N V De Noorden wind H Zoekt gij betrouwbaar Personeel? fflil KI tag p Plaats dan een „Omroeper” gezinnen u te •IÜ 1 PW; voor 80. GR .£1 jeugdige lezers'] onze v MH Sy ■*l - aoond in m A4 fig 2 1 c-. .sjfc de St. George kathedraal te Nieuwjaar in AboMynië. Bakje f a Bpi Van Teddybeer die kiespijn had! A A I t i I Sch Wo U'j F Een aardig en vroolijk poppengroepje, voorstellende een woud feest bij de kaboutermannetjes DOSDBtDAG SEPTEMBER MS c De Drentsche deelneemsters en deelnemers aan den Volkszang- M. Kwha*s te Scheveningea, bij aankomst in de retidenbie De menigte voor Addis Abeba L* W! if i 'r I, van T ge- F en smeet Lijn bijl naar den Ijsberg zijn ge- 1 ri6-0 rio.A Fia.c Dttkln nfBRMiOT Vi l wen doel Blaas maar Noordenwind, blaas op. Of je met je macht wilt prijken, Maar Je zult toch nooit bereiken, Dat je Sinsibis bevriest. Sinsibis vreest voor geen leed. Honger, kou, of slangenbeet. F oog dit mei uitv Wie dacht hU, „zijn blazen. Bevrie- De Duttsche ballon Hildebrandt dart te Wartebau voor den Gordon Bannati w^dstHid Het sl Poglnger weest. N heer Va hebben <e» sprookje uit het land van de Indianen verteld door PIKT BROOS - X Je moet he< En Teddy si De heer korte verl op, dat d ken steed slib boven dammen doenlijk door de or den vaste: gen bod, herv Het syst Ucale buis dalen in e ixiveneinde kamer bev ®er is ope op werkzas Men ka ten, maar is. wat ai scheldt he en wordt den pas g Op ee kantoor: de Zwar bovengei ongeveei rood ges de verbi Meter, Het g lijken m trok alg bok, de was ter noem ree Het ro is de ni systeem, gingsingi werken. Hij heef van de gmgsondi lijkheden Het ook gr derner deld o het g Spaan bermo domsr Argyle millioe het pr nit de dem v Spanje de kos de Taf óe ,P. and O. -lijn, de .Strathmore" te In de Theems aangekomen in afwachting zijn eerste reis op 27 September s.s. naar Madeira Deze s vormt dei nieuwe di kennismal der N. V Machine!: aan de 5 toestel is willekeur! berglngsw verkregen gesteld oi lervoor heb Je noodig vier vierkante vouwblaadjes van dun papier en liefst verschillend gekleurd. Je vouwt zoo’n blaadje in vieren en legt het dan weer open (Fig. A). Nu knip je onderaan in t midden langs de vouw tot aan de dwarse vouw. De bovenhelft van het vierkant wordt een driehoek door er de hoeken af te knip pen (Fig. B). Nu plak je de belde vier kantjes op elkaar en krijgt dan figuur C. Zoo doe je met alle vier blaadjes en hebt dan 4 x fig. C. Nu leg je die 4 figuren in elkaar en plakt telkens de bodems op elkander. Ook de zijkanten vastplakken. Als Je nu nog een strookje knipt en dat als hengsel aan de binnenzijde van het bakje plakt, is bet werk klaar en kun je jnet je bakje pronken. In de di nn 5 M2., ■net het* pe •cben, stat ■>«n en de vellende zi Hike vraj T*n hierut Hotte daar Hhiom. »*r 30 M3 ven Landbouw te Allernaar Het nieuwste zeekasteel van Het geh. luchtdruk (welke nat laten in ze bodem var «en met si «and of sii dat het ai kr langs d boven welt «•«der en FOTOREPORTAGE op is, ga ik nieuw halen. Ik heb ‘n stevige bijl." „Dan zal ik je bijl verbrijzelen,” huilde de Noordenwind. „Ga je gang; ik heb tien bijlen, gemaakt. Kijk hier zijn ze. Tracht ze stuk te ma ken, dan zal je gauw genoeg je adem kwijt zijn.” De Noordenwind schoof onrustig op zijn mat heen en weer. Hij voelde zich echt onbehaaglijk bij dat warme vuur. Het liefst was hij er maar vandoor gegaan, maar hij wilde Sinsibis vernietigen. „Heb je ook tien kleedlngstukken maakt?” vroeg hij. ^Natuurlijk!” antwoordde Sinsibis, „kijk maar!” En hij opende een kast en nam er het eene costuum na het andere uit. „Waarom loop je dan In zoo’n dun jasje rond, als je toch tien dikke gevoerde in je kast hebt hangen?” vroeg de wind. „Omdat ik het niet koud heb,” antwoord de Sinsibis^ „ik heb het zelfs warm!” En bij deze woorden trok hij ook het dunne jasje uit. Toen knarste de Noordenwind met tanden. „Alle vossen en beren en visschen in zee zal ik verdrijven en je zult honger moeten lijden en omkomen.” „Mij best,” zei Sinsibis „dan wandel ik naar het Zuiden naar een ander dal.” Toen stond de Nqprdenwlnd op en werd i< „Koudebeet is beter dan slangenbeet; nooit zing ik dat meer,” mompelde hij en bouwde zijn wigwam opnieuw. verder geen kleeding meer. En zijn boom stammen zijn bijna opgebrand. Als aach liggen ze voor de hut. Vandaag of morgen is het gedaan met hem.” En de sneeuw warrelde om de wigwam. Maar Sinsibis trad naar bulten en zong. „Wat ga je doen?” vroeg de sneeuw. ,Jk ga uit,” antwoordde Sinsibis. „Uitgaan?” vroeg de sneeuw verbaasd, „waarom?" „Vlsch vangen,” zei de jongen. ^Je jasje is te dun,” riep de sneeuw, „ik zal je bijten!” Sinsibis lachte. ,Jk ben niet bang voor je,” zei hij, „en bijten kun je niet. Je kunt alleen maar knijpen.” En hij ging werkelijk in zijn dunne jas je onder het ijs en ving zijn visschen. De Noordenwind besloot nu zelf te komen. „Ik moet hem een bezoek brengen,” dacht hij „en zoo in zijn wigwam zien te komen.” Eerst bleef hij buiten voor de deur staan en keek door het venster naar binnen. Toen zag hij dat de laatste boomstam aan het branden was. Bijna was deze heele- maal tot asch vergaan, maar Sinsibis zat ervoor en zong. Toen hij den ijskouden fei len wind voelde, wist hij dat Kablbonokka bulten stond. „Ik moet van vreugde zingen,” riep hij uit, „ik geloof dat er iemand buiten staat.’ MwenlwgvwrscM twwdwa twwe Ma. harige viervoeters op de landboew. vooteeloonsteMing van de afdeeiing Een echte leuke teddybeer Had, heusch, ‘t is werkelifk waar. Een» erye kiespijn op een dag. Hij vond het vreeselijk naar! Fn moeder sprak.JJaarvoor moet fU Vlug bij den tandarts wezen Die trekt je kies en dan ben jij Weer heelemaal genezen!" Maar Teddy huilde: ,,’k Doe het niet. Ik durf het niet te wagen, Het doet zoo’n pijn, die tandarts tal Me vast verschrikkelijk plagen!" Toen zei rn moeder: „Teddylief, zelf maar weten" ;p niet en hij kon Van pijn haast niet meer eten! Dat hield htj echter niet lang uit, Het werd te veel voor ’t beertje; Hij hield zooveel van eten nou! En nuhij at geen keertje! Hij holde naar den tandarts die Die kies trok, heel bedreven; Of ’t pijn deed? Neen hoor, werkelijk ma Hij voelde *t zelfs niet even! En toen hij thuis kwam heeft hij baud Voor zes vast wel gegeten; En moeder beer zei: ,^ie je val. Ik heb het wel geweten!" En na een boterham of tien. Die Ted zat op te peuzelen, Zei hij: ,JLief moesje, ’k zal voortaM AU pijn heb niet meer treuzelen! R.* 99 Blaas maar, Noordenwind, blaas op, Of je met je macht wilt prijken. Maar je zult toch nooit bereiken. Dat je Sinsibis bevriest. Sinsibis vreest voor geen leed. Honger, wind of koudebeet.” grooter en grooter; altijd hooger groeide hij. Hij reikte reeds tot aan den top van de wigwam. Hij hief zijn armen in de lucht, maakte een gat in de spits van de hut en schreeuwde toen in de windtaal iets naar boven. Terstond begon het te kraken en te donderen. Het bruiste en suisde en Kabi- bonokka gilde: „Kijk daar komt hij aan. Ik heb hem met mijn adem hierheen gelokt; eindelijk is hij er om mij te helpen; de Ijsberg zal je vernietigen. Daar komt hij aangezWom- men en zal je wigwam verbrijzelen.” Het was een verschrikkelijk lawaai en t werd zoo ontzettend koud, dat het vuur er van uitging. De Noordenwind had het dak van de wigwam weggenomen en was er boven uit gegroeid; reusachtig groot was hU- „Kom hier!** riep Sinsibis, „kom er bij staan om te zien hoe de Ijsberg me be graven zal.” En htj greep de Noordenwind en gaf hem een slag dat hij uit de hut vloog. Toen sprong hij naar buiten en smeet zijn bijl naar den Ijsberg, dat deze in duizend stukken uit elkander barstte. Toen brulde Kablbonokka ontzettend. „Ik heb het verloren; ik kan je niet ver- jij moet onder een goed ik wil niets meer nietlgen; stemte geboren zijn; met je te maken hebben!” En daarmee liep hij weg en kwam nooit meer terug. Sinsibis lachte en zong: De deur ging open en Kablbonokka trad binnen. Het werd ijzig koud in de hut. De wind wilde de deur weer sluiten. „Niet noodig,” zei Sinsibis, „als jij een maal binnen bent helpt het toch niet of de deur gesloten wordt. Kom bij het vuur zitten.” De Noordenwind ging zitten. „Wat wil je van mij?” vroeg Sinsibis. De Npordenwind zweeg. „Ha, ha,” riep Sinsibis, „zijn de woorden in je mond bevroren? Of heb je nooit pra ten geleerd? Kom, drink een glas brande wijn.” Hij nam een beker brandewijn en de Noordenwind dronk. Toen nam de jonge man jjog een halven arm hout uit den hoek en wierp dat op het vuur. „Waar heb je dat zoo gauw vandaan ge haald?" vroeg de Noordenwind, „ik dacht dat dat je laatste boomstam was!” „O jee nee,” zei Sinsibis, „ik heb nog veel meer. Ik heb meer dan jij wel weet Je moet je toch op <jen winter voorberei den I Het werd een machtig vuur. De Noor denwind blies en snoof en moest gauw genoeg een knoop van zijn jasje los ma ken van de warmte. „Hoe lang blijf je zoo aan den gang met dat hout? Is het onderhand nog niet op?” vroeg hij. „Nee,” antwoordde Sinsibis, „en als het an de oevers van het Eriemeer stond de wigwam van den jongen man i Sinsibis. Kablbonokka^.de Noorden wind, haatte den jongen. „Ik zal hem vemietl„ wigwam zal ik de luchl zen moet hij.” Sinsibis sleepte echter vier groote boom stammen in zijn wigwam. Ieder van die boomstammen was zoo groot, dat hij een maand lang branden kon. Sinsibis was erg sterk! Als hij zijn hand dichtkneep, zonk een buffel dood op den grond. - Op zekeren dag sloop de Noordenwind door een reet naar binnen en blies ’t vuur uit toen Sinsibis niet thuis was. Het werd ijzig koud in de tent. „Ha, nu zal de jon gen wel bevriezen," lachte de Noorden wind, maar Sinsibis bevroor niet. Want toen hij tn de wigwam kwam, nam hij twee rotsblokken, sloeg ze tegen elkander, dat de vonken er uit spatten en stak het vuur opnieuw aan. Toen de houtblokken goed brandden, wiérp hij de steenen naar buiten, precies op twee Ijsberen, die twee honderd meter van de wigwam verwijdefd liepen. Eerst viel de eene dood neer en toen de andere. „Ik moet hem vernietigen,” huilde de Noordenwind en‘hU blies zoo fel uit het Noorden, dat alles in Ijs veranderde. Sin sibis had honger. HU nam zijn bijl en hak- te het Us van het meer open en haalde^e visschen naar boven die er onder zwom men. HU dook onder het Us en ving de visschen met bloote hand; onderweg naar huis zang feil en lachte om den Noorden wind die zoo vergeefsebe moeite deed. r Kablbonokka ergerde zich ontzettend. HU verzamelde al zUn krachten en riep de meest booze stormwinden te hulp. Het be gon te sneeuwen, alsof alle sneeuw op de aarde wilde vallen. „Nu is net gedaan met hem, nu is het gedaan met hem,” jubelde de Noorden wind. ZUn heele wigwam heb ik onder la ten sneeuwen en Ik heb gezien dat hU maar Mn dun vel in zijn tent heeft. HU heeft

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1935 | | pagina 4