den dag van Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden Fj 1 van zijn tijd I Ml F" ALLE ABONNÊ’S ongevallen verzekerd toot een der volgende ultkeeringen F 750e" HEELAL Bekentenis DEIOSPRIJS VOOR LORDEN „Jongens oan Jan de Wit,f OUDERDOM VAN HET DOOR FLETCHER 9^7? lie ik ia werd, kwam er een angst it ■k Da Daitvche oorgfen Keizer Wilhelm II de dronkenschap verzonken. Baumgart er-prys Mynheer. Wat kon DERDE HOOFDSTUK Al* (Woedt vervolgd) Zomerkru is tocht ran Concert- gebouwvrienden zen hechtere banden te leggen, welke alleen hu welijken bieden. „Oh, wat Is het hier donker”, fluisterde Tuimeltje en meteen gaf hü een harden schreeuw. „Wat zijn dat daar, die loopende lichtjes?” vroeg hy verschrikt aan Karei. „Dat «Mn twee licht- kevertjes, die ons den weg zullen wijzen” zei kikker Karei. „Hou mij maar goed vast”, «ei het kleinste kevertje tegen Tuimeltje en zoo gingen Karei en Tuimeltje achter de Uchtkevertjes’ aan door de donkere gangen van het paleis. 35 20 35 50 eh bij levenslange geheele r verlies van belde armen, 50 Hadley sprong op. Laat ons dadelijk gaan, zei hjj opge wonden, Die knecht van u heeft de streken van een fret. sr- zijn 1 i--- onafaetbaar voorgevoel, dat die bediende, die nu bezig was hem in te zee pen. deze aangelegenheid ap zeide ©un.:. hü eensklaps, 'op seer kortéh afstand een heer, die hem tegemoet liep.... zóó snel was het alles gebeurd, vlugger nog dan hij achteraf in «Mn herinnering kon nagaan.... plotseling, on- doordacht, met den onberedeneerden Impuls van zijn door drank gehltsten dadendrang, had hy den heer onverwachts met zijn groote grijp klauwen bij de keel gegrepen, gewelddadig de gemeltjke oude juffer, als prinses I- het commando voert. Daar gaat het niet goed, omdat wrok en wraakzucht in plaats van ver stand en hart den boventoon voeren." Ook den lateren koning Frederik August nl en prins Johan George mocht de keizer slecht lijden, zy zetten volgens hem hunne borst te kamer r-J drank vergetelheid gesocht. Daarna was hjj in den loodzwaren slaap van Teneinde vsrwasring te voorkomen, verzoekt het bestuur van de Nederlandsche Vereeniging „Concertgebouwvrienden” ons, er onze lezers op attent te willen maken, dat de Zomer Kruis tocht van het Concertgebouworkest met het sz. „Rotterdam" van 3 tot 12 Juni, 1936, niet Ui sluitend bestemd 1* voor de abonné’s van het Concertgebouw en leden van de Ned. Ver. „Concertgebouwvrienden". Ook buitenstaanders, die zich willen opgeven zün welkom en kunnen bij het American Express Reisbureau, Rokln 88-90, Amsterdam, uitvoerige prospect! verkrü- Nadat ze door verschillende gangen waren gegaan, kwamen ze in een mooie verlichte hal. Daar zat een kikker met een leuk pakje san, midden op een tapijtje. „Münheer de Kamerheer.” «ei kikker Karei, „ik breng Tuimeltje, het kleine kaboutertje, hier. Deze wil graag onzen koning spreken." „Ik zal den schild wachten roepen” antwoordde de Kamerheer en hij boog drie maal voor Tuimeltje, ten teeken van vriehdschap. Tuimeltje vond het echt deftig in het paleis. bij verlies van een hand, een voet of een oog verschenen vijf schildwachten, allemaal met een mooi mutsje op hun kop. Een der schildwachten liep voorop en lou terde op een trompetje. Ze liepen mooi in een rij en Tuimeltje had moeite hen bij te houden. HU stapte met zün kleine been tjes heel vlug achter de kikkers aan en keek zoo nu en dan naar de veertjes op de mutsjes van de kikkers. Dese wuifden an der het loopen gezellig heen en weer. De belangrijkste prijs van de Hongaancbe letterkunde, de Baumgarterprüs is toegekend san den schrijver en criticus Aladar Schopflln- De Minister van Onderwijs sprak «ün veto uit tegen de candidatuur van den schrijver Cas- sak, aangezien deze socialist is. De vraag gaat in wetenschappelijke kringen, of het heelal twee milliard of tien bülioen jaar oud is. Een verschil, dat niet soo gering is als het mag lüken, wanneer we het in letters of ge- tallen even vastleggen. De geologische en astronomische cndersoekln- gen hebben met groote zekerheid aangetoond, dat de wereld en het heelal ..seer" oud zUn. De schattingen hierover loopen echter .nog al uit een. Wie daaruit de gevolgtrekking sou willen maken, dat misschien alle partyen zich vergissen en de schepping wellicht toch maar zeer kort geleden, b.v. een 8 of 7000 jaren, heeft plaats ge had. weet biykbaar niet op welke argumenten de berekeningen «ün gebaseerd. Sinds de geologie de verschillende aardlagen heeft ontdekt en de prae-hlstorische planten- en dierenwereld werd onderzocht, kan niemand, die eenlgen eerbied voor de natuuriyke wereldorde heeft, aannemen, dat al dit gebeuren lang voor de verschijning van den menach op aardein 'n kort tijdsverloop j sou zyn samengedrongen geweest. De schattin gen, die w() omtrent den ouderdom van het heelal hebben, zlfn echter nog veel meer onae- ker, dan die over den ouderdom der aarde. In een discussie in de „Royal astronomical Society” te Londen verdedigde de beroemde Sir James Jeans de meenlng. dat het heelal een ouderdom van een tot tien billloen Jaren zou heêben. De physlcué- Sir Arthur Eddington meent echter, dóen ging. By een'kromming van den weg sag dat de tüd, verloopen sinds het uiteenspatten der spiraalnevels, op twee milliard Jaren moet wor den geschat, een tyd, overeenkomende met dien, welken men al* den ouderdom der aarde aan neemt op grond van de radioactieve processen, die zich in de aardkorst hebben afgespeeld. Al gemeen meent men. dat de snelheid der radio actieve omzettingen ook in vroegere perioden van de aarde berekenbaar is en dus de beste maat voor den ouderdom van onze planeet le vert. moge het lllustreeren. Als kroonprins maakte Frederik August III in IBM in naam van ko ning George syn opwachting bü den keizer. Dese nu had de gewoonte zeer luid te spreken, iets wat met 't oog op syn brouwen en het stille en rustige van keizers tafel nog meer uit kwam. ook in zyn gesprek met den keizer bleef de kroonprins dese gewoonte getrouw. Plotse ling evenwel keerde zich de monarch naar hem en aside ham norach: „Waarom schreeuwt gU soo? ik ben toch niet doof!” Zulk een terecht wijzing in dsae omgeving was voor den buiten gewoon hoffeiyken keizer iets heel zeldzaams en wekte dan ook de verwondering van alle aanzlttenden niet weinig. By het Wtiiitembergache koningshuis moet men onderscheid maken. De katholieke berto- ge lijke Unie had tengevolge van famlUe-relatlea veel omgang met den keizer. Met het Protes- tantsche koningshuis was zulks in veel min dere mate het geval. Graaf Paar schreef zulks hieraan toe. dat de keizer een officieel bezoek des konlngs, hem in 1803 in Weenen gebracht, nooit met een tegenbezoek in Stuttgart beant woord had De koning zoude dit den keizer blü- vend ten kwade geduld hebben. Buitengewoon hartelük was de verhouding met den zeer ontwikkelden prins Max van Baden, welke relatie nog versterkt werd door de om standigheid. dat zyn gemalin een dochter van den hertog van Cumberland waa Keizer Frans Joseph I toch vergat nimmer, dat het Welflsche koningshuis in 1S66 zyn party gekoeen en daardoor zyn rUk Hannover ver loren had. Op alle afstammelingen van dit huls bracht hy die dankbaarheid over, vooral op den hertog van Cumberland, die de zoon van den onttroonden monarch was. Vrijwel by alle hoffeesten, waaraan de Cumberlands deelna men, leidde de keizer de hertogin, een prinses van Denemarken, de feestzaal binnen. Aan den keizer is het dan ook te danken, dat in 1913 een toenadering en een verzoening tus schen de huizen der Hohenzollem en Welven tot stand kwam, welke rich uitte in het huwe- lUk van den zoon van den hertog van Cumber land met de eenlge dochter van keizer wilhelm XI. De vreugde van den monarch over het eer ste bezoek van het jeugdige vorstenpaar aan hem gebracht, wend evenwel niet weinig ver gald door zware staatszorgen. Immers het viel op 35 Juli 1914, op welken dag vóór 6 uur in den avond Servië oo het Oostenrükach-Hcn- gaarsche ultimatum bevredigend moest geant woord hebben. Ook was de keizer van meenlng, dat voor het geslacht der Welven, het oudste Dultsche vor stenhuis, een groote toekomst weggelegd was. Hoe de keizer dat kon meenen, zeide graaf Paar, is my niet recht duidelyk Meer en meer kreeg von Marguti den indruk, dat de monarch de meenlng toegedaan was, dat eenmaal een Welf de Dultsche keizerskroon zou dragen, omdat het meer en meer aan den dag tredende antagonis me ten opzichte van de Westersche mogend heden en Rusland voor de Hohenzollem groote gevaren meebracht. Vóór den wereldoorlog wel een seer merkwaardige gedachtengang. GOULMY. plgats rich vsn den vortaen’arad^die'^^w^eld' reeds bekend zou zijn, ter sprake mocht komen. Hoofdzaak was dat de Jongeman, die waar- schyniyk weer spoedig tot bezinning gekomen was, hem later, nadat hy aangifte gedaan en een signalement van den misdadiger gegeven n den loop van het jaar 1931 verscheen de hand van Albert Vryheer von Margu eenmaal als generaal aan de Keiaeriyke nerari-Adjudantuur toegevoegd: „Vandeneut Keiser, persoonlijke herinneringen aan Fn Joseph I, kelner van Ooetenryk en apostoll koning van HongarUe.” Het boek is opgedrai aan den adjudant-generaal van den keizer koning Fran* Joseph, Eduard graaf Paar, den getrouwsten dienaar van den ontsla] monarch genoemd wordt. Graaf Paar i tientallen jaren de vertrouweling des k zer« en vrijheer von Margutti, die rich in vaderiyke vriendschap van graaf Paar ma verheugen, was zeventien Jaar keizers ad dant. Onnoodlg te zeggen, dat door deze v houdingen op de groote en populaire figi van den monarch een licht geworpen wordt, nog zelden daarop scheen, en dat tot in kleinste bysonderheden geschetst wordt bet ven van den vorst, die bijna acht en zestig de keizers- en koningskroon droeg. Eenlge grepen uit dit interessante boek doen is het doel van de volgende regel*. Zeer bUzonder trok onze aandacht 'skelz verhouding tot de verschillende vorsten staatshoofden van zyn tyd. ons allen nog zóo wel bekend, van wie er nog eenlgen in leven zyn. Voorop moet -gesteld worden, dat keizer, Frans Joseph in den volsten rin van het woord een Dultsche vont geweest is, die rich in zijn buitentandsche politiek sedert 1878 uitsluitend door bet verbond met het Dultsche RUk liet leiden, hetwelk hü beschouwde al* het beste middel om den vrede, welke den monarch on gemeen ter harte ging, te bewaren. mün spaarzamen vrijen tijd heb ik wat waar nemingen gemaakt en ben ik op onderzoek uit geweest. Zoon beetje als amateur-detective zeker, merkte Hadley op. terwül Jocelyn in groeienoe verbazing toeluisterde. Jannaway kuchte. Och zet hy, ik heb altijd veel voor het onderzoek naar misdaden gevoeld en ik lees graag over die dingen. En daar ik niet naar de kroeg ga en nfet biljart als ik vry ben. wat soowat lederen avond tn de week het geval te, mijnheer, dacht ik niet beter te kunnen doen dan oog te houden op dat huis en zijn bewo ners Dat is een bezigheid waaraan gevaren ver bonden zyn mynheer, maar het loont de moeite, en.... het is opwindend, besloot Jannaway. Zoo, zoo, sei Jocelyn ongeduldig. En wat te het. dat Je ontdekt hebt, Jannaway? Daar u het huis kent, mynheer, weet u stellig ook dat er in den tuin een gebouw staat, dat -al* laboratorium dienst doet, zei Jannaway. Ja, en wat 1* daarmee? Alleen dat ik een middel heb gevonden om te zien wat er binnen gebeurt, mynhser. antwoordde de knecht. Goeie genade, boe speelde Je dat klaar? riep Jocelyn uit. Ik dacht niet anders cf er viel uit dat gebouw niets te booren cf te den: en u Hadley? I Met het Beiersche koningshuis stond Frans Joseph in seer nauwe familiebetrekking. Voor den prlns-regent Lultpold had de keizer een bysondere vereerlng, ofschoon het meer in ■s Prinsen vreemden aard lag zoodanige vorme- lUke betoogingen af te wyzen dan met voldoe ning aan te nemen. Daarvoor was .de prins regent dan ook 9H Jaar ouder. Ook voor ko ning Lodewyk m voelde de keizer oprechte sympathie en het vlei op, dat de monarch me nigmaal de gelegenheid aangreep, om b konlngs kennis en goedhartigheid te roemen. Weinig of geen omgang had de vorst met syn zwager, den bekenden oogarts Karel-Theodore, hertog in Beteren, en met zyn schoonzuster, de gravin van Trani. Daarentegen voelde hy zich zeer aange trokken tot zyn andere schoonzuster, de konin gin der beide Sicilian, die sprekend op keizerin Elisabeth geleek en als geestige en energieke vrouw haar ongeluk met waardigheid droeg. Iets wat den monarch met bewondering ver vulde. Sedert den dood van zUn ouden en beproef den vriend, koning Albert, voelde rich Frans Joseph, ondanks de vele familiebanden tus- seten Habsburgers en Wettlner, weinig tot het Saksische koningshuis aangetrokken, iets wat vooral moet toegeschreven worden aande schkndaal-affalre van kroonprinses Louise, welke eenlge maanden na de troonsbestyging van koning George voorviel. De keizer was van oordeel, dat da koning van Saksen zyn schoon dochter tegenover zyn eigen dochter, prinses Mathilde, niet voldoende gehandhaafd en op weinig minzame manier de kwestie opgelost had, iets waardoor volgens 's keizers meenlng de vorst hel aanzien van het koningschap niet weinig geschaad had. En toen de monarch den ernstig rieken koning in Augustus 1904 te Gas tein besoebk uitte hy zich ewtld-cnverachflUg stapte MBrrtng den f T barbierswinkel binnen, monijjelde een groet, ging ritten en wachtte zyn beurt af. zyn eerste werk, dien ochtend, toen hU< zijn roes uitgeslapen had. was geweest zijn breede, rosslg-borstelige snor af te knippen. Wat dat alléén reeds een geweldige verande ring in syn uiteriyk gebracht hadl Dan had hy zich Ingezeept en geprobeerd zichzelf te scheren met het breede, ouderwet- ache mes, dat Jarenlang ongebruikt in een kast gelegen had Het viel niet mee. Het mes was bot en onwehnlg geworden en zyn hand beefde teveel door het overmatig drankgebruik van den vorlgen dag, en.... door zyn angst voor ont dekking. Het ging niet. Hoe was het ook weer precies in zijn werk gegaan? Scherp «Un gedachten op het gebeurde van den vorlgen avond geconcentreerd, was hem allengs de geheele toedracht weer duidelyk voor den geest gekomen. In volgorde herinnerde hU zich nu hoe hy verscheidene uren met drin ken en spelen soek gebracht had in de her berg in de verlaten stadswyk, hoe hy er zyn laatste geld, in een week tyds verdiend met zyn handeltje in schoenveters, ansichten, zeep en boordenknoopjes, in een paar uur verbrast en vergokt had. Daarna was hy opgestaan, had «onder een groet «Un „vrienden" verlaten en was alléén langs den achaarsch-verllchten bui tenweg naar syn woning in de binnenstad ge strompeld. Toen, halverwege, op den eenzamen duiste ren zyweg. was het gebeurd, plotseling, spon taan, zonder eenig vooropgezet plan, nog vóór hy zich rekenschap gegeven had van wat hy Het is nu een feit geworden, dat de hoeren Benno en Meyer in de eerste helft van April as. met de opnamen van hun eerste film „Jon gens van Jan de Wit" zullen beginnen. Mede werking van groote coöperaties is reeds toege zegd, terwyi zoo veel mogeiyk nieuwe medespe lenden, zullen worden gekoeen. Zooveel moge- zal van HoüandSche krachten op technisch gebied worden gebruik gemaakt, terwijl nu reeds met de voorbereiding begonnen wordt en be sprekingen plaats hebben met auteurs, compo nisten enz. Het is de bedoeling 3 9 3 films per jaar uit te brengen. Het is de bedoeling in September de eerste en met Kerstmis van dit tweede film uit te brengen. afgifte van zyn geld geélacht, gedreigd hem te zullen worgen, Indien hy met één enkel geluid om hulp dorst kikken... Met angstig-vertrok ken oogen en wydgeopenden mond had de Jongeman hem aangestaard, was sidderend on der «yn Uaeren greep achterover gewankeld en Mörring zag, toen hü hem losliet, hoe hy met een doffen plof als wezenloos ruggelings op de keien smakte. Mörring had dan snel de sakken van zün slachtoffer doorzocht; behalve wat rommel, een zakspi^eltje, een kam, een sleutelbos, had hü een enkel bankbiljet gevonden en wat zilver geld. In een oogwenk had hü het by zich ge stoken en rich dan yiings uit de voeten ge maakt, den jongen man aan zün lot overlatend. Voorthollend, geheel ontnuchterd nu. was toen eerst het volle besef van zyn misdaad tot hem doorgedrongen. Een ontzettende angst maakte slch van hem meester. Als een opgejaagd dier was hü naar huls gerend, naar zyn kamertje geslopen en geheel gekleed op bed gaan liggen. Maar de angst en de wroeging hadden hem geen rust gelaten. Opnieuw was hü de straat opgelcopen. had in de buurt met het geroofde geld een flesch brandewün gekocht en op zün kamer schlelük in de bedwelming van den weldra bet gesprek op de misdaad brengen sou.... Mörring besloot de oogen gesloten te houden, opdat zyn angstige blikken hem niet verraden gingen aan den bediende op bet oogenblik. waarop deze ging spreken.... spreken moest hü.... hü voorvoelde het.... Mörring hoorde het scheermes aanzetten. Zün klamme handen grepen rond de ronding van den leunstoel. Hü voelde de hand van den kapper, die zün hoofd ietwat terzijde boog. HU vloeide het vlijmscherpe mes langs syn wang strüden. „Is het mes goed, mynheer?" „Jawel. Éénmaal Is voldoende.” Toen hoorde hü. hoe eensklaps een der laat ste bezoekers luid ten aanhoore van alle aan wezigen. als een aanklacht in het openbaar tegen den onbekenden aanrander, vol veront waardiging de woorden sprak: „Het is te hopen dat ze dien ellendeling van gisterenavond te pakken krijgen I Zoo'n schoft, om een armen bediende van s"n paar armza lige dutten te berooven! Kunststuk! Een jongen van achttien Jaar in een stikdonkere eenzame straat! Stakkerd!” Mörring begon te beven over zijn geheele lichaam. Dikke zweetdruppels parelden op rijn voorhoofd en den adem voelde hü in sün keel stokken. De vuisten strak om de stoelleuning knüpend, dwong hü met inspanning van alle kracht die in hem was, zün oogleden zich rtüf om de oogen te sluitenom de oogen. die zün angst verraden gingen, die een woorden- looee schuldbekentenis gingen uitspreken.... Tergend-langzaam voelde hü de hand en het mes van den kapper langs zün kin glüden. „U schünt het nogal warm te hebben, myn heer." Mörring schoot het bloed naar «ün hoofd. En opeens was er een drang in hem. sterker dan sün wil, die hem de oogleden deed ophef fen.... Met angatig-verstarden blik staarde hü in de oogen van den bediende, die het gelaat tot vlak bü het züne voorovergebogen hield. Groote God; Die bUk! Die oogen van dien Jongen, die zich diep in de «üne boorden, vra gend, radend, beseffend, beschuldigend.... En plotseling zag hü weer voor slch de wan hopig-verstarde oogen van dien ander van gis terenavond. die hem vertwijfeld, hulp snwr- kend, radeloos van angst hadden aangestaard. Groote Oodt waren het niet diezelfde oogenJI die nu van zóó naby zieh recht in de syne boorden....? Mörring had de kracht nog met ajjn hand den arm van den kapper van zich af te duwen. Dan klonk er een akellg-rauwe kreet door den barbierswinkel, en Mörring stiet vertwij feld uit: „Leeft hü nog? Heb ik hem vermoord....? Politie!” Toen gleed hü bezlnnlngtoos van syn stoet In diamanten, alles, herhaalde Hadley. Dat ia weer een andere geheimzinnigheid en een andere schakel. De vernam van den Minister dat het bedrag van den losprijs, m plaats van in bankbiljetten of In specie, moet worden uitgekeerd in diamanten van de beste soort en dat de waarde er van moet worden geschat en gegarandeerd door twee afzonder lijke firma’s, bekend als de beste experts in diamanten; die garanties moeten by de dia manten aanwezig zün. Als de bende ze ont vangt, zal haar eigen deskundige ze taxeeren en bü accoordbevlnden zal een formeel refu naar de regeerlng worden gezonden, waarna dan de zaak 1* afgeloopen. En waar en hoe zullen ze worden over handigd? vroeg Jocelyn. Hadley lachte. Dat werkelük belangrijke detail, ant woordde hü. moet een diep geheim blüven, waarvan alleen de Minister van Binnenland- sche Zaken en twee at drie anderen kennis dragen. Ik weet het niet, en Ik kan het zelfs niet vermoeden. Zeg een*, dit 1* een eigenaardig stadsdeel. Ze reden thans door de eentonige kleurlooze straten van Lisson Grove. Jooelyn liet den auto stilhouden, vroeg eenlge Inlichtingen aan den chauffeur en legde de rest van den weg met zün gezel te voet af. Ze vonden spoedig de brug, welke de groote Oentraalapoor met de achterzüde van het station verbindt en staken «e over. Er was maar weinig volk in de omge ving en ae avond liep op z*n donkerst. Plot seling kwam Jannaway uit de duisternis te den oprit van de brug in de richting van de Upper Baker Street. Plotseling stond hy stil en wees over de leuning heen zün gezellen naar een straat, welke van den beganen grond onder de brug in Zuidelijke richting lleo nasur Marylebone Road. *t Was een straat, die er in het «wakke licht van enkele gaslantaarns arm en gering uitzag. De Italiaan is daar, münheer, sei hü- Ziet u die tweede gaslantaarn, links? Hü is in het huis juist daar voorbü. Goede hemel, hoe weet Je dat. Jannaway? fluisterde Jocelyn met opwinding in zyn stem, terwül hü de sombere, haast verlaten straat afzag. Omdat ik hem van St. John's Wood af volgde, mynheer, antwoordde de knecht. Hem volgde? In «ün stoel? vroeg Jocelyn. Jannaway keek omzichtig rond. Niemand was in de nabyheid. maar toch liet hy zün stem tot êen büna onhoorbaar geltepel dalen. Hy zat niet In een stoel, münheer. HU Uep! Op dese merkwaardige verklaring keken beiden onwillekeurig in de grootste verbazing Jannaway aan. Maar alleen Jocelyn sprak Na een blik te hebben geslagen op het betrouw bare en kalme gezicht van den knecht, klikte Hadley slechts even met de tong, alsof hü plotseling Iets begrepen had Onmogelük, Jannaway! merkte Jocelyn op Hy is al Jaren verlamd. Je moet Je vergist hebben. Maar de knecht schudde sün hoofd en hü antwoordde: Neen, münheer. Ik heb me niet ver gist 1 Is soo gegaan, münheer. Sinds u mü opdroeg mr. Rederdale van Waterloo- statiom af te volgen, heb Ik belang stelling gevoeld voor dat huis in St. John’s Wood en na hetgeen er voor uw en mün oogen in Downstreet gebeurd Is, Is mün belangstelling nog grooter geworden. En daar kwamen nog de gebeurtenissen van de laatste veertien dagen bü. münheer en in i had, bü eventueels verdenking niet herkennen i sou. zijn rossige, opvallend groote snor kon een gevaarlüke aanwüring syn en syn curie werk was daarom geweest dese te verwyderen, en nu i in een hem vreemde kapper—sk de laatste sporen te laten wegscheren. Mörring greep een ochtendblad en sloeg sr een blik In. Doch hy vond niete wat op ont dekking van de gewelddaad wees. Er kwamen nog eenlge bezoekers. De barbier tikte tegen de glasdeur, die toegang tot bet achtervertrek gaf, waarop een tweede bediende den salon binnenkwam. „Wie van de heeren?" noodigde hy. Mörring was aan de beurt. Hü ging in den scheerstoel ritten, legde bet hoofd achterover op het leeren rustbankje en liet rich. de oogen gesloten, inzeepen. Maar, terwül de kwast met behendige halen over gezicht gewreven over hem. een <-, Vüf minuten later tuften de beide mannen door Park Lane, zich afvrag.»nde wat ze te zien of te hoonen zouden krijgen. t Houdt beslist vefband met datgene, waarover we aan het spréken waren! zei Hadley. Temeer daar die kerel, sooals u zegt, nieuwsgierig geworden was, sinds hü getuige was van Réderdale’s dood. Ha. we zullen er wel achter komen! A propos, zei Ik u al, hoe die losprijs binnen vier dagen betaald moet worden? Niet? Nu. uw mi nister van Blnnenlandsche Zaken zei, dat ik u alles vertellen kon. en dus zal Ik het U zeggen. Hü moet betaald worden In diaman ten. In diamanten? riep Jocfelyn verbaasd uit. Onmogelük. Dit vooropgesteld, baart het geen verwonde ring meer, om te hooren dat de Dultsche kei zer Wilhelm II des vorsten beste vriend was. Met keizer Wilhelm I waren de relaties veel minder goed, om niet te «eggen slecht. Frans Joseph kon het gebeurde in 1866 slechts heel moeilük vergeten, en, hoewel de Dultsche Bonds- oorlog vooral op rekening van vorst Bismarck kwam, had toch Wilhelm I noodwendig rijn aandeel daarin moeten nemen. Er waren er dan ook wel, die beweerden dat de slechte verhou ding tusschen Wilhelm n en Bismarck en het haast gedwongen aftreden van dezen laatste niet weinig er toe bügedragen hadden, om de vriendschap tusschen Frans Joseph en Wilhelm n aan innigheid te doen winnen. Toch ver schilden de belde keizers in karakter heel veel. Frans Joseph was voorzichtig, afgemeten, op rich zelf, gaf zich niet aan anderen, bekeek vanuit den hooge den loop der dingen en paste het geziene haast onmiddeliyk toe. Wilhelm n daarentegen was voor indrukken vatbaar, nam gaarne voor iets het initiatief, was zelfstandig, trad dikwüls, mogelük te dlkwüls. alleen en uit zich zelf als leider op, wierp immer zon der voorbehoud zün eigen pereoonlükheld in de waagschaal. Theoretisch genomen was de slot som gewettigd, dat Frans Joseph I en Wilhelm II zich elgenlük op ideale wüze hadden moeten aanvullen dat de hechte, op vertrouwen ge gronde vriendschap van dese twee regenten voot het Europe»tc,he vutelan waarborg bood,, ’’konde: voortgang te maken, En toch hebben belde monarchen hunne rij ken in den reusachtlgen wereldoorlog meege sleurd, waaruit bet eene verslagen en verne derd. het andere niet meer als een eenheid te voorschün kwam. Waarom? Schrüvers antwoord berust meer op gevoel dan op grond van over weging na een onderzoek. Frans Joseph I had de Habsburgsche monarchie immer als den Centraal-Europa beheerschenden grootstaat voor oogen, welke deze in de vervlogen vüftlK jaren der 19de eeuw of in den tüd van vorst Von Metternich wel geweest, maai; nu sedert lang niet meer was, terwül Wilhelm n In Dultschland steeds den geweldigen voorsprong van het Vasteland, dikwyis ook de wereld be wonderde, welke het RUk evenwel volstrekt nog niet kon zün. Frans Joseph bewonderde in keizer Wilhelm n zyn zin voor het familieleven, zün Gods geloof en trouw, zyn liefde voor het bewaren van den vrede. Vast staat, volgens graaf Paar, dat keizer Frans Joseph veel inniger dan eeni- gen anderen souverein keizer Wilhelm II ge negen was en hem algeheel vertrouwde. En dat wilde by keizer Frans Joseph zoo voegde er de adjudant-generaal aan toe veel, zeer veel zeggen! Het valt dan te begrijpen, dat bezoeken van keizer Wilhelm den grüzen heerscher buiten gewoon aangenaam waren en dat de uitroep op het station van JJresden na de begrafenis van koning Albert: „Kom, kom slechts; het «al mü gelukkig maken! Hoe eerder gü komt, de« te meer vreugde het my verschaffen zal!” als meer dan een gelegenheidszin valt te be schouwen. Dikwyis kwam ook bet kroonprin- sclyk paar op den Weenschen Hofburg als gast en de keizer liet het ten opzichte van hetzelve niet aan hartelüke oplettendheid ontbreken. Vooral prins Joachim, ’s keizers petekind, die later zoo ongelukkig aan zün einde kwam, was keizer Frans Joseph buitengewoon genegen. Alleen het verschil In godsdienst belette den monarch om tusschen de leden der beide hul- Ik vraag u excuus dat Ik zoo brutaal ben. u te verzoeken bü ontvangst dezes u onmid- dellük te begeven naar de spoorbrug achter het groote Centraal Station, en de brug van West naar Oost over te loopen, daarby rechts houdend. U moet dan ontmoeten uw dienst- wiUigen dienaar. CBARENCE JANNAWAY. Hadley schudde het hoofd. En toch aal ik hem ontmaskeren. Ja.... ik.... Op dat moment hoorden ze een harden bons op de buitendeur van de flat, gevolgd door het geschel van de electrlsche bel. Jocelyn stond op. 4- Excuseer me een oogenblik, zei hü. Als mün knecht weg is. moet ik zelf open doen. Even later kwam hy terug met in de hand een buitengewoon smerige en verkreukelde envelop, die hü met verwonderden blik be keek. Dit kostbare document Is Juist gebracht door een boodschapper, die zei, dat hü het had gekregen van een kerel in Upper Baker Street en die hem een hajven dollar gaf met de woor den dat ik hem er zeker nog een geven zou als hü onmiddellük naar mü toe ging, zei hü lachend. Een nieuw mysterie, Hadley. Ik zou het maar opemnaken. iel deze. Jocelyn scheurde de envelop open en haalde ar een velletje ordinair papier uit. Dan uitte hü een kreet van verrassing. t Is van Jannaway! Maar dat is eigen aardig! Luister eens: voorschün; in het schünsel van de dichtst- büstaande lamp nam hü den Amerikaan achter dochtig op. ’t Is In orde. Jannaway. zei Jocelyn. Je kunt bü mr. Hadley vrüuit spreken. Kom dan een beetje hierheen, zei Janna way. Als we op en neer wandelen, zal men geen erg in ons hebben. Hü trad wat dichter op Jocelyn toe en Het zün stem zakken. Het betreft dien Itaüaanschen heer. mr. Chenery; kan ik in het büzün van mr. Hadley vry spreken ook over hem? Jocelyn geloofd «yn ooren niet, zyn knecht aan de hand hebben? De Italiaan! riep hü uit. Signor pued? Zachtjes, alstublieft münheer; men weet nooit wie er in de buUM is. zei Jannaway. Ja. münheer, hü is hier, vlakbü. Hier vlakbü? Spreek op Jannaway! zei Jocelyn ongeduldig. Mr. Hadley weet er even veel van als Ik en nog meer. Spreek op! Waar is de man, dien Je bedoelt? Jannaway bracht hen een weinig verder over ongeschiktheid tot werken door p 7*^0 - bU een ongeval met 17 OtZA a, belde beenen of belde oogen WxJe doodelüken afloop AAK GIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HETgNGEVAL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 11