Knabbeltje
OS
'Ma
gezinnen
- Een
in den Winter.
Keizer Haile
Plaats dan een „Omroeper
‘voor 80.
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
voor Ziet Nederlandsch B-elftal. Zandvoort
I
t
succes
STEENEN ZOEKEN
I
h:
Op het Sparta-terreln te Rotterdam speelde Woensdagmiddag een Nederlandsch
die niet begreep waar het
roomijs gebleven was
V.P.D.
BRO
Met
h.
C i
Knutselen metpijpen-
wisschers
Zandvoort In den Winter. In tegenstelling met den zomer biedt deze beroemde
badplaats in den winter een troosteloozen aanblik
Bij het ski-lift station Ie St Moritz. De wintersportenthouslasten wachten op
de lift, die hen naar boven zal brengen, weer oen nieuwe afdaling zal beginnen
Karn een Elfje, dat een ijs-
B-elftal een wedstrijd tegen den Engelschoff derde-klasser Lincoln City, waarbij de
<4
i - r
DONDERDAG 9 JANUARI 1996
kw
MA.
»nder
trein.
Na
In
RIK HUISMAN
Ze
Bij
i
mee N
dat er
raas
plaats
atond
De
uit en
«and i
heete
den re
de beh
ter en
Arabiei
doch
De elfje» uit het elfenland,
Die danten 's avond» hand tn hand
Hun voetje» raken licht den grond
En steeds maar dwarTlen zij in V rond.
Ze dansen d liefst bij volle maan
En trekken dan hun kleedje» aan,
Geweven van het fijnste rag,
Dat j’ooit aan spinnenwebben zag.
Ze dansten voor den laatsten keer.
Want bij het gure najaarsweer
Is V voor de elfjes niets gedaan.
Ze zouden ziek naar huis toe gaan.
X Wordt heel den winter sta tn t boscA
Geen elfje danst er meer op d mos.
Ze slapen in de knoppen zacht
En droomen van een lentenacht.
Eens is er iets heel ergs gebeurd
Dat hu nog door hen wordt betreurd,
'k Vertel je hoe eens in een nacht
Een erg stout elfje werd gestraft.
Ze lag juist bij het groote raam,
Gehinderd door het licht der maan
Ontwaakt ze en kijkt vreemd in X rond
Springt uit haar bedje op den grond.
Ze kijkt naar buiten door een ruit.
Wat ziet er aUes mooi wit uit/
Het had gesneeuwd dien winternacht.
En nog steeds vallen vlokjes zacht.
Ze kan er niet meer aan weerstaan,
Wil even maar naar buiten gaan.
Ze denkt niet aan de felle kou.
Haar handjes, voetjes worden blauw.
Ze bibbert over heel haar lijf.
Ineens.... wat wordt ze aak’lig stijf.
Ze grijpt zich aan een takje vast.
Dat even doorbuigt door dien last.
Een boer die over d boschpad gaat.
Ziet haar daar hangen en hij slaat
Den pegel van den boom en lacht
„Het heeft gevroren dezen nacht.'
Me Huisman
Geen I
een pogl
even onl
derom vl
achtige tl
in het I
waar hijl
1*«. Van
«üner bi
toefde hi
r.achtl
grens.
rijk d
men d
bureau
dat vJ
deling I
nells.
Nad
O
Jantje, wat heb jij daar voor
glunderde het jongetje
zijn volle bakje in de
-Een
dnt oi
binnenr
hij hiel,
ha viei
HU wer
had gete
We ded
brieven,
Die briev
dan vai
de legio
van ver
‘moreel
uur op i
pakking
langs w
rro km
maar n-
voedsel
Merk ac
-Us,”
hield
tonden,
maal te
later vJ
was bet
een schi
r
Om een bokser van pljpenwlsschers te
maken neem je twee van deze laatste en
draal ze zooals de teekenlng laat zien, om
elkander. Van den eenen arm buig je het
hoofd en het .stuk, dat dan opzij uitsteekt
is de arm. Het andere eind wordt omgewik
keld tot 1 even lang Is als de eerste arm.
Aan de beenen buig je voetjes en knieën.
De aap wordt van drie pljpenwlsschers ge
maakt. De middelste wordt dan aan het
eene eind tot kop verbogen en het andere
eind Is de staart Als je een beetje vinding
rijk bent, kun je zelf nog veel meer bees
ten en poppetjes maken.
weden ea dus werd besloten de conglo
meraten, een gerolden vuursteen en den
versteenden zee-egel mee te nemen.
Ze hadden het toch nog koud gekregen,
maar een flinke trap op de flets maakte
ben spoedig weer warm.
Geen
haast elk
uit die h
Holland
•1» ik hl
ben ik g
het H)n i
hoor, zool
vandaan
dood. HU
king tot
weer geg
grootste van de twee en likte aan de natte
vlek. „Zoet was X ja!” zei ze minachtend,
maar helemaal niet koud!”
,4e hebt ons maar wat willen wijsma
ken!” zei de ander, draaide zich boos om
en liep naar de opening terug. En toen ook
X tweede muisje verdwenen was, stond
Knabbeltje alleen bij de vlek, die nu droog
was.
Ze begreep er niets van en had ook geen
tijd daar verder over na te denken, want
weer ging achter In de gang de bel en zou
den er mensen komen. En nu verdween
ze maar zo vlug ze kon door X gaatje In
haar holletje.
Toen ge
Fokker
kwam. ha<
Nederland
tahalen. I
hw Hube
Amsterdam
Jk spre
te heer I
I* M. in
Verd. En
dit ni
De heer
vliegt
doch er w
Donderdag
uaar ae pogingen om rapegaay
ssn de Buttenwatersloot te Delft te
behouden, gefaald heboen, wordt deze
molen thans afgebroken
anmlddag gaan we steenen zoeken”?
Met die mededeeling kwam Henk van
Voorden de kamer binnen, waar zijn
zusjes Toos en Mientje bij de tafel zaten
te lezen. Het was Kerstvacantle, dus was
de heele familie thuis.
„Wie zfjn die „we” vroeg Toos, die wel
zin in een tochtje had.
„Wel, Bram en Kees en Ik,” zei Henk.
„Als jullie ook meegaan, zijn we met s*n
vijven.”
Mientje had’ er ook wel ooren naar. Om
twee uur kwamen de anderen en het troep
je trok er op de flets op uit. Henk had, erg
geheimzinnig over den tocht gedaan en
niet willen vertellen, waar ze precies heen
gingen. Hij had alleen gezegd: „Naar de
hei”. Nu, dat kon maar één kant op zijn,
namelijk naar een stuk pas ontgonnen hel
in de buurt van het dorp. X Was maar een
goed kwartier fietsen, toen riep Henk:
„Stop en de fietsen tegen elkaar aan.” Ze
„We mogen dit heele terrein
als we maar oppassen geen
te beschadigen. Tusschen de
.-WÏ
FOTOREPORTAGE I
waren nu op een pas aangelegden weg.
Aan weerszijden strekte zich het pas ont
gonnen land uit. t Overal lagen steenen,
maar er waren ook pas geplante dennetjes
en andere boompjes te zien. „Nu opgepast’
riep Henk,
afzoeken,
boompjes
planten in liggen massa’s steenen en langs
de slootkanten liggen er nog meer. We
blijven eerst een poos zoeken en dan gaan
we aan het verzamelen.”
Dit plan van Henk vond bijval. Spoedig
zag je niets dan bukkende jongelui. Een
goed half uur ging zoo voorbij; toen dacht
Henk, dat het welletjes was, anders kregen
ze het te koud. De meesten hadden uit
puilende zakken; alleen Henk was zoo wijs
geweest om ook nog een tasch mee te ne
men. Vlak bij een grooten steenhoop werd
alles netjes uitgespreid en Henk, die de
eenlge was, die verstand van steenen had,
zou op algemeen verzoek iets over dè
vondsten vertellen.
„Kijk.” begon hij, „dit leuke stuk, dat
een beetje asm beton of graniet doet den
ken (fig. 1) heet conglomeraat van Bur-
not. Het komt uit de Ardennen en is hier
denkelijk door de Maas gebracht, toen deze
nog een anderen loop had. Je ziet die aar
dige zwarte puntjes wel, die net als kren
ten in' een pudding steken. Dat zijn stukjes
lydiet of toetssteen. Die laatst naam
wordt er aan gegeven, omdat de goudsme
den den steen gebruiken om het goud naar
de kleur te onderzoeken. Een streepje goud
op zoo’n pikzwarten steen komt prachtig uit.
Je ziet hier conglomeraten in alle soorten
van heel grof tot heel fijn. Zelfs zie je hier
<fig.*2) een rolsteen van het zelfde conglo
meraat. Zoo’n rolsteen moet heel wat heen
en weer gerold zijn door het water, voor
hij dien ronden vorm had. Een heel ander
conglomeraat is dat, wat ik hier heb (flg.
3). Het Is een verzameling kleine vuur
steenen, een beetje afgerond en daarna
samengekleefd. Aan vuursteenen is trou
wens geen gebrek. Kijk maar (flg. 4), daar
heb je een gerolden blauwen vuursteen, zoo
als ze ook zooveel in Limburg voorkomen.
Maar de mooiste vondst van allemaal
heb ik hier (flg. 5). Wie heeft dien prach-
tlgen steen gevonden?” „Ik,” riep Mientje,
..hij lag zoo gewoon in het zand.”
.Maar dat is een zee-egel”, riep Bram
uit. „Een echte versteende zee-egel.”
„Zoo is het,” constateerde Henk. „In Lim
burg vindt je zulke steenen wel vaker,
maar hier zijn ze zeldzaam. De andere
steenen. die hier liggen, zijn niet zoo bij
zonder; het zijn witte kiezelsteentjes en
grijze en roode stukken kwartsiet en zoo
genaamde kwartsletische zandsteen. Hoe
zouden Jullie er over denken, als we de
mooiste steenen alleen meenamen en de
andere hier lieten liggen?”
Nu, daar waren de anderen best mee te-
v-nabbeltje stak haar kopje door X
1^ muizengaatje naar bulten, gluurde
^-met haar zwarte kraaloogjes links en
rechts en toen ze geen onraad bespeurde,
kwam ze op haar teentjes naar bulten.
,Jlè, hè!" zuchtte -ze en trok haar
schortje reeht. ,Mè, hè! Hier is het ten
minste niet zó heet. Binnen is *t niet om
uit te houden. Ik zal blij zfjn als de vacan-
tle weer om is. Dan gaan mijn broertjes en
zusjes weer naar school en krijgen wij
grote muizen weer rust.”
Ineens schrok ze op, want achter In de
gang klonk de bel. Knabbeltje kende dat
geluid. Daarna kwamen er altijd mensen
in de gang. Kr was niets meer van het
muisje te zien, toen Mietje de buitendeur
opende.
wZo> so
heerlijks?”
terug en
hoogte.
„Voorzichtig, lik er eerst maar eens
aan!" waarschuwde Mietje. Maar te laat.
Een klein hoopje ijs zakte langs ’t bakje
omlaag en pletste op de loper.
„Ach," zei t jongetje en kon met zijn
tong net nog een ander hoopje redden,
dat dezelfde weg wilde gaan.
„Laat maar liggen,” zei Mietje, terwijl
ze Jantje’s matrozenpakje op de kapstok
legde, „dat zal ik dadelijk wel schoonma
ken."
Maar toen Mietje in de keuken terug
was, was ze ook het kluitje Ijs vergeten. En
daar lag het nu midden op de loper in de
gang.
Knabbeltje had met kloppend hartje
alles gezien en gehoord, en toen *t weer stil
was, sloop ze uit haar schuilhoekje te voor
schijn en stapte op het vreemde, gele
hoopje af.
Ze liep er eerst een paar keer omheen
en snoof begerig de zoete geur op. Toen
rekte ze haar halsje en met het uiterste
puntje van haar tongetje streek ze er even
langs. Ze trok mei haar tongetje weer
terug.
.Meerlijk,”, piepte ze, en kneep haar
oogjes er bij dicht, „en zo heerlijk fris.”
En nu likte ze met haar hele tongetje, nog
eens, en nog eens. Zoiets had ze in haar
hele muizenleventje nog nooit geproefd.
Ineens liep Knabbeltje naar *t gaatje in
de muur en verdween om ’t haar vriendin
nen te gaan vertellen. „Die moeten er ook
van proeven,” dacht ze.
,,’t Is hard en toch zacht,” fluisterde ze
haar vriendinnen toe. „En zo zoet!"
smakte met haar tongetje. „En daarbij is
‘t zo koud als de muur in de winter.”
*t woordje .koud" spitsten de twee
muisjes hun oortjes. „Koud?” herhaalden
ze. ,Moe is *t mogelijk en overal is ’t nu zo
warm?"
„‘t Is toch heus waar,” verzekerde Knab
beltje. „Ik heb het zelf met mijn tong ge
voeld. Kom maar mee, dan kunnen jullie
t zelf ‘voelen en proeven."
„Graag,” zeiden de muisjes en liepen
achter Knabbeltje aan. Maar toen Knab
beltje naar buiten gluurde en luisterde, of
ze X wagen konden, hoorde ze praten bij
de trap, achter in de gang.
„Even wachten nog,” fluisterde ze haar
vriendinnen toe, die nieuwsgierig achter
haar stonden te wachten. Die spanning
maakte haar nog warmer en ze verlang
den naar dat heerlijke zoete, dat so koud
was.
X Duurde wel lang, maar eindelijk hoor
den ze een deur dichtslaan en toen X
daarna stil werd, waagden ze zich naar
-buiten.
„Hier,” wees Knabbeltje naar X midden
van de loper, waar ze zo heerlijk gesnoept
had. t
De vriendinnen keken en ook Knabbeltje
keek, keek, want Inplaats van X hoopje ijs,
zag ze een grote, natte vlek.
- „Waar is X nou?" drongen de twee muis
jes aan.
Ja, waar was X nou. Dat wist Knab
beltje zelf niet.
„Je hebt alles alleen opgegeten!” «ei de
>_r i
«'■■S'
o»
R»