Een groote kloostervrouwe H 1 Wat Kikker Karelen Tuimeltje beleefden aan den JU LIEFDE EN EER 1 Vriendenraad Nederland-Oostenrijk „Lentelied” voltooid r Een Rembrandt-prijs Mgr. Dr. Ariëns OOOR M. E. FRANCIS GEBOORTIG UIT ASSENDELFT MAANDAG 10 FEBRUARI 1936 I „De doop van den Kamerling", van Salomon van Rugadael i ik geen je vechten. Beek?” vroeg de ander Wil Het hU HOOFDSTUK IV Het St. Oebert college gal een vrijen dag en •Wcastisch. Intusschen ijlden Tuimeltje en kikker Karei naar het tentje terug en zaten daar lekker te smullen. De koek was veel eer der op dan ze verwacht hadden, maar ze hadden er toch plel- zier in, die anderen zoo fijn beet te hebben genomen. Met een voldaan gezicht zaten ze over het geval te praten, toen de kop pen van de twee bedrogen kikkers uit den grond opdoken. NNi, wat kikker Karei en Tuimeltje het op een loopen settent i i i i i i i i i i i i I 1 niet Naar wij vernemen sal in dewe maand, var- moedelbk op Zenda* M Febr. as., te Hsr- Och. och wat waren die twee kikkers geschrokken. Ze dach ten dat er een aardbeving kwam en werden bleek van schrik. Daar snap ik niks van, zeiden ze tegen elkaar en de oudste met het geruite jasje aan was dadelijk in de weer om te achterhalen, wat dat geheimzinnige verdwijnen te bettekenen had. Laten we in den grond kruipen, zei hij tegen zijn vriend en zoo goed en zoo kwaad als het ging, wrongen zij door de opening en klauterden zoo naar beneden. Enkele cijfert over het handelsverkeer CWtordt vervolgd) ten wij Mère Theodora recht laten wedervaren. Beren wij haar als een heilige, laten wjj in hare schijnbare hardheid het toppunt van hare machtige liefde tot den Heer trachten te onderkennen. Meer, wjj moeten verder gaan en wagen Moe der Theodora in haar vastheid te benaderen. La ten ook wij, in navolging van haar, al onze daden stellen onder de tucht van onae liefde tot God. En mocht dan ook onze vastheid, onvermijdelijk, iets van hardheid vertonnen, weest er dan van overtuigd, dat, gelijk Moeder Theodora, niette genstaande haar ©ogenschijnlijke stroefheid, ons onwillekeurig meetrok naar den Heer, aoo ook wij, tot Gods meerdere Eer. op onae beurt de vlam onzer liefde zullen doen overslaan op hen. die ons zijn toevertrouwd, en ze maken tot een voorwerp van Gods welbehagen. Zjj Moeder Theodora daarbij ons voorbeeld, onae steun! De twee bedrogen kikkers ging&n met een lang gezicht naai huls en vertelden aan den kok. wat er gebeurd was. Deze knikte met zijn hoofd en zei: Laat alles maar aan mij over. Dienselfden dag kwamen kikker Karei en Tuimeltje tegen over de twee bedrogen kikkers aan tafel te zitten. Deze keken heel leelijk. maar Tuimeltje en Karei deden of ze niets be merkten Toen de huishoudster de anderen bediende, sloeg ze Tuimeltje en Karei over en zei: „Voor straf kr.gen jullie niets te eten en moeten jullie het taput kloppen, dat buiten hangt." komt hjj aan. Hü zal mijn raad opgevolgd’ heb-, ben en t haar hebben uitgelegd. „Dacht Je?” smaalde Selters. „Hij loopt te lachen. HU heeft haar geschreven." Jan Meurs kwam haastig binnen. ,1 Ii in orde,” groette hij vroolük en viel hijgend op een stoel. „Ik moei direct weer weg maar ik wou ‘t jullie nog even komen vertellen.” ..En?” vroeg Reens koet Zjjn raad had hij blUkbaar niet opgevolgd. ..Nou” en Jan grinnikte schaapachtl* „we zijn gistermorgen getrouwd, zie je!” e Vlaamsche houtsnijder en beeldhouwer I 1 Jozef Cantrê, die na den oorlog in ons land verbleef en eenlge jaren geleden weer naar Vlaanderen terugkeerde, is een der Interessantste moderne kunstenaars van België. Vooral met zUn zeer sterk expressionistisch houtsnijwerk staat hij in de eerste rij der beden- daagschen. het wordt althans in zjjn specifieke techniek niet overtreffen. BU ,.De Sikkel” te Antwerpen en bü MtJgh en Van Ditmar te Botterdam zal een boek over Jozef Cantrê verschijnen, geschreven door Isi- noor van Beugom, en met een Inleiding van Jan Engelman. Het werk bevat een chronolo gisch beredeneerd overzicht van zUn ontwikke ling en werk, een uitvoerige bibliographic en een vol ledigen catalogus van Cantrtfs gegra veerd. geteekend. geschilderd en gebeeldhouwd werk. Het boek zal een tachtigtal afbeeldingen bevatten. Het wordt in slechts 300 genummer- de exemplaren gedrukt, onder leiding van Joef Cantrê zelf. De inteekenlng is bij JJe Sikkel" en NTJgh en Van Ditmar opengesteld. loopt op bet dek en zeilt en doet allerlei hnwens aan. het is reuze." Roger keek hem aan. ..Je vader moet dan wel erg rijk z|jn," sei hu plechtig. „Dat is hU ook,” gaf Horny toe. „En wat ga JU doen als Je groot bent?” ..O. alles wat ik nu doe, zeilen en jagen en visschen. Moeder zou me wel graag in het Parlement hebben.” Roger wilde nu niet weer zün onkunde bloot gOVCH. ..Wel. ik ben nu baron.” kondigde hij aan. „Weet Je nog, Homy, dat we samen gevochten hebben en dat ik sei, dat ik je er nog wel eena onder zou krUgen?” Homy knikte. „Je hebt het met Paschen nog eens geprobeerd." „Laat ik het nog eens probeeren I” riep Roger en sprong op. „Ik ben dit semester heel wat grooter geworden, ik ben bijna aoo groot als JU en heel wat zwaarder, denk ik. Laten we het nog eens probeeren. dan zijn we quitte.” „Och.” zei Horny onwillig, „het is aoo wam. Wat geeft het, als ik je nog eens een bloed neus sla. Dan la de pret voor vandaag 'EST dorven.” Heelemaal niet,” art Roger. Jü* ik je onder krijg, zijn we quitte.' „Jawel, maar ik zou de pijn hebben.” Homey. „Laat het maar tot na de vacantia." De nieuwe Nederlandsche film „Lentelied", waarin Ank van der Moer. Jan Teullngs, Lau Ezerman, Julia Cuypers, Jules Verstraete, Dick Swidde, Joke Busch, Nell Knoop en Cor Hermus de hoofdrollen vervullen, is dezer dagen onder regie van Simon Koster in „Filmstad” te Den Haag voltooid. De Centrale Commissie voor de Filmkeuring heeft dese Amstelfilm-productie voor alle leeftUden goedgekeurd. De première kan binnen enkele weken tege moet worden gezien. De in- en uitvoerhandel van Oostenrijk heeft zich in het afgeloopen Jaar vrU gunstig ont wikkeld en wekt, den Indruk dat de binnen in ndsche toestand, zoowel economisch als staat kundig, bezig is zich te consolideeren. Het agentschap van den „Aussenhandelsdlenst” van de Oostenrtjksche Kamers van Koophandel deelde ons daaromtrent de volgende cUfers mee: Invoer naar Oostenrijk in 1934: 330.000.000: in 1935: 335.000.000. Uitvoer uit Oostenrijk in 1934: 240.000.000; in 1935: 345.000.000. De Nederlandsche uitvoer naar Oostenrijk deelt in deze opwaartsche beweging. De vol gende cijfers, eveneens door genoemd agent schap verstrekt, laten zien dat onze uitvoer naar dat land in 1935 13 mlllloen gulden groo ter was dan in 1934. Dit’ is van bUzondere be- teekenis, omdat, naar men weet, onze export in 1935 in het algemeen terugliep. Tengevolge van gunstiger deviezenbepalingen van de Oes- terreichische Nationalbank is thans een nor maal betalingsverkeer mogelijk. Nederlandsche uitvoer naar Oostenrijk 1934: f 4.800.000; 1935: 6.000.000. OostenrUksche uitvoer naar Nederland 1934: 4300.000; 1935: f 4.100.000. Uit deze cijfers blijkt tevens, dat de Oosten- rijksche export naar Nederland niet is gestegen, doch integendeel geringer is geworden. Door het OostenrUksche agentschap wordt dit geweten aan de contingenteeringsmaat- regelen hier te lande. De handelsbalans tus- schen beide landen, die voor twee jaren nóg in evenwicht was. is thans bijna voor 50 pet. actief te onzen gunste geworden. Echter Is het niet onmogelUk dat ook hierin weer ver andering komt, want in December 1935 was de invoer uit OostenrUk weer hooger dan in de overeenkomstige maand van 1934, nJ. 390.000 gulden tegen 360.000 gulden in de overeen- 1934. I” riep Selters verachtelUk. „Wat e hoofd. Knuivers? Je kunt niet naar een dame gaan en zeggen: Mevrouw, ik vond uw geselschap heel aangenaam, toen ik tne verveelde, maar nu ik weer midden in m’n kennissen zit, heb ik er geen bedoelingen mee gehad. Mooien raad geef JU- Weet je wat je doen moet, Jan? Je schrUft haar een briefje, dat je vanavond met je vrouw naar de opera moet. Dan ben je zoo van haar af.” „Ja, da's een goed idee, al heb vrouw." zei Jan. „Jullie ergeren me,” mengde Reens zich nu in ’t gesprek. „Jou plannetje is natuurlUk ón mogelijk. Knuivers. en dat: ik mag niet van m’n vrouw, is bespottelUk. Eerst komt dan de heele stad te weten dat Jan getrouwd is. en dan komt z’n dame uit de Ardennen te weten dat 't niet waar is. en wat dan?” „Neen, dat kan niet.” mompelde Meurs. „De eenvoudigste weg," zei Reens, ,js de plaat poetsen. Een paar weken verdwUnen, dan is *t dood gebloed.” „Wat?" riep Knuivers driftig. „Wegloopen voor een vrouw? Je lijkt wel gek, Reens. Voor een man van eer fs er maar één mogelijkheid: naar haar toe gaan en 't haar uitleggen.” .Absoluut niet." verweerde zich Reens. ..Dan krijgt hu een massa last. Je-komt toch wel voor zaken naar Rotterdam of zooiets. Wat is er eenvoudiger?” „Ik begrUp niet, waar Jullie je aoo druk over Nu was de straf, waarvan Rogers handen nog gloeiden toegediènd om zün herhaald falen in deze edele wetenschap. De spot vlUmde. HU stapte met gebalde vuisten op zün tegenstander toe. toen de deur van de prefectenkamer open ging. „Vooruit, jongens, naar de speelplaats." Roger stak zUn handen diep in zUn zakken en marcheerde naast zün vUand af. „Ik heb afgesproken te voetballen." zei hü- „Maar na de studie, achter de houtmUt kunnen we het uitmaken.” „WU je vechten, Beek?” vroeg de ander heimelUk verbaasd. „Ik ben een hoofd grooter en twee jaar ouder.” „Dat kan wel zün, Horny, maar Ik zaj je onder krijgen.” „O. goed," zei Homy minachtend. „Ik ben sterk," ging Roger voort, terwUl hU hem woest aankeek. „Tot het eten zal ik je nog tUd geven om terug te trekken, wat je zei over tellen.” „Er te niets terug te trekken," zei Homy .Ik vroeg je, of je kon tellen, meer niet. Kün je tellen?" „Ik zal je laten zien, of Ut het kan, na de studie," gromde Roger en rende weg vol wraak plannen. HU was de eerste, later op den middag, achter de houtmUt. Hü was al heftig bezig zUn mouwen op te stroopen, toen Homy aan kwam alen- teren. .KUk eens hier. Sir Roger," begon hü- „Dit ls„apekool. Ik vroeg Je alleen maar wet.” „Trek je het terug?' vroeg Roger en boog »«rkte gestaag aan de verbetering barer ge breken, fouten en'onvolmaaktheden: het ge wone, dagelijksche huiswerk der heiligen. En. zooals aUe heiligen, was ze over haren voor uitgang maar weinig te spreken. Het ging haar niet naar den zin: dat moet „beter worden.” En dat „beter worden” aeide ze op een toon waaruit weer de wonderlUke hardheid van die innerlUke macht te voorschUn trad. En ik, haar niet kennend, en gewoon den mensch in den strijd met eigen zwakheid te troosten, te bemoedigen, tot geduld met zich zelf te manen, te wUzen op het feit, dat het gebouw van gewone hechte volmaaktheid wordt opgetrokken uit met moeite vergaarde en ge duldig bewerkte steenen, als uit even zoovele daden met Gods genade onder gestage zelfbe- heerschlnp onverdroten gesteld, ik bezigde de woorden, die in zulke oogenblikken als van zelf op de lippen komen: „Komaan, Zuster, geduld met je eigen!” Had ik haar gekend, had ik geweten, dat zU die deugd zelfs in rijke mate bezat zoo had ik die uitdrukking zeer zeker vermeden. Vandaar dan ook, dat mün beroep op haar geduld langs haar henen gleed, en zooals haar antwoord mu duldelUk deed ge voelen, had zU er een poging in gezien niet Mn haar Uver te prikkelen, maar, zü het ten onrechte, om haar liefdevuur te temperen, wat ze niet van mü had verwacht. Bedaard, maar overweldigend, als oplaaiend uit het binnenst van een minnend hart, klonk haar antwoord: „Neen, pastoor, nooit lauw in de liefde tot God!” Diep beschaamd zweeg ik. Ik had misgetast! Maar o! Gelukkige schuld! Op dat oogenbllk was een licht voor mij op gegaan. Ik had begrepen, dat die onverklaar- bare hardheid haar grond vond in een onver- zettelUke liefde tot God, dat die schUnbare hardheid een uiring was van een wonderbare vastheid van willen en beminnen. Ik stond voor een ziel, die haar volmaaktheid wilde louter uit liefde tot God, om Hem te behagen. Liefde was de grondslag van al haar laten en doen! Een liefde, die geen lafheid, geen zwakheid aan vaardde, die fout noemde, wat fout was, die van geen verontschuldiging wilde hooren. Bü gelegenheid van het 400-jarig bestaan van de Orde der Religieuzen Ursullnen is een gedenkboek verschenen, waarin o.a. Mgr van Velsen 8 J een waardeerend artikel wUdt aan de nagedachtenis van een Assendelftsche Zuster, Mère Theodora, in de wereld Agatha Elisabeth KaaUk. Geboren in 1876 trad zU in het mlssie-novicaat te Venray, waar zü 25 Nov 1897 haar eeuwige geloften deed. 4 Sept 1901 kwam zü te Batavia aan. ZU werkte daar ah ook te Buitenzorg en te Bandoeng, waar zU 19 Juni 1929 het loon mocht gaan ontvang», voor haar voorbeeldig leven. Uit den omgang met deze groote klooster- vrouwe geeft Mgr. V. Velsen een paar herinne ringen welke velen in Assendelft en omstreken die Mère Theodora gekend hebben, met be langstelling en stichting zullen vernemen. Mgr. van Velsen schrijft: „Het was de eerste maal, dat ik met haar sprak. Ze was eenvoudig, zooals ze daar, met de handen draaiend in de mouwen van haar kloosterkleed, voor mü zat. Ja! eenvoudig, ik bedoel: natuurlUk. gewoon. En toch.... Neen niet gewoon! Dat hoofd: even vrü moedig, vra gend, onderzoekend, omhoog gericht; die hel dere oogen: biUde, even uitdagend, even tar tend u aanstarend; die leuke, open lach, die als een zonnegloed lag over dat kalme, maar opgewekte gelaat; die sprankelende peest, die vastheid van lün in al haar doen en laten.... Ja! wel eenvoudig, maar.... Neen! Toch niet gewoon! Iets anders dan gewoon. Door al dat ulterlUke van eenvoud, van ongeveinsde op rechtheid, en van een niet te miskennen harte- hjkheid voelde ik onwillekeurig de uitstraling van een machtige ziel. Een wonderbaar kunstig beeld uit het hardste, uit -het kostbaarste gra niet! Onder deze betooverinp verliet ik de klooster- vrouwe. Teruggekeerd tot de eenzaamheid, keerde ook haar beeld, dat mU zoo sterk had geboeid, on gewild in mUn geest terug, en ik vroeg mjj af, of de ontvangen Indruk wel aan de werkelUk- heid beantwoordde. Wat zou de ervaring mU leeren?? Ik maande mü tot voorzichtigheid. Immers, moge ook de eerste Indruk gemeen- Ujk de beste zUn, de ondervinding verhoogt of tempert de bUkomstigheden soms op ont stellende wUze. Wat toch wist ik ten slotte na dit vluchtig bezoek van de macht dier ziel, al had zU mU die macht niet onduidelUk laten gevoelen? Ik besloot tot opschorting van mUn oordeel, totdat de ondervinding mU de ndod- zakelUke bouwstoffen zou geleverd hebben. Ik kon mU toch zeer goed in mUn opvattingen vergissen. Was het niet mogelUk, dat dat mach tige in haar een wel verborgen trots tot onder laag had, dat de hoovaardU rondwaarde onder den achUn van zielskracht, onder de bekoor lijkheden van zelfkennis en zelfbeheerschlng. In één woord: wacht de feiten af! De feiten lieten zich metterdaad niet wach ten, en ze waren niet In strUef met mUn eer sten Indruk. ZU verzocht mU vaak om een onderhoud. ZU vroeg mU dan gewoonlUk raad In ontworpen plannen, yaaraan zU, te oordeelen naar de kracht der overtuiging, waarmede zU ze voor stelde, gemeenhjk veel gewicht hechtte. Ik luisterde dan aandachtig toe, onderbrak haa. niet. Onwillekeurig dacht ik telkenmale aan de goede gelegenheid, die zich thans voordeed, om haar nederigheid eens ter dege te toetsen. Had ze dan uitgesproken, dan wachtte ze vragend op mUn antwoord, dat ik, als ware is bang haar te stooten, eenigszins weifelend tot uiting bracht. Ondertusschen bespiedde ik op haar gelaat den Indruk, dien mUn woorden op baar ge moed schenen te maken. Ik opperde moeilUk- heden tegen de juistheid harer inzichten, et. veinsde dikwerf in haar overschatting van eigen wilskracht te bespeuren. Ze luisterde dan aandachtig toe, verhief van tüd tot tud even verwonderd haar oogen, en dan: het hoofd boog zich, haar blik startfde, ze keerde in zich zelve zonder de geringste beweging van wrevel, zonder de minste ontroering. En ais ik had uitgesproken, zeide ze kalm en bescheiden „Inderdaad! U heeft gelUk, dat alles was mu ontgaan. Wat raadt u mU aan?” We overleg den dan verder samen, verbeterden eikaars in zichten, maakten het plan uitvoerbaar. En laat staan, dat er ooit van hoogmoed of trots sprake was, immer mocht ik bewonderen haar gepaste bescheidenheid, haar vrijmoedige ne derigheid bU het naar voren brengen van hare inzichten, en de ongekunstelde bereidwilligheid om die voor betere prijs te geven. En toch het ontging mU niet, ik voelde, dat in haar een macht werkte, die straf en stug aandeed, die alle deugd scheen te overheer- schen en haar een hardheid gaf, als het gra niet aan de soepele, ragfUne kant er in uitge beeld. J Wat was die macht? Geen trots! Geen zelf overschatting! Dit was mU o ver duldelUkWat was het dén? Wie zou het mU verklaren? MU dacht, dat alleen een diepere blik in haar zieleleven mU dit zou kunnen zeggen. Er is echter niets, wat de openbaarheid zoo zeer vreest als de geheime roerselen van de ziel; zelfs gewild laten ze zich zoo bezwaarlUk in woorden vertolken. Onze gedachten, onze innerlUke waarnemin gen daaromtrent zUn gewoonlUk zoo vaag en onzeker. MUn veelvuldige omgang met haar gaf mU echter ongezocht het gewenschte licht. Ze Al T? A D/^Xlk.TKT'E’ °P blad ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen b*J levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^0 bU ecn ongeval met E* O Cafl btj verUes van een hand, I rSl JI w I w r> o ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen CJVe verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen Maze doodelijken afloop A fciOl/e" een voet of een eog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVALT zjjn stevigen arm en voelde met veel air zUn biceps. HU zag verontwaardigd, dat Horny niet eens de moeite deed. zUn jasje uit te trekken. HU keek hem zwUgend aan en ging door. .Mag ik je dan niets vragen?” „Nou, ben je klaar?" brulde Roger. „Volkomen," zei Horny rustig en kromde zUn arm ter verdediging, onderwUi een deuntje fluitend. „Ik zal je laten, zien, dat ik kan tellen!” riep de kleine baron woest. „Een, twee, drie, vier" en zUn vuisten vlagen rond. Maar Horny ontdook ze telkens en zei toen: „vUf" terwUl hU met een stevigen stomp den kleinen man achterover deed tuimelen. Een oogenbllk zag de kleine Beek sterretjes, maar hU sprong op en begon met nieuwen moed. „Zes dan,” zei hü en gaf een goelen mep, omdat de ander niet gedacht had, dat hü zoo gauw weer klaar zou zün. Nu greep hü Homy aan osn met hem te worstelen volgens het recept van Tom, maar dit lukte niet. Langzaam voelde hü zich achter over drukken, tot hü op den grond lag. „Dat is zeven," kondigde Homy aan, zü het ook een beetje bulten adem, terwUl hü boven op hem zat. „WU Je mUn dep nu met rust laten?” ,Jfee,” zei Roger. ,Dsn moet je het terug nemen over het tellen." „Nou. ik leer je toch al teDen," zei Homy. We zün al aan zeven." Roger krabbelde op en begon weer opnieuw. Zoo nu en dan kon hü wel een slag plaatsen. et zit zoo." begon Jan Meurs, toen hü s'n drie vrienden een wenk had gegeven, om hun clubfauteuils wat dichter bü den zünen te trekken. „Ik vond haar een erg aar dige vrouw en ik was alleen in de Ardennen, en ze leek me zoo eenzaam, al dien rijd dat haar man...." Maar man!” riep Selters. ,^e wilt toch niet zeggen...,” „Val me toch niet in de rede,” mopperde Jan Meurs. „Waar was ik ook weer?” „BU haar man." zei Reens. „O. ja. Nu, se teek me zoo eenzaam; Ik vond dat ik haar een beetje bezig moest houden. Ze was een aardige vrouw, heel aardig, en we wer den gauw goede vrienden Maar ar schUnt me verkeerd begrepen te hebben, snap Je, en...." „Wacht even.” viel Knuivers hem in de rede. „En haar man dan?” „Die is toch dood! Mevrouw van Berkel is al twee jaar weduwe." .Malle geschledenist” meende Reens. „Wacht even, t begint pas,” vervolgde Jan. „Vanmorgen kreeg ik een briefje, dat ze in de stad was en dat ik in den loop van de week op visite mocht komen. Uit den toon van dat briefje zou Je aeggen dat we verloofd waren. En nu moeten jullie me er uit helpen.” ..Heb Je beloofd haar te zulten trouwen?” vroeg de altüd practlsche Belters. „Wel neen, kerel! We gingen gewoon vriend- achappelük met elkaar om." „Zoo.” peinsde Selters. „Brieven?” De aangesprokene kreeg een kleurtje. „Niet om over te spreken; alleen een klein briefje, dat ik haar gestuurd heb met een paar bloemen, op een dag dat ze ongesteld was; een klein kattebelletje, waarmee Ik haar wat wou opvroolüken. Maar dat doet er allemaal niets toe. Ze zou ’t me nooit lastig maken. Ik wilde van jullie graag eens hooren wat de beste uit weg is. zonder een akeligen nasmaak achter te laten, om zoo te aeggen.” „Er is maar één mogelükheid.” zei Knuivers gedecideerd; „de koe bU de horens vatten. G* naar haar toe en zeg haar ronduit, op een zacht zinnige manier natuurlUk. dat ’t je alleen om de gezelligheid te doen was en dat Je verder geen bedoelingen had. Zeg. dat je haar graag mag als vriend, en zoo.enfin, zeg de waar heid. Dan ga Je met haar eten en naar den schouwburg, en 't einde is schoon.’ ',Ja, dat is misschien wel het beste,” erkende Jan Meurs. „Malllghe haal je in maar over het algemeen deed Homy het werk. Toen hü tot twaalf gekomen was, was de kleine Beek te duizelig om op te staan. Horny boog zich over hem en tot Roger’s verbazing hielp hü hem opstaan. „Je bent een flinke vent,” zej hü- „Ik ben er niet zoo erg trotsch op, dat ik Je geslagen heb. De ben veel ouder. Kom, geef me een hand." Roger veegde het bloed van zün neus en keek met één blauw oog, het andere was al dicht, naar zün tegenpartü „Ik zal je wel een hand geven.” zei hü. .Maar ik zal je nog wel eens krijgen.” „Laat je mün hoed nu met rust?” vroeg de ander. Roger bedacht zich even, zün oordeel over zün vüand onderging een heele verandering. „Waarom zet je hem op?” vroeg hü- Homy aarzelde op zün beurt. „Nou, mün moeder vindt het leuk.” „O," zei Roger. „Dat Is wat anders. spüt me. Ik zal er niet meer over praten." „Ik weet nu, dat Je kunt tellen,” zei Homy glimlachend. Hü hielp Roger zün jas en vest aantrekken en gaf hem den goeden raad een koude liniaal op zün oog te leggen. ZU liepen naar de speel plaats terug, met den arm om elkanders hals. Maar ik zal je toch nog wel eens krijgen," zei Roger, toen zU scheidden. Commissies der R K Drankbestrijding, onder leiding van den zecreerw. pater Bruna O.FM, directeur van Sobriëtas, een vergadering ge houden worden waarbij als spreker aal optreden Z. Exc. jhr. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck. Deze bijzondere büeenkomat staat in verband met de actie tot ssüigverklaring van Mgr. dr. Alphons Ariène. komt, weten we dat Je den verstandlgsten weg hebt gekosen en op reis bent gegaan." zei Reens bü ’t afscheid. Drie dagen daarna zaten de drie mannen voor t raam van het restaurant op Jan te wachten. Na een heeten woordenstrijd over het geval van hun vriend, waren ae in een koel stilzwügen vervallen. „’t Is twintig minuten over tüd.” gei Reens, op s'n horloge kUkend. „Hü ie naar Rottendam." De anderen schenen niet te luisteren en ke ken het raam uit. .Mooi aoo.” riep Knuivers eensklaps, .daar al de Jongens waren naar de bosschen langs de rivier, waar een ftroote picnic werd ge houden om dit feit waardig te vieren. Roger en Homy, nu de dikste vrienden, had den heerlük samen gevischt, ai hadden zü ook niet veel gevangen. Zü hadden een enorme hoeveelheid levensmiddelen naar binnen ge slagen en zaten nu. moe van het turen naar de dobbers, die de vlugge stekelbaarsjes tóch wisten te ontwüken, naast elkaar in het gras en hielden vertrouwelüke gesprekken. „Wat ga JU in de vacantie doen?” vroeg Homy. „Ik ga werken," sei Roger. „Werken?" riep de ander uit. „Ja,” knikte Roger. \.Er is altüd een hoop te doen op een boerderij Ik doe het graag, ik ga hooien en help de bleten wieden. Maar het liefste," ging hü geanimeerd verder, „loop ik aan den kop van het paard, als de knecht aan het ploegen is. Ik word een groote boer, als ik oud genoeg ben.” „Hoe kun je boer en baron tegelük zün?” vroeg Homy. .Mün grootvader was het ook." weersprak Roger hem. „En wat ga JU doen?” „Ik ga achter de patrijzen," ael Homy. „Mün vader zal mü leeren Jagen en mün moeder heeft mü een nieuwen pony beloofd voor mün verjaardag. Of misschien gaan we met ons jacht uit.” „Wat is dat?" „Heb JU nooit van een jacht gehoord? Het is een boot. eigenlUk en klein schip, met een kajuit. En je slaapt in echte kooien en je Ken der grootste Hamburpsche kooplieden heeft een fonds gesticht, waaruit jaarlüks een Rembrandt-prüs zal worden ter beschikking gesteld. Hiervoor komen in aanmerking per sonen, die op buitengewone wüze de Neder- duitsche cultuur hebben gediend, hetzü op het gebied der letteren, der muziek, der beelden de kunsten of der wüsbegeerte. Als jury zullen de gezamenlijke betrekkehjke faculteiten der Hamburger Universiteit optreden. De prijs kan worden toegekend aan alle Nederduitschers; ook Noord- en Zuid-Nederlanders kunnen voor dezen prüs eventueel In aanmerking komen, komstlge maand van Het was voor God. Groote ziel! Mün klein verstandje had de grootheid Uwer liefde niet vermogen te om vatten, en in uwe volmaaktheid, helaas! een niet te miskennen gebrek meenen te ontdek ken, dat hare schoonheid jammerlük ontsierde. Ach, hoevelen met mü noemden haar een heilige, maar verweten haar: hardheid, omdat zü, evenals ik, nooit volkomen bevroedden.dat die krachtuiting wortelde in hare machtige liefde, in haar bewonderenswaardlge vastheid van wil, om zich zelf en anderen te brengen en meer en meer op te voeren tot de liefde van God. Laat een leder, die, zooals ik, haar wellicht van die hardheid verdacht heeft, eens in het licht van die vastheid van liefde haren omgang met zich en anderen beschouwen, zich herinneren haar kloekheid, haar oprechtheid, haar redelükheld, naast toegevendheid, geduld en standvastige bezorgdheid bü wankelen en kleinmoedigheid. Neen! Dat was geen hard heid, geen ongevoeligheid, geen niet-begrüpen- van-den-evenmensch, geen vorderen-van-wat- kx>ven-iemands-krachten-lag, geen onbarm hartigheid, geen onverstandig drijven, nog maals neen! het waren de vruchten van haar liefde tot God! Die liefde tot God, die, deson danks, een ieder boeide in haar gezonde da gen die bewondering vroeg in de dagen van af takeling, van ziekte en lüden. Een levende hemelsche bloem zoo forsch, zoo tintelend van bovenaardschen geur en kleur, dat wü stumperde, die haar herkomst niet ver mochten te raden, daarin meenden te ontdek ken iets van graniet, dat, hoe kunstig gebeeld houwd en de natuur in schoonheid schier over treffend, zün „vastheid" door ons helaas! kwalük .hardheid” genoemd niet vermocht te verbergen. Zouden we ons Inderdaad niet moeten herzien, en onze vergissing erkennen? Laten wü onze fout trachten te herstellen. La- maken.” klonk het deftig en afgemeten uit den mond van Selters. „Als een man tegenover een darde melding maakt van s’n vrouw, dacht je dan, dat ae verder nog iets deed? Of aan hem dacht? Ze gaat zichzelf toch niet klelneeren?” „Ze weet natuurlUk heel goed, dat hü nl getrouwd is,” aei Reens weer. .Maar, ik laat aan Jan over. Wat vind je?" ,^a." aei Meurs, die maar steeds vethaasd had zitten luisteren; ,4k weet echt niet, wat ik er van denken moet.” „Doe wat ik je gezegd heb,” riep Knuivers. met een minachtenden Mik naar de andere twee, „dan blüf je in elk geval vrij van bedrog en lafheid.” „En als hü terugkomt, staat hü «r precies zóó voor." verklaarde Reens. „Weet Je wat?” zei Jan, nadat hü even na gedacht had; ,Jk kom over drie dagen hier in ’t restaurant dl- neeren. In dien tusschentüd zal ik over Jullie ideeën goed na denken en trach ten te beslissen. „Als je niet laatste leerde hü op een mln of meer eigenaardige manier. Er werd geen uniform gedragen op 8t. Osbert en er ontstond een Brief tegen een van de jongens, die lederen Zondag in een Eton-jasje en met een hoogen hoed verscheen. Roger vooral kon dat niet uit- •taan. Hü noemde dat „kunsten” en plaagde den eigenaar van den hoed vreeselük. Hü schold hem uit en sarde hem op allerlei manie- ten, zonder precies handtastelük te worden. Maar de Jongen, twee jaar ouder dan Roger, was *en keurige vent en scheen niet op wraak t» tinnen zoo nu en dan onderhield hü Roger I over zün gedrag en dit schudde het geweten »an den kleinen Beek wakker, die daardoor nog meer geïrriteerd werd. De bom barstte op een goeden dag toen Roger de kamer van den prefect uitkwam, zün handen h°g gloeiend van de slagen met de leeren plak, *n den ander in de gang ontmoette, .Hoeveel dagen duurt het nog vóór het Zon- °«8 is dandy?” riep hü. „Waar is je schoor steen?” „Kun je nog niet teUsss?” vroeg de ander 7 Dit 0 I, s S I. >1 4 t a t o a k k

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 3