den dag
van
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
Fj
1
van zijn tijd
I
Ml
F"
ALLE ABONNÊ’S ongevallen verzekerd toot een der volgende ultkeeringen F 750e"
HEELAL
Bekentenis
DEIOSPRIJS
VOOR LORDEN
„Jongens oan Jan de Wit,f
OUDERDOM VAN HET
DOOR FLETCHER
9^7?
lie
ik
ia
werd, kwam er een angst
it
■k
Da Daitvche oorgfen
Keizer Wilhelm II
de dronkenschap verzonken.
Baumgart er-prys
Mynheer.
Wat kon
DERDE HOOFDSTUK
Al*
(Woedt vervolgd)
Zomerkru is tocht ran Concert-
gebouwvrienden
zen hechtere banden te leggen, welke alleen hu
welijken bieden.
„Oh, wat Is het hier donker”, fluisterde Tuimeltje en meteen
gaf hü een harden schreeuw. „Wat zijn dat daar, die loopende
lichtjes?” vroeg hy verschrikt aan Karei. „Dat «Mn twee licht-
kevertjes, die ons den weg zullen wijzen” zei kikker Karei. „Hou
mij maar goed vast”, «ei het kleinste kevertje tegen Tuimeltje
en zoo gingen Karei en Tuimeltje achter de Uchtkevertjes’ aan
door de donkere gangen van het paleis.
35
20
35
50
eh
bij levenslange geheele r
verlies van belde armen,
50
Hadley sprong op.
Laat ons dadelijk gaan, zei hjj opge
wonden, Die knecht van u heeft de streken van
een fret.
sr-
zijn 1
i---
onafaetbaar voorgevoel, dat die
bediende, die nu bezig was hem in te zee pen.
deze aangelegenheid ap zeide ©un.:.
hü eensklaps, 'op seer kortéh afstand een heer,
die hem tegemoet liep.... zóó snel was het
alles gebeurd, vlugger nog dan hij achteraf in
«Mn herinnering kon nagaan.... plotseling, on-
doordacht, met den onberedeneerden Impuls
van zijn door drank gehltsten dadendrang, had
hy den heer onverwachts met zijn groote grijp
klauwen bij de keel gegrepen, gewelddadig de
gemeltjke oude juffer, als prinses I-
het commando voert. Daar gaat het niet goed,
omdat wrok en wraakzucht in plaats van ver
stand en hart den boventoon voeren."
Ook den lateren koning Frederik August nl
en prins Johan George mocht de keizer slecht
lijden, zy zetten volgens hem hunne borst te
kamer r-J
drank vergetelheid gesocht.
Daarna was hjj in den loodzwaren slaap van
Teneinde vsrwasring te voorkomen, verzoekt
het bestuur van de Nederlandsche Vereeniging
„Concertgebouwvrienden” ons, er onze lezers op
attent te willen maken, dat de Zomer Kruis
tocht van het Concertgebouworkest met het sz.
„Rotterdam" van 3 tot 12 Juni, 1936, niet Ui
sluitend bestemd 1* voor de abonné’s van het
Concertgebouw en leden van de Ned. Ver.
„Concertgebouwvrienden". Ook buitenstaanders,
die zich willen opgeven zün welkom en kunnen
bij het American Express Reisbureau, Rokln
88-90, Amsterdam, uitvoerige prospect! verkrü-
Nadat ze door verschillende gangen waren gegaan, kwamen
ze in een mooie verlichte hal. Daar zat een kikker met een leuk
pakje san, midden op een tapijtje. „Münheer de Kamerheer.”
«ei kikker Karei, „ik breng Tuimeltje, het kleine kaboutertje,
hier. Deze wil graag onzen koning spreken." „Ik zal den schild
wachten roepen” antwoordde de Kamerheer en hij boog drie
maal voor Tuimeltje, ten teeken van vriehdschap. Tuimeltje
vond het echt deftig in het paleis.
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
verschenen vijf schildwachten, allemaal met een mooi
mutsje op hun kop. Een der schildwachten liep voorop en lou
terde op een trompetje. Ze liepen mooi in een rij en Tuimeltje
had moeite hen bij te houden. HU stapte met zün kleine been
tjes heel vlug achter de kikkers aan en keek zoo nu en dan
naar de veertjes op de mutsjes van de kikkers. Dese wuifden an
der het loopen gezellig heen en weer.
De belangrijkste prijs van de Hongaancbe
letterkunde, de Baumgarterprüs is toegekend
san den schrijver en criticus Aladar Schopflln-
De Minister van Onderwijs sprak «ün veto
uit tegen de candidatuur van den schrijver Cas-
sak, aangezien deze socialist is.
De vraag gaat in wetenschappelijke kringen,
of het heelal twee milliard of tien bülioen jaar
oud is. Een verschil, dat niet soo gering is als
het mag lüken, wanneer we het in letters of ge-
tallen even vastleggen.
De geologische en astronomische cndersoekln-
gen hebben met groote zekerheid aangetoond,
dat de wereld en het heelal ..seer" oud zUn. De
schattingen hierover loopen echter .nog al uit
een. Wie daaruit de gevolgtrekking sou willen
maken, dat misschien alle partyen zich vergissen
en de schepping wellicht toch maar zeer kort
geleden, b.v. een 8 of 7000 jaren, heeft plaats ge
had. weet biykbaar niet op welke argumenten
de berekeningen «ün gebaseerd. Sinds de geologie
de verschillende aardlagen heeft ontdekt en de
prae-hlstorische planten- en dierenwereld werd
onderzocht, kan niemand, die eenlgen eerbied
voor de natuuriyke wereldorde heeft, aannemen,
dat al dit gebeuren lang voor de verschijning
van den menach op aardein 'n kort tijdsverloop
j sou zyn samengedrongen geweest. De schattin
gen, die w() omtrent den ouderdom van het
heelal hebben, zlfn echter nog veel meer onae-
ker, dan die over den ouderdom der aarde. In
een discussie in de „Royal astronomical Society”
te Londen verdedigde de beroemde Sir James
Jeans de meenlng. dat het heelal een ouderdom
van een tot tien billloen Jaren zou heêben. De
physlcué- Sir Arthur Eddington meent echter, dóen ging. By een'kromming van den weg sag
dat de tüd, verloopen sinds het uiteenspatten der
spiraalnevels, op twee milliard Jaren moet wor
den geschat, een tyd, overeenkomende met dien,
welken men al* den ouderdom der aarde aan
neemt op grond van de radioactieve processen,
die zich in de aardkorst hebben afgespeeld. Al
gemeen meent men. dat de snelheid der radio
actieve omzettingen ook in vroegere perioden
van de aarde berekenbaar is en dus de beste
maat voor den ouderdom van onze planeet le
vert.
moge het lllustreeren. Als kroonprins maakte
Frederik August III in IBM in naam van ko
ning George syn opwachting bü den keizer.
Dese nu had de gewoonte zeer luid te spreken,
iets wat met 't oog op syn brouwen en het stille
en rustige van keizers tafel nog meer uit
kwam. ook in zyn gesprek met den keizer bleef
de kroonprins dese gewoonte getrouw. Plotse
ling evenwel keerde zich de monarch naar hem
en aside ham norach: „Waarom schreeuwt gU
soo? ik ben toch niet doof!” Zulk een terecht
wijzing in dsae omgeving was voor den buiten
gewoon hoffeiyken keizer iets heel zeldzaams
en wekte dan ook de verwondering van alle
aanzlttenden niet weinig.
By het Wtiiitembergache koningshuis moet
men onderscheid maken. De katholieke berto-
ge lijke Unie had tengevolge van famlUe-relatlea
veel omgang met den keizer. Met het Protes-
tantsche koningshuis was zulks in veel min
dere mate het geval. Graaf Paar schreef zulks
hieraan toe. dat de keizer een officieel bezoek
des konlngs, hem in 1803 in Weenen gebracht,
nooit met een tegenbezoek in Stuttgart beant
woord had De koning zoude dit den keizer blü-
vend ten kwade geduld hebben.
Buitengewoon hartelük was de verhouding met
den zeer ontwikkelden prins Max van Baden,
welke relatie nog versterkt werd door de om
standigheid. dat zyn gemalin een dochter van
den hertog van Cumberland waa
Keizer Frans Joseph I toch vergat nimmer,
dat het Welflsche koningshuis in 1S66 zyn party
gekoeen en daardoor zyn rUk Hannover ver
loren had. Op alle afstammelingen van dit huls
bracht hy die dankbaarheid over, vooral op
den hertog van Cumberland, die de zoon van
den onttroonden monarch was. Vrijwel by alle
hoffeesten, waaraan de Cumberlands deelna
men, leidde de keizer de hertogin, een prinses
van Denemarken, de feestzaal binnen.
Aan den keizer is het dan ook te danken, dat
in 1913 een toenadering en een verzoening tus
schen de huizen der Hohenzollem en Welven
tot stand kwam, welke rich uitte in het huwe-
lUk van den zoon van den hertog van Cumber
land met de eenlge dochter van keizer wilhelm
XI. De vreugde van den monarch over het eer
ste bezoek van het jeugdige vorstenpaar aan
hem gebracht, wend evenwel niet weinig ver
gald door zware staatszorgen. Immers het viel
op 35 Juli 1914, op welken dag vóór 6 uur in
den avond Servië oo het Oostenrükach-Hcn-
gaarsche ultimatum bevredigend moest geant
woord hebben.
Ook was de keizer van meenlng, dat voor het
geslacht der Welven, het oudste Dultsche vor
stenhuis, een groote toekomst weggelegd was.
Hoe de keizer dat kon meenen, zeide graaf Paar,
is my niet recht duidelyk Meer en meer kreeg
von Marguti den indruk, dat de monarch de
meenlng toegedaan was, dat eenmaal een Welf
de Dultsche keizerskroon zou dragen, omdat het
meer en meer aan den dag tredende antagonis
me ten opzichte van de Westersche mogend
heden en Rusland voor de Hohenzollem groote
gevaren meebracht. Vóór den wereldoorlog wel
een seer merkwaardige gedachtengang.
GOULMY.
plgats rich
vsn den vortaen’arad^die'^^w^eld' reeds
bekend zou zijn, ter sprake mocht komen.
Hoofdzaak was dat de Jongeman, die waar-
schyniyk weer spoedig tot bezinning gekomen
was, hem later, nadat hy aangifte gedaan en
een signalement van den misdadiger gegeven
n den loop van het jaar 1931 verscheen
de hand van Albert Vryheer von Margu
eenmaal als generaal aan de Keiaeriyke
nerari-Adjudantuur toegevoegd: „Vandeneut
Keiser, persoonlijke herinneringen aan Fn
Joseph I, kelner van Ooetenryk en apostoll
koning van HongarUe.” Het boek is opgedrai
aan den adjudant-generaal van den keizer
koning Fran* Joseph, Eduard graaf Paar,
den getrouwsten dienaar van den ontsla]
monarch genoemd wordt. Graaf Paar i
tientallen jaren de vertrouweling des k
zer« en vrijheer von Margutti, die rich in
vaderiyke vriendschap van graaf Paar ma
verheugen, was zeventien Jaar keizers ad
dant. Onnoodlg te zeggen, dat door deze v
houdingen op de groote en populaire figi
van den monarch een licht geworpen wordt,
nog zelden daarop scheen, en dat tot in
kleinste bysonderheden geschetst wordt bet
ven van den vorst, die bijna acht en zestig
de keizers- en koningskroon droeg.
Eenlge grepen uit dit interessante boek
doen is het doel van de volgende regel*.
Zeer bUzonder trok onze aandacht 'skelz
verhouding tot de verschillende vorsten
staatshoofden van zyn tyd. ons allen nog zóo
wel bekend, van wie er nog eenlgen in leven
zyn. Voorop moet -gesteld worden, dat keizer,
Frans Joseph in den volsten rin van het woord
een Dultsche vont geweest is, die rich in zijn
buitentandsche politiek sedert 1878 uitsluitend
door bet verbond met het Dultsche RUk liet
leiden, hetwelk hü beschouwde al* het beste
middel om den vrede, welke den monarch on
gemeen ter harte ging, te bewaren.
mün spaarzamen vrijen tijd heb ik wat waar
nemingen gemaakt en ben ik op onderzoek uit
geweest.
Zoon beetje als amateur-detective zeker,
merkte Hadley op. terwül Jocelyn in groeienoe
verbazing toeluisterde.
Jannaway kuchte.
Och zet hy, ik heb altijd veel voor het
onderzoek naar misdaden gevoeld en ik lees
graag over die dingen. En daar ik niet naar
de kroeg ga en nfet biljart als ik vry ben. wat
soowat lederen avond tn de week het geval
te, mijnheer, dacht ik niet beter te kunnen doen
dan oog te houden op dat huis en zijn bewo
ners Dat is een bezigheid waaraan gevaren ver
bonden zyn mynheer, maar het loont de moeite,
en.... het is opwindend, besloot Jannaway.
Zoo, zoo, sei Jocelyn ongeduldig. En wat
te het. dat Je ontdekt hebt, Jannaway?
Daar u het huis kent, mynheer, weet u
stellig ook dat er in den tuin een gebouw
staat, dat -al* laboratorium dienst doet, zei
Jannaway.
Ja, en wat 1* daarmee?
Alleen dat ik een middel heb gevonden
om te zien wat er binnen gebeurt, mynhser.
antwoordde de knecht.
Goeie genade, boe speelde Je dat klaar?
riep Jocelyn uit. Ik dacht niet anders cf er
viel uit dat gebouw niets te booren cf te den:
en u Hadley?
I Met het Beiersche koningshuis stond Frans
Joseph in seer nauwe familiebetrekking. Voor
den prlns-regent Lultpold had de keizer een
bysondere vereerlng, ofschoon het meer in
■s Prinsen vreemden aard lag zoodanige vorme-
lUke betoogingen af te wyzen dan met voldoe
ning aan te nemen. Daarvoor was .de prins
regent dan ook 9H Jaar ouder. Ook voor ko
ning Lodewyk m voelde de keizer oprechte
sympathie en het vlei op, dat de monarch me
nigmaal de gelegenheid aangreep, om b konlngs
kennis en goedhartigheid te roemen. Weinig
of geen omgang had de vorst met syn zwager,
den bekenden oogarts Karel-Theodore, hertog in
Beteren, en met zyn schoonzuster, de gravin van
Trani. Daarentegen voelde hy zich zeer aange
trokken tot zyn andere schoonzuster, de konin
gin der beide Sicilian, die sprekend op keizerin
Elisabeth geleek en als geestige en energieke
vrouw haar ongeluk met waardigheid droeg.
Iets wat den monarch met bewondering ver
vulde.
Sedert den dood van zUn ouden en beproef
den vriend, koning Albert, voelde rich Frans
Joseph, ondanks de vele familiebanden tus-
seten Habsburgers en Wettlner, weinig tot het
Saksische koningshuis aangetrokken, iets wat
vooral moet toegeschreven worden aande
schkndaal-affalre van kroonprinses Louise,
welke eenlge maanden na de troonsbestyging
van koning George voorviel. De keizer was van
oordeel, dat da koning van Saksen zyn schoon
dochter tegenover zyn eigen dochter, prinses
Mathilde, niet voldoende gehandhaafd en op
weinig minzame manier de kwestie opgelost
had, iets waardoor volgens 's keizers meenlng
de vorst hel aanzien van het koningschap niet
weinig geschaad had. En toen de monarch den
ernstig rieken koning in Augustus 1904 te Gas
tein besoebk uitte hy zich
ewtld-cnverachflUg stapte MBrrtng den
f T barbierswinkel binnen, monijjelde een
groet, ging ritten en wachtte zyn beurt
af. zyn eerste werk, dien ochtend, toen hU<
zijn roes uitgeslapen had. was geweest zijn
breede, rosslg-borstelige snor af te knippen.
Wat dat alléén reeds een geweldige verande
ring in syn uiteriyk gebracht hadl
Dan had hy zich Ingezeept en geprobeerd
zichzelf te scheren met het breede, ouderwet-
ache mes, dat Jarenlang ongebruikt in een kast
gelegen had Het viel niet mee. Het mes was bot
en onwehnlg geworden en zyn hand beefde
teveel door het overmatig drankgebruik van den
vorlgen dag, en.... door zyn angst voor ont
dekking. Het ging niet.
Hoe was het ook weer precies in zijn werk
gegaan?
Scherp «Un gedachten op het gebeurde van
den vorlgen avond geconcentreerd, was hem
allengs de geheele toedracht weer duidelyk voor
den geest gekomen. In volgorde herinnerde hU
zich nu hoe hy verscheidene uren met drin
ken en spelen soek gebracht had in de her
berg in de verlaten stadswyk, hoe hy er zyn
laatste geld, in een week tyds verdiend met
zyn handeltje in schoenveters, ansichten, zeep
en boordenknoopjes, in een paar uur verbrast
en vergokt had. Daarna was hy opgestaan, had
«onder een groet «Un „vrienden" verlaten en
was alléén langs den achaarsch-verllchten bui
tenweg naar syn woning in de binnenstad ge
strompeld.
Toen, halverwege, op den eenzamen duiste
ren zyweg. was het gebeurd, plotseling, spon
taan, zonder eenig vooropgezet plan, nog vóór
hy zich rekenschap gegeven had van wat hy
Het is nu een feit geworden, dat de hoeren
Benno en Meyer in de eerste helft van April
as. met de opnamen van hun eerste film „Jon
gens van Jan de Wit" zullen beginnen. Mede
werking van groote coöperaties is reeds toege
zegd, terwyi zoo veel mogeiyk nieuwe medespe
lenden, zullen worden gekoeen. Zooveel moge-
zal van HoüandSche krachten op technisch
gebied worden gebruik gemaakt, terwijl nu reeds
met de voorbereiding begonnen wordt en be
sprekingen plaats hebben met auteurs, compo
nisten enz.
Het is de bedoeling 3 9 3 films per jaar uit
te brengen. Het is de bedoeling in September
de eerste en met Kerstmis van dit
tweede film uit te brengen.
afgifte van zyn geld geélacht, gedreigd hem te
zullen worgen, Indien hy met één enkel geluid
om hulp dorst kikken... Met angstig-vertrok
ken oogen en wydgeopenden mond had de
Jongeman hem aangestaard, was sidderend on
der «yn Uaeren greep achterover gewankeld en
Mörring zag, toen hü hem losliet, hoe hy met
een doffen plof als wezenloos ruggelings op de
keien smakte.
Mörring had dan snel de sakken van zün
slachtoffer doorzocht; behalve wat rommel, een
zakspi^eltje, een kam, een sleutelbos, had hü
een enkel bankbiljet gevonden en wat zilver
geld. In een oogwenk had hü het by zich ge
stoken en rich dan yiings uit de voeten ge
maakt, den jongen man aan zün lot overlatend.
Voorthollend, geheel ontnuchterd nu. was toen
eerst het volle besef van zyn misdaad tot hem
doorgedrongen. Een ontzettende angst maakte
slch van hem meester. Als een opgejaagd dier
was hü naar huls gerend, naar zyn kamertje
geslopen en geheel gekleed op bed gaan liggen.
Maar de angst en de wroeging hadden hem
geen rust gelaten. Opnieuw was hü de straat
opgelcopen. had in de buurt met het geroofde
geld een flesch brandewün gekocht en op zün
kamer schlelük in de bedwelming van den
weldra bet gesprek op de misdaad brengen
sou....
Mörring besloot de oogen gesloten te houden,
opdat zyn angstige blikken hem niet verraden
gingen aan den bediende op bet oogenblik.
waarop deze ging spreken.... spreken moest
hü.... hü voorvoelde het....
Mörring hoorde het scheermes aanzetten. Zün
klamme handen grepen rond de ronding van
den leunstoel. Hü voelde de hand van den
kapper, die zün hoofd ietwat terzijde boog. HU
vloeide het vlijmscherpe mes langs syn wang
strüden.
„Is het mes goed, mynheer?"
„Jawel. Éénmaal Is voldoende.”
Toen hoorde hü. hoe eensklaps een der laat
ste bezoekers luid ten aanhoore van alle aan
wezigen. als een aanklacht in het openbaar
tegen den onbekenden aanrander, vol veront
waardiging de woorden sprak:
„Het is te hopen dat ze dien ellendeling van
gisterenavond te pakken krijgen I Zoo'n schoft,
om een armen bediende van s"n paar armza
lige dutten te berooven! Kunststuk! Een jongen
van achttien Jaar in een stikdonkere eenzame
straat! Stakkerd!”
Mörring begon te beven over zijn geheele
lichaam. Dikke zweetdruppels parelden op rijn
voorhoofd en den adem voelde hü in sün keel
stokken. De vuisten strak om de stoelleuning
knüpend, dwong hü met inspanning van alle
kracht die in hem was, zün oogleden zich rtüf
om de oogen te sluitenom de oogen. die
zün angst verraden gingen, die een woorden-
looee schuldbekentenis gingen uitspreken....
Tergend-langzaam voelde hü de hand en
het mes van den kapper langs zün kin glüden.
„U schünt het nogal warm te hebben, myn
heer."
Mörring schoot het bloed naar «ün hoofd.
En opeens was er een drang in hem. sterker
dan sün wil, die hem de oogleden deed ophef
fen.... Met angatig-verstarden blik staarde hü
in de oogen van den bediende, die het gelaat
tot vlak bü het züne voorovergebogen hield.
Groote God; Die bUk! Die oogen van dien
Jongen, die zich diep in de «üne boorden, vra
gend, radend, beseffend, beschuldigend....
En plotseling zag hü weer voor slch de wan
hopig-verstarde oogen van dien ander van gis
terenavond. die hem vertwijfeld, hulp snwr-
kend, radeloos van angst hadden aangestaard.
Groote Oodt waren het niet diezelfde oogenJI
die nu van zóó naby zieh recht in de syne
boorden....?
Mörring had de kracht nog met ajjn hand
den arm van den kapper van zich af te duwen.
Dan klonk er een akellg-rauwe kreet door
den barbierswinkel, en Mörring stiet vertwij
feld uit:
„Leeft hü nog? Heb ik hem vermoord....?
Politie!”
Toen gleed hü bezlnnlngtoos van syn stoet
In diamanten, alles, herhaalde Hadley.
Dat ia weer een andere geheimzinnigheid en
een andere schakel. De vernam van den
Minister dat het bedrag van den losprijs, m
plaats van in bankbiljetten of In specie, moet
worden uitgekeerd in diamanten van de beste
soort en dat de waarde er van moet worden
geschat en gegarandeerd door twee afzonder
lijke firma’s, bekend als de beste experts in
diamanten; die garanties moeten by de dia
manten aanwezig zün. Als de bende ze ont
vangt, zal haar eigen deskundige ze taxeeren
en bü accoordbevlnden zal een formeel refu
naar de regeerlng worden gezonden, waarna
dan de zaak 1* afgeloopen.
En waar en hoe zullen ze worden over
handigd? vroeg Jocelyn.
Hadley lachte.
Dat werkelük belangrijke detail, ant
woordde hü. moet een diep geheim blüven,
waarvan alleen de Minister van Binnenland-
sche Zaken en twee at drie anderen kennis
dragen. Ik weet het niet, en Ik kan het zelfs
niet vermoeden. Zeg een*, dit 1* een eigenaardig
stadsdeel.
Ze reden thans door de eentonige kleurlooze
straten van Lisson Grove. Jooelyn liet den
auto stilhouden, vroeg eenlge Inlichtingen aan
den chauffeur en legde de rest van den weg
met zün gezel te voet af. Ze vonden spoedig
de brug, welke de groote Oentraalapoor met de
achterzüde van het station verbindt en staken
«e over. Er was maar weinig volk in de omge
ving en ae avond liep op z*n donkerst. Plot
seling kwam Jannaway uit de duisternis te
den oprit van de brug in de richting van de
Upper Baker Street. Plotseling stond hy stil
en wees over de leuning heen zün gezellen
naar een straat, welke van den beganen grond
onder de brug in Zuidelijke richting lleo nasur
Marylebone Road. *t Was een straat, die er
in het «wakke licht van enkele gaslantaarns
arm en gering uitzag.
De Italiaan is daar, münheer, sei hü-
Ziet u die tweede gaslantaarn, links? Hü is in
het huis juist daar voorbü.
Goede hemel, hoe weet Je dat. Jannaway?
fluisterde Jocelyn met opwinding in zyn
stem, terwül hü de sombere, haast verlaten
straat afzag.
Omdat ik hem van St. John's Wood af
volgde, mynheer, antwoordde de knecht.
Hem volgde? In «ün stoel? vroeg Jocelyn.
Jannaway keek omzichtig rond.
Niemand was in de nabyheid. maar toch liet
hy zün stem tot êen büna onhoorbaar geltepel
dalen.
Hy zat niet In een stoel, münheer. HU
Uep!
Op dese merkwaardige verklaring keken
beiden onwillekeurig in de grootste verbazing
Jannaway aan. Maar alleen Jocelyn sprak Na
een blik te hebben geslagen op het betrouw
bare en kalme gezicht van den knecht, klikte
Hadley slechts even met de tong, alsof hü
plotseling Iets begrepen had
Onmogelük, Jannaway! merkte Jocelyn op
Hy is al Jaren verlamd. Je moet Je vergist
hebben.
Maar de knecht schudde sün hoofd en hü
antwoordde:
Neen, münheer. Ik heb me niet ver
gist 1 Is soo gegaan, münheer. Sinds u
mü opdroeg mr. Rederdale van Waterloo-
statiom af te volgen, heb Ik belang
stelling gevoeld voor dat huis in St. John’s
Wood en na hetgeen er voor uw en
mün oogen in Downstreet gebeurd Is,
Is mün belangstelling nog grooter geworden.
En daar kwamen nog de gebeurtenissen van
de laatste veertien dagen bü. münheer en in
i had, bü eventueels verdenking niet herkennen
i sou. zijn rossige, opvallend groote snor kon een
gevaarlüke aanwüring syn en syn curie werk
was daarom geweest dese te verwyderen, en nu
i in een hem vreemde kapper—sk de laatste
sporen te laten wegscheren.
Mörring greep een ochtendblad en sloeg sr
een blik In. Doch hy vond niete wat op ont
dekking van de gewelddaad wees.
Er kwamen nog eenlge bezoekers. De barbier
tikte tegen de glasdeur, die toegang tot bet
achtervertrek gaf, waarop een tweede bediende
den salon binnenkwam.
„Wie van de heeren?" noodigde hy.
Mörring was aan de beurt. Hü ging in den
scheerstoel ritten, legde bet hoofd achterover
op het leeren
rustbankje en
liet rich. de
oogen gesloten,
inzeepen. Maar,
terwül de kwast
met behendige
halen over
gezicht gewreven
over hem. een <-,
Vüf minuten later tuften de beide mannen
door Park Lane, zich afvrag.»nde wat ze te
zien of te hoonen zouden krijgen.
t Houdt beslist vefband met datgene,
waarover we aan het spréken waren! zei
Hadley. Temeer daar die kerel, sooals u
zegt, nieuwsgierig geworden was, sinds hü
getuige was van Réderdale’s dood. Ha. we
zullen er wel achter komen! A propos, zei
Ik u al, hoe die losprijs binnen vier dagen
betaald moet worden? Niet? Nu. uw mi
nister van Blnnenlandsche Zaken zei, dat ik
u alles vertellen kon. en dus zal Ik het U
zeggen. Hü moet betaald worden In diaman
ten.
In diamanten? riep Jocfelyn verbaasd uit.
Onmogelük.
Dit vooropgesteld, baart het geen verwonde
ring meer, om te hooren dat de Dultsche kei
zer Wilhelm II des vorsten beste vriend was.
Met keizer Wilhelm I waren de relaties veel
minder goed, om niet te «eggen slecht. Frans
Joseph kon het gebeurde in 1866 slechts heel
moeilük vergeten, en, hoewel de Dultsche Bonds-
oorlog vooral op rekening van vorst Bismarck
kwam, had toch Wilhelm I noodwendig rijn
aandeel daarin moeten nemen. Er waren er dan
ook wel, die beweerden dat de slechte verhou
ding tusschen Wilhelm n en Bismarck en het
haast gedwongen aftreden van dezen laatste
niet weinig er toe bügedragen hadden, om de
vriendschap tusschen Frans Joseph en Wilhelm
n aan innigheid te doen winnen. Toch ver
schilden de belde keizers in karakter heel veel.
Frans Joseph was voorzichtig, afgemeten, op
rich zelf, gaf zich niet aan anderen, bekeek
vanuit den hooge den loop der dingen en paste
het geziene haast onmiddeliyk toe. Wilhelm n
daarentegen was voor indrukken vatbaar, nam
gaarne voor iets het initiatief, was zelfstandig,
trad dikwüls, mogelük te dlkwüls. alleen en
uit zich zelf als leider op, wierp immer zon
der voorbehoud zün eigen pereoonlükheld in de
waagschaal. Theoretisch genomen was de slot
som gewettigd, dat Frans Joseph I en Wilhelm
II zich elgenlük op ideale wüze hadden moeten
aanvullen dat de hechte, op vertrouwen ge
gronde vriendschap van dese twee regenten voot
het Europe»tc,he vutelan
waarborg bood,, ’’konde:
voortgang te maken,
En toch hebben belde monarchen hunne rij
ken in den reusachtlgen wereldoorlog meege
sleurd, waaruit bet eene verslagen en verne
derd. het andere niet meer als een eenheid te
voorschün kwam. Waarom? Schrüvers antwoord
berust meer op gevoel dan op grond van over
weging na een onderzoek. Frans Joseph I had
de Habsburgsche monarchie immer als den
Centraal-Europa beheerschenden grootstaat
voor oogen, welke deze in de vervlogen vüftlK
jaren der 19de eeuw of in den tüd van vorst
Von Metternich wel geweest, maai; nu sedert
lang niet meer was, terwül Wilhelm n In
Dultschland steeds den geweldigen voorsprong
van het Vasteland, dikwyis ook de wereld be
wonderde, welke het RUk evenwel volstrekt nog
niet kon zün.
Frans Joseph bewonderde in keizer Wilhelm
n zyn zin voor het familieleven, zün Gods
geloof en trouw, zyn liefde voor het bewaren
van den vrede. Vast staat, volgens graaf Paar,
dat keizer Frans Joseph veel inniger dan eeni-
gen anderen souverein keizer Wilhelm II ge
negen was en hem algeheel vertrouwde. En dat
wilde by keizer Frans Joseph zoo voegde er
de adjudant-generaal aan toe veel, zeer
veel zeggen!
Het valt dan te begrijpen, dat bezoeken van
keizer Wilhelm den grüzen heerscher buiten
gewoon aangenaam waren en dat de uitroep
op het station van JJresden na de begrafenis
van koning Albert: „Kom, kom slechts; het
«al mü gelukkig maken! Hoe eerder gü komt,
de« te meer vreugde het my verschaffen zal!”
als meer dan een gelegenheidszin valt te be
schouwen. Dikwyis kwam ook bet kroonprin-
sclyk paar op den Weenschen Hofburg als gast
en de keizer liet het ten opzichte van hetzelve
niet aan hartelüke oplettendheid ontbreken.
Vooral prins Joachim, ’s keizers petekind, die
later zoo ongelukkig aan zün einde kwam, was
keizer Frans Joseph buitengewoon genegen.
Alleen het verschil In godsdienst belette den
monarch om tusschen de leden der beide hul-
Ik vraag u excuus dat Ik zoo brutaal ben.
u te verzoeken bü ontvangst dezes u onmid-
dellük te begeven naar de spoorbrug achter
het groote Centraal Station, en de brug van
West naar Oost over te loopen, daarby rechts
houdend. U moet dan ontmoeten uw dienst-
wiUigen dienaar. CBARENCE JANNAWAY.
Hadley schudde het hoofd. En toch aal ik
hem ontmaskeren. Ja.... ik....
Op dat moment hoorden ze een harden bons
op de buitendeur van de flat, gevolgd door
het geschel van de electrlsche bel. Jocelyn
stond op.
4- Excuseer me een oogenblik, zei hü. Als
mün knecht weg is. moet ik zelf open doen.
Even later kwam hy terug met in de hand
een buitengewoon smerige en verkreukelde
envelop, die hü met verwonderden blik be
keek.
Dit kostbare document Is Juist gebracht
door een boodschapper, die zei, dat hü het had
gekregen van een kerel in Upper Baker Street
en die hem een hajven dollar gaf met de woor
den dat ik hem er zeker nog een geven zou
als hü onmiddellük naar mü toe ging, zei hü
lachend. Een nieuw mysterie, Hadley.
Ik zou het maar opemnaken. iel deze.
Jocelyn scheurde de envelop open en haalde
ar een velletje ordinair papier uit. Dan uitte
hü een kreet van verrassing.
t Is van Jannaway! Maar dat is eigen
aardig! Luister eens:
voorschün; in het schünsel van de dichtst-
büstaande lamp nam hü den Amerikaan achter
dochtig op.
’t Is In orde. Jannaway. zei Jocelyn. Je
kunt bü mr. Hadley vrüuit spreken.
Kom dan een beetje hierheen, zei Janna
way. Als we op en neer wandelen, zal men geen
erg in ons hebben. Hü trad wat dichter op
Jocelyn toe en Het zün stem zakken. Het
betreft dien Itaüaanschen heer. mr. Chenery;
kan ik in het büzün van mr. Hadley vry spreken
ook over hem?
Jocelyn geloofd «yn ooren niet,
zyn knecht aan de hand hebben?
De Italiaan! riep hü uit. Signor
pued?
Zachtjes, alstublieft münheer; men weet
nooit wie er in de buUM is. zei Jannaway. Ja.
münheer, hü is hier, vlakbü.
Hier vlakbü? Spreek op Jannaway! zei
Jocelyn ongeduldig. Mr. Hadley weet er even
veel van als Ik en nog meer. Spreek op! Waar
is de man, dien Je bedoelt?
Jannaway bracht hen een weinig verder over
ongeschiktheid tot werken door p 7*^0 - bU een ongeval met 17 OtZA
a, belde beenen of belde oogen WxJe doodelüken afloop
AAK GIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HETgNGEVAL