Zoekt gij betrouwbaar
Personeel
i -
Fokveedag te Hoornaar.
onze
urn
DRIE INDISCHE FABELS
IN MUIZENSTAD!
Door Pin BROOS
y
c
UITVERKOOP
BANKETBAKKER
Z zTAART*N
3 CENT
I DONDERDAG 17 OCTOBER 1935
DONDERDAG 17 OCTOBER 1935
H. K. H. Prinses Juliana maakte Woensdag in gezelschap van een hofdame een
wandeling langs het strand te Scheveningen, na Haar terugkeer in de Residentie
V
W
dll
jaarljjksche
de
„Hau, hau, hau", lachte de leeuw....
het hem toch te
en
Op zekere dag zat een haas onder een
Dan stapt ze vlug den winkel in
UIT DE SCHOOL
Zo werd de haas gestraft en bet 'was
maar goed ook, want anders liepen de die
ren nu misschien nog.
En juffrouw Muis staat telkens stil;
Ze weet precies wat of ze wil;
Ze kijkt eerst even voor het ruit
En zoekt de beste stukken uit!
Maar ook de slager is er bij;
Die roept: „Koopt allemaal bij mij,
’t Is alles eerste kwaliteit;
Van wat je koopt heb je geen spijt!’
pnk
ding
t
medl
tién ti
deeld
te Isl
voor
Grijs, de bakker op den hoek.
Houdt uitverkoop van fijne koek,
En juffrouw Muis komt volbeiaan
Er even later weer vandaan
Trtppeltrappeltrippeltrap,
Juffrouw Muis is vroeg op stap,
En de reden van 't geloop?
In Muizenstad is uitverkoop’
dli
Wie
lang
deen
De
dat b
•UMe
t» t
•ortoo
«MU|
ksttW
da
den sta
»erd ve
Van C
tatholie
oorloofd
«ogewet
dertepei
tens
raad
won.
Xt
t
stige
prak
den
re« is een toren gebouwd speciaal
het onderwijs in het gebruik van
parachutes
Oert
der 1
ca th
Dl
and
Wede
*hgeli
hebb
«Ikhede
W een
Wnt sb
In
volgend
Utt d
wel in
o? de
senvere
komen
BU c
een gn
reep, ai
groot a
beroepe
oortooit
Otnge
Khuwd,
naar hl
op deae:
de pn
needs 1
De B
dat de
het telt
•cherp i
Van
het oog
«node ii
geoortoc
Hierd.
die. geb
heid, er
«en alli
„Heb je het nog niet gehoord,” riepen zij,
„de wereld vergaat.”
Als een pijl uit de boog rende h£t hert
er vandoor. Ze ontmoetten een vos. een
wolf, een wild zwijn, een beer en een oli
fant. En allemaal liepen zij mee. Tenslotte
was het aan alle dieren van het woud be
kend dat de wereld zou vergaan en ieder
die zijn leven niet moe was liep mee.
Toen zag de koning van de dieren
vluchtende troep. Hij loerde eens links en
keek eens rechts, maar toen hij nergens
iets verdachts ontdekte, waarvoor hij even
eens weg zou moeten lopen, brulde hij drie
maal zo vervaarlijk, dat de hele troep stok
stijf bleef staan. Voor den leeuw hadden
zij respect, al waren er dan ook bij die wel
driemaal zo groot waren als hij.
„Waarom lopen jullie zo hard,” vroeg de
leeuw.
„O, majesteit,” riepen de dieren, „de we
reld vergaat.”
„Wie heeft het gezien,” vroeg de leeuw
verder.
,Jk niet,” antwoordde de olifant, „vraag
het maar aan de wolf.*
„Nee, ik ook niet,” riep de wolf, „de vos
wist het me te vertellen!”
„Ik heb het van het hert gehoord,” zei
de vos.
En zijn haar mand en maagje vol.
Dan stapt ze vlug weer naar haar hol;
Zoo’n uitverkoop in Muizenstad,
Zeg muisjes, is dat even wat’
En piept„Kijk, daarin heb ik zinF
Ze proeft en koopt en smult maar raa*’
Want.‘t is uitverkoop in tedere snakl
„De hazen hebben het mij verteld,” be
weerde het hert. Toen vroeg de koning de
ene haas na de andere, tot hij eindelijk bij
de eerste haas kwam.
„Is het waar wat jij beweert, dat de we
reld vergaat?”
.Jawel, heer leeuw,” stotterde de haas,
„ginder onder de palmbomen heb ik de
eerste schok gehoord!”
„Best,” antwoordde de leeuw, „dan zul
len wij eens op die plek gaan kijken hoe
het er mee staa*
De koning van de dieren gaf nu bevel
dat de andere allemaal moesten wachten,
zette vervolgens de haas op zijn rug en
draafde met grote sprongen naar de plaats
waar volgens de haas de wereld het begin
van het einde zou vormen.
Toen zij bij de palmbomen kwamen, was
alles er vredig en stil. Er lag een gebarsten
kokosnoot op de grond.
„Hau, hau, hau," lachte de leeuw grim
mig, „jij domme haas bent geschrokken
van een kokosnoot die hier van de boom
naar beneden gevallen is en toen dacht je
maar dat de wereld verging. Vooruit, loop
vlug terug en vertel aan de andere dieren
wat hier gebeurd is en wee je gebeente als
je iets durft te verzwijgen of het anders
uitlegt dan het werkelijk geschied is!"
r leefde eens een koning te Slam, die
een witte olifant bezat, Mahilamuk-
ha geheten. Hij was daar erg aan
gehecht, omdat het dier erg slim was en
ver in verstand boven andere dieren uitstak.
Op zekere nacht gebeurde het dat rovers,
die in de nabijheid van de stal van de
witte olifant woonden, een tunnel groeven
onder de grond tot in de stal. Vandaaruit
waren zij dan van plan heimelijk het pa
leis binnen te sluipen. De oudste van hen
onderwees de Jongeren:
„Weest nooit verlegen; wij soort mensen
moeten voor niets terugschrikken. Mede
lijden bestaat niet; hard en wreed moeten
wij zijn en op een mensenleven meer of
minder komt het niet aan.”
De olifant hoorde deze woorden mee aan
en dacht bij zichzelf:
„Van de mensen kun je nooit genoeg le
ren, want zij zijn allen even wijs en ver
standig. Voortaan zal ik naar de regel le
ven die ik zo juist gehoord heb.”
De volgende ochtend volgde hij terstond
de woorden van den nachtelijken rover op,
greep den wachter met zijn slurf vast,
sleurde hem over de grond en vertrapte
hem als een worm. Hetzelfde deed hij met
de anderen en niemand waagde het meer
in zijn nabijheid te komen.
Helemaal in de war liepen de dienaren
Nederland blijft, werd *an het Rotterdamsche stadhuis de vlag u«-
gestoken
UIIIIUIUIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIHIUIIIIIUUUMUI IIIUlHUUIIIUMIIUIUIUUiUiHIIIIIUIlUJUIIUIIUIIIItllllllllj£|
jeugdige lezersj
iiiiiiiiiiiiHiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiiiinniïn
De Juffrouw zei tegen Wlmrole:
mie”, je moet niet schrijven: .jkbjn C
klonken ten teken dat
liep alles wat benen 1
plaats, want niemand
van de optochten en vermakelijkheden.
Ook de tuinlieden van het koninklijke
park lieten hun gereedschappen liggen en
liepen weg. De parkwachter zou dolgraag
eveneens de benen genomen hebben om
van het feest te genieten, maar Ja hij was
de waker en als hij er niet was, gebeurde
er natuurlijk juist iets.
Maar tenslotte werd
machtig toen hij in de verte de tonen van
de muziek hoorde en hij verzon een list.
„Ik zal de apen, die in de bomen wonen
het werk laten doen en de oudste onder
nen als mijn plaatsvervanger aanwijzen.
Hij riep dus de apen bij zich. Het waren
er wel driehonderd en hij zei:
„Beste luitjes, jullie hebben veel plezier
van dit park. Jullie eten hier bloemen,
vruchten en jonge loten en jullie worden
hier door iedereen met rust gelaten. Toont
je daar nu eens één keer erkentelijk voor
en begiet me de Jonge bomen met water,
tot ik van het feest terugkeer. Als het niet
gebeurt, zijn ze morgen allemaal dood.”
De oudste aap antwoordde in naam van
allen
„Natuurlijk willen wij Je graag *n dienst
bewijzenga maar gerust feestvieren
hoor!"
De man haastte zich om dat te gaan
doen en de apen namen de leeren water
zakken en de houten gieters en goten ijve
rig water op de bomen.
Maar de oudste van de apen riep:
„Wacht eens even kindertjes, Jullie moe»
ten zuinig omgaan met het water. Jullie
begrijpen toch wel dat de jonge boompjes
minder nodig hebben dan de oudere. Trekt
ze dus eerst uit de grond en kijkt naar de
wortels of zij groot zijn of klein en geeft
leder daarnaar zijn deel.”
De apen rukten toen alle bomen uit de
grond en het hele park werd gruwelijk ver
woest.
Toen de parkwachter terugkeerde, trok
hij de haren uit zijn hoofd net zoals de
apen met de bomen gedaan badderden
In de stad Benares werden de voorbe
reidselen gemaakt om het
maanfeest te vieren. De markt werd schit
terend versierd en toen de tamtams weer-
alles gereed was,
had naar de feest-
wilde iets missen
fantenstal en onderwees zijn leerlingen en
Brahmanen over de deugden, die een mens
kunnen sieren.
„Trek een harnas aan van geduld
vriendelijkheid; heb medelijden met elk
schepsel dat God geschapen heeft; doe
nooit iemand leed en vooral dood nooit
een evennaaste.”
Mahilamukha luisterde terdege toe en er
ontging hem geen woordje van wat Bodl-
satwa de wijze zei. Tenslotte dacht hij:
„Wat ben ik toch een verschrikkelijke
domoor! Wat deze man zegt is veel beter
dan wat die man van gisterenavond ver
telde. Volgens deze hier wil ik leven.”
Van hetzelfde ogenblik was hij gehoor
zaam en goedig net als vroeger.
FOTOREPORTAGE
r
4.
▼HM
tent
een
oori
„Heer, uw olifant is razend geworden,
wat moeten wij met het dier doen?"
Aan het hof leefde er toentertijd ook een
oude wijsgeer, Bodisatwa. Dien stuurde de
koning naar het dier om de oorzaak op te
sporen van de boosaardigheid van zijn lie
ve llngsolifant.
Lange tijd sloeg de wijze de gangen van
het dier gade en hij merkte op dat er niets
aan de gezondheid mankeerde en ook dat
de verpleging tot nu toe uitstekend was ge
weest; hij vroeg dus aan den stalknecht of
er de vorige nacht niets bizonders gebeurd
was.
„Meester,” antwoordde de knecht, „er Is
inderdaad iets vreemds gebeurd. Want van
nacht hebben rovers geprobeerd door een
gat in de stalmuur het paleis binnen te
dringen I”
De wijze man knikte, ging naar den ko
ning en zei:
„Majesteit, geef mij permissie vannacht
in de stal van uw olifant onderricht te ge
ven.”
De koning was erg verbaasd over dat
voorstel; hij vond het best en was zelf bij
het onderricht tegenwoordig.
Daar zat Bodisatwa de wijze In de oil-
„Werkelijk, als dwazen Iets nuttigs tot
stand willen brengen, doen zij toch altijd
nog iets verkeerds."
En toen kwam er een varken met een
lange snuit en waren alle Indische fabel
tjes uit. Maar als je ze mooi vindt, zal Ik
er gauw genoeg nog eens meer vertellen.
k - J
wakker en dacht:
„Wat zou er gebeuren als de wereld eens
verging!” e
Op hetzelfde moment liet een aap per
ongeluk een kokosnoot uit de boom val
len. Die sloeg met een luide krak op de
grond, net achter de rug van de haas. Als
een duiveltje uit zijn kistje sprong hij op
en schreeuwde
„Redde zich wie kan, de wereld vergaat!”
Zonder om te kijken liep hij er vandoor,
dwars door de velden. Een andere haas
rag hem lopen en riep hem toe:
„Hela..*, waarom ren JIJ zo hard?”
„Vraag me niets!” antwoordde de haas.
De tweede haas liep achter hem aan en
hield niet op met vragen, tot de eerste ein
delijk schreeuwde:
„Weet Je het dan niet? De wereld ver
gaat!"
De tweede haas schrok zich een bult en
liep nog wel driemaal zo hard. Een derde
haas vroeg waarom ze zo renden en toen
hij de reden vernam, sloot hij zich terstond
hij hen aan. De een na den ander liep
mee en gauw genoeg waren er wel twee
honderd hazen op de vlucht.
Daar ontmoetten zij een hert.
«V