
rimenteele physiologle.
Hier, bij zijn vriend Auerbach, vond hij zijn
«eer begaafde vrouw Marla Strecker.
Weldra ontpopte hij zich tot een kenner en
verrijker der levensleer, van Europeesche ver
maardheid.
Zijn „Physiologisches Skizzenbuch" ver
scheen, weldra gevolgd door „Der Kreislauf des
Lebens” (Helaas de lof der stof!), verhandelin
gen over de kernen van erythrocyten bij kik
kers, over den nervus vagus, de lever, het hoen-
der-embryo, enz. enz_
Bij den Senaat aangeklaagd, zeer ten on
rechte, van frivoliteit en onzedelijkheid, legde
hij, die nooit boudeerde om de gunst, zijn ambt
neer en richtte het beroemd geworden tijd
schrift „Unterzuchungen zur Naturlehre der
Menschen und Tlere” op. Bijna twee jaren na
dien volgde zijn benoeming tot hoogleeraar te
Zürich. De eene geniale verhandeling na de
andere verscheen. HU leerde Italiaansch en
Deensch.
Zwitserland werd hem te klein. In 1861 werd
hij te Turijn beroepen. Achttien Jaren later te
Rome.
Moleschott was een kind en een slachtoffer
van zijn tijd. Hij stond op In een eeuw, waarin
het epicurisch denken een bepaalden vorm
aannam, een eeuw waarin Wöhler de verrassen
de ontdekking deed dat anorganische verbin
dingen door den mensch kunnen worden omge-
tet In organische.
De leer van de levenskracht werd aangevallen.
Galvani, Volta, Müller, Donders! Op grond van
nieuwe ontdekkingen, electrlsche, electromag-
netlsche. chemische, physlsche, poogde een 11-
lustre schaar van denkers en geleerden een
metaphyslsche leer te gronden, die het levens-
hegrip als een „asylum ignorantiae’’ be-
li r r. Barling, een der beste particuliere de-
I y I tectlves van Engelands hoofdstad, were
gestoord by het doorlezen van een der
vele schriftstukken die voor hem op tafel uit
gespreid lagen, door de binnenkomst van zijn
assistent.
,Jk’ ia een heer, die u wenscht te spreken."
„Ik wensch niet gestóora te worden.”
„Deze heer dringt op spoed aan, en wenscht
uitsluitend persoonlijk met u te confereeren,
mr. Barling."
„Naam?"
„Weigert zich bekend te maken.”
„Laat binnenkomen".
Na enkele oogenblikken werd de bezoeker
binnengeleid. Hjj leek een goede vijftiger, een
voudig doch degelijk gekleed, gezond en flink
van postuur, beleefd en correct, hoewel ietwat
schuchter in zijn optreden.
„Neemt u plaats,” zei Barling. „Wat is er van
uw verlangen?"
,Jk verzoek u. mr. Barling,” begon de bezoe
ker, „mijn vrijpostigheid niet euvel te dulden.
Ik was van oordeel, dat het wellicht in het be
lang van qte zaak, waarvoor Ik tot u kom, van
voordeel zóu kunnen zjjn, indien Ik uitsluitend
met u persoonlijk
„Terzake. Zoo kort mogelijk, als ik u ver
zoeken mag, mister....”
.James is mijn naam. Ik ben mijn leven lang
nooit anders dan James genoemd, en ik geloof
niet, dat er ih geheel Londen iemand te vinden
Is, die mijn achternaam kent."
Terzake, mister James.”
.James. Kortweg James alstublieft, mr. Bar
ling. Ik ben de butler van Sir Samuel Pember
ton.”
„Wat is er aan de hand met Sir Samuel?”
.Kent u hem?”
„Natuurlijk, mister natuurlijk, James. Is
Sir Samuel bestolen? Vermoord?”
„Nog niet. Maar Ik heb reden om aan te ne
men, dat zijn leven in gevaar is."
„Politiewerk, James.”
.Dat gaat niet, mr. Barling. Ik zal u zeg
gen, waarom niet. Ik zal beginnen bfj het be
gin en trachten zoo kort en duidelijk mogelijk
te zjjn. Sir Samuel Pemberton is ongehuwd en
zeer vermogend."
..Bekend, James.*
„Sir Samuel heeft slechts één bloedverwant,
e>en neef, een zekeren mister...."
„Mr. Eric Smith, een doordraaier van het
eerste water, niet?”
„Juist, mr. Barling. U lijkt wel alles te we
ten!”
„Verder, James, Kort.”
„Mr. Eric heeft Sir Samuel reeds bijna een
vermogen gekost, meer dan ooit iemand zou
vermoeden. Het is Sir Samuel nu een beetje al
te bar geworden. Sir Samuel heeft er genoeg
van. En nu komt de hoofdzaak, mr. Barling.”
James hield de hand tot vlak bij den vloer
van het detectlvekantoor.
„Zóó klein heb Ik Sir Samuel gekend. Samen
ben’ ik met hem opgegroeid Ik ben dus een
beetje meer dan zoo maar een gewoon butler.
Ik ben bijna zijn vriend, en ik weet meer van
Sir Samuel dan iemand anders in Londen. Sir
Samuel heeft zijn neef onterfd, en mr. Erie
weet dit. Luister nu goed, mr. Barling, want
daar komt het op aan. Sir Samuel heeft by tes
tament zijn geheele vermogen, met uitzonde
ring van een legaat aan mij. vermaakt aan
liefdadige instellingen. Ook dit weet mr. ïklc."
„Verder, James.”
„Het testament is geborgen in de safe van zjjn
kluis, was geborgen in de safe van zjjn kluis
•are-huls. Ik ben- méér daa Sir Samuel’s Jnitlsr,
mr. Barlftig. en daarom heb Üc ook toegang toé
zijn kluis, en daarom weet üc, dat het testa
ment sedert drie dagen eruit verdwenen Is.”
„Politiewerk, James’.
,Dat gaat niet, mr. Barling. Sir Samuel is lij
dend aan een hartkwaal, zóó ernstig, dat de
doktoren hem voorgeschreven hebben, zjjn ver
trekken in de parterre van zijn villa te houden
De doktoren hebben mjj voorts op het hart ge
drukt ervoor te waken. crat aan Sir Samuel
iedere opwinding, zelfs van den geringsten
aard, bespaard blijft. Daarom heb ik ook mr.
Eric, ondanks zijn herhaaldelijk aandringen, den
toegang tot Sir Samuel’s vertrekken geweigerd,
omdat ik maar al te goed weet, dat de bezoe
ken van zijn neef hem in hevige mate opwin
den, zelfs een plotselingen hartslag tengevolge
zouden kunnen hebben.”
„Zeer juist, James."
Maar hoe is het mjj mogeljjk. mr. Barling,
ondet deze omstandigheden Sir Samuel ervan
in kennis te stelen dat het testament uit zijn
kluis verdwenen is, en hoe kan ik op den duur
dien mr. Eric zijn gevaarvolle opdringerij ver
bieden? Mij a'unkt. het ligt voor de hand, wie
het meest belang heeft bij de verdwijning van
dit testament, en wie er dus debet aan is.”
„Het is genoeg, James. Laat de rest maar
aan my over.”
„Ik dank u, mr. Barling.”
„Wie Is Sir Samuel's notaria?”
James noemde den naam.
,.Wat is het adres van Mr. Eric Smith?”
..Millstreet 64.”
Barling stond op en liet zyn bezoeker uit:
„Eric Smith zal Sir Samuel Pemberton niet
meer lastig vatten!”
De kruiser Suffolk is te Portsmouth aange
komen met een lading kunstschatten, welke
getaxeerd worden op een waarde van twee tot
tien millloen pond sterling. Het Is waar-
schyniyk de eerste keer, dat een Brltsch oor
logsschip kunstwerken heeft vervoerd. De Suf
folk is teruggekeerd om gerepareerd te worden.
Door een speciale overeenkomst tusschen de
regeeringen van China en van Groot Brittan-
nië is deze zending overgebracht om in het
najaar te worden geëxposeerd in Burlington
House, waar een tentoonstelling van Chinee-
sche kunst zal worden gehouden.
Gedurende de reis waren veel voorzorgen ge
nomen. Na aankomst van de Suffolk zyn de
byna honderd kisten, welke meer dan 1000
kunstvoorwerpen Inhouden, o. m. ivoren en
bronzen beelden, schilderden, tapyten. weef
sels, porselein, Juweelen en zeldzame boeken,
met auto’s onder streng polltlegeleide naar
Londen vervoerd.
hebben in de afgeloo^en tien Jaren nakr hem zullen deskundigen uit China komen
om toezicht uit te oefenen op het uitpakken
van de kostbare voorwerpen. Welke een beeld
geven van 4000 Jaren Chineesche kunst.
Symons met ongemeens kwaadaardigheid voor
zoon rustige natuur. De eemge manier om ae
te pakken te krygen is ze met een lantaarntje
te gaan zoeken op stikdonkere avonden. Och
Ja Je moet wat over hebben voor Je tuintje,
zeg Ik maar, meneer, anders kan Je net zoo
goed in de binnenstad drie hoog gaan zitten.
Maar was er nog iets van uw dienst als ik fiet
vragen mag?”
„Ik kwam eens vragen of ik Je nog wat
overwerk kon laten doen tegen hetrelfd» tarief.
Ik heb nu wat private aangelegenheden tè be
handelen.”
.Drachtig meneer, prachtig! Een ooeenblrkje
astublieft. Ik zal even dien rommel binnen
brengen en als u m» dan maar voigen wü,
kunnen we rustig binnen zitten."
„Laat ons liever wat langs het irasvcld
loopen, als het u hetzelfde is.”
„My goed, sir. Maar dan moet u niet op
myn hemamouwen letten.”
Syunons had in een ommezien lantaarn en
gereedschap btnnengebracht en liep even later
naast zyn vrljgevlgen patroon.
„Het gaat nog een* over die fïessctien
Tokayer". zei Crook terwyi ze samen langs de
kleine tuintjes wandelden. „Ik zou ze allemaal
willen koopen. En ik wil me voorgoed verze
keren van Je hulp. Die van mr. None komt
niet meer in aanmerking. Daar ben ik al ge
weest. Maar als Je kans ziet om een van de
tien andere op den kop te tikken, ben ik be
reid om Je vyf pond pey stuk pit te betalen
en boter by de visch, geloof me.”
(Wordt vervolgd)
punt en orgelspel, met dat gevolg, dat hy by
het proefspel voor de plaats van organist aan
den Dom te Llnz alle mededingers met glans
overwon.
In 1867 werd Bruckner benoemd tot organist
aan de Hofkapel te Weenen, alsook tot profes
sor in het orgelspel, contrapunt en compositie
aan het Conservatorium aldaar. In 1875 volgde
zyn benoeming tot lector in de muziek aan de
Univerritelt, die in 1891 zyn verdiensten erken
de door hem tot doctor phll. hon. causa te be
noemen.
De voornaamste composities van Bruckner
zyn zyn acht symphonleën (de negende bleef
onvoltooid, en een ander, 1869 te Llnz gecompo
neerd. wordt aldaar in het musum voor hand
schriften bewaard, maar is nooit uitgevoerd).
De opmerkingen door tegenstanders gemaakt,
over den verbrokkelden vorm, de bovenmatige
lengte, de onevenredigheid van de verhoudingen
toegegeven, dan dient aan den anderen kant
te worden erkend, dat uit die symphonleën echte
genialiteit spreekt en dat zy ten eenenmale
's meesters eigen, naïeve persooniykheld weer-
^plegglen, m.a.^,dht dp zuivere uiting zyn
cllëntéle ons weliswaar tot in de kleinste dé
tails bekend zijn, doch ook dat wy ten koste
van alles, ook indien wy niet tot zaken moch
ten komen, strikt geheim weten te hou óen. Ik
wil kort en zakeiyk in myn voorstel zyn, mr.
Smith. Wat dunkt u van een huweiyk met een
bruidschat van tachtigduizend pond cash? U
betaalt my na totstandkoming 2 pet.”
Hy nam uit zyn binnenzak de foto van een
zeer gedistingeerde Jongedame, reikte deze zyn
cliënt, en vervolgde:
„Op het eerste gezicht niet zoo geheel ver
werpelijk. vindt u wel, mr. Smith.’...? Geen
overhaaste, botte weigering, als ik u venoeker.
mag! Denk eens rustig na, overleg met u zelf
het voor en het tegen, den ommekeer in uw fi
nancieels verhoudingen, de rust/eindeiyk na al
die Jakkerige geldzorgen bekyk die foto
eens goed, denk eens>kalm na, een kwartier,
een half uur, zoolang u wilt.... Wellcht is u
ffaama bereid myn voorstel in ernstige overwe
ging te nemen. Mag ik in dien tusschentljd
van uw voortreffeiyk Telefunken-apparaat ge
nieten? Ik ben een hartstochteiyk liefhebber
van goede radio.”
„Ga uw gang.”
De bezoeker stemde af op Daventry. en maak
te het zich gemakkeiyk in een fauteuil, dicht
by het apparaat, hetwelk een Bach-cantate
liet hooren, ter
wijl Eric Smith
met stygende be
langstelling de
hem overhandig
de foto bestudeer
de, om daarna tn
biykbaar diep ge
peins te vervallen over de hem geboden
geiykheid. waardoor hy mét één slag
zet hy by zich zelf. „In leder geval rijn we
nu aan het eind gekomen van de onderzoe
kingen betreffende den inhoud van deze
flesch. Tenminste wat my betreft. Het lykt mc
hoogstwaarschyniyk, dat ook Hahn niets onge
daan z.al laten om er zich eveneens ven te
vergewissen, dat de bewuste steen niet in
dit atelier verborgen ligt.”
Daar is voor my allicht een behooriyke
voorsprong uit te halen. Die kans mag ik me
niet laten ontsnappen. Kom. het iykt me
uiterst geschikt om dien kantoorbediende neg
eens een gelukkigen avond tc bezorgen, voordat
ik naar bed ga.”
Toen hy zich dan ook volkomen verzekerd
had. dat de belde jongelui zoowel uit het gezicht
als uit het gehoor waren, begaf hy zich op weg
naar Waterview Terrace. Het bleek een rü
alleraardigste kleine huisjes te zyn met elk een
tuintje voor en achter. Alle moeite om in het
donker no. 14 op te sporen werd nem ge
spaard, toen hy den bediende druk bezig zag
met het zoeken van slakken. Symons was in
zyn hemdsmouwen en speurde by het licht van
een lantaarn naastig naar de verdelgers van zyn
kostbare bloemen en planten.
,Jial dat bent u geloof ik, nietwaar, myn
heer?” zei hy biy verrast, toen hy door het
licht tot voor Crook's oogen op te heffen, rich
overtuigd had van de identiteit van zyn bezoe
ker. „Ik ben slakken aan het zoeken. Ik had
er geen idee van. dat die rakkers ”an net jaar
zoo vlug uit den grond zouden komen Dat
vreet de prachtigste plantjes op. Maar ze gaan
d'r aan, ze gaan stuk voor stuk kapot,” sei
AT T T** A RQNNr op ?,lad z^n '^gevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen E* *7^0 lévenslange geheele ongeschiktheid tot werken door TT *7 KG b,J een ongeval met E* O KG verlies van een hana
v 1 v JL-J sj ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerfngen T t ^JwZe“ verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen F e doodelljken afloop MVVsa een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN U1TERL1JK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
had de beeldhouwer een leege
in zyn linkerhand gestopt en
bracht wederom de halzen der t>elde
flesschen tot elkander. Er viel niets te bespeu-
>vn in den bulk van de groote Tokayer flescli.
den hals kwam geen verwachte steen gegie-
*n. Niets kwam den vrijen stroom van den
kostbaren wyn belemmeren. Waarschyniyk zou
dit echter niet plaats vinden voordat de flesch
bijna leeg zou zyn. Zoo werd ook de tweede
fiesch zonder noemenswaardlge gebeurtenls-
*n gevuld.
-Nog een!" riep Crook. „Nu zal meneer wel
heelemaal leegstroomen, vermoed ik. Het lykt
°t er een heel anker in zoo n flesch zit."
weer richtte hy zyn blik strak gespan-
**n naar het zwakke licht, dat door den dun
tan hals speelde.
De wyn steeg langzaam In de derde flesch
tOeD ZOOWBt bBlf vol wtui. Hét Creok
rijn oog even langs de Tokayerflesch gaan,
“ij dezen hoek moest de steen volgens zyn
■chatting reeds naar voren zyn gero.d, zelfs
•1 zou hy een beetje in het grondsap hebben