De ondeugende jongen zeer Zoekt gij betrouwbaar Personeel? gezinnen De slachtoffers van het auto-ongeluk te Weert begraven. Plaats dan een „Omroeper” voor 80. EN DE GOEDE SINT- NICOLAAS Sint Nicolaas komt! DONDERDAG 5 DECEMBER 1935 mensium te Amsterdam ward gegeven voor een tachtigtal kinderen uit arme gezinnen Kijk is dat niet zwarte Pieter? Ik geloof, hij zwaait z’n roe! Neen hoor, al» hij hier komt bellen. Geloof ik, dat ’k niet open doe! O.... daar hoor ik hoefgetrappel! Zou dat Sinterklaas nu zijn? ’k Wilde wel wat speelgoed hebben En een worst van marsepein! Zou St. Nicolaas wel komen? Zag ik daar z’n paard niet staan? Hoorde ik met state stappen Daar z’n zwarten knecht niet gaan? sugd van de étalages Eindelijk is het 5 December, Eindelijk is de avond daar, 't Avondje van Sinterklaasje, Zet je schoentje maar vast klaar! J£tm Jongens, nu naar bed, hoor. Voor- ult Rlchje, Jou het eerst ultkleeden?’’. Rich schrok op, sprong vlug van den stoel en ging naar moeder, die heel goed merkte, wat er aan de hand was met haar kleinen Jekob, de befaamde keeper Woensdag ie Londen togen het Engelsche team speelde en met 0 3 verloor Net als andere ja ren was de kamer mooi versierd met vlaggen, linten en slingers groen; vader en moeder zaten aan het hoofd van de tafel en de kinderen zaten om de tafel heen geschaard. Nu en dan klonken frissche Jongensstemmen, die luid zongen van Sint-Nicolaas en zijn knecht. Het wachten was op de hooge bezoekers, waarvoor de mooiste stoelen waren klaar gezet Tusachen de Sinterklaasliedjes door, vertelde vader van de groote reis, die de Heilige Blsschop had moeten maken, van ziln hoogen ouderdom en van zijn onver- StU, daar hoorde hfj watl Ja hoor, het geluid kwam nader; gelukkig, nu kon hij den weg naar huis vragen en behoefde hij niet den heelen nacht buiten te blijven, wat er aardig op ging lijken. Het geluld werd steeds sterker; het scheen wel het getrappel van paardenhoeven en stemmen klonken daar tusschen door. Rlchje veegde zijn traantjes af, liep in de richting van waar het geluid kwambleef toen als aan den grond genageld staan. Daar, héél dicht bij hem, kwam Slnt-Nlcolaas aan op zlln schimmel. Zwarte Piet liep naast den Sint-Nicolaas op; hij beefde, maar durfde geen antwoord te geven. „Hoe heet Je?” vroeg de Blsschop, wat strenger, dan daareven. Met bevend stem metje zei Rlchje zijn naam. Sint wenkte Zwarte Piet, nam het groote boek van hem over, sloeg het open enstreng .’teek hij daarna Rlchje In de oogen. „Verschrikkelijk”, bromde hij in zichzelf „verschrikkelijk. Wat een dikke zwarte let ters en wat staan er een massa verkeerde dingen bij Jouw naam’ Ik wist niet, dat zoo’n klein ventje zijn moeder zooveel....” Dan fluisterde hij Zwarte Plet wat In de ooren en terwijl deze weg ging (zeker om den zak te halen, dacht Rlchje) bleef Sint- Nicolaas Rlchje aankijken. Niet zoo streng meer, maar erg verdrietig. HU schudde het grijze hoofd, trok eens aan zijn baard en langzaam hoorde Rlchje toen zeggen: „En- wat-Je-vanavond-gedaan-hebt, maakt-het- er-niets-beter-op-hoor. Weet Jij wel, hoe veel verdriet jij je moedertje nu weer hebt aangedaan? Begrijp Je niet, wat een angst ze heeft uitgestaan, nu ze Jou, waar ze zooveel van houdt, niet kan vinden?” Het hoofdje gebogen, luisterde Rich snikkend naar de strenge woorden van den Heiligen Blsschop. Intusschen was Zwarte Piet weer terug gekeerd en angstig keek Rlchje hem aan. Nu, bepaald vriendelijk zag hij er ook niet uit, maar dat kon Rich, na zooveel ondeu gende streken niet verwachten. Elk oogenblik verwachtte Rich, dat hij nu zijn straf zou moeten ondergaan, hij keek Sint-Nicolaas smeekend aan, wilde wat zeggen, maar slechts enkele woorden kwamen stotterend over zijn lippen. Het leek zoo’n beetje op vergiffenis vragen en tegelijk smeeken om hulp. r heerschte de laatste dagen van No vember en de eerste Decemberdagen een zenuwachtige spanning onder bet vroolijke kindergroepje van dokter Vermast. Zwarte Plet, de trouwe metgezel van Sint Nicolaas. droeg behalve den zak met ge schenken ook een groot dik boek mee. Daarin had hij het heeie jaar door aan- teekeningen gemaakt en bet was onmoge- bJk, iets voor den Blsschop te verbergen. Als de kleine Richard, het zevenjarig «oontje van den dokter over het geheim- ■innige boek hoorde vertellen, waarin Sint-Nicolaas met één blik kon zien, of Je ondeugend was geweest of niet, dan werd hij erg stil. Angstig vroeg hij zich nf, wat er wel bij zijn naam kon staan, want erg gerust was hij er niet op. Meer dere malen had moeder hem gewaar schuwd als hij weer een van zijn leelijke plaagbuien had, maar Richard had er om gelachen en had er zelfs geen moment aan gedacht, om nu eens erg braaf te zijn. Dan had hjj misschien nog goed kunnen ma ken, wat hij het heele Jaar door bedorven had. Nu, zoo dicht bij de komst van den Heiligen Man, dacht Rich er met schrik aan, hoe vreeseljjk ondeugend hij de vo rige week nog was geweest; hjj had zijn broertjes geplaagd, zijn moeder uitgela chen, een mooie dure vaas gebroken, een och hij wist het niet allemaal meer. Maar wel wist hij, dat Sint-Nicolaas dat alle maal niet zoo licht zou opnemen. En de Heilige Man wist het, daarvan was Rlchje overtuigd. Op het buffet In de huiskamer had hij een groote dikke envelop zien ■taan en daar stonden alftmaal van die vreemde letters op. Dat was natuurlijk een brief geweest van moeder aan Sint-Nico- laas, een brief.over hem, Waar alles In verteld was.... HU hoorde niet meer, wat vader nog vertelde; dacht er alleen maar over na. boe of dat moest afloopen, als Slnt-Nlco laas, net als andere jaren bij hen thuis zou komen. moeidheid, om overal goed te doen. Rlchje zat dicht bij de deur; hij luister de naar de verhalen, naar het zingen van zijn broertje en nu en dan neuriede hij wat mee, maar den meesten tijd zat hij op zijn nageltjes te bijten. Rlchje was ze- nuwachtlg. Zijn plan stond vast; als Sint- Nicolaas binnen kwam en ieder op zou staan, om den grooten kindervriend te be groeten, dan zou hij stilletjes van dat mo ment gebruik maken, om de deur uit te sluipen. Een harde ruk aan de bel deed het kin dergezang verstommen. Met een ernstig gezicht stond vader op, schikte nog even den stoel van Sint-Nicolaas bij tafel en stapte toen naar de voordeur, om Sint en zijn knecht binnen te laten. Voor de deur stond een groote menigte jongens en meis jes, die allemaal luid den jarigen Heilige toejuichten. Rlchje werd bleek; hij hoorde vader een welkomstwoord spreken en enkele oogen- blikken later werd de deur open geworpen en stortte Zwarte Plet op zijn bekende manier de kamer in, zwaaiend met zijn muts. In eerbiedige houding stonden moe der en de kinderen te wachten en toen Sint Nicolaas den eersten stap op den drempel van de huiskamer zette klonk, als uit één mond, het welkomstlied: „Wees welkom, goede Blsschop. Dankend met vriendelijke knikjes ging Slnt-Nlcolaas naar de voor hem bestemde plaats en terwijl de kinderen op zij gingen, om den Heilige te laten passeeren, maakte Rlchje van dit oogenblik gebruik de deur uit te sluipen, de gang door en de straat op. Hé gelukkig, niemand had het gemerkt. Hij zou maar een straatje rond loopen, dan kon hij wel weer terug keeren. Typisch was bet op straat, zoo vreemd leek hem alles; hij was de straat, waarin hun huis stond uitgewandeld, maar waar hij nu was, begreep hij niet. Deze straat had hij nog nooit gezien en toch kon hij niet ver van huis zijn. Kom, hij zou maar een eindje doorloopen; misschien kwam hij dan wel op bekend terrein terug. Maar hoe verder Rlchje doorliep, hoe vreemder de straten hem toeschenen. Hij wist niet meer, wat te doen. Hij moest onderhand al meer dan een uur geloopen hebben en wat kreeg hij nu een spijt, dat hij de ka mer was ultgeloopen. Misschien kon hij nooit meer den weg terug vinden. Moeder en vader waren zeker al naar hem aan het zoeken Doodvermoeid, niet meer wetend wat te doen, slenterde de kleine Jongen verder, In de hoop iemand te ontmoeten, aan wien hij den weg zou kunnen vragen. Maar nie mand was er op den weg te zien. Ten einde raad en na verschillende ma len vergeefs om zijn moeder geroepen te hebben, bleef hij midden op den weg staan. De tranen stroomden over zijn wangetjes; Rlchje kreeg het erg benauwd. Jongen. Ze nam den kleuter op de schoot en terwijl ze neuriede van: ziet ginds komt de stoomboot, begon ze Rlchje uit te klee- den. Dien avond bad Rlchje eerbiediger dan anders zUn avondgebedje. Luidop, maar toen hij klaas was en en kruisje had gemaakt, voegde hij er stilletjes bij, zonder dat Iemand het hoorde: „Engelbewaar- dertje, maak, dat Sinterklaas niet boos op mij is. Ik zal voortaan erg zoet zijn” Moeder bracht de jongens naar bed, stopte ze alle vier warmpjes In en verliet toen de kamer, na een laatste vermaning, zoet te gaan slapen. Hij kon den slaap maar niet pakken, alle geluiden, zelfs het tikken van de klok, die hjj anders niet eens hoorde, maakten hem angstig. Als hij gedurfd had, dan had hij moeder geroepen, maar hij was bang, dat de anderen hem zouden uitlachen. En toen zijn broertjes al lang sliepen en droomden over een ouden Blsschop, die op een schimmel over de daken der hulzen reed en overal, waar hij kon, zijn weldaden rondstrooide, lag de kleine Rich te woelen en te draaien in zijn bed, zich telkens angstig afvragend, wat er wel met hem zou gebeuren, als Sint zijn jaarlljksch be zoek bracht. Dan rijpte een plannetje in zijn kleine kinderbreintjeHU zou wel zorgen, het huis uit te zUn, tegen dat de hooge bezoe kers kwamen en als ze het huls uit waren, zou hU weer binnen komen. Dat idee stelde hem wat gerust; het maakte hem minder angstig.... Ja, dat zou hU doen, maar er met niemand over spreken. Zoo kon hU zijn straf, die vast niet uit zon blijven, ontloopen. Toen moeder een uurtje later kwam kU- ken, sliepen de vier kleuters heerlUk en glimlachend ging ze weer naar de huiska mer, om enkele toebereidselen voor het groote feest te maken. FOTOREPORTAGE h Ui d d dl ai tl nl L. dl ni VI m be lu Zeg ik, beste Sinterklaas, ‘k Was djt jaar een brave jongen; Moe zegt, ’k was een lieve baas! „Nou, nou, jongen, JU hebt zeker fijn ge droomd, dat-Je me zoo’n fijne morgenzoen geeft hé?" Rich keek zjjn moeder verwonderd aan, dan keek hU rond, ot hU den schimmel van Sinterklaas niet meer zag. -> moet. Met den uitroep: „Dag, moeder, da* lieve moeder,” vloog Rlchje zUn moedertje om den hals, zoende haar dat 't klapte... De sterke wil van de Maat heeft op verschillende plaatsen in Limburg over- stroomlngen veroorzaakt. Een kijkje la de omgeving van Venlo Wat onzen kleinen Jongen Tot directeur van den Luchtvaartdienst is benoemd de heer H. Ch. E. van Ede vaa der Pais, thans Inspecteur b|j den Luchtvaartdienst Als St. Nicolaas nu maar vlug komt. O, daar hoor ik al geraas ’k Ga meteen een liedje zingen „Welkom lieve Sinterklaas!" hi lu in fo ra dl m m kt L I bUzonder meeviel, gebeurde nu. Sint keek het kleine baasje wat vriendelijker aan, gaf een tee- ken aan zUn knecht en vóór Rlchje wat kon schreeuwen of roepen, zat hU vóór op den schimmel. Slnt-Nlcolaas nam ach ter hem, plaats en wierp beschermend zUn mantel om den kleinen Jongen heen. Plet nam zUn plaats bU de teugels in en voort ging het nu, terug naar de woonplaats van Rlchje. Slnt-Nlcolaas sprak vriéndelijk te gen ons baasje, roerde even de ondeugende streken aan, maar over straf of zooi ets werd geen enkel woord gesproken. Rlchje was geheel gerustgesteld; hU had geweldig veel spijt, dat hU aan dien avon tuurlijken tocht begonnen was, want nu merkte hU ook, dat vader gelijk had gehad. Na een half uurtje rUden hield de schim mel stil voor de woning van Rich. De deur werd opengerukt, moeder vloog haar klei nen jongen, die ze erg gemist had en waar over ze zooveel angst had uitgestaan, tege- schlmmel voort en was In druk gesprek met zUn meester. De vreugde van Rlchje veranderde In schrik. Nu zat hU toch voor de moeUUkheld; hU keek nog eens goed en zag, dat "Plet onder den arm het be wuste boek droeg, waarin zUn naam met groote zwarte letters voor ondeugend was opgeteekend. Wegloopen zou niet meer baten; trouwens hU wist heelemaal niet, waarheen. Plotseling zag Rich, hoe Zwarte Pie| met den vinger de richting uitwees, waar hij stond en toen enkele woorden met Slnt- Nlcolaas wisselde. Eén ruk aan de teugel en de schimmel kwam precies op Rlchje aan stappen. Een paar minuten later stapte Slnt-Nlcolaas van den schimmel en stond voor onzen kleinen baas. .Afsar, kleine peuter", zet de Heilige Man, „wat doe JU nog zoo laat op straat. Weet Je wel, dat alle kinderen al lang te bed liggen?" Rlchje keek met zUn groote kijkers naar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1935 | | pagina 4