<fidu&Aaal
van
Wat Kikker
uimeltje beleefden
a
e
den daq
in Duitschland
I
i
F 750.-
Het seminarie te
Apeldoorn
Het duel de grootste „eerezaak”
ANDERMAAL EEN STAP
ACHTERUIT
I LIEFDE
EN EER
OOOR M. E. F
VRIJDAG 14 FEBRUARI 1936
Critiek op de versiering
verwonderd
Na ISO jaar bekend geworden
1
.Kük,
CWcrdt vervolgd)
Oude Scheepsramp
Vermakelijke gevallen
in Spanje
i
„Hondsche” behande
ling
Vergelt ’s
Gott!
/n stryd met allé christelijke be
schaving en byna overal
stryd ig met de wet
btJ verlies van een hand,
een voet of een oog
Kapiteel van Wim Nijs in de kapel
van het Klein-Seminarie te Apeldoorn
„En de tennis dan?” vroeg Roger.
AT T D A IXYMMITJC d,t blad 81111 de veraekeringsvoorwaarden tegen p 7^0- levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 - bU ongeval met p O EZ A
/Al <1 Tl /nJDV/l w 1ECt O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen VsVFe" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
hadden biykbaar nog geen doei getroffen.
iS
•en,
Toen stond het bloemenmeisje am Karlstor
hl) vlug. „Betty had het alleen over
Dick
U
i
R
„Wanneer wy na deze korte beschrijving de
balans opmaken van de beeldende kunst in het
nieuwe seminarie, (waarvoor men den archi
tect, naar wy meenen te weten, niet verant
woordelijk mag stellen) dan is de uitkomst
alles behalve bevredigend.
Jk zou je wel afgehaald hebben,** zei Dick,
„maar vader nam me mee op jacht. Ik heb
twee konijnen geschoten. Heb JU al gejaagd, dit
jaar?”
Hjj sprak met bet air van een doorgewinter
de
,Jk
Het eenige waarover goeds gezegd kan wor
den zUn de kapiteelen van Wim NUs aan de
zuilen in de kapel. Zijn arbeid moge niet uit
munten door expressieve vormentaal, zUn plas
tiek somwyien tets te slap aandoen, te weinig
markant, niettemin spreekt uit zUn reliefs een
groote bewogenheid.
Het lijkt er echter inderdaad op of alles, wat
thans op het gebied der religieuze kunst, by
Geheel Instemmen kunnen wy met de critiek
die vervolgens wordt uitgeoefend op de versie
ring van het Seminarie, in de kapel en elders.
Het beeldhouwwerk, het smeedwerk en de be
glazing worden aan een ernstige bespreking
onderworpen.
‘ring bijeen
hield, die in
Spanje weerklank moest vinden. Zelf had zy
in Zuid-Amerika reeds verschillende keeren ge
duelleerd. Een van deze duels speelde zich af in
New-Orleans, waar zU deelnam aan bokswed
strijden. By een ringkamp was zU niet te
vreden met den uitslag, zoodat zij eenige bemer
kingen maakte, die door haar tegenstandster niet
een oorvUg werden beantwoord. Nazarla zond
baar nog dienzelfden dag haar getuigen en de
eer werd den volgenden morgen gewroken door
een duel op de revolver. Vier maal werd gescho
ten maar alle vier keeren werd gemist: er
vloeide geen bloed. Een anderen keer ging het
om een man. Dat moest worden beslecht door
een stryd met het mes. Het tweegevecht duurde
langer dan een half uur, waarna de tegenstand-
Tuimeltje en kikker Karei kregen werkeiyk medeiyden neet
den armen kruidenier en hielpen hem op de been, maar toen
konden ze zelf geen stap verder meer verzetten. Vanaf hun
muts tot hun teenen liep de stroop in straaltjes van hun rijf
en nu kreeg zelfs de kruidenier medelijden' met hen. En de kok
vergat een oogenblik zijn eigen leed en wilde kikker Karei
naar buiten helpen.
Een met beschreven stukken hout gevulde
flesch werd dezer dagen ten Noorden van
Honsjioe door een Japanner gevonden. BU de
ontcijfering van bet schrift bleek, dat het hier
een scheepsramp betrof, die in 1785 moet heb
ben plaats gevonden. Beschreven wordt, hoe
vyf-en-veertlg Japansche zeelieden op een on
bewoond eiland werden geworpen, nadat zU op
hun schip pedur/nde acht weken van den eenen
storm in den ‘anderen gekomen waren. De
laatst overlevende beschrijft hoe het schip het
zeegat uitgevaren was om een verborgen schat
te gaan zoeken. Gebrek aan water en voedsel
waren oorzaak, dat de een na den ander stierf.
Tenslotte bleven slechts de timmerman en de
matroos Matsoejama over. Met zyn laatste
krachten heeft Matsoejama de geschiedenis der
schipbreuk op stukken hout geschreven en deze
in een flesch, in zee geworpen.
Het is wel triest wanneer wy bedenken dat
in hetzelfde Aartsbisdom, nog geen twee jaar
geleden, met veel luister een museum voor mo
derne religieuze kunst werd geopend. Is dit
dan het resultaat van de voorlichting die mede
met de totstandkoming van dit museum werd
beoogd?
zonder acht te slaan op de voorschriften van
ZUn grootmoeder, met zün haar in de war en
ongewaspchen handen, maar op slag van half
zes.
..Beste jongen,** zei Lady Anna, „wat ben je
warm en wat is het laat.**
,Jk heb den heelen weg gerend, want ik was
bang te laat te komen voor het tennissen. Dick
komt nog niet, hU wil geen thee en de visch
lyjmt nu prachtig boven.**
„Wil JU dan geen thee meer?” vroeg Lady
Anna.
Roger wierp een hongerlgen blik op de wel
voorziene tafel en schudde zUn hoofd.
Weer ijlde de stoet verder Ze wisten niet meer waarheen.
Overal brachten ze onheil. De kikkers kwamen van alle kanten
uit de ramen hangen. Een dichte drom zat hen op de hielen
en geen uitweg zienne, vluchtten ze een kruidenierswinkel bin
nen. Weer nieuwe schrik onder de bewoners. De kruidenier
stond op een trap busjes te rangschikken en rolde op de toon
bank. Alle busjes gingen over den vloer en werden beschadigd-
Het resultaat is dan wel heel schraal en in
sommige opzichten niet minder dan een bla
mage.”
„Er is een tijd geweest, zoo zegt het blad,
waarin men in ons land de meening was toe
gedaan. dat het maken van kerkehjke gebou
wen niet per se de medewerking van een be
kwaam architekt vereischte. Zelfs wanneer het
om belangrijke gebouwencomplexen ging, hul
digde men deze opvatting. Dat was de tijd,
waarvan Alberdingk Thym zei: „Schiet een ka
non aan het oor van een doofstomme af en de
lucht zal trillen, zoodat de ongelukkige wel
merken moet, dat er iets als een zucht langs
hem is heengegaan. Maar preek de voornaam
ste kunstbeginselen onder de menschen, die
kerken bouwen: ze toonen niet de minste ge
voeligheid.”
Voor enkele jaren hebben we het melodrama
van de Ramp van NUmegen beleefd. Daar was
toch al zoo het een en ander voorgevallen in
het Nederlandsche kunstleven, sinds Thym
bovenstaande wóórden neerschreef. En toch—.,
het voornaamste centrum van het katholieke
cultuurleven in Nederland, het hoofdgebouw
der NUmeegsche hoogeschool, mocht daar niet
de kenteekenen van dragen. Thym’s woorden
n het R-K. Bouwblad schrijft de Redactie
een uitvoerige critiek op het nieuwe Aarts
bisschoppelijke Klein-Seminarie te Apel
doorn van architect J. M. van Hardeveld en
op de versierende kunstwerken, die in dezen
bouw zyn aangebracht.
ons hervorragend is, met opzet uit dit semi
narie werd weggehouden, terwül men er juist
een eer in had moeten stellen het hier, op
déze plaats, te toonen. Men heeft het bepaald
overmatig geweerd. En we stemmen dan ook
geheel in met de conclusie van het R.K. Bouw
blad:
j-, igenlyk zou Else zich nauweiyks kunnen
h herinneren, of er wel- ooit een dag geweest
was, waarop het bloemenmeisje aan den
Karlstor op den Karlsplatz haar geen bloemen
ten verkoop zou aangeboden hebben.
Op haar dagelyksche wandeling door Miln-
chens hoofdstraten passeerde «y even zoovele
malen op haar weg van den Mariënplatz ddbr
de Neuhasserstrasse het frissche. aardige,
vfiendeiyk-lachende bloemenmeisje am Karls
tor, en er ging geen dag voorbij, at Else zocht
een paar bloemen uit haar bloemenmand, knik
te haar vertrouweiyk top, gaf haar meestal iets
meer dan bet geringe bedrag van de verkoops-
waarde, waarop het meisje haar dan steeds met
een „Vergelt’s Gott, gnadlges Fraulein” beleefd
dankte.
Dit was voor Else sinds haar thuiskomst van
het pensionaat vóór enkele jaren een telkens
weer terugkeerend Intermezzo, een kleine af
wisseling, een dageiykach offertje, dat zy haar
vriendinnetje aan den Karlstor kwam brengen.
En in ruil ervoor kreeg zy van haar kleine leve
rancierster steeds de schoonste en meest fris
sche bloemen, die er ln W>aar mand te vinden
waren, en op den koop toe Raar Innemend
glimlachje en den sympathieken dankwenach
der Beiersche bevolking.
„Vergelt’s Gott dafür. gngdiges Fritulein,” was
haar stereotype dankulting.
Inmiddels was Else een dame geworden, en
het bloemenmeisje leek wel al den tyd haar
kleine, lachende vriendinnetje gebleven te zyn.
Else was nu geen springende, huppelende bak-
visch meer, haar gang was statiger en deftiger
geworden, haar Weeding meer gelijkend on die
der voorname dames, en het was reeds meer
dan eens voorgekomen, dat de dame niet wan
delend op haar toekwam, doch een grooten,
grijzen auto voor het bloemenstandje had doen
stoppen, waarbU een in strakke livrei gestoken
chauffeur de coupédeur voor haar opende, en
in kaarsrechte houding de terugkomst van de
bloemenkoopende dame afwachtte.
Maar steeds was het Else zelf, en niet de
chauffeur, die de bloemen van het meisje in
ontvangst nam. haar het geld overhandigde en
na een welwlUend-vertrouweiyk knikje en een
vriendeiyk woord weer naar den wagen terug
liep.
afschilderen, maar we sUn toch wel een beetje
al te slap met onzen jongen geweest. Die oude
vrouw op die boerderij wist het beter, wit M
by haar wit en zwart zwart,"
Lady Anna zat even stil, dan kwamen er
kuiltjes in haar wangen en ze lachte vrooUjk.
„ZU gelooft zelf alles, wat «U zegt," beves
tlgde ZU- „Het verschil tusschen haar en mU is,
dat ik dat eerst ook denk en dan opeens ontdek,
dat het niet zoo ia.”
..Ik ben toch niet altyd even eeriyk, 8am.**
peinsde Lady Anna. Jk sou graag hebben,
dat Dick op jou leek en toch vind ik het leuk,
als hU me aan mUn eigen familie herinnert.
Al heeft hU den smaak van de Warringtons,
daarom hoeft hy hun fouten nog niet te heb
ben. En ai bezit Roger de beste eigenschappen
van de Becks, daarom heeft hy toch ook nog
wel tekortkomingen, hy is eigenzinnig."
„Is dat een deugd, of een ondeugd?" vroeg
hy.
Allebei lachten zU-
Sam stond op. kwam naar haar toe en kuste
haar.
„Wees maar niet bang, dat ik niet genoeg
van onzen jongen houd. kind. Maar omdat ik
trotsch op hem ben, houd ik hem onder den
duim. Je kent ons spreekwoord: „Drie genera
ties loopen in een kring. De eerste verdient
geld, de tweede verkwist het, de derde is weer
arm."
„Maar jy bent geen verkwister. JU goeie M/?
«ei zU en klopte hem op den arm.
is zoo leuk voor Betty. Het is zoo saai voor
haar, a'-s jullie jongens niet eens iets met haar
ondernemen. Dick kan morgenochtend een set
met haar spelen en dan kun JU zien, hoe het
Je bevalt.”
,Jk wou morgen gaan vlsschen,’* zei Dick.
„Dat kan ook nog,” zei zUn moeder.
Den vo’genden morgen vond de les plaats.
Dick speelde een slap onverschillig spelletje,
terwyi Betty met hart en ziel er bU was.
Roger vond het wel aardig en wilde ook wel
beginnen, toen Dick, na door Betty verslagen te
zyn, zUn racket neer gooide.
.Nou gaan we,” riep hy. .Kom Roger, Price
heeft de hengels al klaar.”
„En wanneer kan ik bet Roger dan leeren?”
vroeg Betty.
„O, na de thee,” schreeuwde Dick. „Dan is
het koeler.”
„Om half zes dan.” hield Betty vol. terwyi
zy een van haar lange beenen om het andere
draalde en de jongens die al weg liepen
nakeek.
„Goed,” riep Roger.
De jongens namen boterhammen mee en
brachten een heerlijken middag door aan bet
water met zwemmen en vlsschen, al was de
vangst dan ook schraal
„Het is te beider om'te vlsschen,” zei Dick.
Zeg, er is nog een heelebcel over en een bende
limonade. Laten we niet naar huis gaan om
thee te drinken. maar hier b'Uven. De vlsschen
sullen bU bosjes omhoog komen, als de zon
maar eenmaal van bet water af K"
geruimen tijd ernstig-nadenkend voor zich uit
te staren.
In haar gedachten zag zy baar Frtulein weer
met de gelukkig-lachende oogen. en naast haar
dien heer, die er nu zoo deftig uitzag, zoo ge
heel anders nu dan zy hem zoo vaak gezien
had. als zy «morgens heel in de vroegte te
zamen met baar moeder de deur was uitgegaan,
osn den noodigen btoemenvoorraad aan de
markt in tc koopen.
Ot En héél zeker was zy ervan, dat bet de
zelfde heer was, die heer, waarvan moederbaar
zooveel verteld bad! En zy was er bUna zeker
van, dat de heer haar herkend had!
Duideiyk zag zy hem nog vóór rich staan,
hoe hy haastig het geldstuk uit zijn aak ge
grepen en haar in de hand gestopt had. baar
dan ijlings den rug toekeerde, en de dame, héér
gnadlges Frkulein snel naar den auto bege
leidde.
En lang stond bet bloemenmeisje nog na te
denken, wroetend in haar kinderlijke hersen
tjes, hoe dat kón, hoe dat mogeiyk Was, dat
haar goede gnAdiges Früuleln tezamen met
dien heer....
Maar toen zy tegen bet vallen van den
avond thuiskwam, en als gewooniyk de ont
vangsten van den
dag aan haar
moeder afdroeg,
hield zy bet groo
te geldstuk achter
en borg het weg
in een apart zU-
vakje van haar
beurs.
En nog lang voor zy in slaap viel, dacht ze
na, boe dat kon, boe dat mocht.... En dan
bad zy een Ave Maria voor haar gnldiges
Früuleln.
Daags daarop kwam Else wederom te voet door
de Neuhasserstrasse naar den Karlstor. En als
lederen dag nam zy de bloemen van baar
meisje in ontvangst, knikte haar vriéndelijk toe.
en gaf haar Iets meer dan den Prijs van de
koopwaar.
„Vergelt’s Gott, gnAdiges FrUulein.”
Maar, terwyi Else rich wilds omwenden, om
haar weg te vervolgen, reikte bet meisje baar
bet groote geldstuk van den vorigen dag. en
legde bet in de kleine, behandseboende dames-
hand:
„Wilt u dit voor my aan dien meneer van
gisteren teruggeven?”
Else keek het meisje
vroeg toen glimlachend:
.Jioezoo, beste meld? Dat mag je bonden!
Dat is een cadeautje voor jou!”
En vriendeUJk-lacbend wilde zy bet geldstuk
weer teruggeven. Doch het bloemenmeisje ver
borg belde handen achter den rug, en knikte
pertinent van neen:
,jk wil van dien meneer niets cadeau heb
ben. gnüdiges Friulein! Moeder zegt, dat dit
geld niet eeriyk verdiend la”
Toen boog Else haar gelaat voorover tot vlak
by dat van het meisje, en vroeg fluisterend:
„Hoe kan je moeder dat weten, beste meid?"
„Moeder zegt, dat dit geld is van menschen,
die het 's nachts verspelen aan dien meneer,
die schuins tegenover ons huls al die menschen
by zich laat komen.”
Het meisje zag, dat haar Friuleln plotse
ling erg bleek werd. ZU stak het geld van haar
vriendinnetje by zich, en zei toen nog, alvorens
heen te gaan:
,Kls dat waar is, beste meld, dan aal ik het
voor je aan dien meneer teruggeven.... en....
vergelt’s Gott. mein Kind.”
Den volgenden dag en nog vele dagen daarna
zag het bloemenmeisje am Karlstor een droe
ven trek op bet gelaat ’van haar gnüdiges
Fraulein.
Doch nimmer meer beeft zy haar in gezel
schap van den beer aan baar «tandje gezien.
ster het pleit en den man verloor door eenige
bloedende verwondingen. Het succes bleef voor
Nazarla in Spanje niet uit, waar inderdaad
vrouwen aan haar oproep voor deze merkwaar
dige vrouwenbeweging gehoor gaven en duels
aangingen. Een daarvan had plaats in Albu
querque in de provincie Estremadura. De ko
mische noot ontbrak niet. Twee dames, Signo-
rina Gonzalez en Signorina Gallardo waren in
tieme vriendinnen, wat echter in vyandschap
verkeerde. Begeesterd door Nazarla Bellano zou
op den degen worden geduelleerd. En zoo trof
men elkaar op een goeden morgen op een wei
land buiten de stad, in tegenwoordigheid van
getuigen en twee geneesheeren. Alle formalitei
ten werden vervuld en woedend werd het degen
gevecht begonnen. Na eenige ronden raakte
Signorina Gallardo haar vroegere vriendin, wel
is waar niet ernstig, heel licht aan den schou
der, maar er vloeide bloed en met dat bloed
vlood ook de vyandschap heen. ZU wierp zich
onder tranen op haar tegenstandster, omhelsde
Tiaar innig onder de woorden: „Ik heb je toch
geen pyn gedaan, liefste?” De ontkenning werd
lachend gegeven en alles was vergeven en ver
geten.
Deze phase van de Spaansche vrouwenbewe
ging was daarmee beëindigd en het gelukte de
heetgebakerde cowgirl "niet de zeden van de
Zuld-Amerikaansche pampas in Europa populair
te maken
Haar hulp was ook absoluut niet noodig.
<9
By den bouw van dit nieuwe seminarie heeft
men echter bewust een anderen weg in willen
slaan. Wanneer men de gebouwen doorloopt,
dan kan men de gedachte niet van zich afzet
ten, dat men hier niet van een herhaling van
het NUmeegsche geval beeft willen weten. En
men is geneigd te gelooven, dat wat nog zoo
kortgeleden een onmogeiykbeid toeecheen, een
maal werkeiykheld aal gaan worden.
Maar dat was een kleinigheid. Daar was ook een groote ton
stroop gekanteld en weldra was de heele winkelvloer bedekt
met een dikke laag van dat kosteiyk goedje. De kruidenier
kermde en wilde naar Tuimeltje en Karei vliegen om hun een
pak slaag te geven, maar hy plakte aan den grond vast en
stond machteloos tegenover de ondeugden.
„O, laat die tennis waaien. Als Betty ziet,
dat we niet terugkomen voor de thee, zal ze
.iet wel begrijpen.”
„Maar ik heb het beloofd,” hield Roger vol.
r „Onzin. Ze verwacht je niet, rekent er niet
op."
Roger zei niets, maar keek op zyn oud ge
deukt, zLveren horloge. Dick deed alsof hU
niets zag en deed nieuw aas aan zyn baak.
„We zullen wat verder op gaan,” zei hy
terloops. ,KUk, Roger, je dobber beweegt,
vlug.” Z?
In em
tabele Ta
eens, Sam, de visch wou toen juist
byten,” zei Lady Anna op vergoeiiykenden toon.
„Geen wonder, dat Dick nog graag bleef."
„Had jy niet willen biyven, Roger?” vroeg
myheer Hornock bedaard.
,Jk was graag gebleven, maar ik had bet
beloofd,” zei Roger.
„Wou Dick niet liever, dat je bleef?”
Roger deed a sof hy het niet hoorde, bad
heel devoot en stond op.
„Mag ik nu gaan, mevrouw, ik wou naar
Betty?”
Barnes dat was niet eeriyk,” begon Lady
Anna, zoodra hy weg was. „JU doet het voor
komen, als waren ie de goede Fridolln en de
booze Diederlk. Dlck beloofde niets, dus kon
hy nog weg biyven. En dan denk ik, dat hU
vond, dat een belofte aan een meisje niet
me teelt.”
„Lieve schat, dat Is dwaas. Hy moest uw toch
zoo langzamerhand weten, dat een eens gegeven
woord niet zoo maar gebroken mag worden. Ik
Jaffer.
t heb niet eens een geweer,” sei Roger.
.Dat van grootvader is me te zwaar. Maar ik
ben verleden week met Tom uit geweest met
de fretten.”
„Kun Je tennissen?” vroeg Betty.
„Neen,” antwoordde Roger. „Wel voetbal en
cricket.”
„Zonde,” klaagde Betty, „er is niemand om
met me te spelen, als miss Summer met vacan
te gaat. Dick wil niet en moeder kan niet en
vader Is te dik.”
,Je kunt het Roger leeren," stelde haar
moeder voor. „Dlck zegt, je bent goed in allerlei
«pelen, Roger."
Jk weet niet, of Ik het wel prettig aal vin
den,” peinsde Roger.
Jk denk bet wel.” zei Lady Anna. ,Ai bet
oogenblik lag een baars van respec
tabele T afmetingen op den kant en met g.ln-
sterende oogen wierp Dlck zyn snoer In het
water.
„Hoor, zy plassen daar in het riet,” riep
Dlck. Ka de thee hebben we zoo onze manden
vol.”
.Daten we nu verder gaan,” riep Roger. ,4k
heb geen thee noodig.”
,Maar Ik wel,” zei Dlck.
.Daar gaat myn dobber weer,” schreeuwde
Roger. „Wat een reuzen plekje.”
Toen ging Dick’s dobber onder en Roger
haalde den visch op, terwy 1 Dlck zich vol stopte
met sandwiches en koekjes. HU baa den nog een
visch van zyn eigen baak, voordat «Un horloge
hem zeide, dat bet kwart over vUf was.
„Ik ga nu.” zei hy en nam sUn hengel vlug
uit elkaar. Jk moet toch al den heelen weg
draven.’’
Dlck stribbelde tegen, eerst spottend, toen
boos, maar Roger Het hem praten en regde
weg zoo hard hy kon. HU viel de kamer binnen.
-y—e „Führer” in Duitschland moet zich in
I 1 principe hebben uitgesproken voor een
nieuwe eere-code der Duitsche studenten,
volgens Wélke de eer slechts In bloed kan wor
den gewroken. Dit is andermaal een stap ach
teruit, want het duel is In strijd met alle chris-
teiyke beschaving en afkomstig van barbaarsche
volken. Volgens de Christeiyke leer staat het
gelUk met moprd en de kerkeiyke wet heeft er
zich altyd tegen verzet en de deelnemers er aan
met straffen bedreigd. Raak is Inzake het twee
gevecht bet woord van Joseph de Malstre:
„Wanneer twee menschen elkaar te Hjf gaan
met een stuk Ijzer, dat drie duim lang is, dan is
de strijd eerloos en misdadig. Maar als het Uzer
drie voet lang is, dan noemt men den strijd eer
vol!” Het duel is in tegenspraak met de een
voudigste Juridische grondbeginselen en zoo goed
als alle wetgevingen hebben tegen het duel ge-
Uverd. In Frankrijk werd duelleeren mqt de
strengste straffen, waaronder de doodstraf, be
dreigd. En toch gaat het in Duitschland weer
gelden als de grootste eerezaak; een gekorven
aangezicht wordt er andermaal een eereteeken.
Volgens de oude Germavnwhe opvattingen
lag aan het tweegevecht een soort góden- of
godsoordeel ten grondslag. Dit kwam al zeer
sterk tot uiting in het eigenaardige tweegevecht,
dat tusschen man en vrouw kon worden gehou
den. Zoo was het in Duitschland en Skandi-
navië en hier en daar elders gewoonte, dat een
vrouw, als niemand het voor haar verkoos op
te nemen, zelf een tweegevecht met een man kon
aangaan. Om haar echter, als zynde van het
zwakke geslacht, een voorsprong te geven, moest
de man tot aan zUn middel plaats nemen In een
kuil en aldus het duel aangaan met de vrouw,
die met een slinger of karwats was gewapend. De
man hanteerde een knots: als hij driemaal ge
mist had. gold hy als overwonnen. Het was hee-
lemaal niet noodig, dat de vrouw den man
raakte, zy kon er mede volstaan met wat dwaas
om hem heen te springen, tenzy zy hem een
gevoelige les met de karwats wilde toedienen.
Een dergeiyk tweegevecht werd het laatst ge
houden te Bern in 1228.
De komische noot heeft in de geschiedenis
van het duel, hoe verwerpeiyk het tweegevecht
op zich zelf ook is, nooit ontbroken. Dit treedt
vooral aan den dag, wanneer ook "vrouwen zich
met deze eerezaak meenen te moeten bezig hou
den. Een prachtig staaltje daarvan is wat ge
beurde in 1911, toen de Engelsche kiesrecht-
dames onder aanvoering van Miss Pankhurst,
in Engeland haar strijd streden door op straat
allerlei gevaariyke daden te bedrijven. De aan
dacht der geheele wereld was daarop gevestigd,
zoodat de navolging in Spanje zoo goed als onop
gemerkt bleet. Dat zat zoo: destyds trad in
openbare voorstellingen een sterke jonge dame
als vrouwelijke worstelaar op. De voorstanders
van bet duel zullen het willen vergeven, dat zU
in verband wordt gebracht met deze hoogste
eerezaken. De jonge dame was een overigens
flinke cowgirl en heette Nazarla Bellano. Een
dier meisjes, die anders gaarne met veel ro
mantiek worden bekeken. Nazarla was opge
groeid onder de Gauchos van de Zuid-Ameri-
kaansche pampas: een lenige paardriJdster. maar
tevens bedreven in de bokskunst. Juffrouw Bel
lano was bovendien gezegend met een machtig
eergevoel en toen zy hoorde van Miss Pank-
hurst en haar taai volhoudende gezellinnen op
het gebied der vrouwenbeweging, nam zy het
besluit een vrouwenbeweging in het leven te roe
pen in Spanje, echter niet met politieke en
sociale en andere gangbare bedoelingen. Zy wil
de de Spaansche vrouwenwereld het besef by-
brengen, dat zU evenals de mannen het recht
moesten bezitten terwille van haar eer twee
gevechten aar te gaan, zy begon in Montevideo,
waar zjf een groote vrouwenvergadei
riep en een gloeiende redevoering h
„Het kan me niet veel schelen,” zei hU.
„tenminste, 'niet zoo erg veel, ik had geen tyd
meer.’
.Maar je moet toch nog maar wat eten.”
vond Lady Anna. .Als je nu eerst eens je
handen ging wasschen en je opknappen, dan
is er nog een overvloed van tyd om tennis te
spelen. Toen je niet kwam voor de thee, dacht
Betty, dat je heelemaal niet komen zou. Ze
is naar den tuin gegaan. Houd Je zooveel van
tennis?”
,D*t weet ik nog niet," zei Roger. ,.Ik heb
het nog nooit geprobeerd. Maar ik set dat ik
komen sou. ik heb het Betty beloofd."
Hy was een beetje verwonderd en gekwetst
en ging zyn handen wasschen Sam Hornock.
die tot nu toe gedaan had, a’sof hy in zyn
krent verdiept geweest was, legde het blad neer
en keek sUn vrouw aan.
n ,Jk geloof niet, dat Dlck het beloofd had.” j wil Roger nu juist niet als een "modeljongen
Hoewel ge uw bezwaren tegen de archltek-
tonlsche uitwerking kunt hebben, is de indruk
dien ge van dit uitgebreide gebouwencomplex
meedraagt, er een van biyheid, openheid en
aandacht hebben voor een bepaalde aeathe-
tlsche verzorging. Tegenover de helaas zoo be
kende muffe gestichtssfeer, die zich niet uit
sluitend tot gestichten beperkt beeft, is dit
Klein-Seminarie een herademing te noemen,
een herleving uit den dooden sleur-geest.
Op zichzelf Is dit reeds een verdienste, zoowel
voor de opdrachtgevers als voor den archltekt-
ontwerper. Overal wordt pe het gewaar, dat
hier met zorg en toewyding gearbeid is.
Dat kan men van de meeste kerkehjke gebou
wen helaas niet zeggen. Veelal gold het slechts
een nieuwen vorm, een nieuw ultertyk, waar
onder de oude gestichtssfeer toch weer binnen
gesmokkeld werd. In dit Seminarie is daar niets
meer van te bekennen. Alleen de oude, mee
gebrachte meubileering herinnert er u nog aan
en deze vormt dan ook een flagrante tegen
spraak met de gebouwen zelf.”
Daarna echter vraagt de schrijver van het
artikel zich af, of de bouw van dit nieuwe semi
narie, de „architectonische houding” welke er
uit spreekt, in de ontwikkeling van de moderne,
"christeiyke kunst een positieve functie vervult.
Daartoe wordt een redeneering opgezet die erg
gewichtig klinkt en nogal ingewikkeld is. Het
is nu eenmaal de gewoonte van het R-K.
Bouwblad, de bouwkunst te belasten met aller
lei byzakeiykheden.
Men heeft, volgens het blad by den bouw
van dit Klein-Seminarie biykbaar den eisch
niet scherp genoeg voorop gesteld, dat het vóór
alles om een werk voor geesteiyke doeleinden
ging, om een tehuis voor priesterstudenten, dat
in zyn vorpt^nspraak voomamelyk van inge-
togenheid^Xn strengheid dient te spreken: dat
meer gp'soberheid, dan op verscheidenheid vagi
vormen gericht moet zyn.
i ,Jn deze dingen, die het wézeniyk karakter
van een Seminarie kunnen vertolken, schiet
deze nieuwbouw oJ. helaas te kort, aldus het
R K. Bouwblad. Het vervult in zUn architekto-
nische houding, in zUn bouwkunstlgen styi.
géén positieve functie in de ontwikkeling van
de moderne cbristeliike kunst. Het spreekt
geen enkelvoudige, duidelUk gerichte taal. Er
spreekt een bepaalde «esthetische verzorging
uit, niet een «esthetisch verzorgde bepaaldheid.
niet één uitgesproken styi-vorm dus. Het werk
is niet uitgegroeid, tot een organlschen opbouw
in verhouding van massa en ruimte, het is
«esthetisch beïnvloed van verschillende kanten
uit. In dit opzicht is het Seminarie Hageveld
meer vanuit één geest.”
Wat is een «esthetisch verzorgde „be
paaldheid,” die beter is dan een aesthetlsche
verzorging?, zoo zouden wy willen vragen. Zou
het wel iets meer zijn dan slecht jargon van
bedendaagsche architecten?
Terwyi nog slechts enkele tientallen jaren
geleden de passagiers van trans-atlantlsche
stoomschepen onder betrekkeiyk primitieve om
standigheden de reis moesten volbrengen, rei
zen heden ten dage de honden van passagiers,
die zulks betalen kunnen, met een luxe, die
een weinig overdreven aandoet.
De moderne passagiersschepen hebben «en
afzonderiyke ruimte voor de hondjes en hon
den der opvarenden. Voor lederen bond heeft
men een aparte cabine gebouwd, die centraal
verwarmd is en die tevens aangesloten la op
een centraal ventilatiesysteem. Op de meeste
schepen bevindt deze ruimte zich op bet sloe
pendek, waar de honden tevens hun loopje
maken en derhalve voldoende frissche lucht
kunnen happen. De eigenaars der viervoeters
kunnen hun lievelingen op leder uur v*n den
dag bezichtigen, terwyi zy het recht hebben se
op bepaalde uren bU zich te houden.
Op eenige schepen worden zelfs gedrukte me
nu’s voor de honden uitgegeven, niet zoozeer,
dat zy zelf hun menu kunnen uitsoeken, doch
meer ten gerieve hunner meesters of mere
teressen, die deae taak gaarne voor ben ver
richten.
Met den steward wordt dan afgesproken, boa
iedere hond behandeld moet worden en wat de
ze lederen dag te eten moet hebben. De kapitein
is verantwoordelyk, dat deae aanwijzingen stipt
gevolgd worden.
zeide
Roger.”
„Zou Dick niet geprobeerd hebben, dat
kereltje over te halen om te biyven?” over
dacht de vader. „Het is een ventje van zyn
woord. Ik geloof, dat hy even graag nog wat
waa biyven visachen.”
Lady Anna kon geen antwoord geven, want
Roger kwam weer binnen en at een flinke
hoeveelheid, na zyn gastheer in het kort te
hebben verteld, hoe groot de vangst was ge
weest.
„KUk
En op een goeden middag, een mooien stra-
lenden voorjaarsdag, zag het bloemenmeisje
iets, wat ze nog nooit gezien had.
Van heel uit de verte had zy den langen,
gryzen wagen van haar cliënte reeds zien aan
komen. en haar dame, haar gnftdiges Fraulein,
was nog mooier en nog smaakvoller gekleed
dan anders. In haar oogen scheen een twinke
ling te lichten van méér dan de vreugde om
den schoonen voorjaarsdag. In haar gelukklg-
lachende oogen straalde de lente zélf. Om haar
heen was er een glans en een biydschap en een
vreugde als over een nooit-gekend geluk, van
nü, voor het eerst van héér, de jeugd, de lente
zelf....
En naast haar gnüdlges Frtulein zat een
heer.
Nog vóór bet meisje geheel van haar ver
bazing bekomen was, stopte de wagen voor haar
standje. Vlug stapte de deftige livrel-chauffeur
naar buiten, liep achterom den wagen, en
opende de coupé-deur.
Daarop stapte het eerst de heer uit, reikte
haar gnadlges Früuleln b(j het uitstygen de
behulpzame hand, waarop zy tezamen gearmd
cp haar bloemenmand toeliepen. Dan nam Else
de spoedig uitgezóchte bloemen in ontvangst,
knikte als altyd haar vriendinnetje vertrouwe
lUk toe, en nog vóór het verbaasde meisje be
greep, hoe dit alles zoo gauw gegaan was, had
de heer haar een groot geldstuk in de handen
geduwd.
En na enkele seconden was de wagen ook
reeds uit het zicht.