JEUGDIGE LEZERTJES
Xt L
w
y - 1
’s WINTERS
■iim^
Het ondeugende aapje
gezinnen
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
Plaats dan een „Omroeper”
voor 80.
lllllllllllllllllllllllllllllllffllllllllllllllll VOOR ONZE IIIIIIWIIIIIIIIIIIIIMIIllHniilIlilllllim
BOEKOMSLAG
Een aardige voorjaarsbloem
-
u
kt
DONDERDAG 20 FEBRUARI 1936
Voorboden van de naderende Lente. Het
buitengewoon mooie en zachte weer der
laatste dagen noopte verschillende be
zoekers der café s tot een heerlijk zitje
op het terras
y
dr. J. Bwrg
te Madrid
De koukleum:
na-
De V.P.D
j
»<a
hoek van zijn tuintje wilde
ondeugende
zich
den
het
Wat heb je er nu aan?
Neen, lag ‘t dan mij, de winterwas
Vast morgen al gedaan!
P
dl
wi
m
mijn
hü
M’n handen zijn verstijfd haast., brr..
Ze zien warempel blauw;
M’n neus doet pijn, m’n ooren ook,
‘t Komt alles van die kou!
De Hollandsche jongen:
Hoera het vriest, *t is lekker koud,
't Is prachtig winterweer!
Nog enkele dagen en ik rij
De baan weer op en neer!
Ken das? Welnee, die laat ik thuis,
Laat die maar in de kast.
En koude handen? Niets daarvan,
’k Heb heusch daarvan geen last!
Twee jongens, maar t verschil is groot
Tusschen hen allebei;
Een koukleum en een flinke baas.
Tot welk» soort hoor jij?
tx
di
h(
hie
•re
F
«wi
het
Een onvriendelijke bewoner
epenverblijf in Artis te Amsterdam
Zoom echt gezonden winterdag
Ben ik pas in m’n sas
Ik wou wel, dat het maanden lang
Zoom echte winter was!
zouden langs het kanaal wandelen,daar
had Henk elk Jaar klein hoefblad gevon
den. Flink werd de pas er ingezet en spoe
dig was het eerste plekje bereikt. Evelien
moest eerlijk bekennen, dat zij nog nooit
klein hoefblad gezien had en ook niet wist,
waarom de plant zoo heette. Nu, dat laat
ste wisten de anderen, behalve Henk, ook
de
gei
dei
kal
hu
1
Hel
lai
ke
wa
hü
on
wa
ho
na
en
da
mi
brt
da:
set
tiej
de
ha
Een aardig cadeautje, dat de meisjes
kunnennnaken is deze boekomslag. Eerst
knippen we van stevig^ stof een rechthoek,
die netjes omgezoomd wordt. Dan wordt
aan de beide smalle einden een strook van
circa 8 cM. omgeslagen en vastgenaaid. Dit
zijn dan twee zakjes waarin de band van
het boek gestoken kan worden. De versie
ring bestaat uit lapjes stof (die niet mag
rafelen), die met den festonneersteek erop
genaaid worden.
uit, „dat was het, wat ik had willen zeg
gen, ik heb die bloemen wel eerder gezien,
maar altijd gedacht, dat het paardenbloe
men waren. Maar nu weet ik wel beter.**
Zeer tevreden wandelden zjj huiswaarts,
waar, na een afspraak gemaakt te hebben
voor den volgenden keer, het gezelschap
uiteenging.
filmgezelschap daar
Toen de zon een beetje dooj-
was, ving hij het licht op I
terug nu in de eene richt!
andere, zoodat de arme zonnel
anders deden dan zich heen en weer kee-
ren, waarvan ze zoo’n stijven nek kregen,
dat ze nog niet heelemaal genezen zijn.
Na dezen streek liep Jimmy hard naar den
koekoek, om te weten, hoe laat het was.
Dé vogel stak Juist viermaal zijn kopje
uit den boom, waarop het
apenkind naar huis holde.
„Hoe was het op school" vroeg vader
aap, toen hij thuiskwam.
„Best, Pa, de meester zei, dat ik nu al
dan er in de boeken staat,"
niet. Bram daeht, dat de bladeren wel iets
’.eken op een paardenhoef, maar Henk, ver
telde? dat de naam eigenlijk moest wezen
hoestblad, omdat de plant als middel tegen
hoest werd gebruikt. In elk geval zaten de
bladeren (Fig. 2) er nu nog niet aan. Maar
bloeien deden de gouden zonnetjes wel. De
steel was met kleine schubjes bezet. Voor
zichtig, zonder de andere bloemen te be
schadigen, plukte Henk een bloempje uit -
den rand en een uit *t midden. „Bekijk die
twee nu eens afzonderlijk. (Fig. 3). De
randbloem is lintvormig, de schijfbloem
uit het midden, buisvormig. Rob vond de
bloemen zoo mooi, dat hij een polletje in
vröeg: „Wat is een zebra?” antwoordde hl)
'netjes, zooals er in het boek stond:
„Zebra, equus zebra, behoort tot de fa
milie der viervoeters, leeft in de Afrikaan-
sche hóoglanden, heeft een wit en zwart
gestreept lichaam en een zwarten ‘staart.”
„Of is het misschien .een paard, dat te
gen een geverfd hek gèleund* heeft vroeg
de meester lachend.
Maar het ondeugende aapje zou z’n la
chen wel houden, want hij dacht nog al
tijd aan de honderd stokslagen en voelde
nog de pijn in het onderste gedeelte Van
zijn rug. CEDA.
Het sneeuwt, het vriest.... bah....
niets voor mij
den wilden
zetten;
„Als je dan maar bedenkt” zei Henk, „dat
als je niet oppast, je heele wilde tuin op
t laatst uit niets dan klein hoefblad meer
bestaat. Verder zou ik je aanraden een
paar exemplaren van het groot hoefblad
er bij te zetten. Misschien kan ik Je wel
aan een paar planten helpen (Fig. 4). En
nu zou ik voor willen stellen, dat, als Bram
zijn polletjes uitgegraven heeft, we naar
huis moesten gaan. Als de bladeren aan de
plant verschenen zijn, komen we weer hier
terug, dan kunnen we meteen zien, dat de
pluizige vruchtjes (Fig. 3) op die van de
meer weet.
Jokte Jim.
„Dat is dan een buitenkansje,” zei Papa,
„dan hoeven we geen dure boeken meer te
koopen.”
Zoo eindigde deze dag dus heelemaal
naar den zin van Jimmy, maar wat volgde
den anderen dag?
Aan zijn vader vragen om mee naar den
meester te gaan, daar dacht Jimmy niet
aan, want dan begreep hij wel wat er op
zou zitten! Dus sloeg hjj *s morgens de
richting naar de school in, zonder eigen
lijk te weten, hoe hjj het moest aanleg
gen, om er weer in te komen. Maar daar
zag hü aan_de overzijde een ouden aap
loopen, die de krant las. HU zag er nogal
goedig uit dus waagde Jim het er op.
.Mijnheer," vroeg JxU »oo beleefd moge-
ien dag gedroeg de kleine aap zich al
I 1 heel slecht in de dierenschool. HU
voortdurend te lachen en om te
kUken en probeerde zUn staart in »den
Inktpot van zün buurman te steken.
Dit begon meester Uil, die Juist aan ‘t
natuurkundeles geven was, te vervelen.
„Jimmy, kom eens voor het bord, zei hü
en vertel me, wat is een zebra?”
„Ben paard,” antwoordde Jim, „een wit
paard, dat tegen een pas geverfd hek ge
leund heeft.”
Meester Uil werd woedend. Hij pakte hem
bU de kraag van zUn blousje en zette hem
vierkant de deur uit.
„Zeg maar aan je vader," bromde hU,
„dat ik Je van school gestuurd heb. Dus
begrepen! Je komt morgen met Je vader
terug!”
Maar als hU gedacht had een deugniet
als Jimnjy klein te krijgen, had hü het
mis,, wgnt de rekel stopte zijn boeken in
zUn blouse en sloeg regelrecht het pad
naar het bosch in.
Nu Is het zaak, dat ik niet vóór vieren
thuis kom, dacht hU, anders denken ze
thuis, dat ik weggestuurd ben. „Wie weet,
hoe laat bet is?" riep hü toen hard.
„Ikke,” antwoordde een koekoek, ,,lk heb
zooveel familie in het horlogevak, dat ik
altUd op de hoogte ben van den UJd en ik
kan Je zeggen, dat het pas half drie is."
„O, dan heb Ik nog anderhalf uur om
pret te maken, riep de kleine aap op zoon
luchthartigen toon, dat een oude eekhoorn
die boven in de bowm woonde, zich kwaad
maakte en tot zün vrouw zei: „Die tegen
woordige Jeugd toch dan waren wij in
onzen Ujd toch anders.”
Ondertusschen vermaakte Jimmy
Waar is m’n muts en waar^n’n das
’k Heb IpdtSt bevroren voeten,
‘k Kruip héél dicht bij de kachel, waar
Ze maar ontdooien moeten!
....vermaakte zich
met den koekoek te
„De Maartsche winden zün scherp en koud,
Maar ik ben flink, niets, dat znü weerhoudt;
Ik wacht niet tot mün blaadjes groeien,
Die komen nog wel na het bloeien,
Mün gele bloempjes, zij stralen blij,
Zoo groeten mijn zonnetjes het lentegetü.”
Wat is dat voor een aardig versje?”
vroeg Henk van Voorden, die juist thuis
kwam, aan zün zusje Toos, die met een
ernstig gezicht in een boekje zat te kUken.
ZU had een bloc-note voor zich liggen,
waar, ze het bovenstaande versje op had
geschreven, „O,” en'Toos kreeg een kleur.
.Dat is de vertaling van een Engelscn
versje, dat ik in een alleraardigst boekje
vond met snoezige plaatjes. Ik heb gepro
beerd het te vertalen. Er staan meer aar
dige plaatjes en versjes in. Dat, wat ik nu
vertaald heb, heeft betrekking op het klein
hoefblad (Fig. 1)." w
.Deuk" riep Henk. .Maar hoe zou je bet
met den koekoek te plagen. Hü deed het
slaan van een klok na en de koekoek voel
de zich verplicht om telkens met zün kop
uit den boom te komen, zooals hü zijn
houten collegas’ had zien doen. k
„Och, heb medelüden!”, zei hü tenslotte,
toen de ondeugende Jim het twaalf uur
liet slaan. Ik heb hoofdpün en door de
vermoeienis kan ik er*wel iets van krügen.
Een eind verder, op een open plek in het
bosch speelden twep elftallen olifanten
voetbal. Jimmy had gauw gemerkt, dat
er een *n beetje büzlende was. HU greep
daarom een stekelvarken, dat op
grond in elkaar gerold lag en gooide
hem toe. Jimmy had natuurlük weer pret,
want de büzlende olifant trapte den egel
Juist in het doel. Daarop ontstond er een
geweldige ruzie onder de twee elftallen,
omdat het spel in de war gestuurd was en
de arme egel moest het ontgelden.
Maar de ondeugendste streek van Jim
my komt nog. Er stond aan den zoom
van het bosch een heele rij zonnebloemen.
Nu hebben zonnebloemen de eigenschap
om, zooals hun naam aanduidt, zich al-
tüd naar de zon te(keeren.
Onze Jim had juist onder een hoop
bladeren een reflector gevonden, die een
had achtergelaten.
or nevel bedekt
kn kaatste het
tibe, dan in de
neyoemen niet
vinden, als we vanmiddag eens gingen zien
of het klein hoefblad niet alleen de Maart
sche, maar ook de winden van Februari
trotseert? Met andere woorden, als we
weer eens een ouderwetsche wandeling
gingen maken?” „Hè Ja, fün" vond Toos.
.Misschien gaan Brammen Kees en Rob en paardenbloem Hjken.” „Och ja" riep Evelien
Evelien ook wel mee.” „Weet Je wat, ik zal
zien pf ik ze oppik, als ze uit school komen.
*t Is bijna twaalf uur, dus ik kan ze wel
opvangen." En Henk had zün fiets al ge
pakt en peddelde weg. Natuurlük vond het
plan bü de anderen instemming. Alleen
Mientje, het zusje van Toos, kon niet mee.
Het we«r was net lekker voor een flinke
wandeling, beter, dan een fietstocht. ZU
lük, „zou u een arm klein aapje niet uit de
moeilükheden willen helpen?”
„Welzeker, als ik het kan, tenminste,”
antwoorddé de oude aap.
„O, dat kunt u zeker. Hoort u eens....
ik ben van school gestuurd en word niet
eerder toegelaten, vóór ik met mün vader
kom, maarehik heb het
vader niet durven zeggen, omdat.
me zou doodslaan. Wilt u nu zoo vriende-
Ujk zün 091 net te doen of u mün va
der bent en met me naar school te gaan?”
„O. gaat het daarom, natuurlük,
tuurlUk.” zei de goedige aap grif.
„Dank u wel, enne om te doen, of
het eci^^ kunt u me ook wel een klein
tikje ■eUen." zei Jim.
Doch nauwelüks stonden ze voor den
meester of de vreemde aap begon uit te
pakken
„Deugniet, schelm, beloon je zoo mün
vaderUjke zorgen? verkwist Je zoo het
schoolgeld, dat ik voor Je betaal? ik zal Je
leeren en meteen sloeg hü er met zün
dikken stok op, dat Jimmy het uitschreeuw
de van de pün. Toen hü honderd stok
slagen had toegediend, sprak hü nog even
met den meester en ging heen, maar de
straf had zün doel niet gemist. De kleine
aap was van dien dag vUjtlg en braaf. HU
miste geen enkel antwoord en toen de
meester hem dan ook ‘n paar weken later
b
O
t«
vi
m
tr
n
4
C
de
na
wi
rei
w<
W
E
ge
Si:
ee
vl
oi
wl
ge
te
vo
ha
A
B
v
A
la
•w Wf
plagen....
vei
aai
Ze
der
der
•tel
in
•00