Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden KEIZER FRANS JOSEPH I uan den daq EN DE STAATSHOOFDEN VAN ZIJN TIJD VOOR LONDEN DE|OSPRIJS DINSDAG 28 JANUARI 1936 'i Huis van Crescentius Sanctus Virgilius - DOOR FLETCHER Den trein gemist krijgt tien Nicolaas II van Rusland QOULMY. Czaar Ferdinand I van Bulgarije G Den volgenden dag moest Tuimeltje mee naar school om de Alle VIERDE HOOFDSTUK 1 1 1 1 i i k P v r v o 8 b I D 1 I I h s I Toen de onderwijzer weg was, greep kikker Karei een arm van Tuimeltje en zei: .Wil je eens zien hoeveel inktpotten ik op elkaar kan dragen?" „Heel goed," zei Tuimel. ,4k zal ze wel aanreiken” en ze stapelden wel zee inktpotten opeen. Tuimeltje vond het reusachtig en de twee ondeugden be merkten niet eens, dat de deur openging. minuten oponthoud zal wel genoeg pop als je t klaar toen ik bemerkte dat ik hem toch nog wel kon halen ik.ik toch maar besloot hem zon der mij te laten vertrekken." „Gelukkig dan maar, dat je daartoe toch nog besloten hebt," lachte ik. „En wat denk je nu? Zou een ring met één robijn nu niet ’t aardig ste zün?” „O, ja! En nu Maurits me toch eenmaal ten huwelijk heeft gevraagd, oom, vind ik.... vind ik 't niet erg om u te bekennen dat ik eigen lijk al lang.... ja, al lang van hem hds ge houden. Maar hjj was bijna altijd in Brussel en we hadden zoo weinig gelegenheid elkaar te ontmoeten, dat, toen ik dat telegram gelezen had. waarmee hjj u z'n onverwachte komst be richtte, ik besloot den trein te missen om hem.om hem een gelegenheid te geven zich te verklaren.Maar u vertelt het toch nooit aan Maurits, niet waar, oom?” Ik beloofde haar dat ik het nooit aan Mau rits zou vertellen. vlucht te zoeken, dan is er van terugkeer geen sprake meer! De Portugeezen moesten het wel in het hoofd gekregen hebben, wanneer zü hem nog eens wilden onthalzen!" De éénlge vorst, dien de keizer naast Wil helm II plaatste, daar zijn trouw en aanhanke- i lijkheid die van den Duitschen keizer even aarde, was koning Karei I van Roemenië. Ook i diens gemalin, bekend als de kunstzinnige en dichterlijke Carmen Sylva, was eene begees terde voorvechtster van het vriendschapsver bond tusschen Roemenië en den Habsburgachen slaat, hetwelk op de hartelijke verstandhouding der belde heerschers zich grondvestte. Daarentegen genoot het kroonprinselljk paar, de later rcgeerende koning Ferdinand I en ko ningin Marie, in geenen deele ’s keizers sym pathie. Von Margutti bemerkte zulks, toen in September 1901 de koning, in die dagen nog kroonprins aan de groote manoeuvres deel nam. De keizer bekommerde zich weinig om zijn gast en behandelde hem met eene hof felijkheid, welke alle hartelijkheid miste. Toen dan ook bü 'n veldmis, welke voor den keizer en diens staf opgedragen werd, de kroonprins van Roemenië eerst veel te laat verscheen, liet de keizer na de godsdienstoefening deze opmer king hooren: „Onnauwkeurigheid is mij--altijd een gruwel, maar bijzonder bij leden van een heerschershuls.” Als prins Ferdinand in 1908 in naam van den koning den keizer met zijn jubilé kwam gelukwenschen, dan klaagde de monarch: „Jammer, werkelijk jammer, dat ko ning Karei niet zelf komen kan, dat had mjj gelukkig gemaakt. Met de afvaardiging van zijn neef bereidt mü de goede koning geen bijzon dere vreugde1" Hoe de verhouding was tot den vorst en late- ren koning der Bulgaren Ferdinand I is heel moeilijk te zeggen. Zeker is het wel, dat de keizer zijne werkelijk uitmuntende eigenschap pen, zijn buitengewone bekwaamheden en zijne zeldzame geschiktheid voor het heerschersambt terecht hoogschatte, maar dat de monarch zulks liever niet merken liet. Waarop dit laat ste steunde, was voor Margutti niet recht dui delijk. Het is mogelijk dat de reden daarvan in het verleden lag. BU visites bleek ook, dat de keizer zich aan den koning niet gaf, gelijk men dat zou verwachten. Von Margutti betreur de dat, daar hU meent, dat de keizer dienten gevolge veel goeden raad gemist heeft. Verder had zeker de overgang van prins Boris tot de Orthodoxe Staatskerk en het huwelijk met eert evangelische vorstin tot een en ander bijge dragen. Koning Nicolaas van Montenegro eerde de keizer om zün buitengewoon scherp verstand en zijne vele buitengewone eigenschappen. Van den anderen kant vertrouwde de monarch hem toch niet geheel, wel wetende, dat de vorst met de politieke tegenstanders der monarchie le vendige betrekkingen onderhield en zich op het juiste oogenblik niet zou schamen zich aan de zijde der vijanden van OostenrUk-HongarUe te scharen. Toch beviel den keizer het rechtschapen optreden des konings en met ge noegen nam hU zijne betuigingen van vereerlng en aanhankelijkheid aan, te meer, omdat deze van een vorst van zUn leeftijd uitgingen, iets, wat bü keizer Frans Joseph beduidend zwaar woog. Groot vertrouwen stelde de vorst in het MontenegrUnsche kroonprlnaelük paar. De sultans Abdul-Hamld en Mehmed V wa ren den keizer geheel onbekend, daar deze vorsten nimmer hunne residentie verlieten. Met koning Milan van Servië onderhield de keizer de best denkbare relaties, iets, wat met zjjn zoon Alexander niet zóó het geval was. Vooral diens huwelijk met Draga Masjln nam de keizer den jongen vorst zeer kwalijk. Daar op koning Peter de verdenking rustte, aan den koningsmoord op Alexander en Draga niet vreemd te zijn, voelde zich de keizer van hem afgetrokken, iets, wat nog toenam, toen de monarch ontwaarde, dat de koning met de idee van een Groot-aervM rondliep, welk Groot-Servië alleen ten koste der monarchie i kon tot stand komen. Vandaar dat de koning i verschillende malen tevergeefs om een ge legenheid vroeg zich aan den keizer te mogen voorstellen. En als deze het zou vergund heb ben, wilden het zijn ministers von Aehrentha! en Berchtold niet. Von Margutti meent dat hier een politiek van speldeprikken gevolgd i werd, welke van veel de oorzaak geworden is. i Van de Fransche presidenten ontmoette hü slechte éénmaal Felix F a ure. Sympathie voor l de republiek had de keizer niet. „Onze liefde i gunstig uitliet, omdat deze duidelijk liet Wij ken, in die residentie niet georiënteerd te zijn, zeide: „Aartshertog Leopold Salvator wil zich wel rustig houden en weten, dat ik in mijn lange regeerlngsperiode nimmer een diplomaat ontmoette, die wél goed geïnformeerd was.” En hU liet nog volgen: „Door hen word ik immer op Ijs geleid; daartegen valt nu eenmaal niets te doen!" -O. dat is voor.... een dienst, dien hü me dezer dagen bewezen heeft. Vreemd.... dat je te laat bent gekomen voor dien trein gister avond. Ik hoorde juist dat hü veel te laat bin nen kwam.” „O, zoo, heeft hü t u verteld?” zei EUne, ter wijl ze bloeend haar oogen neersloeg met een klaarblijkelijk gevoel van schuld, ,4a, u moet weten..., ik behoefde eigenlijk volstrekt niet thuis te komen." ging ze even aarzelend ver der. „Maar ziet u, lieve oom, ik had het tele gram gelezen.” „Het telegram?” verbaasde ik mü- •4a, u liet het op tafel liggen, terwül u m’n koffer naar bulten bracht. En nadat ik u zoo pertinent verzekerd had dat ik naar huis moest, was ik bang dat ’t een minder goeden indruk op u zou maken, oom, als ik van idee veranderd was, direct nadat ik gelezen had dat uw pleeg zoon Maurits thuis zou- komen. Ik was dus blü dat die taxi een n panne kreeg cn ik zoodoende den trein moest mis- sen. En het leek j me zoo’n goed t x- cuus om terug te keeren, dat 11 kikkertaal te leeren. Een heel wijze kikvorst zat voor de klas. HU had een grooten bril op zUn neus staan en zag er allesbe halve gezellig uit. Tuimeltje scheen niet goed te kunnen lee ren. HU moest geregeld lachen als de onderwUser iets te gen hem zei en maakte hem geweldig kwaad, zoodat de on derwUser erg warm werd. Na een half uur ging hü eventjes weg om uit te blazen. Hoewel persoonlük hem onbekend, eerde de keizer in koning Victor Emmanuel III ten zeer ste den ernst en de waardigheid, waarmede de vorst zjjn plichten vervulde, den Ijver waarmede hü alles deed om de welvaart van zün volk te bevorderen en niet op de laatste plaats het voorbeeldige familieleven van den monarch. Ook beviel het den keizer zeer, dat Victor Emmanuel III zich geheel aan zUn leger gaf en immer uniform droeg. ElndelUk kon de keizer niet ge noeg prijzen 's konings persoonlUke dlep-rell- gieuze gezindheid, welke hem met zooveel takt over zjjn uiterst moeilUke positie tegenover de Pauselijke Curie heenbracht. Waar te BerlUn aan Italië als bondgenoot weinig waarde gehecht werd en men er haar niet immer als bondgenoot behandelde, was keizer Frans Joseph de meening toege daan: „ZUn wU Italië’s bondgenoot of niet? Ik geloof, wU zUn het. Dan is bet ook onze plicht van wellevendheid, om op het huidige oogenblik” ’t was in den Itallaansch-Turk- achen oorlog „Italië, zoo goed wU kunnen, op zün minst diplomatiek te helpen.” Maar met deze meening stond de grijze vorst in zün eigen landje alleen, zelfs graaf Aehrenthal, zün minister van Bultenlandsche Zaken, deelde deze niet. De keizer voorzag van deze poli tiek complicaties, „waarin wU “K kunnen be trokken worden." en de monarch heeft maar al te goed gezien. Aan den Tripolitaanschen oorlog hechtten zich twee Balkan-oorlogen en de wereldoorlog. Ook de Russische politiek van de oude mo narchie werd tegen den wil des vorsten ge voerd. Voor Rusland toch koesterde de keizer veel sympathie, hoewel hü niet alles, wet men te Petersburg deed, bewonderde en navolgens- waardlg vond. Die sympathie sproot voort uit aUn conservatieven aard. Vanzelf kwam door •en en ander de monarch weinig met den czaar In aanraking, maar wanneer die gelegen heid zich voordeed, putte hU zich uit In vrlen- delUkheden en attenties, waardoor de schuch tere en stille Nicolaas n niet weinig gestreeld en opgebeurd werd. Koningin Victoria Ivan Groot-Brittannië ont moette de keizer slechts éénmaal en dan nog maar voor eenige minuten op bet station van Innsbruck. Eduard VU bezocht den grUzen vorst herhaaldelük en deed alle moeite om hem van Dultschland tas te maken en in te Ujven bU de mogendheden, welke zich ten doel stelden om Dultschland geheel te Isoleeren. het. als t ware, met een U*ren ring te omgeven. De keizer weigerde absoluut om aan het bondge nootschap met Dultschland ontrouw te worden, en. als de koning bü elk bezoek dit thema aan roerde, dan gaf de monarch in 1909 hem zeer hoffelijk te kennen. Zijne Majesteit niet te kunnen ontvangen. Frans Joseph toch was den zielestrUd moede, welken hem elk bezoek des konings opnieuw bracht. Desniettemin sagen vele staatslieden der monarchie bet nut van een alliantie met Engeland in en niemand min der dan professor doctor Temmash zegt er van: „Dat de eenige alliantie, welke Oostenrijk- HongarUe in de toekomst mogelUkheden bieden kon, zoo niet alle uitzichten op een verbond, die met Groot-Britannië was." En als de koning zelf den monarch voor zoo danige alliantie niet kon winnen, dan nam hü waarschUnlUk zün toevlucht tot de gewezen keizerin der Pranschen, Eugenie, die door den keizer met ridderUJke beminnenswaardigheden «verladen werd. Of de physlek krachtige en goed ontwikkelde keizerin in hare private gesprekken met den monarch de Britsche plannen naar voren bracht, kan von Margutti niet met ze kerheid zeggen. Evenwel durft hU veronderstel len, dat zulks wél het geval was dat de keizerin met eenige hooge hoop Ischl verliet, daar anders koning Eduard het volgende jaar niet in de zomerverblüfplaats des keizers sou verschenen zün. Met koning George V en zün gemalin maakte de keizer slechts als kroonprins en kroonprin ses kennis. Immers als koning oogstte de mo narch. wat zijn vader gezaaid had. Een bezoek aan Weenen was dan ook uitgesloten. Wat'koning Christiaan IX van Denemarken aangaat, waren de moeilUkbeden tusschen beide «ouverelnen in 18M al lang vergeten en hadden deze voor oprechte vriendschap plaats gemaakt. Deze hartelüke sympathie genoot ook zün zoon en opvolger Frederik VUL Koning Christiaan anderen In Hotel Petronla hebben gedaan. Er op of er onder! zei Hadley binnen smonds. Ik reken er op, dat ik in dat huls kom voor de dag veel verder is. Ik ga met u mee! riep Jocelyn, terwijl hü Hadley’s hand drukte. De oudste der twee detectives keek den Minister aan en merkte op: We zouden er heen kunnen gaan mün heer en het terrein eens verkennen. Het voor naamste is dat we alle achterdocht van de zijde der bewoners voorkomen. Plotseling knipte de Minister vroolük met de vingers. HU was blUkbaar in zün element bü het maken van een plan de campagne. Daar hU in zün jonge jaren een kranig soldaat was geweest en ook nu nog bü het leger was gemoeid, was zulks niet anders dan natuurlük en passend. Ik heb het! riep hü uit. Ik ken iemand, Bellingham, den romanschrijver die vlak bü die menschen woont. HU zal ons zün huls afstaan als basis voor onze verdere operaties. Laat ons opstappen. Na eenlg verder beraad werd besloten dat om alles te vermüden wat de aandacht op hen zou kunnen vestigen, zü zich zouden ver deden en dat zü mr. Bellingham’s huls op verschillende tüden van verschillende kanten zouden naderen. De Minister zou met Jocelyn en Hadley voorop gaan om den nietevermoe- denden schrijver op de invasie in zün gebied voor te bereiden. Hadley en Jocelyn dachten dat een ietsje van een ontbijt hun geen kwaad sou doen, maar de Minister van Binnenlandsche Gedurende de restauratiewerkzaamheden, welke te Rome, in het stadsgedeelte, gelegen tusschen het Capitool en den Tempel van Vesta worden uitgevoerd, is thans ook „het huis van Crescentius", eveneens bekend onder den naam van „het huis van Cola dl Rienzi”, ontmanteld. Deze laatste naam berust vermoedelük slechts op een legende, het is in elk geval niet tijdens het leven Van den laatsten tribuun opgetrok ken, doch eenige honderden jaren vroeger. Een deel van het merkwaardige bouwwerk is ver sierd met fraai gebeeldhouwde friezen, afkom stig van antieke monumenten. Een inscriptie boven een der portalen vermeldt, dat het huis door „Nicolaas, zoon van Crescentius en Theo dora” werd gebouwd. Vermoedelük dus door een telg der familie Crescentius, die omstreeks bet jaar 1000 Rome beheerechte. Zeer waarschUnlük werd dit aan den oever van den Tiber gebouwde huis o-a. bewoond door Johannes Crescentius. die het volk tegen keizer Otto m en den door dezen vorst benoemden Duitschen Paus opzette. Crescentius werd echter gevangen genomen, onthoofd en van de muren van den Engelen burcht geworpen. Te züner nagedachtenis werd de 8t. Pancras-kert op den Janlculua-heuvel gebouwd. Hun pret zou niet lang meer duren. Plotseling ging de deur open en de onderwüzer stond naast kikker Karei, die van schrik al de inktpotten op den grond liet val.en. Ach meester,” kermde kikker Karei, ,Jk kon er niets aan doen.” „Dat zal ik je wel leeren," schreeuwde de onderwüzer, en zich tot* Tuimeltje en Karei wendend zei hü: „Jullie sullen alles netjes schoon moeten maken en dan direct neer bed worden gebracht." De RK. Studenten Vereenlging „Sanctus Vlr- glUus” te Delft zal op Zondag 2 Februari as. haar 3ësten Dies-Natalla vieren. Zaterdag 1 Februari zullen de feestelükheden geopend worden met een reünie voor de oud- leden van SLV. Reeds vele oud-leden hebben van hun komst doen weten. Te 1730 uur zal er dan een reünisten-diner, waaronder ook een militalren-diner, plaats hebben. Den avond zullen de reünisten, gezamenük met de leden, in het Vereenlglngsgebouw door- brengen. Het elgenlüke feest zal des Zondags begon nen worden met een plechtige H. Mis in de kapel der 8t. Hlppolytusstichting, Oude Delft 203, opgedragen door den zeereerw. heer kapel. G. Morsch, moderator van 8. V. Deze H. Mis wordt opgedragen voor de levende en overleden leden en oud-leden van B. V. Na de H. Mis is er een gemeenschappelük ontblit in het Ver- eenigtngsgebouw. Oude Delft U; na afloop wordt een korte Uittocht gehouden. Des middags te half drie heeft de officieele feestvergadering plaats In het Vereenigtngsge- bouw. De Dies-rede zal worden uitgesproken door den voorzitter, den heer C. C. M. van HöveU tot Westerfller, waarna de heer J. H. Froger bJ., één van Virgilius’ oud-leden, de feestrede zal houden. Tot onderwerp heeft de feestredenaar gekozen: „Nationale en Inter nationale Kunst”. Na afloop van de Feestver gadering zal het bestuur recipieeren van vier tot rijf uur voor de officieele personen en in stanties en daarna voor de leden met hunne d&mc8. Te half zes zal er een thé gehouden worden, waarna het feestdiner volgt. Veel officieele genoodtgden en leden met hunne dames zullen aanzitten. De feestelükheden worden besloten met een Avondfeest voor genoodlgden, leden en oud- leden, met hunne dames. detectiven, Hadley en Jannaway uit de kamer waren gestuurd, vertelde Jocelyn de gebeur tenissen van den vorigen avond tot het oogen blik van zün aanhouding ensile van zün gezellen. BU de vermelding van de diaman ten, die hü Vespucci uit zün zak had alen halen floot de minister tusschen zün tanden. Tsjieuw, diamanten! riep hü uit. duivels de losprijs werd gisterenavond be taald. En betaald in diamanten! Toen keken allen elkander aan en ze be gonnen in te zien, dat het geheim van den losprijs voor Londen op het punt stond te worden verbroken en het raadsel wellicht te worden opgelost. Met het Itallaansche koninghuis kon keizer Frans Joseph I geen intieme betrekkingen on derhouden. Eerstens had hü de visite van koning Humbert en koningin Margaretha. hem te Weenen gebracht, om redenen aan de Ro- meinsche kwestie ontleend, te Rome niet kun nen beantwoorden; tweedens was hem koning Victor Emmanuel in persoonlük onbekend, daar deze den monarch om de zooeven aange geven reden geen bezoek brengen kon. Het tragische eind van koning Humbert ging den keizer zeer ter harte. „Hü was een marte laar in den, jollen zin des woords” hoorde von Margutti dén monarch zeggen. „De Italianen hebben alle reden om zün nagedachtenis in eere te houden, wül hü immer als waardig zoon van zün grooten vader zich gedroeg. Deze w laatste was wei mün politieke tegenstander, toch ben ik de eerste, om te erkennen, dat hü ook ais tegenstander mü niet lUoyaal behan deld heeft.” En met een zucht voegde de vorst er nog aan toe; ,Hü beschikte dan ook over ver-vooruitzlende en bekwame medehelpers!" Hiermede gaf de oude keizer, zonder het uit te spreken, duidelük te verstaan, wat hem ont brak. De Minister was de eerste die het stilzwijgen dat on deze woorden volgde, verbrak. Ziet eens hier, zei hü onstuimig, indien het geluk of het toeval of wat dan ook ons op den goeden weg gebracht heeft, dan dienen we te handelen. Die lui hebben in geen enkel opzicht van het departement eenige belofte, dat zü vrijuit gaan. Als we ze kunnen arrestee- ren, hebben we het recht om het te doen. Ik ben er voor cm terstond naar dat huis te dat in uw boodschap!gaan. Maar.... Hü hield een oogenblik op en keek naar de ernstige gezichten van die cm hem heen ston den. Dan vervolgde hü: U weet van de verschrikkelüke macht, die deze menschen hebben uitgeoefend. Ze zouden ons kunnen vernietigen, zooals zü die 47 Mag hangen, als dl® knecht van u niet d« brutaalste en onbeschaamdste knaap ia, waarvan Ut ooit gehoord heb! zei hü. HU loopt er "s nachts van door, of dar niets te beteekenen beeft, en hü komt ’s morgen met het onnoozelste gezicht van de wereld terug. Dit is geen bijenkorf, jongeman! Jocelyn en Hadley zagen den onverstoor- baren Jannaway in de gang staan. Blükbaar had hü van zün slippertje partü getrokken om zün tollet in orde te brengen. Hü zag er onbe- rispelük uit; zün peper- en zoutkleurig pak vertoonde geen smetje; een geur van schoon linnen hing om hem been. In elke hand droeg hü een kleerenkoffer. onder zün rechterarm een met zilver gemonteerde toi’etdooe, onder zün linker een dito, gemonteerd met gosid. HU maakte zün schoonste buiging en zei dan: Goeden morgen, mr. Chenery; goeden morgen mr. Hadley. Ik heb uw zaken meege- braebt. münheer en daar ik er wel zeker van was, dat mr. Hadley prijs zou stellen op de züne, ben ik naar bet Rltz-Hotel gegaan en heb ze gehaaid: ze kennen me daar, mijnheer tot den vrede" zoo sprak hü „zal tot schande worden, wanneer Frankrijk niet ein- delük ophoudt. Rusland met geld en al het mogelüke vol te stoppen. In Frankrük moest men het schrikbeeld voor Europa's rust zoe ken. En voor ons is het des te hachelüker, daar een daaruit voortgesproten oorlog met onzen volslagen ondergang kan eindigen.” Uit de ver schillende uitlatingen des keizers kan men ook opmaken, dat de monarch noodgedwongen de overtuiging aanhing, dat de monarchie geen oorlog op meerdere fronten zou kunnen door staan, zonder uiteen te vallen. Met Zwitserland als grensland had men van zelf meer omgang. Slechts éénmaal kwam de keizer met de betreffende officieele persoonlük- heden in onmlddellüke aanraking en wel bü gelegenheid van zün tocht op de Bodensee bij bet stilhouden te Rorschach. Bü het heengaan zeide de keizer: „Een voortreffelijk volk, die Zwitsers; het doet mü waarachtig goed, éénmaal ook bü hen te zün!" De khedlve van Egypte, Abbas n Hilmi, kwam menigmaal te Weenen en was derhalve den keizer bekend. Ook de Sjach van Pendë, Moezaffer-ed-Din verscheen in Weenen en het viel den souverein niet licht, dezen echt Aziatischen potentaat met lieve attenties te behandelen. Ook de kroonprins, nu koning van Siam, kwam te Weenen en de keizer zag met genoegen hoe deze prins zich aan de Europeesche toe standen aanpaste en van alles notitie nam. Hü vond hem „hartelük en behoorUjk hoffelük." Het militaire Japan trok den keizer aan en het viel hem niet moeilük zich met de prinsen van het keizerlük huls in verbinding te stellen. Daar de keizer de Engelsche taal niet kende, viel het moeilük met vertegenwoordigers der Unie in betrekking te komen, daar deze door gaans geen andere taal kennen. De oud-presl- dent Roosevelt, door den keizer ontvangen en met hem over zün leeuwenjachten in Afrika sprekende, zeide: „Wat is dat alles vergeleken met den indruk, welken ik heden kreeg ter audiëntie bü uwen keizer! De herinneringen aan mün leeuwenjachten geef ik zonder treu ren voor een audiëntie bü keizer Frans Joseph. Het gaat toch niet over zulke voorname eeuwen oude overleveringen, als slechts hü in zich ver- psnoonlükh” Gelük in alles, zoo kwam ook bü het voeren van de bultenlandsche relaties ’s keizers door niéts te storen plichtsgevoel tot uidrukklng. Ook op dit terrein gaf hü zün heele persoonlükhetd, ten einde het welzün en de veiligheid züner volkeren te bevorderen. Maar het geluk heeft den keizer hierbü nooit gediend en het ont brak den monarch aan goede medewerkers. Daarvan was de keizer ten zeerste overtuigd en sis bewijs daarvoor kan dienen, dat hü tot aartshertog Leopold Salvator, die den vorst bü de lükplechtlgheden voor koning Christiaan IX te Kopenhagen vertegenwoordigd had en zich over den gezant der monarchie aldaar zeer on en zoo had ik geen moeite toegang te krijgen tot uw kamer. Ik hoop, dat ik alles heb meege bracht wat u noodlg hebt, münheer. Nu, dat is een knap stuk werk! zei Hadley. Ik was er van overtuigd, münheer de com missaris, dat deze jongeman sou terugkomen en hier is hü. Je hebt wat opwinding veroor zaakt. Jannaway. met er zonder afscheid tusschenult te knijpen. t Spüt me. als ik last veroorzaakt heb, merkte hü op. maar daar ik niet slapen kon en daar ik wist, dat in den ochtend a'.les zou terecht komen, dacht ik dat ik best schoon goed voor mün meester en voor mr. Hadley kon gaan halen. Ik mag wel zeggen dat ik geen rumoer maakte, toen ik hier wegging. De commissaris trok zün wenkbrauwen op, als om te kennen te geven, dat een derge- lüke brutaliteit hem te boven ging. Ik heb uw brieven weggestuurd mr. Chenery en ik veronderstel dat er wel spoedig antwoord op zal komen, zei hU- Ik bUJ als ik u allen goeden dag kan zeggen; een stuk ot wat gevallen als dit zou mün bureau in opspraak kunnen brengen. Het verlangen van den commissaris werd spoediger en meer ten volle verwezenlükt, dan iemand die er onmlddellük bü betrokken was. verwacht had. In plaats van een man op jaren en een drogen jurist, die doodsbenauwd la voor elk precedent en angstvallig zich houdt aan de conventie, was de Minister van Binnenlandsche Zaken van die dagen een jong en vurig poli ticus. werkzaam en actief en die zichzelf heele- maal niet achteriMkscb hield; als er iets te doen Zaken was blUkbaar op het oorlogspad M> had den kruitdamp in m neus. Ze kregen slechts gelegenheid om van de politie hun spullen weer in ontvangst te nemen en reden dan met hem in zün kolossalen auto weg. Mevr. Bellingham zal u wel een kop thee at UotOe geven, zei hü. Later kunt u oct- büten. Ik heb zelf ook nog niet ontbeten. Zaken gaan voor. Denk eens aan, als wü die bende konden Inrekenen en beslag leggen op onze tien mlilioen! merkte hü op. En tege- lükertüd gaf hü den chauffeur order harder te rilden. Aan Bellingham's woning aangekomen, wisten Hadley en Jocelyn deze te beduiden, dat zü vergingen van honger en oogenblik- kelük werden ze aan de ontbüttafel gezet waar aan de leden van de familie gezeten waren, toen de Minister hen was komen overvallen. Wat dezen doortastenden man zelf betrof, hü kon niet worden overgehaald plaats te nemen om wst te eten, men gaf hem een kop koffie en hü stapte er ongeduldig mee op en neer tot de detective in burger en Jannaway arri veerden, de eersten door de voordeur, de laatste door de züingang. Toen riep hü 5 krijgsraad bijeen over wat thans te doen stood en ten slotte werd bepaald dat vooreerst Sherlngham zich naar Villa Flrenza begeven zou en zou trachten onder een of ander voor wendsel toegang te krügen. Jannaway zou met hem meegaan en als Sherlngham slaagde sou hü haastig terugkeeren en het hun laten weten, waarop dan verdere besluiten zouden worden genomen. (Wordt vervolgd). X en zün broeder Haakon vil bleven den ouden souverein vreemd. Koning George I van Griekenland genoot de vriendschap deB keizers en zün gewelddadige dood ging den monarch zeer aan het hart. Met koning Kon-stantün stond keizer Frans Joseph wél in briefwisseling, maar een gele genheid om hem persoonlijk te leeren kennen, bood zich niet aan. In de vriendschap met Oscar H van Zweden kwam een groote verkoeling, toen deze vorst zich tonder meer brt de door Noorwegen geprocla meerde afscheiding nederlegde. De keizer, die het dualism* ook in zün rük had alen bin nendringen, was van njeenlng. dat de Zweed- ache koning het recht miste, om een deel van zün rük zóó lichtvaardig prüs te geven. Vóór alles ontstemde het den monarch, dat Oscar n een precedent gesteld bad, dat eenmaal ergens anders navolging vinden kon. Koning Gustaaf V en koningin Victoria kwamen den ouden keizer met zün zestig-Jarig regeerlngsjubUé persoonlük gelukwenschen. De houding van koning Leopold II der Bel gen ten opzichte van züne dochter, de gewezen Oostenrüksche kroonprinses Stephanie, en het privaatleven des vorsten maakten reeds alle vriendschappelük verkeer met den eerbled- waardlgen keizer onmogelük. Daarbü kwam nog, dat de monarch aangaande den koning dit oordeel toegedaan was: „Koning Leopold is uitsluitend zakenman. Als zoodanig kan hü ook op züne plaats zün. Maar ik wil met zaken- menschen niet veel te doen hebben, wel het minst, als zü op tronen zitten!" Ook van ko ning Albert en koningin Elisabeth was de kei zer niet erg gediend. HU vond het koningspaar kolossaal beschaafd en duidde het spotten- derwüze als een zuiver professorenpaar aan. „Wanneer men met hen spreekt” zoo be klaagde zich de keizer bü graaf Para „moet men op zün hoede zün, ten einde zich niet bloot te geven. En dat vermoeit. Het zou mü beter bevallen, wanneer de koning wat meer militair aangelegd was; dan pas zou er meer toenadering kamen. Dat hü zoo heelemaal geen soldaat is. stoot mü eigenlük van hem af.” Toen koningin Wilhelmina eenmaal te Weenen incognito vertoefde, bezocht de keizer haar lang in haar hotel en kwam van dat bezoek zeer bevredigd terug. De gewezen regentes van Spanje, koningin Maria-Christina, schatte de keizer büzonder hoog. Ook de energieke en bemlnnenswaardlge jonge koning Alfonso XIII maakte op hem een uitstekenden indruk. Met de Portugeesche koninklüke familie had de keizer büna geen relatie. De wüze. waarop Manuel II den troon verloor, mishaagde den monarch zeer. Als de keizer dan ook van den hertog van Vendöme vernam, dat, de ex- konlng nog immer hoop had, naar Llssabond als heerschep weer te keeren, sneed de vorst met volgend hard oordeel het gesprek af: „Daar van komt niets! Wanneer een koning roede op het eerste gerucht zoo schandelük vertrekt en slechts daarop bedacht is, zün heil viel, hield hü er van, er bü te zün, en bet geükte idee, dat *n Minister zooiete als een abstracte persoonlükheld is, die aan een klein bureau dient te zitten in een soort van kazerne op Whitehall, vond geen genade in zün oogen. Toen dan, ook Jocelyn’s brief hem be reikte op een uur, dat den meeaten ongewoon vroeg zou hebben geleken, maar voor hem een uur was als een ander, besefte hü onmlddellük dat er een nieuwe phase in deze merkwaardige zaak was gekomen; en hü ontplooide terstond een energie welke aanstekelük werkte. VUf minuten na de ontvangst van het schrijven was hü op weg naar Scotland Yard; vüf minuten na zün aankomst daar was hü *1 weer vertrokken in geselschap van twee hoog geplaatste detectieves op weg naar het poli tiebureau vanwaar de brief hem was toege zonden. Hadley en Jocelyn hadden nauwelüks hun tollet beëindigd en bespraken een voorstel van Jannaway om voor hen een passend ont bijt te gsan halen uit de dlchtstbü gelepen lunchroom toen de energieke minister bü hen werd binnengeleid. Natuurlük gaan jullie hier oogenblik- keUjk vandaan, begon hü, beiden de hand drukkend. Dat zal gebeuren, zoo gauw u klaar bent. Maar zeg me eens, Chenery. wat ie dat geheimzinnige nieuws. C_‘ - verborgen ligt? Dit hier is hoofdinspecteur Folllngsbee en dit inspecteur Sherlngham. ik nam ze mee voor het geval deskundigen ge- wenscht konden zün. Vertel dus eens w»t er aan de h&nd is. Nadat allen beitalw* de Minister, de beide Den volgenden dag was ik juist bezig cm m’n meening te zeggen en mün advies uit te bren gen over verlovingsringen met en verlovings ringen zonder juweelen. toen een bekend ge zicht me aan een gedane belofte kwam herin neren. .J^tcuseer me een oogenblik," zei ik tot Eline en wendde me tot den taxi-chauffeur, die vlak achter ons had stilgehouden en z’n auto langs het trottoir had gereden. „Zeker voor dat zaakje dat Je voor me hebt opgeknapt,” zei ik, terwijl ik naar m’n porte feuille zocht. „Jawel, münheer. ik heb m’n best genoeg gedaan. Het was mün schuld niet, dat het niet goed afliep.” 4ié? wat bedoel je?" „Ik heb gedaan wat u me gezegd had. mün heer, en heb de jonge dame wel een kwartier te laat laten komen. Maar toen we op t station kwamen, hoorde ik dat de trein óók te laat was, zoodat de jonge dame nog den tijd had om hen!?’ te halen. Meer dan tüd genoeg, he laas!” „Wat drommel! Daar begrüp ik niets van!” riep ik, terwijl ik den chauffeur de beloofde fooi overhandigde. EUne kwam nieuwsgierig naderbij. „Wat is er aan de hand, oom? Waarom geeft u dien chauffeur een tientje?” erwül ik het telegram ontcüferde, kwam EUne binnen, gereed om af te reizen. „Nu, tot ziens, oom. en hartelük be dankt voor de aangename dagen bü u door gebracht.” Ik keek op van het telegram en kucht te: „Ik heb er nog eens over gedacht, kindlief, zou je.... zou je er nog niet een dag of wat aan kunnen plakken?” Ze omhelsde me. „Het spüt me oom, maar ik kan heusch niet langer blüven. Ik heb be loofd dat ik Maandag terug zou komen.” „Och kom,” hield ik aan, „als je wilt...." „Neen, heusch, ootnUef, het spüt me, maar ik kan werkelijk niet langer weg.” „Nu goed, je moet dat zelf weten. Ik zal even je koffer naar buiten dragen....” Terwül ik den chauffeur hielp bü het schik ken der bagage, sprak ik even een vertrouwe- lük woord met hem. „Tien zün. En je speelt!" .Dank u wel, münheer, *tzal gebeuren, daar kunt u op rekenen.” Juist kwam Eline naar buiten. Een taatste omhelzing en wég reed de taxi, luid toeterend den hoek oen. Een uur later werd er aan de bel getrokken. Ik ging naar de deur om open te maken. „Wat denkt u wel?” riep Eline, die weer voor de deur stond. „U weet toch wel, dat ik nog maar juist den laatsten trein kon halen? Wel nu. die ellendige taxi bleef halverwege staan en was niet vooruit te krügen. Het duurde een heele poos eer ik een ander aangeroepen had, zoodat ik maar weer terug kom, nu ik niet meer weg kan. Hé, ik ben half bevroren!” ,De haard brandt op mün werkkamer, kind lief,” zei ik, terwül ik haar bontjas aannam. „En ik heb nieuws ook! Maurits is zooeven onverwacht boven komen rollen!” .Maurits? Werkelük?” deed Eline verbaasd. „Ja, nog geen tien minuten geleden! Onver wacht een week vacantie gekregen en van Brussel hier heengekomen. HU zit op mün kan toor op het oogenblik.” En toen ik haar binnengelaten had om hem te begroeten, sloot ik stil de dear weer achter haar dicht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 18