JEUGDIG LEZERTJES WITTE BOONEN MET SPEK Plaats dan een „Omroeper gezinnen Zoekt gij betrouwbaar Personeel? voor 80.' Q2K 3 EEN DRUKKE DAG IllUtllIlllllllllllllllllllllillllllllllllllllllll VOOR z E IIIIIHIItllllllllllllllllllllfllllltllllllltffllll il was 1 zuur, F Voor de Beurs te Londen. Een onafzienbare menigte Woensdag getuige van de voorlezing der proclamatie betreffende de troonsbestijging van Z. M. Koning Edward VIII - Je hebt je bonen met spek eerlijk ver- l K - V FOTOREPORTAGE be- slot?” de prins vroeg De venters boven en i/, is *t mooi o/ niet, keurig, kindje, honig, verbleek- sljn be- de eens moet F' Voer Tempte Bar te Lende*. Een typisch snapshot van de proclamatie van het Britsche Rijk, welke met laaiend enthousiasme werd begroet met ballen en de komkommersla?” vroeg hij. Toen niemand antwoordde, vervolgde de prins: ,4ullie zijn allemaal in ongenade geval len; ik zal zelf wel zorgen, dat ik gebraden varkensvlees krijg.” En de prins verliet het paleis. De wacht de trommelaars het veel, dat de opperkok terstond wordt!” De opperhofceremoniemeester te, want hij vreesde, dat ook hij trekking sou verliezen. „Als zijne koninklijke hoogheid het wil hebben, laat Ik terstond iets anders klaar maken: zllverforellen met slagroom, góud- fazant met abrikozen of chocola.” _Jk word er al ziek van, als ik er aan denk,” antwoordde de prins, „waarom krijg ik nooit gebraden varkensvlees?" presenteerde het geweer, roffelden, de paukenist sloeg, dat dreunde: „Dzjing - boem!” Prins Achmed lette er niet op. Hij de straten door en snoof bij elk huls neus op. Ik heb het toch zoo druk vandaag, Ik brei een trui voor Loesje; En voor de kleine babypop Brei ik een wollen bloesje, De arme stakkers moesten stee Hun zomerkleeren dragen, j En om daarmee op straat teJgaa Dorst ik niet langer wageeT Die Loesje is een koukleun^\. Ze zit maar steeds te rillen; Een wollen deken en een kruik, Dat zou ze ‘t liefste willen! De babypop is niet zoo, hoor. Die heeft niet zooveel praatjes. Dat is een echte lieve schat: We zijn ook beste maatjes! Maar nu brei ik van warme wol Een trui voor kouwelijk Loesje; Dat zal haar best bevallen hoor ‘t Wordt werkelijk een snoesje! Misschien brei ik nog wel daarbij Een aardig wollen dasje.' voor de kleine babypop Een witte wollen jasje. [Je kunt je kinderen in de kou *Toch niet zoo laten loopen; En breidde ik 't zelf niet, nou Dan moest ik t immers koopen! Maar 'k breide t liever allemaal. Moes zegt,daar gaat niets boven!” En ja.... als moesje het al zegt, Kan ik het wel gelooven! Nu nog drie toertjes aan de mouw. Dan ga ik Loet verrassen. Dan mag die kleine koukleum vlug Haar nieuwe truitje passen. Ziezoo, ’t it af, is t mooi of niet. Het staat je keurig, kindje. Nu nog twee knoopjes op den rug En door den hals een lintje! Nu baby nog.Han ben ik klaar Met bei m’n poppenkinderen; Laat 't buiten dan maar winter zijn. Hun zal het dan niet hinderen! vlees" dacht hij, liep de trap af trad een vertrek binnen. Daar sprong van een schoenmakersstoeltje een man op, die riep: „Ben je, daar eindelijk weer, niksnut?” HU pakte prins Achmed bU zUn oor en schudde het geducht. „Laat me los,” huilde prins Achmed, ,Jk ben de koningszoon en zoek naar varken- vlees.” „Wacht, ik zal je varkensvlees geven, ga direct de hakken op de schoenen van den bakker slaan.” „Ik laat je ophangen,” riep de prins, „ken je me dan niet?” „Vrouw, kom *ns hier,” riep de schoen maker, „kUk eens naar dien jongen.” Er verscheen een oude, leUjke vrouw. ZU lachte hard, toen zU den prins zag en zei: •w yoor een van de grote vensters van t W machtige koningspaleis stond prins Achmed. Nieuwsgierig en verlangend keek hU neer op de straat. Daar liepen haastig de mensen voorbU: schoorsteenvegers, chauf feurs, ambtenaren, politie, venters en mannen met een draaiorgel. „Ach,” dacht de kleine prins, toch ook maar een schoorsteenveger een orgeldraaier, dan dlend,” zei de vrouw, „eet maar smakelijk.” „Zo iets heerMjks heb ik nog nooit ge geten," dacht de prins, „het smaakt heel wat beter dan die zllverforellen en goud- fazanten." „Ik zal tegen den opperhofceremonie meester zeggen, dat hU iedere dag witte bonen met spek klaar moet maken." „Daar zal de koningszoon wel voor danken,” antwoordde de vrouw, „ga maar gauw je bord schoonmaken.” Dat kon de prins niet en moest hem voordoen, hoe een afgespoeld, droog gewreven en poetst. „Nu mag ik zeker wel naar mUn vroeg hU zachtjes. „Naar bed kun je gerust gaan, als je dat bedoelt,” antwoordde zU. Ze wees hem in een hoek zUn bed aan bU de kachel, waar een smal ledlkantje stond. HU kon wel huilen, als hU aan het heerUJke bed in het paleis dacht, met de zachte dons en de zUden dekens. Maar hU vocht met zUn tranen om de vrouw niet boos te maken. Vlug trok hU zUn werk- kieltje uit en kroop onder de verstelde de kens. De volgende ochtend kwam de schoen maker hem wekken. „Vlug er uit en ga je wassen” riep hU- „Waar Is mijn warm water?” vroeg de prins en keek overal rond. „De jongen Is vast niet goed wUs,” dacht de schoenmaker en schreeuwde: „Schiet op, naar bulten, onder de pomp moet je je wassen!” ,4a. ja,” antwoordde prins Achmed liep vlug de deur uit. De schoenmaker was hem achterna gegaan, had hem achter bU zUn broek gegrepen en hield hem nu on der de straal water om hem flink schoon te poetsen. HU klappertandde toen het koude water In zUn hals spoot, maar toen hU afgedroogd was en warm werd, voelde hU pas hoe goed dat frlssche water hem gedaan had. HU was er echt vrohjk van geworden en had reuzen lust om te werken. De havermoutpap, die de schoenmaken vrouw hem voorzette, smaakte hem als nooit te voren een ander gerecht. „Dat smaakt toch veel beter dan choco la,” zei hU. „ik begrijp maar niet waarom de opperhofceremoniemeester nooit haver mout heeft klaargemaakt.” „Schel toch *ns uit met die praatjes," sol de vrouw, ,Je kunt ons toch niets wUs ma- llep zUn HU had wel nooit varkensvlees gegeten, maar toch hoopte hU aan de geur te kunnen merken, waar het gebraden werd. ZUn rijksappel en scepter had hU verge ten en ondanks zUn rood-fluwelen broek herkende hem niemand. De straatjongens schreeuwden zelfs achter hem aan: „KUk daar die kale jongeheer met zUn flodderbroek'” De prins liet ze maar schreeuwen, want hU wist heel goed, dat ze van schrik op hun knieën zouden vallen als ze bemerk ten wie hU was. Plotseling drong uit een kelder *n eigen aardige reuk in zUn neus. „Ha, misschien krijg ik hier wel varkens- de vrouw bord werd blank ger ,was ik of kon ik tenminste bulten op straat zUn, wanneer Ik wilde. Nu moet ik iedere dag hier in deze grote zaal zitten en heb niets anders te doen dan de scepter en de rijksappel vast te houden.” Er werd driemaal op de deur geklopt. De vleugeldeur ging open en de opperhofcere moniemeester trad binnen HU boog als een knipmes en zei: „KonlnklUke Hoogheid, het is tUd voor bet diner." „Wat eten we vandaag?" vroeg de prins wrevelig. „Marsepalnsoep, leverpastei met gebraden konlngszwaan, duiven en gebran de amandelen." „Dat heb ik eergisteren ook al gehad,’ riep prins Achmed ontevreden uit, „ik be- ontslagen soep een, twee, drie, mars naar de keuken. Ik tel tot hon derd!” In doodsangst rende de opperhofcere moniemeester naar de keuken en schreeuw de: „Vlug, vlug, varkensvlees, soep met bal len en komkommersla, anders gaat ons hoofd er af!” Van schrik liet de kok zUn witte muts In de marsepalnsoep vallen en de keuken jongen zette zUn mond van verbazing zo ver open, dat hU hem niet meer dicht kon krijgen en de opperhofkeukenprinses hem met de pook op zUn hoofd moest slaan. Tien bedienden werden uitgestuurd naar de slagers om een varken te kopen, want, hoewel er van alles voorraad genoeg was, varkensvlees was er niet. Intussen snuffel de de kok In de boeken van de bibliotheek na, hoe varkensvlees gebraden moest wor den. HU vond echter alleen maar een arti keltje over de bereiding van evers met tntffelsaus. Toen kwamen de bedienden te rug met het bericht, dat al het varkens vlees in de winkels verkocht was, omdat *t middaguur al voortfU was. De opperhofce remoniemeester had niet de moed dat aan den prins te vertellen en stelde voor, dat ze dan maar een vet kalf in plaats van een med los, „nu zul je me wel weer terug kennen. Je bent er zeker nu achter, dat ik je baas ben. Als Ik je weer eens voor een boodschap wegstuur, heb dan niet ’t hart, om weer veertien dagen weg te bUjven. Wees maarblU, dat Ik de politie niet ge haald heb, om je In de gevangenis te stop pen, wegens het stelen van het mooie pak je, dat je aan hebt.” Van schrik kon de prins geen woord meer uitbrengen. In zUn hele leven had hU nog nooit een pak slaag gehad, vrouw vroeg nog: ,4e bent toch Hans Knikkebeen, onze nieuwe knecht, die de eerste dag al weg gelopen Is!” Maar de prins durfde niet „nee” te zeggen. Daarop trok de vrouw zUn fUne kleren uit, gaf hem een oude geruite kiel en zei: t „Vooruit, boven naar je stoeltje om zolen te zetten. Als je het goed doet krijg je straks bonen met spek.” Daar viel hem een plannetje In. „Goed,” antwoordde hU. ,jk zal schoenen gaan repareren.” Toen hU de vrouw voorbU was, sprong hU plotseling de trap op naar bulten. „Daar zullen ze me gauw genoeg herkennen. dacht hU- Maar de schoenmaker rende hem achter na en schreeuwde „Houdt hem, houdt hem, mUn knecht Hans Knikkebeen wil er tussen uit.” Iedereen wilde den prins tegenhouden en al ontliep hU er ook al enkelen, tenslot te werd hU toch gegrepen en naar den schoenmaker teruggebracht. Toen hU beweerde, dat hU de konings zoon was, lachten zU hem vierkant uit. Beneden In de slecht verlichte kelder moest prins Achmed op zUn kruk gaan zitten en schoenen verzolen, waar hU natuurUjk niets van kon. „Alles is hU verleerd," mopperde schoenmaker, „hU weet zelfs niet meer, hoe hU het gereedschap vast houden. Alles moet ik hem opnieuw voor- De opperhofceremoniemeester rilde. „Dat eten alleen maar arme mensen,” zei hU, „een varken Is een onsmakelUk dier.” ,JEn soep met ballen.’ verder. „Dat is kost voor boeren,” antwoordde de opperhofceremoniemeester. ,JEn komkommersla?” zei prins Achmed. „Brrrr....!” riep de opperhofceremonie meester, terwUl hU een leeUjk gezicht trok, „komkommersla is verschrikkelijk daar worden je tanden slee van!” „In ik wil gebraden varkensvlees, met ballen en komkommersla. H dr wt K< te vr lo le de opperkok niet aan, want gebraden var kensvlees was, naar hU beweerde, heerUJk bros en een kalf was zelfs met spekvet pog niet zo knappend te krijgen. TerwUl ze stonden te overleggen, maak ten twee lakeien de keukendeur open, en trad prins Achmed binnen. „Waar blijft het varkensvlees, de soep stolen? Vooruit, naar beneden en vlug je oude kleren aan, anders zal de baas je eens even over de knie leggen en je met zUn spanriem bewerken." ,Jk ben...." begon de prins weer, maar de schoenmaker had hem al over de knie gelegd en gaf hem een flink pak slaag. „Zo,” zei hU tenslotte en liet prins Ach- spanriem. ZUn vrouw echter antwoordde: „KUk eens hoe hU hamert. In ieder geval doet hU rijn best; misschien lukt het ons toch een fllnken kerel van hem te maken.” *S Avonds gingen sU met s*n drieën naar de keuken. ,4a,” zei de schoenmaker zelf. ,4k zal Je vandaag eens laten zien, moet snUden, om er een van te maken. Zet je oren open en geef je ogen de kost, dan maak ik van jou een eerste klas meester-schoenmaker.” .(Wordt vervolgd) ;x,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 12