Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden dKdw^Aaal uan den daq Duitschland 1918 Nederlanders te F 250.- F 750.- F 750.- Weenen OORLOGSNIEUWS de|osprijs VOOR LONDEN 'j o DONDERDAG 30 JANUARI 1936 Film oan de ineenstorting Kerk- bezichtiging I I Twee geleerden geëerd Furtwaengler SO jaar Lenin-museum 21 V DOOR FLETCHER Holland vierde in de Oosten- ryksehe hoofdstad twee wel verdiende triomphen t AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL i IJsgenoegens, een schilderij van Salomon van Ruysdael iC ttMl 40 der een hun VIJFDE HOOFDSTUK vorigen hen (Wordt vervolgd). t heb was Tuimeltje en Karei zochten al de koekepannen by elkaar, die er maar te vinden waren. Ze riepen er nog enkele andere kik kertjes by en toen begon het lieve leventje. Drie kikkers zaten meel aan te maken. Tuimeltje deed olie in de pan en twee andere lieten voorzichtig het meel er by loopen. Och, wat bakten die pannekoeken lekker. Nu moesten ae omgekeerd worden en Tuimeltje had een reuse voorstel. Engelsche De Engel- „Laten we eens pannekoeken gaan bakken” stelde Tuimeltje voor, „daar ben Ik gek op.” „Goed”, zei Karei, „we, zullen naar den opperkok gaan" en nadat ae zich gewasechen hadden, gingen ze naar de keuken. „Heer Kok”, ael Karei, „mogen we misschien zelf wat pannekoeken bakken?” „Als Je niet te veel rommel maakt, heb ik er niets tegen”, zei de dikke kok en hy keek Tuimeltje en Karei vriéndelijk aan. „Hl-hl, wat een gek kookboek hangt hier”, zei Tuimeltje. ,Jk ben blij, dat ik geen ooievaar ben.” er niet meer is. opmerking den i’ mnsc Op deze Kressler bewonderde ik een eigenaardigen lang geleden geplaatst ter herinnering aan een aekeren .Duckie Dumbiedikes.” Mijnheer Halklt ontstak in geestdrift over dezen steen. •Das een goeie, stevige steen,” prees hy. „Zoo maken ze ae tegenwoordig niet meer. En lekker vlak by de deur. Ik heb er al dertig jaar m’n matten tegen uitgeslagen, en hy is nog zoo goed als wat.” De groote sleutel draaide 'in *t slot en de deur draalde open. Door het roode venster wierp de zon prachtige kleuren op den vloer en in de bij verlies van een hand, een voet of een oog Waarde lezer, vraag niet verder, 'k Dacht dat u het al wel wist: M die legers, zoo aan ’t trekken. Hebben vast.... elkaar gemist! Achter al die bergen, ziet u, En het regent daar erg veel, En t it donker, moet u denken, ’t Is het zwarte werelddeel! Is dit antwoord u niet duid’UJk? 'Is het u niet naar den zin? Och, dan moet ik ’t maar bekennen Heusch, wij weten 't evenmin! HERMAN KRAMER --J liefhebben. Tenslotte walgt ze zoo van zlch- zelve, dat ze niet wegvlucht met de terugtrek kende bolsjewieken. Onder het woedend bom bardement der troepen van Von Prack blijft ze rustig staan wachten, tot een shrapnel een einde maakt aan haar gebroken leven. De derde hoofdpersoon is de commandant der bolsjewieken, die een neef is van Von l Prack en die den nieuwen bewindvoerder zyn diensten aanbood om het veege UJf te redden. Von Prack en zijn neef strijden niet voor Rus land en voor Duitschland, doch zy vechten verbitterd een oude veete uit en tenslotte wordt de barones de Inzet van hun woedend kampen. De commandant wordt in een duel neerge houwen door de sabel van Von Prack. Ontredderde menschen, die in een roes van vuur en bloed vergeten willen dat hetgene waarvoor zy Jaren lang hun leven waagden, tot puin geslagen werd. Ontredderde menschen, die den moed missen om zich een nieuw leven op te bouwen en die hun eer en hun gevoel lafhartig veil hebben voor den meest biedende, om ten minste den schijn van vroeger te be waren. Zoo beschouwd is deze film een docu ment van schrijnend menschelljk leed dat, helaas, niet uit de verbeelding van een of an deren dramaturg stamt, doch gegrepen werd uit een werkelijkheid, die reeds veraf ligt en waarvan men toch, vooral in landen als Duitschland en Rusland, nog dagelijks voelt dat de gevolgen zich doen gelden. Charlotte Susa is de barones: een goede, geheimzinnige spionne, en teere geliefde en in haar diepste wezen toch nog een nationaal voelende Russische, die haar geliefde verraadt, wanneer hij tegen haar vaderland vecht. Hans Albers verbeeldt zoowel Von Prack als den Russischen commandant. Soms een beetje al te Joviaal, vond Meyer toch In hem het ma teriaal om een goede film te maken. Ijzer gevonden had. Toen het geluld van ver splinterd hout en weggeschoven grendels ver klonken was, heeerschte er weer volkomen stilte. Het gezelschap trad aarzelend binnen, rond- klJkend met scherp onderzoekende oogen. Plotseling deinsden de voorsten terug, de achter Den volgenden morgen lagen Kikker Karei en Tuimeltje zoo vast te slapen, dat ze niet eens hoorden, hoe hard er op de deur werd geklopt. De huishoudster deed stilletjes de deur open en daar zag ze de twee bengels nog rustig slapend liggen. ,JMe zal ik er zeker wel eens uithalen”, lachte ze en enkele mi nuten later kwam ze terug met een grooten gieter vol met water. O, zooiets had Tuimeltje nog nooit beleefd. In een sprong was ie’uit zijn bed en kikker Karei zei nog slapend: „Kom maar Tuimeltje, we zullen zien, dat iets te eten krijgen.” Men is thans te Moskou bijna gereed met de inrichting van een centraal Lemnmuseum, dat bestaan zal mt X groote tentoonstellings zalen. In het museum zullen tentoongesteld worden de beste schilderijen van Sovjet-schll- ders, oa. van Brodski, Grabar en veertien beeldhouwwerken van Andreef, benevens een groot aantal photographieën en documenten. bogen van het dak schoolden de schaduwen samen. „Gothisch, hè?” merkte ik op. „Tot nog toe wel,” verzekerde de geleerde kos ter, „maar er val len aldoor stuk jes af. dus 't zal wel niet lang meer duren. Ziet u die twee gezichten boven aan de pilaren? t Eene is de^xniwer van de kerk en t andere de duivel, maar ik weet niet welke.” „Ja, gothisch.” hernam ik. „Eerste helft 15de eeuw waarschijnlijk, aan dat vierkante raampje in *t koor te zien." „Dat aal wel,” beaamde de koster. „t Was er al toen ik kwam, en ik vroon hier nu al haast zestig jaar. Maar Ik begrijp niet, waarom ze zoon groote ouwe kerk willen hebben. Alle menschen uit Dumfries en van veertig mjjl in ’t rond, kunnen er In. En dat moet ik maar schoon houden!" Hy wuifde met de hand naar het fijne kantwerk van een graf-lngang onder Een getrouw, maar lastig lezer Belde de redactie op: ,Zeg, mijnheer, vertel eens even Is ’t nou ernst, of is t een mop? Eiken dag zie ’k in de kranten ’n Paar kolom, een heelen lap Over d’ oorlog, maar ‘k moet zeggen Dat ik er niet veel van snap. Meldt de een een overwinning, D’ander doet dat evenzeer; Heeft de Negus wat veroverd, D’ Italianen nog veel meer; En die vele, vele dooden Vallen steeds aan C anderen kant, En men meldt van alle fronten: Allen houden dapper stand. De partijen hebben ieder Een enormen oorlogsbuit, En ze rukken bijna dagelijks Een geweldig stuk vooruit. •k Lees met aandacht de berichten, Maar hoe zit dat in elkaar? Hoe moet men dat alles rijmen? Is er nou wel iets van wddr?” Ter gelegenheid van zijn vjjftlgsten verjaar dag beeft Adolf Hitler den dirigent Furtwaengler zijn portret gezonden in zilveren lijst, mat eigenhandig geschreven opdracht. RUksmlnister Goebbels schonk den kunstenaar een ivoren di rigeerstok met goud Ingelegd. Het Phllharmonisch Orkest heeft zijn diri gent het facsimile van de vijfde symphonic wn Beethoven ten geschenke gegeven. Men ziet hieruit, dat Furtwaengler weer in genade is aangenomen. Men schijnt te willen vergeten, welke vernederingen men hem aan deed, toen hU het t vorig Jaar voor Hindemith opnam. Waar is uw meester? vroeg detectives. Maar noch de huishoudster nog iemand van haar personeel kon Iets zeggen. Al wat ze wisten was, dat miss Peplta hen in de kleine hall had bijeengeroepen, zoogenaamd om hun eenlge Instructies te geven en ze met haar revolver dwong de kluis binnen te gaan, waar ze hen opsloot. Ook konden zy zich niet voorstellen wat de aanleiding tot die handel wijze had kunnen zijn; de huiselijke aangele genheden liepen in de beste orde en er was niets bijzonders gebeurd. Ze wisten dat Kressler en mr. Von Schleinltz den nacht in het huis hadden doorgebracht en zouden blijven ont bijten. Waar meer wisten ae niet te vertel len. Naar het laboratorium, riep Hadley Komt mee met vragen komen we hier niet verder. De tuin aan de achterzijde van het huls lag even rustig als aan den voorkant. De deur van het laboratorium was op slot en gegrendeld. Er gingen eenlge minuten voorbij eer Fol- Ungsbee lp de tulnschuur vlak bü een breek- TerwlJl bet geheele continent met gespan nen verwachting naar het resultaat van dr. von Schuschnlgg’s zoogenaamde particuliere reis naar Praag zat te kijken en de beter ge- oriënteerden er op zijn minst een consultatief pact van verwachtten, ofschoon Schuschnlgg officieel verklaarde, dat er niets anders be oogd werd dan een uit den weg ruimen van de oeconomlsche decentralisatie in Centraal- Europa, vierde Holland in Wespen twee wel verdiende triomphen. Allereerst sprak dr. Visser voor een stamp volle zaal van de Weensche Urania, een soort volksuniversiteit, over zijn vierden, gevaarlijken tocht over 5000 M. booge passen en maagde lijke gletschers door het hoogste bergmassief der aarde. Want hoewel de Mount Everest 220 M. hooger is dan K2, de hoogste top van den Karakorum, zoo is de gemiddelde hoogte van de laatstgenoemde bergketen veel hooger dan die van den Himalaya. De Hollandsche kolonie was blJ dese Interessante voordracht bijna vol tallig aanwezig. Dr. Visser bleek niet alleen een onversaagd ontdekkingsreiziger, maar ook een vlot causeur, die over de vaardigheid be schikte in bet Duitsch te improviseeren, hoe wel hij moest toegeven de finesses betreffen de de grammatica wel een beetje vergeten te zijn, waarmee hjj terstond de sympathie van de Weeners had. Het Interessante van zijn laatsten tocht Is wel, dat hU over een gletscher gekomen is, die zijn Engelsche en Italiaansche voorgangers vergeefs geprobeerd hadden te nemen. Bewon- derenswaardig is dat zijn vrouw hem op dezen levensgevaarlijken tocht is gevolgd. Zjj werd dan ook op het souper, dat de Hollandsche kolonie na afloop in het Grand Hotel gaf, door een sexegenoote nog eens extra gehuldigd, nadat prof. Wenckebach zijn bewondering voor onzen uitzonderlijken en representatleven land- Zeker vergeten, niet? Ik had dat nummer niet noodig omdat Ik wist dat ik haar stenig niet uit het oog verliezen zou, antwoordde Jannaway. Ik nam ook een auto en gaf den chauffeur door da spreekbuis mijn orders. De Jongedame reed rechtdoor zonder omweg te nemen naar dat hotel. Ik kan zweren dat ik er haar precies om vjjf minuten over tien heb zien ingaan En ik zou met nog heiliger eed kunnen be zweren dat ze het niet verlaten heeft. In dat geval, ael de beroepsdetective met een grijnzend lachje, veronderstelt u natuurlijk dat ae er nog in is. Maar uit uw gezicht maak ik eer op dat u denkt dat ze Jannaway trachtte by die beleedlgde te spelen, maar by kon het niet verder brengen dan terneergeslagen te kyken. Van het oogenblik af. dat ae naar binnen ging, heb ik die deur zoo scherp in bet oog gehouden als een kat een muizengaatje, zei hy. t Is de eenlge deur vu het hotel: Het eerste uur wachtte ik geduldig en lette nauw keurig op leder die naar buiten kwam. Br kwamen verschillende vreemdelingen uit. meer niemand die op haar leek en dan nog een non. een zuster van Barmhartigheid, een verpleeg ster met een paar kinderen enzoovoort. meer niemand die iets weg had van miss Vespucci. En aoo ging ik ten slotte naar binnen en deed navraag naar haar. Ha, Het de detective zich ontvallen. En toen? zagen begrepen, dat zy op een of andere wyze -a. j—isj B heimzlnnigen vorm van een dood die onvoorzien was llngen genoot uitgesproken had. Het doet ons hart altyd goed, den Weeners Hollanders voor te stellen, die niet alleen .Jongens van Stavast” zyn, maar die bovendien de in ons land zoo zeldzame eigenschap bezitten de klei van hun schoenen gepoetst te hebben, al trapte onze landgenoot dan ook dauw door een gebied, tienmaal zoo groot als Holland en al maakte hy oa. een tocht van 800 KM. zonder een levend wezen te zien. Een leek kan begrijpen, dat de laatste expeditie, wat het transport en de levensmiddelenvoorziening betreft, geen kleinigheid was. Vanuit Leb moesten niet min der dan 21000 pond meel en 1000 pond boter meegenomen worden, terwyi de karavaan niet te groot mocht zyniBovendien was men aan zeer sterke temperatuurswisselingen blootge steld en was er geen ander verwarmlngsmate- rlaal dan verbrande biuxaplanten ter beschik king. Geen wonder, dat onze landgenoot na een half jaar vechten met deze bergreuzen met 40 graden koorts in het Brltsch-Indische laagland terugkwam. Hy had echter belang rijke ontdekkingen op het gebied der glado- logle gedaan, die hem het eeredoctoraat van de Innsbriicker unlversltelt bezorgden. Nauweiyks was Dr. Visser uit Weenen ver trokken, of er werd in de Zoöloglsch-Botanl- sche Gesellschaft een herdenkingsplechtigheid voor het eerelid wylen Professor Hugo de Vries gehouden. Onse landgenoot prof. Versluys sprak als leer ling van De Vries over zyn ontwikkelingsgang en karakter. Het merkwaardige van Hugo De Vries was, dat hy zich nooit op tydsstroomlngen liet drijven, maar als een waarachtig genie zelf nieuwe tydsstroomlngen deed ontstaan. Zoo was hy ook, geiyk bekend, de eerste die de mutatie theorie opstelde, aan de hand van persooniyk opgedane ervaringen by zyn proefnemingen. Pro fessor Dr. Karl Höfler sprak over de Vries als physloloog en behandelde voomameiyk de jaren 1870—1890, toen De Vries zich voomameiyk met plantenphysiologie bezig hield. Hy hield voor de vuist weg een twintig minuten lange rede en bleek niet alleen een geleerde maar ook een taal kunstenaar te zyn, zoodat ook de leeken met ple zier zaten te luisteren. Hófler vestigde er de aan dacht op, dat De Vries de stichter van de exacte celphyslologie is geworden, toeh hy reeds op 23- Jarigen leeftyd aantoonde, dat de levende cellen by bieten wel water, maar niet de roode verfstof en andere tot de cel behoozende stoffen doorla ten. Deze eigenschap gaat met het sterven van de cel verloren. De Vries heeft met zyn ontdek kingen aangaande den osmotlschen druk in de celkern ook den weg gebaand voor een van de belangrijkste theorieën van den scheikundige Van t Hoff. Het was goed voor Hollandsche ooren, dese twee mannen uit de Nederlandsche wetenschappeiyke wereld in Weenen met zoo veel eerbied te hooren noemen. _U moet dat eens kykenl Ziet u t? Heb Je nu ooit zoen toestand gezien, om stof en vui ligheid op te garen? Vast niet. En spreeuwen nesten ook. in dezen tijd van t jaar! t Is een schande." Boven de gebeeldhouwd-elken koorbanken zag ik een wapenschild en ik trachtte de teekenin- gen te onderscheiden. Jlrie hoefyzers met good, op een azuren veld en een tarweschoof in de natuuriyke kleur; dat zijn zeker de Argyles van Lome?" ,JMt moet u my niet vragen,” mopperde mijnbeer Halklt gebelgd. „Zeker een ouwe hoef smid, die wat geld heeft nagelaten om hier H advertentie op te hangen.” „Enfin, t is een prachtige kerk.”verklaarde ik. „Er mag wel iets gedaan worden om die te bewaren.” ..Bewaren?" riep de koster, „zy valt in me kaar I Een oud. vies barak dat is het. Als u eens een kerk wilt zien, die er zyn mag, gaat u dan eens naar Cowgate; daar hebben de Kwakers een nieuwe kerk. Alles fyn in orde en spik splinternieuw! Maar die ouwe rommel hier....- Wilt U niet op die koperen roe loopen? U maakt er krassen in met die ouwe schoenen.... U loopt maar raak als een rund.” Hy schudde het hoofd, keek me uitdagend aan en riep: „Wedden? Wedden, mijnheer, dat ze t zout in de aardappels vergeet en dat t spek tot moes gekookt is? Er la verder niets te zien, alleen grafsteenen, en die zyn bulten.” Mynheer Halklt sloot de kerkdeur, draaide den sleutel om en strekte z’n hand uit. Ik schudde die harteiyk en dankte hem voor z’n geleide. „Bah," ael de geleerde koster, en hy stak z’n band nog eens uit, np met een meer bevredi gend resultaat. Jcht weer om van te genieten,” ael ik. Uk hoop, dat het eten u aal smaken.” „Wat moet ik er van genieten?" vroeg mijn heer Halklt, alsof hem het grootste onrecht werd aangedaan. „Almaar om dien ouden rom mel rond tollen? Malligheid. Maar waar die sleutel gaat, ga ik ook. Negentien gezangboeken zyn we kwyt, sinds Kerstmis. Gestoten! En kussens ook. Vier kussens in één maand! rw«r- om ben ik met u mee gegaan.” a w w w-R A rt/XItTATr' op dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen [7 *7^0 - by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door kt’ '7^0 - b|J een ongeval met ^1^ A Kfll\ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen VFVe verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen doodeUjken afloop p mijn vacantie-voetrels in Schotland I I passeerde ik ook bet dorp Dumfries, waar ik myn middagmaal gebruikte in de eenlge herberg „Het Wapen van Wallace” ..Hebt u onze mooie kerk al gezien, mynheer?” vroeg my de waard, een lange, magere Schot, met een uitgestreken gezicht, toen ik na den eten een sigaar opstak en een kop sterke koffie bestelde. „Neen, maar loont het de moeite?” luidde m’n wedervraag. „U kunt de sleutels halen by mynheer Halklt, den koster," hernam myn hospes, die het biykhaar niet noodig achtte mijn vraag te be antwoorden, daar hl) al gezegd had dat de kerk „mooi" was. „Ziet u daar dat kleine witte huisje in de laan aan den overkant, zoowat midden In? Er staan twee fucsia’s voor *traam en ten wit poroeleinen hondje met vlekken. Dat is de kosterij.” Nadat ik m’n vertering betaalde en van den eigenaar van t „Wapen van Wallace” afscheid liad genomen, wandelde ik in de aangeduide richting. Ik zou de mooie kerk gaan zien. In de kostery trof ik mynheer Halklt aan een oudachtig man met een massa wit haar aan de kin en een merkwaardig dunnen, maar grooten neus. Hem ontvouwde ik mijn verlan gen om de kerk van St. Dunstan onder de Eiken te bezichtigen en vroeg hem om den sleutel. „Bah!” zei mynheer Halklt. „Bah!” Ik vond dat niet erg vriendeiyk voor een koster met een witten baard. De man keerde zich langzaam om, hield een gebogen hand om zyn oor en schreeuwde een lager gelegen kamer in: „Effie!" - Ua, vader?” kwam er terug - denj Preekstoel. „Zet den pot van t vuur en geef me myn laarzen. Bah.” Hy keek my loerend aan en zei toen, op kwasi-opgewekten toon: „Misschien kunt u om ’n uur pf vier terug komen.... of om vyf uur?” WU1 't pas kort na eenen was, dacht ik niet, dat dat kon. ..Bah!" ael koster Halklt. Toen riep hy weer naar beneden: „Effie! Kyk uit. dat 1 spek niet aan flarden kookt.... Ik ben over een half uurtje terug. ,ja, vader.” kwam er weer terug. „t Kookt natuuriyk fyn,” mompelde mijnheer Halklt, en stak een van z’n groote voeten in een schoen. „Als t zoo dicht by etenstyd Is,” zei ik, ..geeft u me den sleutel dan maar. Ik zal ’m over een half uurtje terugbrengen.” „Neen,” beet mijnheer Halklt van zich af, met een leelyken gryns. „Waar die sleutel gaat, ga ik ook. Maar ik bedank er voor, een boord om te doen.” De baard van mynheer Halklt maakte de af wezigheid van dit kleedingstuk onmerkbaar. We vertrokken, na tal van wenken voor de verre, onzichtbare Effie, dat ae de aardappels om kwart voor tweeën moest opaetten. met 'n snufje zout, en niet zoo dik schillen, en goed pitten. Toen we naast elkaar liepen, voelde Ik dat mynheer Halklt nog al koel tegen me deed. Hy scheen t me kwalyk te nemen, dat ik hem af getrokken had van z’n spek, z’n aardappelen en z’n dochter, en ofschoon ik m’n best deed om de kloof tusschen ons te overbruggen met luch- tlgen kout, bleef de koster afgetrokken en ant woordde slechts met korte, norsche geluiden. Ik merkte byv. op, dat t prachtig weer was, maar mynheer Halklt zei: „O. Ja?” Ik zei ook. dat ik vond, dat de kerk een mooie oude kerk was. ,Hah!” zei de koster. „Waarom hebben ae die zoo ver van ’t dorp gezet? Tweemaal per dag laten ze me ’t halve land door tollen en Zon dags drie maal! Hadden ze haar niet een beetje dichter hy m’n huls kunnen zetten, dat ’n mensch er by kon? Malligheid.” Terwyi hy by de kerkdeur, in de diepten van z’n zakken stond te tasten naar den sleutel. hen op een hoek van een straat had gebracht, vanwaar hy het Hotel Mirador In het oog kon houden. Ik begin te gelooven dat die Jongedame me by den neus heeft gehad. Vertel hem eens wat er gebeurd is, zei Hadley tot Jocelyn. Jannaway lusterde met groote oogen naar de ontdekking op villa Flrenza en zyn teleur stelling nam zlenderoogen toe. Ik moet een stommiteit hebben uitgehaald zei hy kalm. Maar heusch. mynheer, ik weet niet hoe te me ontsnapt is. Ik zal u alles vertellen maar ik wil tegeiyk het oog houden op die deur omdat ik de jonge dame stellig zou herkennen, daar ik haar vanmorgen goed opgenomen heb Welnu dan heeren. mr. Sherlngham was nog maar een paar minuten weg toen miss Vespucci die Ik al meer gezien had, zoodat ik haar heel goed ken( in groote haast den tuin uitkwam. 2> lleo ten minste verbazend vlug voor een dame en dan by zulk een wann weer. Ze was heel eenvoudig gekleed een blauw sergemantelpak droeg een dichte volle, welke haar gezicht grooten- deels bedekte en had een Gladstone koffertje in de hand. Ze ging den kant op van Welling ton Road en plotseling kwam ik op de ge dachte dat ik misschien goed zou doen baar te volgen. En aoo krabbelde ik dat briefje voor u en ging haar achterop. By Marlborough nam ze een taxi en.... Dacht u er aan het nummer op te nemen? vroeg Sherlngham. die met minzame neerbui gendheid eten amateur-detective aankoek. opgewonden over de gebeurtenissen van den ochtend en zich afvragend hoe de zaak zich verder ontwikkelen zou. Toen ze by Bel lingham arriveerden bleek er nog geen boodschap gekomen te zyn. Een uur ging voorby; er kwam geen nieuws. De Minister vertrok naar Whitehall, de detectives trokken af, alleen Jocelyn en Hadley bleven, daar Jannaway hen anders niet bereiken kon. Ein delek weer een uur later ging de telefoon. Jocelyn nam hem van den haak. Mln of meer verbluft keerde hy naar Hadley en zyn gastheer terug. Jannaway vraagt ons, dadeiyk naar Hotel Mirador Victoria te komen, zei hy. Nog iets gehoord? vroeg Hadley. Hy zal ons alles vertellen als we daar zyn, antwoordde Jocelyn. Hy was wel onzeker in zyn antwoorden, en drong er alleen op aan dat We dadeiyk zouden komen met een politie beambte. Laat ons dan een van die lui In burger- kleeren aan de villa oppikken, zei Hadley. De tyd gaat door. Hotel Mirodar bleek te zyn een hotel garni, biykbaar door buitenlanders beheerd in een drukke straat in de nabyheid van bet Vlctoria- statlon. Jannaway die op den uit rijk stond naar zyn meester gaf den auto een teeken op eenlgen afstand van het hotel te stoppen en liet de drie inzittenden op straat uitstappen. Hij leek teleurgesteld en scheen zyn zelfvertrouwen kwyt te zyn. Ik ben bang dat ik een dommen streek uitgehsald heb, begoti hl), hl) -p. egisseur Johannes Meyer heeft in L/ „Frauen, Banker uhd Soldaten” een stuk werk geleverd, dat, vooral in den aan vang, sterk herinnert aan John Ford’s .Desert Patrol” (De Patrouille des doods). Echter al leen wat het verhaal betreft. Den durf om zyn hoofdpersonen als figuranten op te laten tre den in een film, die door het verblindende witte zand der woestyn en door een wolken- loozen blakerenden hemel „gespeeld” wordt, bezat Meyer niet. John Ford ging intusseben nog verder en vertrouwde de hoofdrol toe aan een handjevol Arabieren, die alleen aan het einde van de film, misschien twee volle mi nuten, zichtbaar waren. Johannes Meyer waagde zich aan geen experimenten. Hy zorg de voor een soiled draaiboek en zag scherp toe dat dit soiled verfilmd werd. „Vrouwen, Beulen en Soldaten” Is een ge slaagde film. Veel „vondsten” vallen er niet in te bewonderen, doch de handeling is boeiend, interessant, en de aandacht van den toe schouwer verslapt geen oogenblik, ook al be staat de film uit twee deelen, die ieder af- zonderiyk een afgerond geheel vormen. De overgang tusschen die twee deelen is uitste kend. „Vrouwen, Beulen en Soldaten” heeft voorts dezen voorsprong op „Goud” en „de Tunnel”, waarvan wy indertyd evenveel goeds konden zeggen als van deze rolprent, dat het verhaal niet een aardige, maar goed beschouwd^ toch vrij illogisch verdichtsel is, doch een levend beeld van een historisch tydperk, het welk tot heden zeer veel besproken, maar toch nog nooit zoo volledig in een goed, duideiyk overzicht vastgelegd werd. De handeling begint in Mesopotamië. De Duitsche troepen die daar te zamen met de Turken jaren lang hebben stand gehouden. - moeten terug trekken. Eindeloos, eindeloos is de”Tfioeiiyke marsch der oververmoeide man nen die hongerig, dorstig en zonder hoop op de toekomst, door zand en hitje trekken naar de kust van Palestina. Hun weg is bezaaid met Duitseh-Turksche kazematten, waarvan de be zetting uitgemoord rond de kapat geschoten borstweringen ligt. En overal ontdekken zy de sporen van Engelsche bommen, granaten en Engelsche patronen, schen kunnen niet ver meer zyn. Aan den horizon verschynreen troep Arabie ren. De soldaten strekken zich uit in het gloeiende zand, zy vormen den phalanx welke tegen d^rondrazende paarden der inboorlingen de eenlge afdoende verdediging vormt. Ge weren worden gericht. Mitrailleuses worden in stelling gebracht. Doch terwyi de eerste scho ten weerklinken, duikt er plots een kleine .Jïandley Page” uit de wolken. Bommen bar sten uiteen tusschen den kleinen, dicht opeen- gepakten troep. Wanhoop grijpt de mannen aan, die tegen honger en dorst, tegen de hitte en tegen ’n alommen vyand gevochten hebben, doch die tegen de Engelsche vliegers onmach tig zyn. Er komt echter redding. Von Prack, de be roemde Duitsche vlieger, die al dagen geleden water en proviand zou brengen voor de dwa lende patrouille, verschynt. Hy werpt een paar zakken uit en springt dan met zyn „Taube" den Engeischman op het UJf. dien hy naar beneden haalt. De .Handley Page” verbrandt. Doch de „Taube” heeft een schot in zyn radiateur gekregen en verliest al zyn koelwater. Een handgranaat maakt een einde aan het bestaan van het vliegtuig dat nu toch onbruikbaar is geworden. Von Prack en zyn Engelsche gevangene trekken te voet naar een Duitsch fort. De Dultscber moet den En geischman dragen, wanneer deze dreigt te be- zwyken. Wanneer zy het fort bereiken, is er geen Dultscher meer te vinden. De Engelschen hebben ook hier hun intrede gedaan. Von Black kan zich alleen nog maar overgeven en in een gevangenkamp laten opsluiten. Van achter de hooge prikkeldraadafzettlng van het kamp ziet hy de Engelschen luldruch- tig den wapenstilstand vieren. In de kranten leest hy hoe in Duitschland de revolutie woedt, Hy kan het niet meer uithouden en vlucht in een gestolen vliegtuig naar Duitsch land. (Deze tocht op een gestolen Engelsch toestel van Palestina naar Berlyn is de groot ste onwaarschyniykheid in deze film, doch men heeft er vrede mee, omdat hy zoo keurig is uitgebeeld). Von Prack komt dan in het Duitschland, waar soldaten hem, den officier, uitlachen. Hy moet zyn uniform uittrekken om veilig op straat te kunnen loopen. Negers en Arabieren bezetten groote stukken van zyn vaderland. Polen, Balten en Russen trachten Oost-Pruisen en Silezië te veroveren. En dat houdt hy niet uit Hy verzamelt een schaar vrijwilligers om zich heen. Hy voert oorlog tegen de Russen. Hy schiet ze by massa’s neer, hy vernielt hun stellingen, verovert een stuk grond. Hy voert een zlnneloozen, een doelioozen oorlog, waar van de Russen weliswaar de slachtoffers zyn, doch dien hy desondanks toch elgenlyk alleen maar voert tegen het Duitschland dat hy, sol daat die vier jaren lang dag in dag uit zyn leven waagde vpor zyn vaderland, niet terug kent en waarin hy in alle geval niet leven kan. Hy vecht tot een kogel hem den dood schenkt dien de oorlog hem weigerde en zyn laatste snik heet: .Deutschland Naast hem speelt een Russische barones, die •lies verloren heeft en ook het geloof In een betere toekomst, zy heeft zich, om baar le ventje van weelde en plezier te kunnen voort zetten, verkocht aan de bolsjewieken, wier spionne ze thans is. Von Prack en de barones leeren elkaar te midden van he^ oorlogsrumoer het eerste gezicht bleek uit niets boe mannen den dood hadden gevonden. lag half weggezakt tegen een muur, Von Schleinltz maakte den indruk als van iemand die plotseling gaat zitten en dan met hoofd en schouders voorover valt. Vespucci was biykbaar uit zyn rolstoel gevallen en hy lag in elkaar gezakt aan den voet van dezelfde operatietafel. waarop Jocelyn Chenery den hond had zien liggen, waarop de Italiaan vivisectie had toegepast. Daargelaten de drie dooden bood het laboratorium hetzelfde gewone aspect. Plotseling kwam Hadley, die sich gebukt had om naar de lyken te kijken met een kreet van verbazing weer overeind. Kyk eens daar! riep hy uit. En daar! En daar. D’r is wraak in het spel. Hy wees eerst naar Vespucci’s voorhoofd, vervolgens naar dat van Kressler en van Von Schleinltz. By elk was recht boven den neus tusschen de oogen met behulp van een scherp voorwerp een eigenaardig teeken ingesneden. Ze moesten na den dood zyn aangebracht, want ai waren ze tameiyk diep er was slechte weinig bloed uitgekomen. *t Was net of daar leeiyke maar welsprekende roode handteeken!ngen waren gezet op de witte strakke gezichten, geschreven door onverblddeiyke hand. Dat is een teeken van wraak, zei Hadley. Ze moeten uit wraak vermoord zyn. Alweer een mysterie. En plotseling zich herinnerend wat hy den nacht had gezien, hurkte hy weer neer" en begon haastig een deel van Vespuc ci’s bovenkleeding uit te trekken. Met een glimlach van voldoening stond hy weer op. Ziedaar, het is zooals we dachten, riep hy uit. Die bult op zyn rug was valach Goeie hemel, wat steekt daar weer achter! Maar we verliezen hier onzen tyd. Waarom beeft dat meisje het huis verlaten? Laten we naar Bellingham teruggaan en hooren of uw huis knecht nog heeft opgebeld, Chenery. Dezen hier zyn dood we kunnen hier niets uit richten. We moeten dat meisje hebben. Een aantal agenten werden met de be waking van de villa belast en toen ging het gemteebap naar Bellingham"* woning terug, hen staanden met trillende vingers op iets voor hen wyzend. Drie lyken lagen op den grond, de lyken van Vespucci, van Kressler en van Von Schleinltz. Ze schenen zoo kalm den dood te zyn inge gaan als onschuldige kinderen zich te slapen leggen en zy die met afschuw op hen neer- begrepen, dat zy op een of andere wyze kennis hadden gemaakt met denzelfden ge- nêergestreken over de vrooiyke feeste- in Hotel Petronia.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 17