H Hoe de hazen gered werden tl z°ektpgü torouwbaar FOTOREPORTAGE .e. 1 Plaats dan een „Omroeper** voor 80. Poppen-wiegelied ONTSPANNING Een paar vroolijke planten iSSflllEliiift? SAR I DO8913Hf v-A DONDERDAG 26 SEPTEMBER 1935 - rei Mgr. Giobbe (met jas over dan K is HENK EERDMAN8 Een grap van Uilenspiegel vruchten de vruchtjes van deze plant strekken waren vreeselijk geschrok- van wat de maan ver bet met «ich selven was R-7» Si V Ua4eo.s.vea* slat Een Indisch dierensprookje planten had hij een levend en een gedroogd exemplaar, van de derde fen plaatje. Toen allen bU elkaar waren, Henk, die al va can - tie had, niet te vergeten, begon Bram: „Kennen jullie deze plant?” „Wel, dat Is ders echt» tenu Hij ging daart meer en l iken wel van bet mannetje in de h Indië gelooven de tnenacben dat er een haas in de maan woont. Wij spi maan, maar De tocht boot} redde De rends den t Woem rtcnn, i ••te* de •Wan n «tin alle «teeD Uk Ische kabinet over hot Itaiiaantcb- conflict Ooi uitgei één gespn kust 1 De die tc Een r trokki twee I den g Irur slagen !t)k vi rckere De i Westh Het weeg. ken boo ,bü evei doo O zij nooi Tex kon be re bevc Wes geel» tigd. van vier badc over ker Op d Vreeewl man A den slu! De mai de balk De h gestok boude stonde met t te doe in het tooi m lijden saaid boomei Scheve op een af. Na opruim Op 1 gracht! renden de inzl pen. O groote Het tri natie, had m opruim Woe ook Ki Uielbn groote I ter oev nleld. twintig den int de stor de jjze briek v is naar formate drijf en Kampei van bo ken ha De gr doordat heel on Poot. E *ond, k De te> Poppe-Liesje, doe eens gauw Dien vinger uit je mondje! hm niet meer luisfren hoor, Naar dat stoute hondje. Niet zoo woelen poppekind, Zoet je oogje» fluiten; t Hondje blaft ook al niet meer, Stil ie het nu buiten. ’k Weet het wel, het ie nog licht, Ik vind *t ook geen pretje, Ah mijn Moesje avonds zegt: .Anneke, naar bedje!" Maar ik ga gehoorzaam toch Dan met Moe» naar boven; En dat 'k in een wipje slaap, Kun je heusch gelooven. Slaap je eind’lijk poppekind! ‘t Werd tijd, robbedoesje! Droom -van mooie dingen en..., Van je poppemoetje. B. DE PAAUW—BACHRACH -j—ram was weer aan de beurt om te ver- j~Stellen. Maar er was uitdrukkelijk bij bepaald, dat het iets Hollandsch moest zijn en niet zoo’n Indische „poespas”. Daar had Bram geen enkel bezwaar tegen. Hij was er juist trotsch op, dat hij de Holland- sche planten al zoo goed leerde kennen. Hij begon te zeggen, dat hij het nu eens over een paar vroolijke planten zou hebben. Wat er voor yroolijks aan was, dat zouden ze wel hoor en. Van twee van de bedoelde was het antwoord. „Geduld overwint alles, mijn blanke broeder. Kijk maar eens naar dit gedroogde exemplaar (Fig. 3), dan zie je de opengesprongen vruchten. Als je zooals ik, die snaakjes had zien opensprin gen, had je meteen den titel van mijn rede voering begrepen. Wanneer de vruchten rijp worden, laten zij namelijk met hun vijven los van een In het midden staand zuiltje. Van boven blijven ze echter ver bonden. De vijf veerkrachtige draadjes, zooals de vruchten zich nu voordoen, dra gen elk een verdikt gedeelte, waar het zaad je in zit. De zaadjes zelf werden tot nog toe door een paar haartjes tegengehouden, maar door het plotseling omhoog krullen van het draadje, worden de zaadjes uitgeslingerd, 't Lijkt net of iemand met een lepel een knikker omhoog werpt. Natuurlijk gaan de zaadjes op die wijze een heel eind van de moederplant weg, vooral als de wind er ook nog vat op krijgt. In de door Bram gedroogde was geen enkel zaadje meer over. „De tweede vroolijke plant" ging Bram voort, „Is familie van de eerste. Het is de relgersbek (Fig. 3). Ook hier zitten de vruchten aan een middenzuil Bij rijpheid rollen de „snavels", de aanhangsels van den kurketrekkervorm, op en vallen na eenigen tjjd op den grond. Bij bevochtiging strek ken zich de naalden en bij daarop volgende droogte rollen zij weer op. Zoo worden de vruchtjes in den grond geboord, want stijve haartjes beletten, dat het Inkrullen en strekken de vruchtjes uit den grond zou trekken. Als je de vruchtjes op een blad papier uitspreidt, kun je door ze te beade men, dat strekken en krullen zien. Nu komt de beurt aan de laatste vroo lijke plant, de kraanvogelbek (Fig. 4). Van deze plant heb ik alleen maar een plaatje. Zij hoort niet In ons land thuis, maar in Zuid-Europa el» N.-Afrika. De naalden aan en na de bijzondere zitting van het Engel: Abeuyniscb i onder de pooten der en andere uit hun rallen zoo regelmatig, dat men ze gebruikt als zoogenaamde hygrometers, dat zijn in strumenten om de vochtigheid van de lucht te meten. Men maakt den snavel aan het eene eind vast met een beetje lak of schellak. Het losse eind laat men zich be wegen langs een verdeelden cirkel. Om het Instrumentje te gebruiken, moet men het eerst ijken, dat wil zeggen, men vergelijkt het met een grooten hygrometer, waar ook een verdeellng op is gemaakt. Je kunt je wél voorstellen, dat je deze vruchtjes ook heel aardig over het papier kunt laten dansen met je adem. En nu heb ik je een en ander van mijn vroolijke planten verteld". Bram hield op en allen waren het er over eens, dat dit niet de laatste maal geweest was. Met de belofte nog spoedig eens wat te laten hooren, nam Bram afscheid en ook de anderen gingen uiteen. de hazen een bijeen- te beraadslagen over de toe komst. Nu de olifanten eenmaal bet meer hadden gevonden, zouden zij er lederen dag terugkeeren en telkens opnieuw zou den zij de hazen vernietigen. De vraag was nu: hoe' kunnen wij de olifanten weer uit ons gebied verdrijven? Maar dat was een moeilijk vraagstuk en boe de hazen ook daarover nadachten, zij vonden geen oplossing. „Wij kunnen de olifanten nooit verdrij ven,” zelden zfj treurig. „Want we zijn veel te klein. Zelfs de tijger gaat olifanten uit den weg. Hoe kan iemand dan ver- tarov naar den oever van het beklom een hooge rots dag In den Haag aangekomen I temidden der geestelijkheid die hem verwelkomde voor de derde maal den Gordon-Bennett wedstrijd. luchtvaarder* na de behouden landing De aanvoerder ging aan den voet van de rots staan en riep: „Wie ben je en wat kom je hier doen? Weet je niet dat wij hier de baas zijn?” De haas antwoordde: „Ik ben een bode, die door de maan werd afgezonden. .Een bode!” zeiden de olifanten onder elkaar. „Hij is een bode!” „Maar hoe kunnen wij weten dat u door de maan bent gestuurd?” vroeg de aan voerder van de kudde. „Dat is gemakkelijk genoeg,” antwoord de de haas. ,4e weet toch dat de maan de bescherm ster Is van alle hazen! Daarom draagt ze ook het beeld van een haas” ,4a,” pel de groote olifant, „dat is zoo. Nu zullen we luisteren wat u ons te zeg gen hebt.” De haas schraapte zijn keel en vervolg de: „De maan is erg boos, dat jullie hier ge komen bent. ZIJ heeft namelijk dit meer toegewezen aan haar beschermelingen, de hazen, die er ongestoord mogen wonen. En nu zijn jullie gekomen en hebt de hazen verjaagd! Dat maan gezegd oyerbrengen.” De olifanten Uilenspiegel dien kennen jullie natuur lijk toch allemaal kocht eens een paard voor 200.en kwam met den verkooper 'overeen, dat hij dadelijk f 100 zou betalen en de andere 100.schuldig zou blijven. Hiervan werd dan ook natuurlijk een stuk opgemaakt en door beiden onderteekend. Na verloop van eenigen tjjd kwam nu de paardenkooper bij Uilenspiegel, om de res- teerende f 100.In ontvangst te nemen, doch Uilenspiegel verzekerde, dat hij zich aan de overeenkomst zou houden en hem de f 100.schuldig zou blijven. Betaalde hij hem die, zoo beweerde Uilenspiegel, dan was het contract verbroken, en daar was hij nu tóch heelemaal de man niet naar. Wat denken jullie van deze geschiedenis? Goed zoo, Piet. Ik ben het met je eens. Uilenspiegel had in dit geval volgens de letter gelijk en de fout schuilt hierin, dat de beide handelsvrienden in de koopakte vergeten hadden de paardenhandelaar tenminste om te vermelden, wanneer de tweede honderd gulden betaald zouden moeten worden. Maar nu moet je me toch eens even ver tellen, hoe bet volgende zaakje dan eigen lijk in elkaar zit: Mijnheer Bartels kwam bij een juwelier om voor zich een doos te koopen. Langen tijd aarzelde hij tusschen een doos f 100 en een die oneindig veel mooier was, van f 200. et was in een tijd dat er overal een vrqeselijke droogte heerschte. Alle dieren zochten naar water om er verkoeling te vinden tegen de brandende zonnestralen. Dat was voor de kleine die ren gemakkelijk, want zij hadden slechts weinig water noodlg. Maar voor de groote dieren was het veel lastiger. Nu was er een olifantenkudde, die, onder leiding van haar aanvoerder, een ouden mannetjes olifant, door de wouden trok. Alle olifan ten hadden veel van de droogte te lijden en daarom vroegen zij hun aanvoerder om raad. JOo toch eens,” zeiden zij, „hoe alle kleine dieren verkoeling kunnen vinden In plassen en poelen, terwijl wij als blinden door het woud dwalen zonder een druppel water te vinden.” „Daar weet ik wel raad op,” antwoordde de aanvoerder. Hij leidde zijn kudde dwars door het woud naar een groot meer en Bier vonden zij water in overvloed om te drinken en om er'in te baden. Onder luid trompetgeschal renden de olifanten haar het water, alles vertrap pend wat onder hun zware pooten kwam. Nu woonden aan de oevers van dat meer een menigte hazen, die door de komst van de olifanten zeer verschrikt werden. Reeds waren vele hazen olifanten vertrapt holen verdreven. Dadelijk hielden komst om mag niet Aldus heeft de en ik moet die boodschap genomen. Je koopt zoo’n stuk toch eigen lijk voor je heele leven en telkens, van neer je ze gebruikt, heb je er toch weer onnieuw plezier van.** PBartels vond, dat zijn vrouw toch eigen lijk alweer gelijk had, ging dus naar den juwelier terug en vertelde hem. hij alles goed beschouwd meer had In die andere doos en dus besl°l^n was, die te nemen, te meer, daar {“L vrouw er ook zeer „voor” was. De ruil hsa plaats. De kooper zei nu: „Zooeren heb Ik^^ honderd gulden betaald, nu heb ik u doos teruggegeven, die ook een waarde vwj en beio langde. Daarna trokken de olifanten weg om een ander meer te zoeken. Nu en dan keken ze omhoog en daar zagen zij de maan aan den hemel staan. Nu trilde ze natuurlijk niet meer. ,j3e maan 18 boos meer op ons,” meenden de olifanten. Onderwijl namen de hazen hun wonin gen weer in bezit en leefden ongestoord verder. die Te Schevenlngen hadden zich Woensdag talrijke nieuwsgierigen verzameld om het machtige schouwspel dat de door den storm heftig bewogen zee bood, gade te slaan wachten dat wij, kleine hazen, een heele olifantenkudde zullen verjagen?” Een slimme h<t|Hi was er echter meende de oplossing gevonden te hebben. „Wij zijn te zwak om tegen de olifanten te vechten," sprak hij, „maar met behulp van een "list kunnen we die machtige heer- schers misschien wel aan.” HU King daarop naar den oever van het meer en beklom een hooge rote. De oli fanten zagen hem staan maar konden niet bij hem komen. een relgersbek (Fig. 1>," riep Mientje uit. „Mis,” was het antwoord, „het is een ooie- vaarsbek en wel een sUpbladooievaarsbek. Behalve in Europa komt dit plantje ook in Siberië voer. De kleur van de bloemen is donkerrood, zooals je ziet, ue staan twee aan twee, zooals bU de meeste oolevaars- bekken.” t „Maar wat in de wereld is er voor vroo- lUks aan die plant te vinden?” vroeg Rob ongeduldig, toen Bram zweeg. „Geduld,” ken toen ze deze woorden hoorden en de aanvoerder sidderde toen hij sprak: ,JMt wist ik niet, meneer de bode. Maar zeg ons wat we moeten doen!” „Ga naar den oever van het meer,” be val de haas. ..Daar kun je zien hoe de maan beeft van woede”. De groote olifant deed het en inderdaad, daar zag hij het spiegelbeeld van de maan in het water. Ook zag hij hoe de maan beefde, want dat kwam door het bewegen van de golven. HU viel nu op zün knieën eens: die dure was niets dan luxe en die goedkoopere deed toch eigenlijk denaelfden dienst. Hij koos dus de goedkoopste doos, betaalde 100 en ging heen. Toen hij thuis kwam en zijn vrouw de zilveren doos liet zien en haar vertelde, hoe moeilijk hij een keus had kunnen doen, sel ze: jk vind de doos heel mooi, maar als !k !n Jouw plaats -- geweest was, had ik toch die duurdere doos prakkizeeren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1935 | | pagina 12