<fidu&Aaal van Wat Kikker uimeltje beleefden a e den daq in Duitschland I i F 750.- Het seminarie te Apeldoorn Het duel de grootste „eerezaak” ANDERMAAL EEN STAP ACHTERUIT I LIEFDE EN EER OOOR M. E. F VRIJDAG 14 FEBRUARI 1936 Critiek op de versiering verwonderd Na ISO jaar bekend geworden 1 .Kük, CWcrdt vervolgd) Oude Scheepsramp Vermakelijke gevallen in Spanje i „Hondsche” behande ling Vergelt ’s Gott! /n stryd met allé christelijke be schaving en byna overal stryd ig met de wet btJ verlies van een hand, een voet of een oog Kapiteel van Wim Nijs in de kapel van het Klein-Seminarie te Apeldoorn „En de tennis dan?” vroeg Roger. AT T D A IXYMMITJC d,t blad 81111 de veraekeringsvoorwaarden tegen p 7^0- levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 - bU ongeval met p O EZ A /Al <1 Tl /nJDV/l w 1ECt O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen VsVFe" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL hadden biykbaar nog geen doei getroffen. iS •en, Toen stond het bloemenmeisje am Karlstor hl) vlug. „Betty had het alleen over Dick U i R „Wanneer wy na deze korte beschrijving de balans opmaken van de beeldende kunst in het nieuwe seminarie, (waarvoor men den archi tect, naar wy meenen te weten, niet verant woordelijk mag stellen) dan is de uitkomst alles behalve bevredigend. Jk zou je wel afgehaald hebben,** zei Dick, „maar vader nam me mee op jacht. Ik heb twee konijnen geschoten. Heb JU al gejaagd, dit jaar?” Hjj sprak met bet air van een doorgewinter de ,Jk Het eenige waarover goeds gezegd kan wor den zUn de kapiteelen van Wim NUs aan de zuilen in de kapel. Zijn arbeid moge niet uit munten door expressieve vormentaal, zUn plas tiek somwyien tets te slap aandoen, te weinig markant, niettemin spreekt uit zUn reliefs een groote bewogenheid. Het lijkt er echter inderdaad op of alles, wat thans op het gebied der religieuze kunst, by Geheel Instemmen kunnen wy met de critiek die vervolgens wordt uitgeoefend op de versie ring van het Seminarie, in de kapel en elders. Het beeldhouwwerk, het smeedwerk en de be glazing worden aan een ernstige bespreking onderworpen. ‘ring bijeen hield, die in Spanje weerklank moest vinden. Zelf had zy in Zuid-Amerika reeds verschillende keeren ge duelleerd. Een van deze duels speelde zich af in New-Orleans, waar zU deelnam aan bokswed strijden. By een ringkamp was zU niet te vreden met den uitslag, zoodat zij eenige bemer kingen maakte, die door haar tegenstandster niet een oorvUg werden beantwoord. Nazarla zond baar nog dienzelfden dag haar getuigen en de eer werd den volgenden morgen gewroken door een duel op de revolver. Vier maal werd gescho ten maar alle vier keeren werd gemist: er vloeide geen bloed. Een anderen keer ging het om een man. Dat moest worden beslecht door een stryd met het mes. Het tweegevecht duurde langer dan een half uur, waarna de tegenstand- Tuimeltje en kikker Karei kregen werkeiyk medeiyden neet den armen kruidenier en hielpen hem op de been, maar toen konden ze zelf geen stap verder meer verzetten. Vanaf hun muts tot hun teenen liep de stroop in straaltjes van hun rijf en nu kreeg zelfs de kruidenier medelijden' met hen. En de kok vergat een oogenblik zijn eigen leed en wilde kikker Karei naar buiten helpen. Een met beschreven stukken hout gevulde flesch werd dezer dagen ten Noorden van Honsjioe door een Japanner gevonden. BU de ontcijfering van bet schrift bleek, dat het hier een scheepsramp betrof, die in 1785 moet heb ben plaats gevonden. Beschreven wordt, hoe vyf-en-veertlg Japansche zeelieden op een on bewoond eiland werden geworpen, nadat zU op hun schip pedur/nde acht weken van den eenen storm in den ‘anderen gekomen waren. De laatst overlevende beschrijft hoe het schip het zeegat uitgevaren was om een verborgen schat te gaan zoeken. Gebrek aan water en voedsel waren oorzaak, dat de een na den ander stierf. Tenslotte bleven slechts de timmerman en de matroos Matsoejama over. Met zyn laatste krachten heeft Matsoejama de geschiedenis der schipbreuk op stukken hout geschreven en deze in een flesch, in zee geworpen. Het is wel triest wanneer wy bedenken dat in hetzelfde Aartsbisdom, nog geen twee jaar geleden, met veel luister een museum voor mo derne religieuze kunst werd geopend. Is dit dan het resultaat van de voorlichting die mede met de totstandkoming van dit museum werd beoogd? zonder acht te slaan op de voorschriften van ZUn grootmoeder, met zün haar in de war en ongewaspchen handen, maar op slag van half zes. ..Beste jongen,** zei Lady Anna, „wat ben je warm en wat is het laat.** ,Jk heb den heelen weg gerend, want ik was bang te laat te komen voor het tennissen. Dick komt nog niet, hU wil geen thee en de visch lyjmt nu prachtig boven.** „Wil JU dan geen thee meer?” vroeg Lady Anna. Roger wierp een hongerlgen blik op de wel voorziene tafel en schudde zUn hoofd. Weer ijlde de stoet verder Ze wisten niet meer waarheen. Overal brachten ze onheil. De kikkers kwamen van alle kanten uit de ramen hangen. Een dichte drom zat hen op de hielen en geen uitweg zienne, vluchtten ze een kruidenierswinkel bin nen. Weer nieuwe schrik onder de bewoners. De kruidenier stond op een trap busjes te rangschikken en rolde op de toon bank. Alle busjes gingen over den vloer en werden beschadigd- Het resultaat is dan wel heel schraal en in sommige opzichten niet minder dan een bla mage.” „Er is een tijd geweest, zoo zegt het blad, waarin men in ons land de meening was toe gedaan. dat het maken van kerkehjke gebou wen niet per se de medewerking van een be kwaam architekt vereischte. Zelfs wanneer het om belangrijke gebouwencomplexen ging, hul digde men deze opvatting. Dat was de tijd, waarvan Alberdingk Thym zei: „Schiet een ka non aan het oor van een doofstomme af en de lucht zal trillen, zoodat de ongelukkige wel merken moet, dat er iets als een zucht langs hem is heengegaan. Maar preek de voornaam ste kunstbeginselen onder de menschen, die kerken bouwen: ze toonen niet de minste ge voeligheid.” Voor enkele jaren hebben we het melodrama van de Ramp van NUmegen beleefd. Daar was toch al zoo het een en ander voorgevallen in het Nederlandsche kunstleven, sinds Thym bovenstaande wóórden neerschreef. En toch—., het voornaamste centrum van het katholieke cultuurleven in Nederland, het hoofdgebouw der NUmeegsche hoogeschool, mocht daar niet de kenteekenen van dragen. Thym’s woorden n het R-K. Bouwblad schrijft de Redactie een uitvoerige critiek op het nieuwe Aarts bisschoppelijke Klein-Seminarie te Apel doorn van architect J. M. van Hardeveld en op de versierende kunstwerken, die in dezen bouw zyn aangebracht. ons hervorragend is, met opzet uit dit semi narie werd weggehouden, terwül men er juist een eer in had moeten stellen het hier, op déze plaats, te toonen. Men heeft het bepaald overmatig geweerd. En we stemmen dan ook geheel in met de conclusie van het R.K. Bouw blad: j-, igenlyk zou Else zich nauweiyks kunnen h herinneren, of er wel- ooit een dag geweest was, waarop het bloemenmeisje aan den Karlstor op den Karlsplatz haar geen bloemen ten verkoop zou aangeboden hebben. Op haar dagelyksche wandeling door Miln- chens hoofdstraten passeerde «y even zoovele malen op haar weg van den Mariënplatz ddbr de Neuhasserstrasse het frissche. aardige, vfiendeiyk-lachende bloemenmeisje am Karls tor, en er ging geen dag voorbij, at Else zocht een paar bloemen uit haar bloemenmand, knik te haar vertrouweiyk top, gaf haar meestal iets meer dan bet geringe bedrag van de verkoops- waarde, waarop het meisje haar dan steeds met een „Vergelt’s Gott, gnadlges Fraulein” beleefd dankte. Dit was voor Else sinds haar thuiskomst van het pensionaat vóór enkele jaren een telkens weer terugkeerend Intermezzo, een kleine af wisseling, een dageiykach offertje, dat zy haar vriendinnetje aan den Karlstor kwam brengen. En in ruil ervoor kreeg zy van haar kleine leve rancierster steeds de schoonste en meest fris sche bloemen, die er ln W>aar mand te vinden waren, en op den koop toe Raar Innemend glimlachje en den sympathieken dankwenach der Beiersche bevolking. „Vergelt’s Gott dafür. gngdiges Fritulein,” was haar stereotype dankulting. Inmiddels was Else een dame geworden, en het bloemenmeisje leek wel al den tyd haar kleine, lachende vriendinnetje gebleven te zyn. Else was nu geen springende, huppelende bak- visch meer, haar gang was statiger en deftiger geworden, haar Weeding meer gelijkend on die der voorname dames, en het was reeds meer dan eens voorgekomen, dat de dame niet wan delend op haar toekwam, doch een grooten, grijzen auto voor het bloemenstandje had doen stoppen, waarbU een in strakke livrei gestoken chauffeur de coupédeur voor haar opende, en in kaarsrechte houding de terugkomst van de bloemenkoopende dame afwachtte. Maar steeds was het Else zelf, en niet de chauffeur, die de bloemen van het meisje in ontvangst nam. haar het geld overhandigde en na een welwlUend-vertrouweiyk knikje en een vriendeiyk woord weer naar den wagen terug liep. afschilderen, maar we sUn toch wel een beetje al te slap met onzen jongen geweest. Die oude vrouw op die boerderij wist het beter, wit M by haar wit en zwart zwart," Lady Anna zat even stil, dan kwamen er kuiltjes in haar wangen en ze lachte vrooUjk. „ZU gelooft zelf alles, wat «U zegt," beves tlgde ZU- „Het verschil tusschen haar en mU is, dat ik dat eerst ook denk en dan opeens ontdek, dat het niet zoo ia.” ..Ik ben toch niet altyd even eeriyk, 8am.** peinsde Lady Anna. Jk sou graag hebben, dat Dick op jou leek en toch vind ik het leuk, als hU me aan mUn eigen familie herinnert. Al heeft hU den smaak van de Warringtons, daarom hoeft hy hun fouten nog niet te heb ben. En ai bezit Roger de beste eigenschappen van de Becks, daarom heeft hy toch ook nog wel tekortkomingen, hy is eigenzinnig." „Is dat een deugd, of een ondeugd?" vroeg hy. Allebei lachten zU- Sam stond op. kwam naar haar toe en kuste haar. „Wees maar niet bang, dat ik niet genoeg van onzen jongen houd. kind. Maar omdat ik trotsch op hem ben, houd ik hem onder den duim. Je kent ons spreekwoord: „Drie genera ties loopen in een kring. De eerste verdient geld, de tweede verkwist het, de derde is weer arm." „Maar jy bent geen verkwister. JU goeie M/? «ei zU en klopte hem op den arm. is zoo leuk voor Betty. Het is zoo saai voor haar, a'-s jullie jongens niet eens iets met haar ondernemen. Dick kan morgenochtend een set met haar spelen en dan kun JU zien, hoe het Je bevalt.” ,Jk wou morgen gaan vlsschen,’* zei Dick. „Dat kan ook nog,” zei zUn moeder. Den vo’genden morgen vond de les plaats. Dick speelde een slap onverschillig spelletje, terwyi Betty met hart en ziel er bU was. Roger vond het wel aardig en wilde ook wel beginnen, toen Dick, na door Betty verslagen te zyn, zUn racket neer gooide. .Nou gaan we,” riep hy. .Kom Roger, Price heeft de hengels al klaar.” „En wanneer kan ik bet Roger dan leeren?” vroeg Betty. „O, na de thee,” schreeuwde Dick. „Dan is het koeler.” „Om half zes dan.” hield Betty vol. terwyi zy een van haar lange beenen om het andere draalde en de jongens die al weg liepen nakeek. „Goed,” riep Roger. De jongens namen boterhammen mee en brachten een heerlijken middag door aan bet water met zwemmen en vlsschen, al was de vangst dan ook schraal „Het is te beider om'te vlsschen,” zei Dick. Zeg, er is nog een heelebcel over en een bende limonade. Laten we niet naar huis gaan om thee te drinken. maar hier b'Uven. De vlsschen sullen bU bosjes omhoog komen, als de zon maar eenmaal van bet water af K" geruimen tijd ernstig-nadenkend voor zich uit te staren. In haar gedachten zag zy baar Frtulein weer met de gelukkig-lachende oogen. en naast haar dien heer, die er nu zoo deftig uitzag, zoo ge heel anders nu dan zy hem zoo vaak gezien had. als zy «morgens heel in de vroegte te zamen met baar moeder de deur was uitgegaan, osn den noodigen btoemenvoorraad aan de markt in tc koopen. Ot En héél zeker was zy ervan, dat bet de zelfde heer was, die heer, waarvan moederbaar zooveel verteld bad! En zy was er bUna zeker van, dat de heer haar herkend had! Duideiyk zag zy hem nog vóór rich staan, hoe hy haastig het geldstuk uit zijn aak ge grepen en haar in de hand gestopt had. baar dan ijlings den rug toekeerde, en de dame, héér gnadlges Frkulein snel naar den auto bege leidde. En lang stond bet bloemenmeisje nog na te denken, wroetend in haar kinderlijke hersen tjes, hoe dat kón, hoe dat mogeiyk Was, dat haar goede gnAdiges Früuleln tezamen met dien heer.... Maar toen zy tegen bet vallen van den avond thuiskwam, en als gewooniyk de ont vangsten van den dag aan haar moeder afdroeg, hield zy bet groo te geldstuk achter en borg het weg in een apart zU- vakje van haar beurs. En nog lang voor zy in slaap viel, dacht ze na, boe dat kon, boe dat mocht.... En dan bad zy een Ave Maria voor haar gnldiges Früuleln. Daags daarop kwam Else wederom te voet door de Neuhasserstrasse naar den Karlstor. En als lederen dag nam zy de bloemen van baar meisje in ontvangst, knikte haar vriéndelijk toe. en gaf haar Iets meer dan den Prijs van de koopwaar. „Vergelt’s Gott, gnAdiges FrUulein.” Maar, terwyi Else rich wilds omwenden, om haar weg te vervolgen, reikte bet meisje baar bet groote geldstuk van den vorigen dag. en legde bet in de kleine, behandseboende dames- hand: „Wilt u dit voor my aan dien meneer van gisteren teruggeven?” Else keek het meisje vroeg toen glimlachend: .Jioezoo, beste meld? Dat mag je bonden! Dat is een cadeautje voor jou!” En vriendeUJk-lacbend wilde zy bet geldstuk weer teruggeven. Doch het bloemenmeisje ver borg belde handen achter den rug, en knikte pertinent van neen: ,jk wil van dien meneer niets cadeau heb ben. gnüdiges Friulein! Moeder zegt, dat dit geld niet eeriyk verdiend la” Toen boog Else haar gelaat voorover tot vlak by dat van het meisje, en vroeg fluisterend: „Hoe kan je moeder dat weten, beste meid?" „Moeder zegt, dat dit geld is van menschen, die het 's nachts verspelen aan dien meneer, die schuins tegenover ons huls al die menschen by zich laat komen.” Het meisje zag, dat haar Friuleln plotse ling erg bleek werd. ZU stak het geld van haar vriendinnetje by zich, en zei toen nog, alvorens heen te gaan: ,Kls dat waar is, beste meld, dan aal ik het voor je aan dien meneer teruggeven.... en.... vergelt’s Gott. mein Kind.” Den volgenden dag en nog vele dagen daarna zag het bloemenmeisje am Karlstor een droe ven trek op bet gelaat ’van haar gnüdiges Fraulein. Doch nimmer meer beeft zy haar in gezel schap van den beer aan baar «tandje gezien. ster het pleit en den man verloor door eenige bloedende verwondingen. Het succes bleef voor Nazarla in Spanje niet uit, waar inderdaad vrouwen aan haar oproep voor deze merkwaar dige vrouwenbeweging gehoor gaven en duels aangingen. Een daarvan had plaats in Albu querque in de provincie Estremadura. De ko mische noot ontbrak niet. Twee dames, Signo- rina Gonzalez en Signorina Gallardo waren in tieme vriendinnen, wat echter in vyandschap verkeerde. Begeesterd door Nazarla Bellano zou op den degen worden geduelleerd. En zoo trof men elkaar op een goeden morgen op een wei land buiten de stad, in tegenwoordigheid van getuigen en twee geneesheeren. Alle formalitei ten werden vervuld en woedend werd het degen gevecht begonnen. Na eenige ronden raakte Signorina Gallardo haar vroegere vriendin, wel is waar niet ernstig, heel licht aan den schou der, maar er vloeide bloed en met dat bloed vlood ook de vyandschap heen. ZU wierp zich onder tranen op haar tegenstandster, omhelsde Tiaar innig onder de woorden: „Ik heb je toch geen pyn gedaan, liefste?” De ontkenning werd lachend gegeven en alles was vergeven en ver geten. Deze phase van de Spaansche vrouwenbewe ging was daarmee beëindigd en het gelukte de heetgebakerde cowgirl "niet de zeden van de Zuld-Amerikaansche pampas in Europa populair te maken Haar hulp was ook absoluut niet noodig. <9 By den bouw van dit nieuwe seminarie heeft men echter bewust een anderen weg in willen slaan. Wanneer men de gebouwen doorloopt, dan kan men de gedachte niet van zich afzet ten, dat men hier niet van een herhaling van het NUmeegsche geval beeft willen weten. En men is geneigd te gelooven, dat wat nog zoo kortgeleden een onmogeiykbeid toeecheen, een maal werkeiykheld aal gaan worden. Maar dat was een kleinigheid. Daar was ook een groote ton stroop gekanteld en weldra was de heele winkelvloer bedekt met een dikke laag van dat kosteiyk goedje. De kruidenier kermde en wilde naar Tuimeltje en Karei vliegen om hun een pak slaag te geven, maar hy plakte aan den grond vast en stond machteloos tegenover de ondeugden. „O, laat die tennis waaien. Als Betty ziet, dat we niet terugkomen voor de thee, zal ze .iet wel begrijpen.” „Maar ik heb het beloofd,” hield Roger vol. r „Onzin. Ze verwacht je niet, rekent er niet op." Roger zei niets, maar keek op zyn oud ge deukt, zLveren horloge. Dick deed alsof hU niets zag en deed nieuw aas aan zyn baak. „We zullen wat verder op gaan,” zei hy terloops. ,KUk, Roger, je dobber beweegt, vlug.” Z? In em tabele Ta eens, Sam, de visch wou toen juist byten,” zei Lady Anna op vergoeiiykenden toon. „Geen wonder, dat Dick nog graag bleef." „Had jy niet willen biyven, Roger?” vroeg myheer Hornock bedaard. ,Jk was graag gebleven, maar ik had bet beloofd,” zei Roger. „Wou Dick niet liever, dat je bleef?” Roger deed a sof hy het niet hoorde, bad heel devoot en stond op. „Mag ik nu gaan, mevrouw, ik wou naar Betty?” Barnes dat was niet eeriyk,” begon Lady Anna, zoodra hy weg was. „JU doet het voor komen, als waren ie de goede Fridolln en de booze Diederlk. Dlck beloofde niets, dus kon hy nog weg biyven. En dan denk ik, dat hU vond, dat een belofte aan een meisje niet me teelt.” „Lieve schat, dat Is dwaas. Hy moest uw toch zoo langzamerhand weten, dat een eens gegeven woord niet zoo maar gebroken mag worden. Ik Jaffer. t heb niet eens een geweer,” sei Roger. .Dat van grootvader is me te zwaar. Maar ik ben verleden week met Tom uit geweest met de fretten.” „Kun Je tennissen?” vroeg Betty. „Neen,” antwoordde Roger. „Wel voetbal en cricket.” „Zonde,” klaagde Betty, „er is niemand om met me te spelen, als miss Summer met vacan te gaat. Dick wil niet en moeder kan niet en vader Is te dik.” ,Je kunt het Roger leeren," stelde haar moeder voor. „Dlck zegt, je bent goed in allerlei «pelen, Roger." Jk weet niet, of Ik het wel prettig aal vin den,” peinsde Roger. Jk denk bet wel.” zei Lady Anna. ,Ai bet oogenblik lag een baars van respec tabele T afmetingen op den kant en met g.ln- sterende oogen wierp Dlck zyn snoer In het water. „Hoor, zy plassen daar in het riet,” riep Dlck. Ka de thee hebben we zoo onze manden vol.” .Daten we nu verder gaan,” riep Roger. ,4k heb geen thee noodig.” ,Maar Ik wel,” zei Dlck. .Daar gaat myn dobber weer,” schreeuwde Roger. „Wat een reuzen plekje.” Toen ging Dick’s dobber onder en Roger haalde den visch op, terwy 1 Dlck zich vol stopte met sandwiches en koekjes. HU baa den nog een visch van zyn eigen baak, voordat «Un horloge hem zeide, dat bet kwart over vUf was. „Ik ga nu.” zei hy en nam sUn hengel vlug uit elkaar. Jk moet toch al den heelen weg draven.’’ Dlck stribbelde tegen, eerst spottend, toen boos, maar Roger Het hem praten en regde weg zoo hard hy kon. HU viel de kamer binnen. -y—e „Führer” in Duitschland moet zich in I 1 principe hebben uitgesproken voor een nieuwe eere-code der Duitsche studenten, volgens Wélke de eer slechts In bloed kan wor den gewroken. Dit is andermaal een stap ach teruit, want het duel is In strijd met alle chris- teiyke beschaving en afkomstig van barbaarsche volken. Volgens de Christeiyke leer staat het gelUk met moprd en de kerkeiyke wet heeft er zich altyd tegen verzet en de deelnemers er aan met straffen bedreigd. Raak is Inzake het twee gevecht bet woord van Joseph de Malstre: „Wanneer twee menschen elkaar te Hjf gaan met een stuk Ijzer, dat drie duim lang is, dan is de strijd eerloos en misdadig. Maar als het Uzer drie voet lang is, dan noemt men den strijd eer vol!” Het duel is in tegenspraak met de een voudigste Juridische grondbeginselen en zoo goed als alle wetgevingen hebben tegen het duel ge- Uverd. In Frankrijk werd duelleeren mqt de strengste straffen, waaronder de doodstraf, be dreigd. En toch gaat het in Duitschland weer gelden als de grootste eerezaak; een gekorven aangezicht wordt er andermaal een eereteeken. Volgens de oude Germavnwhe opvattingen lag aan het tweegevecht een soort góden- of godsoordeel ten grondslag. Dit kwam al zeer sterk tot uiting in het eigenaardige tweegevecht, dat tusschen man en vrouw kon worden gehou den. Zoo was het in Duitschland en Skandi- navië en hier en daar elders gewoonte, dat een vrouw, als niemand het voor haar verkoos op te nemen, zelf een tweegevecht met een man kon aangaan. Om haar echter, als zynde van het zwakke geslacht, een voorsprong te geven, moest de man tot aan zUn middel plaats nemen In een kuil en aldus het duel aangaan met de vrouw, die met een slinger of karwats was gewapend. De man hanteerde een knots: als hij driemaal ge mist had. gold hy als overwonnen. Het was hee- lemaal niet noodig, dat de vrouw den man raakte, zy kon er mede volstaan met wat dwaas om hem heen te springen, tenzy zy hem een gevoelige les met de karwats wilde toedienen. Een dergeiyk tweegevecht werd het laatst ge houden te Bern in 1228. De komische noot heeft in de geschiedenis van het duel, hoe verwerpeiyk het tweegevecht op zich zelf ook is, nooit ontbroken. Dit treedt vooral aan den dag, wanneer ook "vrouwen zich met deze eerezaak meenen te moeten bezig hou den. Een prachtig staaltje daarvan is wat ge beurde in 1911, toen de Engelsche kiesrecht- dames onder aanvoering van Miss Pankhurst, in Engeland haar strijd streden door op straat allerlei gevaariyke daden te bedrijven. De aan dacht der geheele wereld was daarop gevestigd, zoodat de navolging in Spanje zoo goed als onop gemerkt bleet. Dat zat zoo: destyds trad in openbare voorstellingen een sterke jonge dame als vrouwelijke worstelaar op. De voorstanders van bet duel zullen het willen vergeven, dat zU in verband wordt gebracht met deze hoogste eerezaken. De jonge dame was een overigens flinke cowgirl en heette Nazarla Bellano. Een dier meisjes, die anders gaarne met veel ro mantiek worden bekeken. Nazarla was opge groeid onder de Gauchos van de Zuid-Ameri- kaansche pampas: een lenige paardriJdster. maar tevens bedreven in de bokskunst. Juffrouw Bel lano was bovendien gezegend met een machtig eergevoel en toen zy hoorde van Miss Pank- hurst en haar taai volhoudende gezellinnen op het gebied der vrouwenbeweging, nam zy het besluit een vrouwenbeweging in het leven te roe pen in Spanje, echter niet met politieke en sociale en andere gangbare bedoelingen. Zy wil de de Spaansche vrouwenwereld het besef by- brengen, dat zU evenals de mannen het recht moesten bezitten terwille van haar eer twee gevechten aar te gaan, zy begon in Montevideo, waar zjf een groote vrouwenvergadei riep en een gloeiende redevoering h „Het kan me niet veel schelen,” zei hU. „tenminste, 'niet zoo erg veel, ik had geen tyd meer.’ .Maar je moet toch nog maar wat eten.” vond Lady Anna. .Als je nu eerst eens je handen ging wasschen en je opknappen, dan is er nog een overvloed van tyd om tennis te spelen. Toen je niet kwam voor de thee, dacht Betty, dat je heelemaal niet komen zou. Ze is naar den tuin gegaan. Houd Je zooveel van tennis?” ,D*t weet ik nog niet," zei Roger. ,.Ik heb het nog nooit geprobeerd. Maar ik set dat ik komen sou. ik heb het Betty beloofd." Hy was een beetje verwonderd en gekwetst en ging zyn handen wasschen Sam Hornock. die tot nu toe gedaan had, a’sof hy in zyn krent verdiept geweest was, legde het blad neer en keek sUn vrouw aan. n ,Jk geloof niet, dat Dlck het beloofd had.” j wil Roger nu juist niet als een "modeljongen Hoewel ge uw bezwaren tegen de archltek- tonlsche uitwerking kunt hebben, is de indruk dien ge van dit uitgebreide gebouwencomplex meedraagt, er een van biyheid, openheid en aandacht hebben voor een bepaalde aeathe- tlsche verzorging. Tegenover de helaas zoo be kende muffe gestichtssfeer, die zich niet uit sluitend tot gestichten beperkt beeft, is dit Klein-Seminarie een herademing te noemen, een herleving uit den dooden sleur-geest. Op zichzelf Is dit reeds een verdienste, zoowel voor de opdrachtgevers als voor den archltekt- ontwerper. Overal wordt pe het gewaar, dat hier met zorg en toewyding gearbeid is. Dat kan men van de meeste kerkehjke gebou wen helaas niet zeggen. Veelal gold het slechts een nieuwen vorm, een nieuw ultertyk, waar onder de oude gestichtssfeer toch weer binnen gesmokkeld werd. In dit Seminarie is daar niets meer van te bekennen. Alleen de oude, mee gebrachte meubileering herinnert er u nog aan en deze vormt dan ook een flagrante tegen spraak met de gebouwen zelf.” Daarna echter vraagt de schrijver van het artikel zich af, of de bouw van dit nieuwe semi narie, de „architectonische houding” welke er uit spreekt, in de ontwikkeling van de moderne, "christeiyke kunst een positieve functie vervult. Daartoe wordt een redeneering opgezet die erg gewichtig klinkt en nogal ingewikkeld is. Het is nu eenmaal de gewoonte van het R-K. Bouwblad, de bouwkunst te belasten met aller lei byzakeiykheden. Men heeft, volgens het blad by den bouw van dit Klein-Seminarie biykbaar den eisch niet scherp genoeg voorop gesteld, dat het vóór alles om een werk voor geesteiyke doeleinden ging, om een tehuis voor priesterstudenten, dat in zyn vorpt^nspraak voomamelyk van inge- togenheid^Xn strengheid dient te spreken: dat meer gp'soberheid, dan op verscheidenheid vagi vormen gericht moet zyn. i ,Jn deze dingen, die het wézeniyk karakter van een Seminarie kunnen vertolken, schiet deze nieuwbouw oJ. helaas te kort, aldus het R K. Bouwblad. Het vervult in zUn architekto- nische houding, in zUn bouwkunstlgen styi. géén positieve functie in de ontwikkeling van de moderne cbristeliike kunst. Het spreekt geen enkelvoudige, duidelUk gerichte taal. Er spreekt een bepaalde «esthetische verzorging uit, niet een «esthetisch verzorgde bepaaldheid. niet één uitgesproken styi-vorm dus. Het werk is niet uitgegroeid, tot een organlschen opbouw in verhouding van massa en ruimte, het is «esthetisch beïnvloed van verschillende kanten uit. In dit opzicht is het Seminarie Hageveld meer vanuit één geest.” Wat is een «esthetisch verzorgde „be paaldheid,” die beter is dan een aesthetlsche verzorging?, zoo zouden wy willen vragen. Zou het wel iets meer zijn dan slecht jargon van bedendaagsche architecten? Terwyi nog slechts enkele tientallen jaren geleden de passagiers van trans-atlantlsche stoomschepen onder betrekkeiyk primitieve om standigheden de reis moesten volbrengen, rei zen heden ten dage de honden van passagiers, die zulks betalen kunnen, met een luxe, die een weinig overdreven aandoet. De moderne passagiersschepen hebben «en afzonderiyke ruimte voor de hondjes en hon den der opvarenden. Voor lederen bond heeft men een aparte cabine gebouwd, die centraal verwarmd is en die tevens aangesloten la op een centraal ventilatiesysteem. Op de meeste schepen bevindt deze ruimte zich op bet sloe pendek, waar de honden tevens hun loopje maken en derhalve voldoende frissche lucht kunnen happen. De eigenaars der viervoeters kunnen hun lievelingen op leder uur v*n den dag bezichtigen, terwyi zy het recht hebben se op bepaalde uren bU zich te houden. Op eenige schepen worden zelfs gedrukte me nu’s voor de honden uitgegeven, niet zoozeer, dat zy zelf hun menu kunnen uitsoeken, doch meer ten gerieve hunner meesters of mere teressen, die deae taak gaarne voor ben ver richten. Met den steward wordt dan afgesproken, boa iedere hond behandeld moet worden en wat de ze lederen dag te eten moet hebben. De kapitein is verantwoordelyk, dat deae aanwijzingen stipt gevolgd worden. zeide Roger.” „Zou Dick niet geprobeerd hebben, dat kereltje over te halen om te biyven?” over dacht de vader. „Het is een ventje van zyn woord. Ik geloof, dat hy even graag nog wat waa biyven visachen.” Lady Anna kon geen antwoord geven, want Roger kwam weer binnen en at een flinke hoeveelheid, na zyn gastheer in het kort te hebben verteld, hoe groot de vangst was ge weest. „KUk En op een goeden middag, een mooien stra- lenden voorjaarsdag, zag het bloemenmeisje iets, wat ze nog nooit gezien had. Van heel uit de verte had zy den langen, gryzen wagen van haar cliënte reeds zien aan komen. en haar dame, haar gnftdiges Fraulein, was nog mooier en nog smaakvoller gekleed dan anders. In haar oogen scheen een twinke ling te lichten van méér dan de vreugde om den schoonen voorjaarsdag. In haar gelukklg- lachende oogen straalde de lente zélf. Om haar heen was er een glans en een biydschap en een vreugde als over een nooit-gekend geluk, van nü, voor het eerst van héér, de jeugd, de lente zelf.... En naast haar gnüdlges Frtulein zat een heer. Nog vóór bet meisje geheel van haar ver bazing bekomen was, stopte de wagen voor haar standje. Vlug stapte de deftige livrel-chauffeur naar buiten, liep achterom den wagen, en opende de coupé-deur. Daarop stapte het eerst de heer uit, reikte haar gnadlges Früuleln b(j het uitstygen de behulpzame hand, waarop zy tezamen gearmd cp haar bloemenmand toeliepen. Dan nam Else de spoedig uitgezóchte bloemen in ontvangst, knikte als altyd haar vriendinnetje vertrouwe lUk toe, en nog vóór het verbaasde meisje be greep, hoe dit alles zoo gauw gegaan was, had de heer haar een groot geldstuk in de handen geduwd. En na enkele seconden was de wagen ook reeds uit het zicht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9