Een groote kloostervrouwe
H
1
Wat Kikker Karelen Tuimeltje beleefden
aan den
JU
LIEFDE
EN EER
1
Vriendenraad
Nederland-Oostenrijk
„Lentelied” voltooid
r
Een Rembrandt-prijs
Mgr. Dr. Ariëns
OOOR M. E. FRANCIS
GEBOORTIG UIT
ASSENDELFT
MAANDAG 10 FEBRUARI 1936
I
„De doop van den Kamerling", van Salomon van Rugadael
i
ik
geen
je vechten. Beek?” vroeg de ander
Wil
Het
hU
HOOFDSTUK IV
Het St. Oebert college gal een vrijen dag en
•Wcastisch.
Intusschen ijlden Tuimeltje en kikker Karei naar het tentje
terug en zaten daar lekker te smullen. De koek was veel eer
der op dan ze verwacht hadden, maar ze hadden er toch plel-
zier in, die anderen zoo fijn beet te hebben genomen. Met een
voldaan gezicht zaten ze over het geval te praten, toen de kop
pen van de twee bedrogen kikkers uit den grond opdoken.
NNi, wat kikker Karei en Tuimeltje het op een loopen settent
i
i
i
i
i
i
i
i
i
i
i
i
I
1
niet
Naar wij vernemen sal in dewe maand, var-
moedelbk op Zenda* M Febr. as., te Hsr-
Och. och wat waren die twee kikkers geschrokken. Ze dach
ten dat er een aardbeving kwam en werden bleek van schrik.
Daar snap ik niks van, zeiden ze tegen elkaar en de oudste
met het geruite jasje aan was dadelijk in de weer om te
achterhalen, wat dat geheimzinnige verdwijnen te bettekenen
had. Laten we in den grond kruipen, zei hij tegen zijn vriend
en zoo goed en zoo kwaad als het ging, wrongen zij door de
opening en klauterden zoo naar beneden.
Enkele cijfert over het
handelsverkeer
CWtordt vervolgd)
ten wij Mère Theodora recht laten wedervaren.
Beren wij haar als een heilige, laten wjj in
hare schijnbare hardheid het toppunt van
hare machtige liefde tot den Heer trachten te
onderkennen.
Meer, wjj moeten verder gaan en wagen Moe
der Theodora in haar vastheid te benaderen. La
ten ook wij, in navolging van haar, al onze daden
stellen onder de tucht van onae liefde tot God.
En mocht dan ook onze vastheid, onvermijdelijk,
iets van hardheid vertonnen, weest er dan van
overtuigd, dat, gelijk Moeder Theodora, niette
genstaande haar ©ogenschijnlijke stroefheid, ons
onwillekeurig meetrok naar den Heer, aoo ook
wij, tot Gods meerdere Eer. op onae beurt de
vlam onzer liefde zullen doen overslaan op hen.
die ons zijn toevertrouwd, en ze maken tot een
voorwerp van Gods welbehagen.
Zjj Moeder Theodora daarbij ons voorbeeld,
onae steun!
De twee bedrogen kikkers ging&n met een lang gezicht naai
huls en vertelden aan den kok. wat er gebeurd was. Deze
knikte met zijn hoofd en zei: Laat alles maar aan mij over.
Dienselfden dag kwamen kikker Karei en Tuimeltje tegen
over de twee bedrogen kikkers aan tafel te zitten. Deze keken
heel leelijk. maar Tuimeltje en Karei deden of ze niets be
merkten Toen de huishoudster de anderen bediende, sloeg ze
Tuimeltje en Karei over en zei: „Voor straf kr.gen jullie niets
te eten en moeten jullie het taput kloppen, dat buiten hangt."
komt hjj aan. Hü zal mijn raad opgevolgd’ heb-,
ben en t haar hebben uitgelegd.
„Dacht Je?” smaalde Selters. „Hij loopt te
lachen. HU heeft haar geschreven."
Jan Meurs kwam haastig binnen. ,1 Ii in
orde,” groette hij vroolük en viel hijgend op
een stoel. „Ik moei direct weer weg maar ik
wou ‘t jullie nog even komen vertellen.”
..En?” vroeg Reens koet Zjjn raad had hij
blUkbaar niet opgevolgd.
..Nou” en Jan grinnikte schaapachtl*
„we zijn gistermorgen getrouwd, zie je!”
e Vlaamsche houtsnijder en beeldhouwer
I 1 Jozef Cantrê, die na den oorlog in ons
land verbleef en eenlge jaren geleden
weer naar Vlaanderen terugkeerde, is een der
Interessantste moderne kunstenaars van België.
Vooral met zUn zeer sterk expressionistisch
houtsnijwerk staat hij in de eerste rij der beden-
daagschen. het wordt althans in zjjn specifieke
techniek niet overtreffen.
BU ,.De Sikkel” te Antwerpen en bü MtJgh en
Van Ditmar te Botterdam zal een boek over
Jozef Cantrê verschijnen, geschreven door Isi-
noor van Beugom, en met een Inleiding van
Jan Engelman. Het werk bevat een chronolo
gisch beredeneerd overzicht van zUn ontwikke
ling en werk, een uitvoerige bibliographic en
een vol ledigen catalogus van Cantrtfs gegra
veerd. geteekend. geschilderd en gebeeldhouwd
werk. Het boek zal een tachtigtal afbeeldingen
bevatten. Het wordt in slechts 300 genummer-
de exemplaren gedrukt, onder leiding van Joef
Cantrê zelf.
De inteekenlng is bij JJe Sikkel" en NTJgh en
Van Ditmar opengesteld.
loopt op bet dek en zeilt en doet allerlei hnwens
aan. het is reuze."
Roger keek hem aan.
..Je vader moet dan wel erg rijk z|jn," sei
hu plechtig.
„Dat is hU ook,” gaf Horny toe.
„En wat ga JU doen als Je groot bent?”
..O. alles wat ik nu doe, zeilen en jagen en
visschen. Moeder zou me wel graag in het
Parlement hebben.”
Roger wilde nu niet weer zün onkunde bloot
gOVCH.
..Wel. ik ben nu baron.” kondigde hij aan.
„Weet Je nog, Homy, dat we samen gevochten
hebben en dat ik sei, dat ik je er nog wel eena
onder zou krUgen?”
Homy knikte. „Je hebt het met Paschen nog
eens geprobeerd."
„Laat ik het nog eens probeeren I” riep Roger
en sprong op. „Ik ben dit semester heel wat
grooter geworden, ik ben bijna aoo groot als
JU en heel wat zwaarder, denk ik. Laten we
het nog eens probeeren. dan zijn we quitte.”
„Och.” zei Horny onwillig, „het is aoo wam.
Wat geeft het, als ik je nog eens een bloed
neus sla. Dan la de pret voor vandaag 'EST
dorven.”
Heelemaal niet,” art Roger. Jü* ik je onder
krijg, zijn we quitte.'
„Jawel, maar ik zou de pijn hebben.”
Homey. „Laat het maar tot na de vacantia."
De nieuwe Nederlandsche film „Lentelied",
waarin Ank van der Moer. Jan Teullngs, Lau
Ezerman, Julia Cuypers, Jules Verstraete, Dick
Swidde, Joke Busch, Nell Knoop en Cor Hermus
de hoofdrollen vervullen, is dezer dagen onder
regie van Simon Koster in „Filmstad” te Den
Haag voltooid. De Centrale Commissie voor de
Filmkeuring heeft dese Amstelfilm-productie
voor alle leeftUden goedgekeurd.
De première kan binnen enkele weken tege
moet worden gezien.
De in- en uitvoerhandel van Oostenrijk heeft
zich in het afgeloopen Jaar vrU gunstig ont
wikkeld en wekt, den Indruk dat de binnen
in ndsche toestand, zoowel economisch als staat
kundig, bezig is zich te consolideeren. Het
agentschap van den „Aussenhandelsdlenst” van
de Oostenrtjksche Kamers van Koophandel
deelde ons daaromtrent de volgende cUfers mee:
Invoer naar Oostenrijk in 1934: 330.000.000:
in 1935: 335.000.000.
Uitvoer uit Oostenrijk in 1934: 240.000.000;
in 1935: 345.000.000.
De Nederlandsche uitvoer naar Oostenrijk
deelt in deze opwaartsche beweging. De vol
gende cijfers, eveneens door genoemd agent
schap verstrekt, laten zien dat onze uitvoer
naar dat land in 1935 13 mlllloen gulden groo
ter was dan in 1934. Dit’ is van bUzondere be-
teekenis, omdat, naar men weet, onze export
in 1935 in het algemeen terugliep. Tengevolge
van gunstiger deviezenbepalingen van de Oes-
terreichische Nationalbank is thans een nor
maal betalingsverkeer mogelijk.
Nederlandsche uitvoer naar Oostenrijk 1934:
f 4.800.000; 1935: 6.000.000.
OostenrUksche uitvoer naar Nederland 1934:
4300.000; 1935: f 4.100.000.
Uit deze cijfers blijkt tevens, dat de Oosten-
rijksche export naar Nederland niet is gestegen,
doch integendeel geringer is geworden.
Door het OostenrUksche agentschap wordt
dit geweten aan de contingenteeringsmaat-
regelen hier te lande. De handelsbalans tus-
schen beide landen, die voor twee jaren nóg
in evenwicht was. is thans bijna voor 50 pet.
actief te onzen gunste geworden. Echter Is
het niet onmogelUk dat ook hierin weer ver
andering komt, want in December 1935 was de
invoer uit OostenrUk weer hooger dan in de
overeenkomstige maand van 1934, nJ. 390.000
gulden tegen 360.000 gulden in de overeen-
1934.
I” riep Selters verachtelUk. „Wat
e hoofd. Knuivers? Je kunt niet
naar een dame gaan en zeggen: Mevrouw, ik
vond uw geselschap heel aangenaam, toen ik
tne verveelde, maar nu ik weer midden in m’n
kennissen zit, heb ik er geen bedoelingen mee
gehad. Mooien raad geef JU- Weet je wat je
doen moet, Jan? Je schrUft haar een briefje,
dat je vanavond met je vrouw naar de opera
moet. Dan ben je zoo van haar af.”
„Ja, da's een goed idee, al heb
vrouw." zei Jan.
„Jullie ergeren me,” mengde Reens zich nu
in ’t gesprek. „Jou plannetje is natuurlUk ón
mogelijk. Knuivers. en dat: ik mag niet van
m’n vrouw, is bespottelUk. Eerst komt dan de
heele stad te weten dat Jan getrouwd is. en
dan komt z’n dame uit de Ardennen te weten
dat 't niet waar is. en wat dan?”
„Neen, dat kan niet.” mompelde Meurs.
„De eenvoudigste weg," zei Reens, ,js de
plaat poetsen. Een paar weken verdwUnen, dan
is *t dood gebloed.”
„Wat?" riep Knuivers driftig. „Wegloopen
voor een vrouw? Je lijkt wel gek, Reens. Voor
een man van eer fs er maar één mogelijkheid:
naar haar toe gaan en 't haar uitleggen.”
.Absoluut niet." verweerde zich Reens. ..Dan
krijgt hu een massa last. Je-komt toch wel voor
zaken naar Rotterdam of zooiets. Wat is er
eenvoudiger?”
„Ik begrUp niet, waar Jullie je aoo druk over
Nu was de straf, waarvan Rogers handen
nog gloeiden toegediènd om zün herhaald falen
in deze edele wetenschap. De spot vlUmde. HU
stapte met gebalde vuisten op zün tegenstander
toe. toen de deur van de prefectenkamer open
ging.
„Vooruit, jongens, naar de speelplaats."
Roger stak zUn handen diep in zUn zakken en
marcheerde naast zün vUand af.
„Ik heb afgesproken te voetballen." zei hü-
„Maar na de studie, achter de houtmUt kunnen
we het uitmaken.”
„WU je vechten, Beek?” vroeg de ander
heimelUk verbaasd. „Ik ben een hoofd grooter
en twee jaar ouder.”
„Dat kan wel zün, Horny, maar Ik zaj je
onder krijgen.”
„O. goed," zei Homy minachtend.
„Ik ben sterk," ging Roger voort, terwUl hU
hem woest aankeek. „Tot het eten zal ik je
nog tUd geven om terug te trekken, wat je zei
over tellen.”
„Er te niets terug te trekken," zei Homy
.Ik vroeg je, of je kon tellen, meer niet. Kün
je tellen?"
„Ik zal je laten zien, of Ut het kan, na de
studie," gromde Roger en rende weg vol wraak
plannen.
HU was de eerste, later op den middag, achter
de houtmUt. Hü was al heftig bezig zUn mouwen
op te stroopen, toen Homy aan kwam alen-
teren.
.KUk eens hier. Sir Roger," begon hü- „Dit
ls„apekool. Ik vroeg Je alleen maar wet.”
„Trek je het terug?' vroeg Roger en boog
»«rkte gestaag aan de verbetering barer ge
breken, fouten en'onvolmaaktheden: het ge
wone, dagelijksche huiswerk der heiligen. En.
zooals aUe heiligen, was ze over haren voor
uitgang maar weinig te spreken. Het ging haar
niet naar den zin: dat moet „beter worden.”
En dat „beter worden” aeide ze op een toon
waaruit weer de wonderlUke hardheid van die
innerlUke macht te voorschUn trad.
En ik, haar niet kennend, en gewoon den
mensch in den strijd met eigen zwakheid te
troosten, te bemoedigen, tot geduld met zich
zelf te manen, te wUzen op het feit, dat het
gebouw van gewone hechte volmaaktheid wordt
opgetrokken uit met moeite vergaarde en ge
duldig bewerkte steenen, als uit even zoovele
daden met Gods genade onder gestage zelfbe-
heerschlnp onverdroten gesteld, ik bezigde de
woorden, die in zulke oogenblikken als van zelf
op de lippen komen: „Komaan, Zuster, geduld
met je eigen!” Had ik haar gekend, had ik
geweten, dat zU die deugd zelfs in rijke mate
bezat zoo had ik die uitdrukking zeer zeker
vermeden. Vandaar dan ook, dat mün beroep
op haar geduld langs haar henen gleed, en
zooals haar antwoord mu duldelUk deed ge
voelen, had zU er een poging in gezien niet
Mn haar Uver te prikkelen, maar, zü het ten
onrechte, om haar liefdevuur te temperen, wat
ze niet van mü had verwacht.
Bedaard, maar overweldigend, als oplaaiend
uit het binnenst van een minnend hart, klonk
haar antwoord: „Neen, pastoor, nooit lauw in
de liefde tot God!” Diep beschaamd zweeg ik.
Ik had misgetast! Maar o! Gelukkige schuld!
Op dat oogenbllk was een licht voor mij op
gegaan. Ik had begrepen, dat die onverklaar-
bare hardheid haar grond vond in een onver-
zettelUke liefde tot God, dat die schUnbare
hardheid een uiring was van een wonderbare
vastheid van willen en beminnen. Ik stond voor
een ziel, die haar volmaaktheid wilde louter uit
liefde tot God, om Hem te behagen. Liefde was
de grondslag van al haar laten en doen! Een
liefde, die geen lafheid, geen zwakheid aan
vaardde, die fout noemde, wat fout was, die
van geen verontschuldiging wilde hooren.
Bü gelegenheid van het 400-jarig bestaan
van de Orde der Religieuzen Ursullnen is een
gedenkboek verschenen, waarin o.a. Mgr van
Velsen 8 J een waardeerend artikel wUdt aan
de nagedachtenis van een Assendelftsche
Zuster, Mère Theodora, in de wereld Agatha
Elisabeth KaaUk. Geboren in 1876 trad zU in
het mlssie-novicaat te Venray, waar zü 25 Nov
1897 haar eeuwige geloften deed. 4 Sept 1901
kwam zü te Batavia aan. ZU werkte daar ah
ook te Buitenzorg en te Bandoeng, waar zU
19 Juni 1929 het loon mocht gaan ontvang»,
voor haar voorbeeldig leven.
Uit den omgang met deze groote klooster-
vrouwe geeft Mgr. V. Velsen een paar herinne
ringen welke velen in Assendelft en omstreken
die Mère Theodora gekend hebben, met be
langstelling en stichting zullen vernemen.
Mgr. van Velsen schrijft:
„Het was de eerste maal, dat ik met haar
sprak. Ze was eenvoudig, zooals ze daar, met
de handen draaiend in de mouwen van haar
kloosterkleed, voor mü zat. Ja! eenvoudig, ik
bedoel: natuurlUk. gewoon. En toch.... Neen
niet gewoon! Dat hoofd: even vrü moedig, vra
gend, onderzoekend, omhoog gericht; die hel
dere oogen: biUde, even uitdagend, even tar
tend u aanstarend; die leuke, open lach, die
als een zonnegloed lag over dat kalme, maar
opgewekte gelaat; die sprankelende peest, die
vastheid van lün in al haar doen en laten....
Ja! wel eenvoudig, maar.... Neen! Toch niet
gewoon! Iets anders dan gewoon. Door al dat
ulterlUke van eenvoud, van ongeveinsde op
rechtheid, en van een niet te miskennen harte-
hjkheid voelde ik onwillekeurig de uitstraling
van een machtige ziel. Een wonderbaar kunstig
beeld uit het hardste, uit -het kostbaarste gra
niet!
Onder deze betooverinp verliet ik de klooster-
vrouwe.
Teruggekeerd tot de eenzaamheid, keerde ook
haar beeld, dat mU zoo sterk had geboeid, on
gewild in mUn geest terug, en ik vroeg mjj af,
of de ontvangen Indruk wel aan de werkelUk-
heid beantwoordde. Wat zou de ervaring mU
leeren?? Ik maande mü tot voorzichtigheid.
Immers, moge ook de eerste Indruk gemeen-
Ujk de beste zUn, de ondervinding verhoogt
of tempert de bUkomstigheden soms op ont
stellende wUze. Wat toch wist ik ten slotte na
dit vluchtig bezoek van de macht dier ziel, al
had zU mU die macht niet onduidelUk laten
gevoelen? Ik besloot tot opschorting van mUn
oordeel, totdat de ondervinding mU de ndod-
zakelUke bouwstoffen zou geleverd hebben. Ik
kon mU toch zeer goed in mUn opvattingen
vergissen. Was het niet mogelUk, dat dat mach
tige in haar een wel verborgen trots tot onder
laag had, dat de hoovaardU rondwaarde onder
den achUn van zielskracht, onder de bekoor
lijkheden van zelfkennis en zelfbeheerschlng.
In één woord: wacht de feiten af!
De feiten lieten zich metterdaad niet wach
ten, en ze waren niet In strUef met mUn eer
sten Indruk.
ZU verzocht mU vaak om een onderhoud. ZU
vroeg mU dan gewoonlUk raad In ontworpen
plannen, yaaraan zU, te oordeelen naar de
kracht der overtuiging, waarmede zU ze voor
stelde, gemeenhjk veel gewicht hechtte. Ik
luisterde dan aandachtig toe, onderbrak haa.
niet. Onwillekeurig dacht ik telkenmale aan de
goede gelegenheid, die zich thans voordeed, om
haar nederigheid eens ter dege te toetsen.
Had ze dan uitgesproken, dan wachtte ze
vragend op mUn antwoord, dat ik, als ware is
bang haar te stooten, eenigszins weifelend tot
uiting bracht.
Ondertusschen bespiedde ik op haar gelaat
den Indruk, dien mUn woorden op baar ge
moed schenen te maken. Ik opperde moeilUk-
heden tegen de juistheid harer inzichten, et.
veinsde dikwerf in haar overschatting van
eigen wilskracht te bespeuren. Ze luisterde dan
aandachtig toe, verhief van tüd tot tud even
verwonderd haar oogen, en dan: het hoofd
boog zich, haar blik startfde, ze keerde in zich
zelve zonder de geringste beweging van wrevel,
zonder de minste ontroering. En ais ik had
uitgesproken, zeide ze kalm en bescheiden
„Inderdaad! U heeft gelUk, dat alles was mu
ontgaan. Wat raadt u mU aan?” We overleg
den dan verder samen, verbeterden eikaars in
zichten, maakten het plan uitvoerbaar. En
laat staan, dat er ooit van hoogmoed of trots
sprake was, immer mocht ik bewonderen haar
gepaste bescheidenheid, haar vrijmoedige ne
derigheid bU het naar voren brengen van hare
inzichten, en de ongekunstelde bereidwilligheid
om die voor betere prijs te geven.
En toch het ontging mU niet, ik voelde, dat
in haar een macht werkte, die straf en stug
aandeed, die alle deugd scheen te overheer-
schen en haar een hardheid gaf, als het gra
niet aan de soepele, ragfUne kant er in uitge
beeld. J
Wat was die macht? Geen trots! Geen zelf
overschatting! Dit was mU o ver duldelUkWat
was het dén? Wie zou het mU verklaren? MU
dacht, dat alleen een diepere blik in haar
zieleleven mU dit zou kunnen zeggen.
Er is echter niets, wat de openbaarheid zoo
zeer vreest als de geheime roerselen van de
ziel; zelfs gewild laten ze zich zoo bezwaarlUk
in woorden vertolken.
Onze gedachten, onze innerlUke waarnemin
gen daaromtrent zUn gewoonlUk zoo vaag en
onzeker.
MUn veelvuldige omgang met haar gaf mU
echter ongezocht het gewenschte licht. Ze
Al T? A D/^Xlk.TKT'E’ °P blad ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen b*J levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^0 bU ecn ongeval met E* O Cafl btj verUes van een hand,
I rSl JI w I w r> o ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen CJVe verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen Maze doodelijken afloop A fciOl/e" een voet of een eog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVALT
zjjn stevigen arm en voelde met veel air zUn
biceps. HU zag verontwaardigd, dat Horny niet
eens de moeite deed. zUn jasje uit te trekken.
HU keek hem zwUgend aan en ging door.
.Mag ik je dan niets vragen?”
„Nou, ben je klaar?" brulde Roger.
„Volkomen," zei Horny rustig en kromde
zUn arm ter verdediging, onderwUi een deuntje
fluitend.
„Ik zal je laten, zien, dat ik kan tellen!”
riep de kleine baron woest. „Een, twee, drie,
vier" en zUn vuisten vlagen rond.
Maar Horny ontdook ze telkens en zei toen:
„vUf" terwUl hU met een stevigen stomp den
kleinen man achterover deed tuimelen.
Een oogenbllk zag de kleine Beek sterretjes,
maar hU sprong op en begon met nieuwen
moed.
„Zes dan,” zei hü en gaf een goelen mep,
omdat de ander niet gedacht had, dat hü zoo
gauw weer klaar zou zün.
Nu greep hü Homy aan osn met hem te
worstelen volgens het recept van Tom, maar
dit lukte niet. Langzaam voelde hü zich achter
over drukken, tot hü op den grond lag.
„Dat is zeven," kondigde Homy aan, zü het
ook een beetje bulten adem, terwUl hü boven
op hem zat. „WU Je mUn dep nu met rust
laten?”
,Jfee,” zei Roger. ,Dsn moet je het terug
nemen over het tellen."
„Nou. ik leer je toch al teDen," zei Homy.
We zün al aan zeven."
Roger krabbelde op en begon weer opnieuw.
Zoo nu en dan kon hü wel een slag plaatsen.
et zit zoo." begon Jan Meurs, toen hü
s'n drie vrienden een wenk had gegeven,
om hun clubfauteuils wat dichter bü den
zünen te trekken. „Ik vond haar een erg aar
dige vrouw en ik was alleen in de Ardennen,
en ze leek me zoo eenzaam, al dien rijd dat
haar man...."
Maar man!” riep Selters. ,^e wilt toch niet
zeggen...,”
„Val me toch niet in de rede,” mopperde Jan
Meurs. „Waar was ik ook weer?”
„BU haar man." zei Reens.
„O. ja. Nu, se teek me zoo eenzaam; Ik vond
dat ik haar een beetje bezig moest houden. Ze
was een aardige vrouw, heel aardig, en we wer
den gauw goede vrienden Maar ar schUnt me
verkeerd begrepen te hebben, snap Je, en...."
„Wacht even.” viel Knuivers hem in de rede.
„En haar man dan?”
„Die is toch dood! Mevrouw van Berkel is
al twee jaar weduwe."
.Malle geschledenist” meende Reens.
„Wacht even, t begint pas,” vervolgde Jan.
„Vanmorgen kreeg ik een briefje, dat ze in de
stad was en dat ik in den loop van de week op
visite mocht komen. Uit den toon van dat
briefje zou Je aeggen dat we verloofd waren.
En nu moeten jullie me er uit helpen.”
..Heb Je beloofd haar te zulten trouwen?”
vroeg de altüd practlsche Belters.
„Wel neen, kerel! We gingen gewoon vriend-
achappelük met elkaar om."
„Zoo.” peinsde Selters. „Brieven?”
De aangesprokene kreeg een kleurtje.
„Niet om over te spreken; alleen een klein
briefje, dat ik haar gestuurd heb met een paar
bloemen, op een dag dat ze ongesteld was; een
klein kattebelletje, waarmee Ik haar wat wou
opvroolüken. Maar dat doet er allemaal niets
toe. Ze zou ’t me nooit lastig maken. Ik wilde
van jullie graag eens hooren wat de beste uit
weg is. zonder een akeligen nasmaak achter te
laten, om zoo te aeggen.”
„Er is maar één mogelükheid.” zei Knuivers
gedecideerd; „de koe bU de horens vatten. G*
naar haar toe en zeg haar ronduit, op een zacht
zinnige manier natuurlUk. dat ’t je alleen om
de gezelligheid te doen was en dat Je verder
geen bedoelingen had. Zeg. dat je haar graag
mag als vriend, en zoo.enfin, zeg de waar
heid. Dan ga Je met haar eten en naar den
schouwburg, en 't einde is schoon.’
',Ja, dat is misschien wel het beste,” erkende
Jan Meurs.
„Malllghe
haal je in
maar over het algemeen deed Homy het werk.
Toen hü tot twaalf gekomen was, was de
kleine Beek te duizelig om op te staan. Horny
boog zich over hem en tot Roger’s verbazing
hielp hü hem opstaan.
„Je bent een flinke vent,” zej hü- „Ik ben
er niet zoo erg trotsch op, dat ik Je geslagen
heb. De ben veel ouder. Kom, geef me een
hand."
Roger veegde het bloed van zün neus en
keek met één blauw oog, het andere was al
dicht, naar zün tegenpartü
„Ik zal je wel een hand geven.” zei hü.
.Maar ik zal je nog wel eens krijgen.”
„Laat je mün hoed nu met rust?” vroeg de
ander.
Roger bedacht zich even, zün oordeel over zün
vüand onderging een heele verandering.
„Waarom zet je hem op?” vroeg hü-
Homy aarzelde op zün beurt. „Nou, mün
moeder vindt het leuk.”
„O," zei Roger. „Dat Is wat anders.
spüt me. Ik zal er niet meer over praten."
„Ik weet nu, dat Je kunt tellen,” zei Homy
glimlachend.
Hü hielp Roger zün jas en vest aantrekken
en gaf hem den goeden raad een koude liniaal
op zün oog te leggen. ZU liepen naar de speel
plaats terug, met den arm om elkanders hals.
Maar ik zal je toch nog wel eens krijgen,"
zei Roger, toen zU scheidden.
Commissies der R K Drankbestrijding, onder
leiding van den zecreerw. pater Bruna O.FM,
directeur van Sobriëtas, een vergadering ge
houden worden waarbij als spreker aal optreden
Z. Exc. jhr. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck.
Deze bijzondere büeenkomat staat in verband
met de actie tot ssüigverklaring van Mgr. dr.
Alphons Ariène.
komt, weten we dat Je den verstandlgsten weg
hebt gekosen en op reis bent gegaan." zei
Reens bü ’t afscheid.
Drie dagen daarna zaten de drie mannen
voor t raam van het restaurant op Jan te
wachten. Na een heeten woordenstrijd over het
geval van hun vriend, waren ae in een koel
stilzwügen vervallen.
„’t Is twintig minuten over tüd.” gei Reens,
op s'n horloge kUkend. „Hü ie naar Rottendam."
De anderen schenen niet te luisteren en ke
ken het raam uit.
.Mooi aoo.” riep Knuivers eensklaps, .daar
al de Jongens waren naar de bosschen langs
de rivier, waar een ftroote picnic werd ge
houden om dit feit waardig te vieren.
Roger en Homy, nu de dikste vrienden, had
den heerlük samen gevischt, ai hadden zü
ook niet veel gevangen. Zü hadden een enorme
hoeveelheid levensmiddelen naar binnen ge
slagen en zaten nu. moe van het turen naar
de dobbers, die de vlugge stekelbaarsjes tóch
wisten te ontwüken, naast elkaar in het gras
en hielden vertrouwelüke gesprekken.
„Wat ga JU in de vacantie doen?” vroeg
Homy.
„Ik ga werken," sei Roger.
„Werken?" riep de ander uit.
„Ja,” knikte Roger. \.Er is altüd een hoop te
doen op een boerderij Ik doe het graag, ik ga
hooien en help de bleten wieden. Maar het
liefste," ging hü geanimeerd verder, „loop ik
aan den kop van het paard, als de knecht aan
het ploegen is. Ik word een groote boer, als ik
oud genoeg ben.”
„Hoe kun je boer en baron tegelük zün?”
vroeg Homy.
.Mün grootvader was het ook." weersprak
Roger hem. „En wat ga JU doen?”
„Ik ga achter de patrijzen," ael Homy. „Mün
vader zal mü leeren Jagen en mün moeder
heeft mü een nieuwen pony beloofd voor mün
verjaardag. Of misschien gaan we met ons jacht
uit.”
„Wat is dat?"
„Heb JU nooit van een jacht gehoord? Het
is een boot. eigenlUk en klein schip, met een
kajuit. En je slaapt in echte kooien en je
Ken der grootste Hamburpsche kooplieden
heeft een fonds gesticht, waaruit jaarlüks een
Rembrandt-prüs zal worden ter beschikking
gesteld. Hiervoor komen in aanmerking per
sonen, die op buitengewone wüze de Neder-
duitsche cultuur hebben gediend, hetzü op het
gebied der letteren, der muziek, der beelden
de kunsten of der wüsbegeerte. Als jury zullen
de gezamenlijke betrekkehjke faculteiten der
Hamburger Universiteit optreden. De prijs kan
worden toegekend aan alle Nederduitschers;
ook Noord- en Zuid-Nederlanders kunnen voor
dezen prüs eventueel In aanmerking komen, komstlge maand van
Het was voor God.
Groote ziel! Mün klein verstandje had de
grootheid Uwer liefde niet vermogen te om
vatten, en in uwe volmaaktheid, helaas! een
niet te miskennen gebrek meenen te ontdek
ken, dat hare schoonheid jammerlük ontsierde.
Ach, hoevelen met mü noemden haar een
heilige, maar verweten haar: hardheid, omdat
zü, evenals ik, nooit volkomen bevroedden.dat
die krachtuiting wortelde in hare machtige
liefde, in haar bewonderenswaardlge vastheid
van wil, om zich zelf en anderen te brengen
en meer en meer op te voeren tot de liefde
van God. Laat een leder, die, zooals ik, haar
wellicht van die hardheid verdacht heeft, eens
in het licht van die vastheid van liefde haren
omgang met zich en anderen beschouwen, zich
herinneren haar kloekheid, haar oprechtheid,
haar redelükheld, naast toegevendheid, geduld
en standvastige bezorgdheid bü wankelen en
kleinmoedigheid. Neen! Dat was geen hard
heid, geen ongevoeligheid, geen niet-begrüpen-
van-den-evenmensch, geen vorderen-van-wat-
kx>ven-iemands-krachten-lag, geen onbarm
hartigheid, geen onverstandig drijven, nog
maals neen! het waren de vruchten van haar
liefde tot God! Die liefde tot God, die, deson
danks, een ieder boeide in haar gezonde da
gen die bewondering vroeg in de dagen van af
takeling, van ziekte en lüden.
Een levende hemelsche bloem zoo forsch, zoo
tintelend van bovenaardschen geur en kleur, dat
wü stumperde, die haar herkomst niet ver
mochten te raden, daarin meenden te ontdek
ken iets van graniet, dat, hoe kunstig gebeeld
houwd en de natuur in schoonheid schier over
treffend, zün „vastheid" door ons helaas!
kwalük .hardheid” genoemd niet vermocht
te verbergen. Zouden we ons Inderdaad niet
moeten herzien, en onze vergissing erkennen?
Laten wü onze fout trachten te herstellen. La-
maken.” klonk het deftig en afgemeten uit den
mond van Selters. „Als een man tegenover een
darde melding maakt van s’n vrouw, dacht je
dan, dat ae verder nog iets deed? Of aan hem
dacht? Ze gaat zichzelf toch niet klelneeren?”
„Ze weet natuurlUk heel goed, dat hü nl
getrouwd is,” aei Reens weer. .Maar, ik laat
aan Jan over. Wat vind je?"
,^a." aei Meurs, die maar steeds vethaasd
had zitten luisteren; ,4k weet echt niet, wat ik
er van denken moet.”
„Doe wat ik je gezegd heb,” riep Knuivers.
met een minachtenden Mik naar de andere
twee, „dan blüf je in elk geval vrij van bedrog
en lafheid.”
„En als hü terugkomt, staat hü «r precies
zóó voor." verklaarde Reens.
„Weet Je wat?” zei Jan, nadat hü even na
gedacht had; ,Jk kom over drie dagen hier in
’t restaurant dl-
neeren. In dien
tusschentüd zal
ik over Jullie
ideeën goed na
denken en trach
ten te beslissen.
„Als je niet
laatste leerde hü op een mln of meer
eigenaardige manier. Er werd geen uniform
gedragen op 8t. Osbert en er ontstond een
Brief tegen een van de jongens, die lederen
Zondag in een Eton-jasje en met een hoogen
hoed verscheen. Roger vooral kon dat niet uit-
•taan. Hü noemde dat „kunsten” en plaagde
den eigenaar van den hoed vreeselük. Hü
schold hem uit en sarde hem op allerlei manie-
ten, zonder precies handtastelük te worden.
Maar de Jongen, twee jaar ouder dan Roger, was
*en keurige vent en scheen niet op wraak t»
tinnen zoo nu en dan onderhield hü Roger I
over zün gedrag en dit schudde het geweten
»an den kleinen Beek wakker, die daardoor nog
meer geïrriteerd werd.
De bom barstte op een goeden dag toen Roger
de kamer van den prefect uitkwam, zün handen
h°g gloeiend van de slagen met de leeren plak,
*n den ander in de gang ontmoette,
.Hoeveel dagen duurt het nog vóór het Zon-
°«8 is dandy?” riep hü. „Waar is je schoor
steen?”
„Kun je nog niet teUsss?” vroeg de ander
7
Dit
0
I,
s
S
I.
>1
4
t
a
t
o
a
k
k