Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
dKdw^Aaal uan den daq
Duitschland 1918
Nederlanders te
F 250.-
F 750.-
F 750.-
Weenen
OORLOGSNIEUWS
de|osprijs
VOOR LONDEN
'j
o
DONDERDAG 30 JANUARI 1936
Film oan de ineenstorting
Kerk-
bezichtiging
I
I
Twee geleerden geëerd
Furtwaengler SO jaar
Lenin-museum
21
V
DOOR FLETCHER
Holland vierde in de Oosten-
ryksehe hoofdstad twee wel
verdiende triomphen
t
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
i
IJsgenoegens, een schilderij van Salomon van Ruysdael
iC
ttMl
40
der
een
hun
VIJFDE HOOFDSTUK
vorigen
hen
(Wordt vervolgd).
t
heb
was
Tuimeltje en Karei zochten al de koekepannen by elkaar, die
er maar te vinden waren. Ze riepen er nog enkele andere kik
kertjes by en toen begon het lieve leventje. Drie kikkers zaten
meel aan te maken. Tuimeltje deed olie in de pan en twee
andere lieten voorzichtig het meel er by loopen. Och, wat bakten
die pannekoeken lekker. Nu moesten ae omgekeerd worden en
Tuimeltje had een reuse voorstel.
Engelsche
De Engel-
„Laten we eens pannekoeken gaan bakken” stelde Tuimeltje
voor, „daar ben Ik gek op.” „Goed”, zei Karei, „we, zullen
naar den opperkok gaan" en nadat ae zich gewasechen hadden,
gingen ze naar de keuken. „Heer Kok”, ael Karei, „mogen we
misschien zelf wat pannekoeken bakken?” „Als Je niet te veel
rommel maakt, heb ik er niets tegen”, zei de dikke kok en hy
keek Tuimeltje en Karei vriéndelijk aan. „Hl-hl, wat een gek
kookboek hangt hier”, zei Tuimeltje. ,Jk ben blij, dat ik geen
ooievaar ben.”
er niet meer is.
opmerking den
i’
mnsc
Op
deze
Kressler
bewonderde ik een eigenaardigen
lang geleden geplaatst ter herinnering aan een
aekeren .Duckie Dumbiedikes.” Mijnheer Halklt
ontstak in geestdrift over dezen steen.
•Das een goeie, stevige steen,” prees hy. „Zoo
maken ze ae tegenwoordig niet meer. En lekker
vlak by de deur. Ik heb er al dertig jaar m’n
matten tegen uitgeslagen, en hy is nog zoo
goed als wat.”
De groote sleutel draaide 'in *t slot en de deur
draalde open. Door het roode venster wierp de
zon prachtige kleuren op den vloer en in de
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
Waarde lezer, vraag niet verder,
'k Dacht dat u het al wel wist:
M die legers, zoo aan ’t trekken.
Hebben vast.... elkaar gemist!
Achter al die bergen, ziet u,
En het regent daar erg veel,
En t it donker, moet u denken,
’t Is het zwarte werelddeel!
Is dit antwoord u niet duid’UJk?
'Is het u niet naar den zin?
Och, dan moet ik ’t maar bekennen
Heusch, wij weten 't evenmin!
HERMAN KRAMER
--J
liefhebben. Tenslotte walgt ze zoo van zlch-
zelve, dat ze niet wegvlucht met de terugtrek
kende bolsjewieken. Onder het woedend bom
bardement der troepen van Von Prack blijft
ze rustig staan wachten, tot een shrapnel een
einde maakt aan haar gebroken leven.
De derde hoofdpersoon is de commandant
der bolsjewieken, die een neef is van Von
l Prack en die den nieuwen bewindvoerder zyn
diensten aanbood om het veege UJf te redden.
Von Prack en zijn neef strijden niet voor Rus
land en voor Duitschland, doch zy vechten
verbitterd een oude veete uit en tenslotte wordt
de barones de Inzet van hun woedend kampen.
De commandant wordt in een duel neerge
houwen door de sabel van Von Prack.
Ontredderde menschen, die in een roes van
vuur en bloed vergeten willen dat hetgene
waarvoor zy Jaren lang hun leven waagden,
tot puin geslagen werd. Ontredderde menschen,
die den moed missen om zich een nieuw leven
op te bouwen en die hun eer en hun gevoel
lafhartig veil hebben voor den meest biedende,
om ten minste den schijn van vroeger te be
waren. Zoo beschouwd is deze film een docu
ment van schrijnend menschelljk leed dat,
helaas, niet uit de verbeelding van een of an
deren dramaturg stamt, doch gegrepen werd
uit een werkelijkheid, die reeds veraf ligt en
waarvan men toch, vooral in landen als
Duitschland en Rusland, nog dagelijks voelt
dat de gevolgen zich doen gelden.
Charlotte Susa is de barones: een goede,
geheimzinnige spionne, en teere geliefde en in
haar diepste wezen toch nog een nationaal
voelende Russische, die haar geliefde verraadt,
wanneer hij tegen haar vaderland vecht. Hans
Albers verbeeldt zoowel Von Prack als den
Russischen commandant. Soms een beetje al
te Joviaal, vond Meyer toch In hem het ma
teriaal om een goede film te maken.
Ijzer gevonden had. Toen het geluld van ver
splinterd hout en weggeschoven grendels ver
klonken was, heeerschte er weer volkomen stilte.
Het gezelschap trad aarzelend binnen, rond-
klJkend met scherp onderzoekende oogen.
Plotseling deinsden de voorsten terug, de achter
Den volgenden morgen lagen Kikker Karei en Tuimeltje zoo
vast te slapen, dat ze niet eens hoorden, hoe hard er op de
deur werd geklopt. De huishoudster deed stilletjes de deur
open en daar zag ze de twee bengels nog rustig slapend liggen.
,JMe zal ik er zeker wel eens uithalen”, lachte ze en enkele mi
nuten later kwam ze terug met een grooten gieter vol met water.
O, zooiets had Tuimeltje nog nooit beleefd. In een sprong was
ie’uit zijn bed en kikker Karei zei nog slapend: „Kom maar
Tuimeltje, we zullen zien, dat iets te eten krijgen.”
Men is thans te Moskou bijna gereed met
de inrichting van een centraal Lemnmuseum,
dat bestaan zal mt X groote tentoonstellings
zalen. In het museum zullen tentoongesteld
worden de beste schilderijen van Sovjet-schll-
ders, oa. van Brodski, Grabar en veertien
beeldhouwwerken van Andreef, benevens een
groot aantal photographieën en documenten.
bogen van het dak schoolden de schaduwen
samen.
„Gothisch, hè?” merkte ik op.
„Tot nog toe
wel,” verzekerde
de geleerde kos
ter, „maar er val
len aldoor stuk
jes af. dus 't zal
wel niet lang
meer duren. Ziet
u die twee gezichten boven aan de pilaren? t
Eene is de^xniwer van de kerk en t andere de
duivel, maar ik weet niet welke.”
„Ja, gothisch.” hernam ik. „Eerste helft 15de
eeuw waarschijnlijk, aan dat vierkante raampje
in *t koor te zien."
„Dat aal wel,” beaamde de koster. „t Was
er al toen ik kwam, en ik vroon hier nu al haast
zestig jaar. Maar Ik begrijp niet, waarom ze
zoon groote ouwe kerk willen hebben. Alle
menschen uit Dumfries en van veertig mjjl in
’t rond, kunnen er In. En dat moet ik maar
schoon houden!" Hy wuifde met de hand naar
het fijne kantwerk van een graf-lngang onder
Een getrouw, maar lastig lezer
Belde de redactie op:
,Zeg, mijnheer, vertel eens even
Is ’t nou ernst, of is t een mop?
Eiken dag zie ’k in de kranten
’n Paar kolom, een heelen lap
Over d’ oorlog, maar ‘k moet zeggen
Dat ik er niet veel van snap.
Meldt de een een overwinning,
D’ander doet dat evenzeer;
Heeft de Negus wat veroverd,
D’ Italianen nog veel meer;
En die vele, vele dooden
Vallen steeds aan C anderen kant,
En men meldt van alle fronten:
Allen houden dapper stand.
De partijen hebben ieder
Een enormen oorlogsbuit,
En ze rukken bijna dagelijks
Een geweldig stuk vooruit.
•k Lees met aandacht de berichten,
Maar hoe zit dat in elkaar?
Hoe moet men dat alles rijmen?
Is er nou wel iets van wddr?”
Ter gelegenheid van zijn vjjftlgsten verjaar
dag beeft Adolf Hitler den dirigent Furtwaengler
zijn portret gezonden in zilveren lijst, mat
eigenhandig geschreven opdracht. RUksmlnister
Goebbels schonk den kunstenaar een ivoren di
rigeerstok met goud Ingelegd.
Het Phllharmonisch Orkest heeft zijn diri
gent het facsimile van de vijfde symphonic wn
Beethoven ten geschenke gegeven.
Men ziet hieruit, dat Furtwaengler weer in
genade is aangenomen. Men schijnt te willen
vergeten, welke vernederingen men hem aan
deed, toen hU het t vorig Jaar voor Hindemith
opnam.
Waar is uw meester? vroeg
detectives.
Maar noch de huishoudster nog iemand van
haar personeel kon Iets zeggen. Al wat ze wisten
was, dat miss Peplta hen in de kleine hall
had bijeengeroepen, zoogenaamd om hun
eenlge Instructies te geven en ze met haar
revolver dwong de kluis binnen te gaan, waar
ze hen opsloot. Ook konden zy zich niet
voorstellen wat de aanleiding tot die handel
wijze had kunnen zijn; de huiselijke aangele
genheden liepen in de beste orde en er was
niets bijzonders gebeurd. Ze wisten dat Kressler
en mr. Von Schleinltz den nacht in het huis
hadden doorgebracht en zouden blijven ont
bijten. Waar meer wisten ae niet te vertel
len.
Naar het laboratorium, riep Hadley Komt
mee met vragen komen we hier niet verder.
De tuin aan de achterzijde van het huls lag
even rustig als aan den voorkant. De deur van
het laboratorium was op slot en gegrendeld.
Er gingen eenlge minuten voorbij eer Fol-
Ungsbee lp de tulnschuur vlak bü een breek-
TerwlJl bet geheele continent met gespan
nen verwachting naar het resultaat van dr.
von Schuschnlgg’s zoogenaamde particuliere
reis naar Praag zat te kijken en de beter ge-
oriënteerden er op zijn minst een consultatief
pact van verwachtten, ofschoon Schuschnlgg
officieel verklaarde, dat er niets anders be
oogd werd dan een uit den weg ruimen van de
oeconomlsche decentralisatie in Centraal-
Europa, vierde Holland in Wespen twee wel
verdiende triomphen.
Allereerst sprak dr. Visser voor een stamp
volle zaal van de Weensche Urania, een soort
volksuniversiteit, over zijn vierden, gevaarlijken
tocht over 5000 M. booge passen en maagde
lijke gletschers door het hoogste bergmassief
der aarde. Want hoewel de Mount Everest 220
M. hooger is dan K2, de hoogste top van den
Karakorum, zoo is de gemiddelde hoogte van
de laatstgenoemde bergketen veel hooger dan
die van den Himalaya. De Hollandsche kolonie
was blJ dese Interessante voordracht bijna vol
tallig aanwezig. Dr. Visser bleek niet alleen
een onversaagd ontdekkingsreiziger, maar ook
een vlot causeur, die over de vaardigheid be
schikte in bet Duitsch te improviseeren, hoe
wel hij moest toegeven de finesses betreffen
de de grammatica wel een beetje vergeten te
zijn, waarmee hjj terstond de sympathie van
de Weeners had.
Het Interessante van zijn laatsten tocht Is
wel, dat hU over een gletscher gekomen is, die
zijn Engelsche en Italiaansche voorgangers
vergeefs geprobeerd hadden te nemen. Bewon-
derenswaardig is dat zijn vrouw hem op dezen
levensgevaarlijken tocht is gevolgd. Zjj werd
dan ook op het souper, dat de Hollandsche
kolonie na afloop in het Grand Hotel gaf,
door een sexegenoote nog eens extra gehuldigd,
nadat prof. Wenckebach zijn bewondering voor
onzen uitzonderlijken en representatleven land-
Zeker vergeten, niet?
Ik had dat nummer niet noodig omdat
Ik wist dat ik haar stenig niet uit het oog
verliezen zou, antwoordde Jannaway. Ik nam
ook een auto en gaf den chauffeur door da
spreekbuis mijn orders. De Jongedame reed
rechtdoor zonder omweg te nemen naar dat
hotel. Ik kan zweren dat ik er haar precies
om vjjf minuten over tien heb zien ingaan
En ik zou met nog heiliger eed kunnen be
zweren dat ze het niet verlaten heeft.
In dat geval, ael de beroepsdetective met
een grijnzend lachje, veronderstelt u natuurlijk
dat ae er nog in is. Maar uit uw gezicht maak
ik eer op dat u denkt dat ze
Jannaway trachtte by die
beleedlgde te spelen, maar by kon het niet
verder brengen dan terneergeslagen te kyken.
Van het oogenblik af. dat ae naar binnen
ging, heb ik die deur zoo scherp in bet oog
gehouden als een kat een muizengaatje, zei
hy. t Is de eenlge deur vu het hotel: Het
eerste uur wachtte ik geduldig en lette nauw
keurig op leder die naar buiten kwam. Br
kwamen verschillende vreemdelingen uit. meer
niemand die op haar leek en dan nog een non.
een zuster van Barmhartigheid, een verpleeg
ster met een paar kinderen enzoovoort. meer
niemand die iets weg had van miss Vespucci.
En aoo ging ik ten slotte naar binnen en deed
navraag naar haar.
Ha, Het de detective zich ontvallen. En
toen?
zagen begrepen, dat zy op een of andere wyze
-a. j—isj B
heimzlnnigen vorm van een dood die onvoorzien
was
llngen
genoot uitgesproken had. Het doet ons hart
altyd goed, den Weeners Hollanders voor te
stellen, die niet alleen .Jongens van Stavast”
zyn, maar die bovendien de in ons land zoo
zeldzame eigenschap bezitten de klei van hun
schoenen gepoetst te hebben, al trapte onze
landgenoot dan ook dauw door een gebied,
tienmaal zoo groot als Holland en al maakte
hy oa. een tocht van 800 KM. zonder een
levend wezen te zien. Een leek kan begrijpen,
dat de laatste expeditie, wat het transport en
de levensmiddelenvoorziening betreft, geen
kleinigheid was. Vanuit Leb moesten niet min
der dan 21000 pond meel en 1000 pond boter
meegenomen worden, terwyi de karavaan niet
te groot mocht zyniBovendien was men aan
zeer sterke temperatuurswisselingen blootge
steld en was er geen ander verwarmlngsmate-
rlaal dan verbrande biuxaplanten ter beschik
king. Geen wonder, dat onze landgenoot na
een half jaar vechten met deze bergreuzen
met 40 graden koorts in het Brltsch-Indische
laagland terugkwam. Hy had echter belang
rijke ontdekkingen op het gebied der glado-
logle gedaan, die hem het eeredoctoraat van
de Innsbriicker unlversltelt bezorgden.
Nauweiyks was Dr. Visser uit Weenen ver
trokken, of er werd in de Zoöloglsch-Botanl-
sche Gesellschaft een herdenkingsplechtigheid
voor het eerelid wylen Professor Hugo de Vries
gehouden.
Onse landgenoot prof. Versluys sprak als leer
ling van De Vries over zyn ontwikkelingsgang en
karakter. Het merkwaardige van Hugo De Vries
was, dat hy zich nooit op tydsstroomlngen liet
drijven, maar als een waarachtig genie zelf
nieuwe tydsstroomlngen deed ontstaan. Zoo was
hy ook, geiyk bekend, de eerste die de mutatie
theorie opstelde, aan de hand van persooniyk
opgedane ervaringen by zyn proefnemingen. Pro
fessor Dr. Karl Höfler sprak over de Vries als
physloloog en behandelde voomameiyk de jaren
1870—1890, toen De Vries zich voomameiyk met
plantenphysiologie bezig hield. Hy hield voor de
vuist weg een twintig minuten lange rede en
bleek niet alleen een geleerde maar ook een taal
kunstenaar te zyn, zoodat ook de leeken met ple
zier zaten te luisteren. Hófler vestigde er de aan
dacht op, dat De Vries de stichter van de exacte
celphyslologie is geworden, toeh hy reeds op 23-
Jarigen leeftyd aantoonde, dat de levende cellen
by bieten wel water, maar niet de roode verfstof
en andere tot de cel behoozende stoffen doorla
ten. Deze eigenschap gaat met het sterven van
de cel verloren. De Vries heeft met zyn ontdek
kingen aangaande den osmotlschen druk in de
celkern ook den weg gebaand voor een van de
belangrijkste theorieën van den scheikundige
Van t Hoff. Het was goed voor Hollandsche
ooren, dese twee mannen uit de Nederlandsche
wetenschappeiyke wereld in Weenen met zoo
veel eerbied te hooren noemen.
_U moet dat eens kykenl Ziet u t? Heb Je
nu ooit zoen toestand gezien, om stof en vui
ligheid op te garen? Vast niet. En spreeuwen
nesten ook. in dezen tijd van t jaar! t Is een
schande."
Boven de gebeeldhouwd-elken koorbanken zag
ik een wapenschild en ik trachtte de teekenin-
gen te onderscheiden.
Jlrie hoefyzers met good, op een azuren veld
en een tarweschoof in de natuuriyke kleur; dat
zijn zeker de Argyles van Lome?"
,JMt moet u my niet vragen,” mopperde
mijnbeer Halklt gebelgd. „Zeker een ouwe hoef
smid, die wat geld heeft nagelaten om hier H
advertentie op te hangen.”
„Enfin, t is een prachtige kerk.”verklaarde
ik. „Er mag wel iets gedaan worden om die te
bewaren.”
..Bewaren?" riep de koster, „zy valt in me
kaar I Een oud. vies barak dat is het. Als u eens
een kerk wilt zien, die er zyn mag, gaat u dan
eens naar Cowgate; daar hebben de Kwakers
een nieuwe kerk. Alles fyn in orde en spik
splinternieuw! Maar die ouwe rommel hier....-
Wilt U niet op die koperen roe loopen? U
maakt er krassen in met die ouwe schoenen....
U loopt maar raak als een rund.”
Hy schudde het hoofd, keek me uitdagend
aan en riep: „Wedden? Wedden, mijnheer, dat
ze t zout in de aardappels vergeet en dat t
spek tot moes gekookt is? Er la verder niets te
zien, alleen grafsteenen, en die zyn bulten.”
Mynheer Halklt sloot de kerkdeur, draaide
den sleutel om en strekte z’n hand uit.
Ik schudde die harteiyk en dankte hem voor
z’n geleide.
„Bah," ael de geleerde koster, en hy stak z’n
band nog eens uit, np met een meer bevredi
gend resultaat.
Jcht weer om van te genieten,” ael ik. Uk
hoop, dat het eten u aal smaken.”
„Wat moet ik er van genieten?" vroeg mijn
heer Halklt, alsof hem het grootste onrecht
werd aangedaan. „Almaar om dien ouden rom
mel rond tollen? Malligheid. Maar waar die
sleutel gaat, ga ik ook. Negentien gezangboeken
zyn we kwyt, sinds Kerstmis. Gestoten! En
kussens ook. Vier kussens in één maand! rw«r-
om ben ik met u mee gegaan.”
a w w w-R A rt/XItTATr' op dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen [7 *7^0 - by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door kt’ '7^0 - b|J een ongeval met
^1^ A Kfll\ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen VFVe verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen doodeUjken afloop
p mijn vacantie-voetrels in Schotland
I I passeerde ik ook bet dorp Dumfries, waar
ik myn middagmaal gebruikte in de
eenlge herberg „Het Wapen van Wallace”
..Hebt u onze mooie kerk al gezien, mynheer?”
vroeg my de waard, een lange, magere Schot,
met een uitgestreken gezicht, toen ik na den
eten een sigaar opstak en een kop sterke koffie
bestelde.
„Neen, maar loont het de moeite?” luidde m’n
wedervraag.
„U kunt de sleutels halen by mynheer Halklt,
den koster," hernam myn hospes, die het
biykhaar niet noodig achtte mijn vraag te be
antwoorden, daar hl) al gezegd had dat de kerk
„mooi" was. „Ziet u daar dat kleine witte
huisje in de laan aan den overkant, zoowat
midden In? Er staan twee fucsia’s voor *traam
en ten wit poroeleinen hondje met vlekken. Dat
is de kosterij.”
Nadat ik m’n vertering betaalde en van den
eigenaar van t „Wapen van Wallace” afscheid
liad genomen, wandelde ik in de aangeduide
richting. Ik zou de mooie kerk gaan zien.
In de kostery trof ik mynheer Halklt aan
een oudachtig man met een massa wit haar
aan de kin en een merkwaardig dunnen, maar
grooten neus. Hem ontvouwde ik mijn verlan
gen om de kerk van St. Dunstan onder de
Eiken te bezichtigen en vroeg hem om den
sleutel.
„Bah!” zei mynheer Halklt. „Bah!”
Ik vond dat niet erg vriendeiyk voor een
koster met een witten baard.
De man keerde zich langzaam om, hield een
gebogen hand om zyn oor en schreeuwde een
lager gelegen kamer in:
„Effie!" - Ua, vader?” kwam er terug - denj Preekstoel.
„Zet den pot van t vuur en geef me myn
laarzen. Bah.” Hy keek my loerend aan en zei
toen, op kwasi-opgewekten toon:
„Misschien kunt u om ’n uur pf vier terug
komen.... of om vyf uur?”
WU1 't pas kort na eenen was, dacht ik niet,
dat dat kon.
..Bah!" ael koster Halklt. Toen riep hy weer
naar beneden: „Effie! Kyk uit. dat 1 spek niet
aan flarden kookt.... Ik ben over een half
uurtje terug. ,ja, vader.” kwam er weer
terug.
„t Kookt natuuriyk fyn,” mompelde mijnheer
Halklt, en stak een van z’n groote voeten in
een schoen.
„Als t zoo dicht by etenstyd Is,” zei ik, ..geeft
u me den sleutel dan maar. Ik zal ’m over een
half uurtje terugbrengen.”
„Neen,” beet mijnheer Halklt van zich af, met
een leelyken gryns. „Waar die sleutel gaat, ga
ik ook. Maar ik bedank er voor, een boord om
te doen.”
De baard van mynheer Halklt maakte de af
wezigheid van dit kleedingstuk onmerkbaar. We
vertrokken, na tal van wenken voor de verre,
onzichtbare Effie, dat ae de aardappels om
kwart voor tweeën moest opaetten. met 'n
snufje zout, en niet zoo dik schillen, en goed
pitten.
Toen we naast elkaar liepen, voelde Ik dat
mynheer Halklt nog al koel tegen me deed. Hy
scheen t me kwalyk te nemen, dat ik hem af
getrokken had van z’n spek, z’n aardappelen en
z’n dochter, en ofschoon ik m’n best deed om
de kloof tusschen ons te overbruggen met luch-
tlgen kout, bleef de koster afgetrokken en ant
woordde slechts met korte, norsche geluiden.
Ik merkte byv. op, dat t prachtig weer was,
maar mynheer Halklt zei: „O. Ja?” Ik zei ook.
dat ik vond, dat de kerk een mooie oude kerk
was.
,Hah!” zei de koster. „Waarom hebben ae die
zoo ver van ’t dorp gezet? Tweemaal per dag
laten ze me ’t halve land door tollen en Zon
dags drie maal! Hadden ze haar niet een beetje
dichter hy m’n huls kunnen zetten, dat ’n
mensch er by kon? Malligheid.”
Terwyi hy by de kerkdeur, in de diepten van
z’n zakken stond te tasten naar den sleutel.
hen op een hoek van een straat had gebracht,
vanwaar hy het Hotel Mirador In het oog kon
houden.
Ik begin te gelooven dat die Jongedame
me by den neus heeft gehad.
Vertel hem eens wat er gebeurd is, zei
Hadley tot Jocelyn.
Jannaway lusterde met groote oogen naar
de ontdekking op villa Flrenza en zyn teleur
stelling nam zlenderoogen toe.
Ik moet een stommiteit hebben uitgehaald
zei hy kalm. Maar heusch. mynheer, ik weet
niet hoe te me ontsnapt is. Ik zal u alles
vertellen maar ik wil tegeiyk het oog houden
op die deur omdat ik de jonge dame stellig
zou herkennen, daar ik haar vanmorgen goed
opgenomen heb Welnu dan heeren. mr.
Sherlngham was nog maar een paar
minuten weg toen miss Vespucci die Ik al meer
gezien had, zoodat ik haar heel goed ken( in
groote haast den tuin uitkwam. 2> lleo ten
minste verbazend vlug voor een dame en dan
by zulk een wann weer. Ze was heel eenvoudig
gekleed een blauw sergemantelpak droeg
een dichte volle, welke haar gezicht grooten-
deels bedekte en had een Gladstone koffertje
in de hand. Ze ging den kant op van Welling
ton Road en plotseling kwam ik op de ge
dachte dat ik misschien goed zou doen baar
te volgen. En aoo krabbelde ik dat briefje voor
u en ging haar achterop. By Marlborough nam
ze een taxi en....
Dacht u er aan het nummer op te nemen?
vroeg Sherlngham. die met minzame neerbui
gendheid eten amateur-detective aankoek.
opgewonden over de gebeurtenissen van den
ochtend en zich afvragend hoe de zaak zich
verder ontwikkelen zou. Toen ze by Bel
lingham arriveerden bleek er nog geen
boodschap gekomen te zyn. Een uur ging
voorby; er kwam geen nieuws. De Minister
vertrok naar Whitehall, de detectives trokken
af, alleen Jocelyn en Hadley bleven, daar
Jannaway hen anders niet bereiken kon. Ein
delek weer een uur later ging de telefoon.
Jocelyn nam hem van den haak. Mln of
meer verbluft keerde hy naar Hadley en zyn
gastheer terug.
Jannaway vraagt ons, dadeiyk naar Hotel
Mirador Victoria te komen, zei hy.
Nog iets gehoord? vroeg Hadley.
Hy zal ons alles vertellen als we daar
zyn, antwoordde Jocelyn. Hy was wel onzeker
in zyn antwoorden, en drong er alleen op aan
dat We dadeiyk zouden komen met een politie
beambte.
Laat ons dan een van die lui In burger-
kleeren aan de villa oppikken, zei Hadley. De
tyd gaat door.
Hotel Mirodar bleek te zyn een hotel garni,
biykbaar door buitenlanders beheerd in een
drukke straat in de nabyheid van bet Vlctoria-
statlon. Jannaway die op den uit rijk stond naar
zyn meester gaf den auto een teeken op eenlgen
afstand van het hotel te stoppen en liet de
drie inzittenden op straat uitstappen. Hij leek
teleurgesteld en scheen zyn zelfvertrouwen
kwyt te zyn.
Ik ben bang dat ik een dommen streek
uitgehsald heb, begoti hl), hl)
-p. egisseur Johannes Meyer heeft in
L/ „Frauen, Banker uhd Soldaten” een stuk
werk geleverd, dat, vooral in den aan
vang, sterk herinnert aan John Ford’s .Desert
Patrol” (De Patrouille des doods). Echter al
leen wat het verhaal betreft. Den durf om zyn
hoofdpersonen als figuranten op te laten tre
den in een film, die door het verblindende
witte zand der woestyn en door een wolken-
loozen blakerenden hemel „gespeeld” wordt,
bezat Meyer niet. John Ford ging intusseben
nog verder en vertrouwde de hoofdrol toe aan
een handjevol Arabieren, die alleen aan het
einde van de film, misschien twee volle mi
nuten, zichtbaar waren. Johannes Meyer
waagde zich aan geen experimenten. Hy zorg
de voor een soiled draaiboek en zag scherp toe
dat dit soiled verfilmd werd.
„Vrouwen, Beulen en Soldaten” Is een ge
slaagde film. Veel „vondsten” vallen er niet in
te bewonderen, doch de handeling is boeiend,
interessant, en de aandacht van den toe
schouwer verslapt geen oogenblik, ook al be
staat de film uit twee deelen, die ieder af-
zonderiyk een afgerond geheel vormen. De
overgang tusschen die twee deelen is uitste
kend. „Vrouwen, Beulen en Soldaten” heeft
voorts dezen voorsprong op „Goud” en „de
Tunnel”, waarvan wy indertyd evenveel goeds
konden zeggen als van deze rolprent, dat het
verhaal niet een aardige, maar goed beschouwd^
toch vrij illogisch verdichtsel is, doch een
levend beeld van een historisch tydperk, het
welk tot heden zeer veel besproken, maar toch
nog nooit zoo volledig in een goed, duideiyk
overzicht vastgelegd werd.
De handeling begint in Mesopotamië. De
Duitsche troepen die daar te zamen met de
Turken jaren lang hebben stand gehouden.
- moeten terug trekken. Eindeloos, eindeloos is
de”Tfioeiiyke marsch der oververmoeide man
nen die hongerig, dorstig en zonder hoop op de
toekomst, door zand en hitje trekken naar de
kust van Palestina. Hun weg is bezaaid met
Duitseh-Turksche kazematten, waarvan de be
zetting uitgemoord rond de kapat geschoten
borstweringen ligt. En overal ontdekken zy de
sporen van Engelsche bommen,
granaten en Engelsche patronen,
schen kunnen niet ver meer zyn.
Aan den horizon verschynreen troep Arabie
ren. De soldaten strekken zich uit in het
gloeiende zand, zy vormen den phalanx welke
tegen d^rondrazende paarden der inboorlingen
de eenlge afdoende verdediging vormt. Ge
weren worden gericht. Mitrailleuses worden in
stelling gebracht. Doch terwyi de eerste scho
ten weerklinken, duikt er plots een kleine
.Jïandley Page” uit de wolken. Bommen bar
sten uiteen tusschen den kleinen, dicht opeen-
gepakten troep. Wanhoop grijpt de mannen
aan, die tegen honger en dorst, tegen de hitte
en tegen ’n alommen vyand gevochten hebben,
doch die tegen de Engelsche vliegers onmach
tig zyn.
Er komt echter redding. Von Prack, de be
roemde Duitsche vlieger, die al dagen geleden
water en proviand zou brengen voor de dwa
lende patrouille, verschynt. Hy werpt een
paar zakken uit en springt dan met zyn
„Taube" den Engeischman op het UJf. dien
hy naar beneden haalt. De .Handley Page”
verbrandt. Doch de „Taube” heeft een schot
in zyn radiateur gekregen en verliest al zyn
koelwater. Een handgranaat maakt een einde
aan het bestaan van het vliegtuig dat nu toch
onbruikbaar is geworden. Von Prack en zyn
Engelsche gevangene trekken te voet naar
een Duitsch fort. De Dultscber moet den En
geischman dragen, wanneer deze dreigt te be-
zwyken. Wanneer zy het fort bereiken, is er
geen Dultscher meer te vinden. De Engelschen
hebben ook hier hun intrede gedaan. Von
Black kan zich alleen nog maar overgeven en
in een gevangenkamp laten opsluiten.
Van achter de hooge prikkeldraadafzettlng
van het kamp ziet hy de Engelschen luldruch-
tig den wapenstilstand vieren. In de kranten
leest hy hoe in Duitschland de revolutie
woedt, Hy kan het niet meer uithouden en
vlucht in een gestolen vliegtuig naar Duitsch
land. (Deze tocht op een gestolen Engelsch
toestel van Palestina naar Berlyn is de groot
ste onwaarschyniykheid in deze film, doch men
heeft er vrede mee, omdat hy zoo keurig is
uitgebeeld).
Von Prack komt dan in het Duitschland,
waar soldaten hem, den officier, uitlachen. Hy
moet zyn uniform uittrekken om veilig op
straat te kunnen loopen. Negers en Arabieren
bezetten groote stukken van zyn vaderland.
Polen, Balten en Russen trachten Oost-Pruisen
en Silezië te veroveren. En dat houdt hy niet
uit Hy verzamelt een schaar vrijwilligers om
zich heen. Hy voert oorlog tegen de Russen.
Hy schiet ze by massa’s neer, hy vernielt hun
stellingen, verovert een stuk grond. Hy voert
een zlnneloozen, een doelioozen oorlog, waar
van de Russen weliswaar de slachtoffers zyn,
doch dien hy desondanks toch elgenlyk alleen
maar voert tegen het Duitschland dat hy, sol
daat die vier jaren lang dag in dag uit zyn
leven waagde vpor zyn vaderland, niet terug
kent en waarin hy in alle geval niet leven kan.
Hy vecht tot een kogel hem den dood schenkt
dien de oorlog hem weigerde en zyn laatste
snik heet: .Deutschland
Naast hem speelt een Russische barones, die
•lies verloren heeft en ook het geloof In een
betere toekomst, zy heeft zich, om baar le
ventje van weelde en plezier te kunnen voort
zetten, verkocht aan de bolsjewieken, wier
spionne ze thans is. Von Prack en de barones
leeren elkaar te midden van he^ oorlogsrumoer
het eerste gezicht bleek uit niets boe
mannen den dood hadden gevonden.
lag half weggezakt tegen een muur,
Von Schleinltz maakte den indruk als van
iemand die plotseling gaat zitten en dan met
hoofd en schouders voorover valt. Vespucci was
biykbaar uit zyn rolstoel gevallen en hy lag
in elkaar gezakt aan den voet van dezelfde
operatietafel. waarop Jocelyn Chenery den
hond had zien liggen, waarop de Italiaan
vivisectie had toegepast. Daargelaten de drie
dooden bood het laboratorium hetzelfde gewone
aspect.
Plotseling kwam Hadley, die sich gebukt had
om naar de lyken te kijken met een kreet van
verbazing weer overeind.
Kyk eens daar! riep hy uit. En daar!
En daar. D’r is wraak in het spel.
Hy wees eerst naar Vespucci’s voorhoofd,
vervolgens naar dat van Kressler en van Von
Schleinltz. By elk was recht boven den neus
tusschen de oogen met behulp van een scherp
voorwerp een eigenaardig teeken ingesneden.
Ze moesten na den dood zyn aangebracht, want
ai waren ze tameiyk diep er was slechte weinig
bloed uitgekomen. *t Was net of daar leeiyke
maar welsprekende roode handteeken!ngen
waren gezet op de witte strakke gezichten,
geschreven door onverblddeiyke hand.
Dat is een teeken van wraak, zei Hadley.
Ze moeten uit wraak vermoord zyn. Alweer
een mysterie.
En plotseling zich herinnerend wat hy den
nacht had gezien, hurkte hy weer
neer" en begon haastig een deel van Vespuc
ci’s bovenkleeding uit te trekken. Met een
glimlach van voldoening stond hy weer op.
Ziedaar, het is zooals we dachten, riep
hy uit. Die bult op zyn rug was valach Goeie
hemel, wat steekt daar weer achter! Maar we
verliezen hier onzen tyd. Waarom beeft dat
meisje het huis verlaten? Laten we naar
Bellingham teruggaan en hooren of uw huis
knecht nog heeft opgebeld, Chenery. Dezen
hier zyn dood we kunnen hier niets uit
richten. We moeten dat meisje hebben.
Een aantal agenten werden met de be
waking van de villa belast en toen ging het
gemteebap naar Bellingham"* woning terug,
hen staanden met trillende vingers op iets voor
hen wyzend.
Drie lyken lagen op den grond, de lyken van
Vespucci, van Kressler en van Von Schleinltz.
Ze schenen zoo kalm den dood te zyn inge
gaan als onschuldige kinderen zich te slapen
leggen en zy die met afschuw op hen neer-
begrepen, dat zy op een of andere wyze
kennis hadden gemaakt met denzelfden ge-
nêergestreken over de vrooiyke feeste-
in Hotel Petronia.