ZCctuctAaal
den dag
aan
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
4liUi levin
F 750.-
F 250.-
F 750.-
Het geboorteland van Mgr. Chalavazis
LIEFDE I
EN EER I
I Souvenirs
HET EILAND SYROS
0
hangt van üw remmen af!
I
De zegetocht van de
telefoon
34.600.000 toestellen over d»
heele wereld in gebruik
DOOR M. E. FRANCIS
i
I
b
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
99
98
9
Wat we over Syros uit de oudheid weten, is
oen haak en rapporteerde vlug:
I»
neer.
OM
Dr. W. THEU NISSEN.
ft
HU
ant-
„Maar het Is niet veel en ik bebouw
aan
daarmee zeggen? Heeft U
u
21
ze'
Wordt vervolgd)
2
Het begon al donker te worden ook en Tuimeltje rilde van
angst. Toen werd er plotseling aan het venster getikt en hy
werd aoo wit als een doek. Er klonk een stem van buitenaf, die
tot hem aei: „Probeer het Useren staafje van het venster door
te vijlen. Ik ben kikker Karei, als je vlug bent, kun je langs
deze touwladder naar beneden klauteren."
Havenstukje van de benedenstad
Hermoupolis
1
Het was reeds te laat. zy werden overmand
en in den overval-auto gesloten.
Sir Edward Pemberton werd uit rijn banden
bevrijd, en naar het ziekenhuis getransporteerd,
waar hij spoedig van den doorstanen angst
en schrik herstelde.
i
Hun leven en het uwe
evenzeer! kan misschien
morgen al behouden blij
ven dank zij uw remmen I
Ben hooge, grijze hoed?
Ja, sin
Naar schatting ver In de zeventig?
Zeer goed mogeiyk, sir.
Een kort oogenbllk denkt de polltie-chef In
gespannen na. Dan Instrueert hij snel:
Brigadier, geef dien man een kop koffie,
wat brood met spiegeleieren en een stel klee-
ren. Vlug!
„Zü
dacht zij.
den
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
Het internationale telefoonnet heeft zich in
den loop der Jaren, vooral in de ha-oorlogsjaren,
over meer dan zestig staten en landen uitge
breid en het is thans mogelijk, drie en negentig
procent van alle telefoonapparaten der wereld
met elkaar te verbinden.
In totaal vindt men thans 34.600.000 telefoon
toestellen over de geheele wereld. Vijftig mil
liard telefoongesprekken worden jaarlijks ge
voerd de helft daarvan komt toe aan de Ver-
eenlgde Staten.
In Zuid-Amerika vindt men 720.000 telefoon
toestellen, terwijl hier in 1934 680.000 toestel
len te vinden waren. In de Europeesche lan
den vindt men thans 12.570.000 apparaten en
een jaar geleden. nJ. op 1 januari 1935, was
dit aantal nog 11.906.000. In Azië worden hoe
langer hoe meer gesprekken vla de telefoon
gevoerd. In 1935 vond men er 1.480.000 toestel
len; thans 1.530.000. Afrika bezit niet zooveel
apparaten, n.1. 390.000, tegenover 380.000 in het
voorafgaande jaar.
Oost-Azië beschikt thans over 10.000 telefoon
toestellen méér dan in het vorig jaar, toen men
er 765.000 telde. Het totaal aantal telefoon
toestellen over de geheele wereld heeft zich in
het afgeloopen jaar met rond 1.190.000 ver
meerderd. alzoo met 3.56 pCt. tegenover het
vorig jaar.
Dat was gelukkig iemand, die hem' hielp. Tuimeltje ging
direct aan het werk en binnen een kwartier was hij buiten by
kikker Karei. „We moeten zorgen hier weg te komen”, zeiden
ze tegen elkaar. „Laten we naar een andere stad vluchten”, en
zoo vlug ze konden, begonnen ze te loopen. Etadeiyk waren ze
bulten de stad en konden ze tegen een boom wat uitrusten.
Op het politiebureau gekomen, werd Tuimeltje voor den
commissaris gebracht, die hem een dag gevangenisstraf voor
schreef. Daar zat hij nu, heel alleen in een koude cel, met alleen
wat water en brood en een ijzeren ledikant, gevuld met stroo.
Op de muren van de cel stonden allemaal aanteekeningen en
een daarvan was echt griezelig. Tuimeltje ging er met zijn rug
naar toe zitten.
Welke aanwijzing bracht u ertoe, Scot-
land-Yard op te bellen? vroeg Barling den
seinhuiswachter.
Wel, sir, ik heb hier een tuintje, ant
woordde deze, terwijl hij op een stukje grond
wees, beplant met aardappelen en groenten. Ik
ben een natuurvriend, sir, en ik bespied gaarne
de dieren. Vogeltjes, die opgeschrikt worden,
vliegen vlug omhoog, somtijds, al naar gelang
van de windrichting, recht af op de oorzaak
van het gevaar. Vogeltjes laten dan dikwijls in
hun angst wat vallen, een souvenir.
Dat radlo-bericht sprak van taliooae nuis-
schen. Op bet dak van den auto, die overigens
glinsterde van reinheid, zag ik, terwijl ik de
boomen voor een naderenden trein sloot, een
souvenir van misschien wel honderd vogeltjes!
Ik dacht na, sir, en ik ging combineeren. Ik
«rist ongemerkt een der achterbanden onklaar
te maken. Ik belde u op. That is all, air!
Daarop loopt hy terug naar zijn kantoor en
belt eenige adressen op.
Om 13 minuten voor 8 werd er een poiltie-
radiobericht uitgezonden:
..Sir Edward Pemberton. 78 jaar oud, lang
mager postuur, gekleed in beige overcoat en grij
zen hoogen hoed, is hedenmorgen om 725, ter
wijl hy als naar gewoonte in een der zijlanen
by den hoofdingang van Hyde Park de tallooze
musschen voederde, door drie gemaskerde ban
dieten in een luxe-auto ontvoerd. Er volgde
een vaag signalement van den auto en van de
misdadigers. Aanwijzingen, die kunnen lei
den tot opsporing, worden onmlddellyk Inge
wacht op bet hoofdbureau van Scotland Yard,
telefoon zesmaal zeuven, kamer 34, recherche
chef Barling.
is en dat we geen herrie willen hebben. Maar
je moest Roger eens zeggen, dat hij niet aoo
hard van stapel loopt. Van jou neemt hij het
wel aan"
„Heb Jij hem wat gezegd?”
„Nou, toen de anderen naar bed waren, wou
ik hem de les lezen. Maar ik kreeg geen kans.
Hy werd bleek en zei niets. Keek me aan, of hij
me op wou eten. Toen ben ik maar gauw weg
gegaan.”
Betty borstelde haar dik haar en zei; „Ze
is niet afkeerig van hem, geloof ik.”
„Neen, dat niet." zei Dick en stond geeuwend
op, .Neem jy hem maar eens onder handen en
zeg, dat hy het niet foroeeren moet. Nacht,
Betty.”
„Wel te rusten,” zei Betty en ging ook naar
bed. maar kon den slaap niet vatten, hoewel
zy zich een poosje geleden vreeseiyk moe had
gevoeld.
,Jiu moet ik Roger helpen.” zei zy by zich
zelf. „Ik had nooit gedacht, dat hy zoo gauw
vuur zou vatten."
Den volgenden middag deed zich de gelegen
heid voor, omdat zy allemaal liever in den tuin
bleven zitten dan te gaan wandelen, zy hield
Roger, die op weg naar den tuin was met een
stapel kussens tegen.
„Kom eens even hier Roger," aside zy, en
liet hem in haar eigen zitkamertje.
„Ik moet nu weg* zei hy. Uk breng deze
kussens naar juffrouw de la Riva"
„Foei,” zei hy, ,Je hoeft niet, ik bedoel, je
oest....” en hy kon niet verder.
„Heel lief van u,” zei Betty. „Maar dat zeggen
zy toqh. O, daar is Rita.”
Door de open deur kwam een schepseltje ge
gleden. zoo volmaakt gek'eed, als alleen maar
millioennairs hun dochters kunnen toestaan. Een
voudig, in het wit, met het donkere haar keurig
opgemaakt, zonder juweelen en met een ge
zichtje, vol verwachting en pret.
„Ik geloof niet, dat ik daar bang voor'behoef
te zyn," zei Roger en dat deed Betty een beetje
Pijn.
Toen zy echter even later aan tafel zaten,
was Roger toch niet heelemaal on zyn gemak en
toen hy aarzelend naar zyn tafeldame keek,
merkte hy. dat zy hem ook een weinig ver
legen zat te begluren. Toen begonnen zy allebei
te lachen.
„Je weet ook niet, hoe je moet beginnen,
wel?” vroeg zy. „Ik ben ook een beetje ver
legen."
Haar stem trof hem, zy was diep en zacht
en hy had juist een hoog neusgeluid verwacht.
Ook was baar Amerikaansch accent nauweiyks
merkbaar.
„Dan is het ys gebroken,” zei hy. „Ik moet
wel bekennen, dat ik den schrik een beetje beet
had, toen Betty tegen me aei, dat u naast my
zou zitten.”
„En toen u me zag, begreep u wel, dat zoom
heel klein ding u geen kwaad zou doen, wel?"
vroeg zy met een lachje, dat een lichtje in
baar donkere oogen ontstak en een schitterend
„Jou dan niet?" vroeg hy. „Ik dacht, dat je
®e daarom gevraagd had?"
„Neen, ik zei alleen maar, dat wy een man
ie kort kwamen. Nu neemt majoor Riczstead
®e, niet?" vroeg zy over haar schouder aan Joe,
die glimlachte en met een graagte die Roger
“iet beviel, zei: „Nou."
Betty had schik in Roger's ontstemming.
..Het is natuuriyk alleen maar, dat hy mij
kent en de anderen, niet,” dacht zy en riep
hardop:
..Zyn jullie er allemaal? Neen, Rita de la
Rlva Is nog niet beneden."
„Is dat de Amerikaansche? Schatrijk, niet?”
poeg majoor Rickstead. „Noemen zy haar niet
de dollar-prinses?"
••Ik word al bang vcor haar,” zei Roger. „Ik
“eb nooit te doen gehad met prinsessen en
°°k niet veel met dollars.”
.Daar kan zy niets aan doen,” zei Betty, die
wyk wilde biyven tegenover haar gast. „Ik
*an er ook niets aan doen, dat ze my de katoe-
prinses noemen. Wist u dat niet?” wendde
rich tot majoor Rickstead.
voorrang heeft) verbindingsiynen loopen van
Oost naar West, van Noord naar Zuid, hier
heeft Z. Hoogw. Excellentie Mgr. Georgios Cha
lavazis, in een visioen zyn levenswerk aan
schouwd. Hier werd zyn hoogste ideaal gebo
ren: zyn orthodoxe medemenschen te bekee-
ren met behoud van hun eigen weergaloos
schoonen ritus.
Toen ik wegvoer uit de haven van Hermou
polis in myn kleine zeilboot, zong myn stuur
man een lied voor de Panaghia, dJ. O. L. Vrouw
de Alheillge. Als ik ergens van overtuigd ben,
dan is het dit: de Panaghia met haar overryke
lyst van wondere epitheta, zal haar bescher
menden mantel over Hellas nimmer terugslaan.
Zy zal het werk van den stoeien werker, van
den heiligen bisschop zegenen, niet het minst
in de lage landen by de zee.
Ginds zie ik in een visioen het ééne Licht in
stralende eenheid over de beide bergdorpen
van Syros.
i f T rt a T> A^X.T'K.T'E’>C? °P dit blad z^n Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen |g' 7^0 b|J levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Ih' 7^fl bü een ongeval met
,r, /X lat. Jl w I w r, O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen s CJVZa verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen A doode lijken afloop
meren raadhuis, waar intuaachen ook in een
rommelhoek nog "n museum is ondergebracht.
Die museumhoeder is zeker een vermelding
waard; hy herinnert my direct aan Axel
Munthe op Anacapri. FranglUs is 81 jaar oud,
hy is hier 49 jaar arts geweest en 22 jaar be
waker van het museum.
We wandelen samen door de benedenstad, hy
trakteert me almaar door op loukoum, het lek-
ker-vinger- en-duimgoed by uitstek op Syros
en reeds daarom al de moeite waard van een
bezoek. Ovpral kent hy de bedelaars, de wees
kinderen en de zusterkens van Vlncentius k
Paolo by name. Hy houdt diepzinnige gesprek
ken over de niet bepaald hygiënische en fris-
sche slaapkamers in myn hotelletje by Kurios
Panayotopoulos op de kade, hy prijst zelfs de
aanwezigheid van bepaalde gedrochten die my
een prikkel des vleesches zyn en die ik met
het grootste flitkanon niet buiten gevecht kan
stellen.
Hy vloekt op den weinigen kunstzin van de
Haghios Nikolaoskerk, wil op den blauwen koepel
daarvan heele tonnen inkt uitstorten en geeft
ieder weesklndje in het groote weeshuis lekkers
voor minstens twee dagen.
Ik weet door hem dat er op het eiland Syros
150 kerkjes en kapellen zyn; hy wil het open
lucht fllmbedryf graag steunen maar hy zint
al jaren er op om Adolphe Menjou te ontkop-
pen omdat diens intelligente, kop stupled is.
Hy slaapt minstens *n keer of wat op een bank
op de Plateia want „daar is het zachter dan in
bed”. Ik heb met dezen medicus en philosoof
die ondanks al zyn goedheid, geslepen was als
geen, de prachtige tuinen van Vafladakls be
zocht in het vlekje Chroussa en we hebben
- beiden een samenzwering op touw gezet tegen
den Latynschen pastoor van Della Grazla om
dat deze op vogels jaagde. O ja: hy kent Hol
land ook. Ik hoor ongeveer zóó zyn toespraak
tot my in een slapelooeen nacht: „Hang de
menschen aan een paai en ze slapen als ze
hard gewerkt hebben of liever nog.... verdrink
ze in een aroma van Eau de Cologne of even
tueel in.... Eau de Schiedam.”
Natuuriyk kent hy Mgr. Georgios Chalavazis.
Toen de beide zonen van vader Chalavazis na
hun gymnasiale studies priester wilden worden
van den Latynschen ritus, hebben ze op Pause-
lyken raad voor priester van den Griekschen
ritus gestudeerd.
Myn vriend kent het werk van zyn elland-
genoot maar half; als ik met hem over ortho
doxen en katholieken begin, wordt hy fanatiek.
Ik speur iets van een rassenhaat in hem tegen
alles wat Latynsch is.
Op Syros waar beide bergtoppen, twee pyra-
miden als van marmer, twee totaal verschil
lende werelden, aan elkaar grenzen; op Syros
waar de Latynsche ritus ondanks alle pogin
gen beperkt biyft tok Ano Syra. op dit mid
delpunt van de Kukladen, dtór waar nog al
tyd (hoewel na 1870 de Pireus verreweg den
-j-^ r strompelde een zwerver het poUUe-post-
H huis naby Hyde Park binnen. Hy hygde
zwaar en zjjn trillende beenen weigerden
byna hun dienst. Met behulphoevende blikken
zag hy den dienstdoenden wachtmeester aan.
greep toen, zonder toestemming af te wachten,
naar een stoel achter de balie en viel er uitge
put op neer.
De wachtmeester sloeg een ietwat verwonder
den blik op de bureauklok, die half acht in den
morgen wees. Biykbaar was hy niet gewend dat
zwervers op dit vroege morgenuur by de politie
om onderdak kwamen vragen. Dan keek hy*den
man een oogenbllk onderzoekend aan, stond toen
snel op, haalde een glas water en reikte het
den bevenden grijsaard.
Scheelt er wat aan. vader?
De zwerver nam bet glas in ontvangst, dronk
een langen teug, gaf het glas weer terug en
zuchtte diep, zichtbaar bykomend.
Dank u, sir. Het zakt weer. Ik heb wat
snel geloopen. Op myn leeftyd valt dat niet
mee, sir.
Dan richtte hy zich energiek met een ruk
omhoog, drong met een onverschillig handge
baar zyn leeftyd als op den achtergrond en
riep haastig uit, levendig en met nadruk:
Er is een heer ontvoerd in Hyde Park!
Geen tien minuten geleden! Ik heb het zelf
gezien, sir!
De wachtmeester greep de telefoonhoorn van tle-chef,
aaa hnaL e»—A wlata. i"dé
Chef! Een dringende zaak, naar het my
toeschynt!
Geen vyf seconden later wordt de deur van
een aangrenzend vertrek geopend en de politie
chef treedt nader:
What is the matter? vraagt hy kort en
pp gebiedenden toon.
De zwerver staat op.
Er is tn Hyde Park een heer ontvoerd, sir,
in een der zylanen by den hoofdingang. Een
heer op leeftyd. ouder misschien riög dan ik.
Ik ken dien heer, sir, tenminste van aanzien.
Hy komt er dageiyks, weer of geen weer, en
gaat op een bankje de vogels zitten voederen.
Hoe zag die heer er uit?
Lang en mager en deftig. Hy komt er
iederen morgen. Ik heb hem nooit iets gevraagd,
sir. Op myn eerewoord niet. Ik bedel niet.
Nooit. Maar als ik toevallig langs hem kom,
geeft hy my dikwyis ongevraagd een geldstuk.
De polltie-chef valt hem in de rede:
Geen omhaal! Wat heb je gezien?
Het is zoo juist gebeurd, sir. Even tevoren
was ik langs zyn bankje gewandeld. De vogel-
.tjes kennen my óók wel, sir. Voor my zyn ze
niet bang meer. Wel honderd zyn het er, die
op en om hem been zitten. lederen morgen.
Die goede meneer had me weer een geldstuk
gegeven. Ik liep verder. Maar toen ik een pas
of veertig vyftig verder een zylaantje wou in
gaan, hoorde ik opeens de vogeltjes lüld-sjil-
pen omhoog fladderen. Toen ik omkeek, zag ik
nog juist hoe ze dwars over een langen auto
de boomen in vluchtten.
Verder, verder! Ópschieten, vader!
Wat er toen verder gebeurde, air, ging
alles aoo snel. Veel vlugger dan ik het hier ver
tellen kan. Er sprongen een paar kerels uit
den auto, gemaskerd waren zy. Ze grepen den
heer beet, duwden hem in den wagen en in een
oogwenk wa« deze den hoofdingang uitgereden.
Zoo hard als ik loopen kon, ben ik hierheen
gekomen....
Andermaal valt de polltie-chef hem in de
rede:
Lang en mager en deftig, zei Je toch?
Ja, sir.
Dat de wysgeer Pherekudes, de leermeester van
Pythagoros, er werd geboren, was stof genoeg,
om op Syros een grot aan te wijzen waar hy
zou hebben gewoond. Op dooltocht was ik ge
lukkig enthousiast genoeg om er naar te zoeken
en natuuriyk heb ik met gebruikmaking van
geoorloofde fantasie de grot gevonden: stelt u
eens voor dat ik ze niet zou hebben gevon
den!?
Als handelsplaatwordt Syros in de Griek-
ache geschiedenis vóór de vorige eeuw niet ge
noemd. Trouwens pas in de periode van de
Alexandrynen ontstond er in de Kukladen een
groot emporium, toen het hoogheilige Delos
profiteerde vm het verval van Korinthe. Maar
dit fortuin, voor het grootste deel te danken
aan het godsdienstig prestige van Delos, was
van voorbygaanden aard. Die antieke rol van
Delos werd in de vorige eeuw overgenomen
door Syros, en opvallend genoeg nog slechts
door byzondere omstandigheden. Rond 1820 n.l.
kwamen vele loniërs, die ontsnapt waren aan
de hemeltergende afslachtingen door de Tur
ken op C.iios, naar Syros. Dank zy deze Ionische
ondernemende handelslui, werd Hermoupolis,
de stad van den handelsgod Hennes, gelegen
aan de Oostzyde van het eiland Syros, de eer
ste en voornaamste haven van het vrye Grie
kenland. Hermoupolis. of Syra, een stad van
pijn. 22.000 Inwoners, is een der meest interes
sant gelegen steden in Heilos. De stad aan de
mooie haven is het eigenlyke Hermoupolis;
maar de bergstad bestaat uit twee bergtoppen
nJ. links Ano-Syra, het stadje der katholieken
met de Latynsche Sint Georgioskerk en rechts,
in het Noorden, den zg. Vrontadoheuvel. de
Grieksche wyk met de kerk van de Anastasls
Verrijzenis). In de Latynsche wyk, waar
overigens nog twee orthodoxe kerkjes staan,
wonen ruim 12000 katholieken. Dezen zyn de
afstammelingen van de veroveraars uit Venetië
en Genua, die er, sinds de Turksche overheer-
sching, leefden onder protectoraat van den ko-
nlng van Frankrijk; zy allen behooren tot den
Latynschen ritus.
- yu onder auspiciën van het Apostolaat der
[Xl H^reenlging, Z. Hoogw. Exc. Mgr. Geor-
X Y glos Chalavazis, de bisschop der Helleno-
rhythmische geünieerde) Grieken, ons land
bezoekt en op enkele plaatsen reeds met veel
enthousiasme is ontvangen, zal het den lezers
wel interesseeren iets meer te vernemen over
de geboorteplaats van dezen onvermoelden en
harden worker voor de Grieksch-Katholleke
Kerk. Het is uy des te meer een groote vreug
de, omdat ik in Athene meerdere malen de li
turgie heb bygewoond in de Intieme kapel en
omdat ik daar lederen keer diep getroffen ben
door het onverwoestbaar en aanstekelyk idea
lisme van Mgr. Georgios en zyn kleine maar
wakkere groep van trouwe helpers. Vergis ik
my niet, dan is de geboorteplaats van deze
prachtflguur, zooals zoo vaak het geval is, be
slissend geweest voor zyn geheele loopbaan.
Mgr. Georgios werd 21 Februari 1881 geboren
op het eiland Syros, het tegenwoordige inlddel-
punt van de Grieksche Kukladen in de Egeïsche
zee. Daar was zyn vader een der voornaamste
inwoners van het bergstadje en stichtte er in
1880 het eerste katholieke blad Anatoli Het
Oosten). - i
den wat men van Latynsch-katholieken bezit.
Van bekeeringen by de orthodoxen is natuur
iyk geen sprake. Den volgenden morgen dien ik
de H. Mis by Don Nicola Rousso, die hier op
het eiland is geboren en te Rome op het „Col-
leglo dl Propaganda Fide" heeft gestudeerd.
Zeker: ik vind het treffend, dat ik hier in de
Latynsche kerk de weinige aanwezigen (allen,
my uitgezonderd, zyn vrouwen met sluiers om)
in het Latyn hoor antwoorden, maar hoe veel
liever zou ook Don Nicola met my niet de
Grieksche taal hooien en haar zoo begrijpe-
lyke klanken in plaats van het voor de Grie
ken toch zoo vreemd klinkend Latyn. Ik wil
Hier niets zeggen, wat ook maar eenlgszins bet
mooie w>erk van de Latynsche priesters hier
zou kunnen schaden; maandeiyks beleef lx
veel vreugde aan het door de Jezuïeten var.
Syros in het Grieksch uitgegeven tydschriftje
ter eere van het H. Hart. Maar toch: Nicola
Rousso beweert onder wanhopige gebaren, dat
het altyd by de orthodoxen weer dezelfde
moeiiykheden zyn; bet gros van deze bezwa
ren berust op onkunde en soms op dom
heid. maar zou men, menscheiykerwyze ge-
-willen hopen, dan
„Ik ben eigeniyk boer.” eindigde hy.
„Boer?” riep zy uit, met groote oogen.
„Bedoelt u, dat u een landgoed heeft?"
„Zekgr, ik heb een paar stukken land,” aei
Roger. - - - - - -
het zelf."
„Wat wilt
knechts?”
.Natuuriyk heb ik knechts, maar ik werk
zelf ook hard mee. Ik ploeg en hooi en zaai,
ik zou best kunnen melken, maar dat doet myn
nicht Jane Becjc. Verwondert het u nu nog,
dat ik er schrik voor had een Jonge dame uit
de groote wereld te ontmoeten?”
Lady Anna, die wat verder aan tafel zat, keek
onder haar gesprek eens, hoe Roger het maakte
en zag, hoe geanimeerd hy met zyn tafeldame
zat te praten.
kunnen goed met elkaar ópschieten,”
Dan keek zy naar Betty, die tus-
schen den majoor en Piers Montagu in zat
Al zaten zy schynbaar vrooiyk te praten, toch
zag Betty er bleek ylt. In haar hart was Lady
Anna boos. Hoe kon Roger zich laten Inpalmen
door zoo’n popje als Rita? Haar Betty was toch
veel knapper en flinker en had tienmaal zoo
veel verstand en Inzicht. Dan lachte zy om
zichzelf: Roger Beck, zoo arm, zoo vreemd, aoo
eigenzinnig. Dat was toch niets voor haar Betty.
Toen Betty den volgenden avond bezig was
met haar toilet, schrok zy van een tikje op de
deur.
„Wie is daar?” riep zy scherp.
,Tk, Dick. Ik aag licht onder je deur.*
^Koin binnen,” aei Betty,
Nadat de oude zwerver zich bet stevig ontbyt
goed had laten smaken en in een stel toonbare
kleeren gestoken was, bracht de brigadier hem
naar het bureau van zyn chef.
Ziezoo, zei deze tevreden. Een man, die
goed ontbeten heeft, geldt voor twee. Nu gaan
wy samen uit rijden, opa!
Gezameniyk stapten zy daarop in een voor
geroepen taxi, die hen in korten tijd naar het
hoofdbureau van
Scotland-Yard
bracht. De poli-
op den
'voët gevolgd door
den zwerver, liep
rechtstreeks naar
kamer 34 en
klopte aan:
Binnen!
Dit is de man. mr. Barling, aei de politie
chef. die getuige was van de ontvoering van
Sir Pemberton.
Ga zitten, vriend, zei Barling minzaam,
terwyi hy den ouden man een sigaar aanbood.
En vertel me nu nog eens precies, wat je gezien
hebt.
De zwerver stak gretig de hem aangeboden
sigaar op, en begon opnieuw zyn breedvoerig
relaas:
Dat zal ik u zeggen, sir. Bedelen doe ik
niet, sir. Nooit. Dit is ook op het polltle-bureau
bekend. Maar....
Hy werd onderbroken door het telefoon
signaal. Barling bracht den hoorn aan het oor.
Hy luisterde lang, zwygend en met volle op
merkzaamheid. Dan riep hy kort:
Ik kom onmiddeliyk!
Barling wierp den haak neer, sprong op,
greep den zwerver onder den arm, trok hem de
trappen van het gebouw af, en duwde hem
snel in een gereedstaanden race-auto.#Den
chauffeur beet hy haastig toe:
Sein-wachthuls 7. spoorbaan-overweg Red
stone Road, richting Harwich! Full speed! Ver
keersregels negeeren!
In razende vaart schoot de race-wagen voort,
op geringen afstand gevolgd door een overval
auto, bemand met tien gewapende constables.
Zoudt ge den wagen terugkennen, vriend?
vroeg Barling onder het rijden.
Ik vermoed van wel, sir.
By aankomst aan seln-wachthuis 7 wees de
spoorwegwachter den recherche-chef op een
langen luxe-auto, die enkele meters voerby de
spoorbaan langs den berm van den weg stond,
en waaraan drie mannen druk doende waren
in alleryl een reserve-wiel aan te brengen.
Dick kwam binnen, zyn 'houding verraadde
Sylvia zitten kletsen. Wat is er, Dick? Ik heb
slaap/*
Dick ging zitten, stak een sigaret aan en
lachte.
„Die arme oude Roger heeft het te pakken,"
riep hy uit. „Nog nooit aoo gezien. Finaal te
pakken.”
„Ja, het ligt er dik op.” zei Betty met een
voorgewenden geeuw.
„Hy is niet van haar weg te slaan.”
Mie hoeft my niet Uit mijn slaap «e houden,
om me dat te zeggen, dat zie ik heusch zelf
wel.”
„O, doe niet zoo vervelend, Betty. Als ik het
niemand kan vertellen, barst ik"
Hy begon te lachen, dat hy schudde.
,X>e oude Jongen is onbetaalbaar.”
«Je moest meer met hem meevoelen,"
Betty. ..Hoe dikwyis ben Je zelf verliefd?”
„Ja, ik ben het chronisch,” bekende Dick
•Maar niet aoo hevig. Maar Roger wordt woest,
als ik myn bevliegingen met de syne verge
lijk."
,Jïeb je er hem dan mee geplaagd?” vroeg
Betty, en schudde het haar uit haar oogen.
„Goden. Hy wou het niet hebben. Iemand,
ik geloof Herbert, begon er mee. aei, dat hy
niet aoo heelemaal beslag moest leggen op de
dollar-prinses en dat hy wel eens een keertje
met haar had willen dansen, maar Roger werd
ineens giftig, erg giftig- Herbert trok dadelijk
terug natuuriyk, hy weet, dat Roger mUn neef
rijtje parelblanke tandjes toonde,
woordde rustig:
„Neen, dat was het niet. Juffrouw Lindsey is
tweemaal zoo groot als u en daar was Ik toch
ook niet bang voor. Ik was bang, dat u me saai
zou vinden. Ik had gedacht, dat u erg modem
zou zyn, u heeft veel gereisd en allerlei inte
ressante lui ontmoet en wat zou u dan te
praten vinden met een heel gewonen kerel, die
altyd maar thuis zit te koekeloeren, een soort
kluizenaar?'*
.Dat is heel Interessant, ik heb nog nooit een
kluizenaar ontmoet," sei Rita. „Vertelt u me
eens, wat een kluizenaar la, de meeste Engel-
sche jongelui zyn allemaal hetzelfde."
.XAjken wy dan zooveel op elkaar?" vroeg
Roger.
.Die ik ontmoet heb, wel,” klaagde Rita. „Ik
kan ze niet uit elkaar houden. Ik moet ze voor
myzelf een naam geven. Ik zal u den kluize
naar noemen, dat kan ik wel onthouden. Maar
vertel me nu eens, wat is een kluizen aar?"
„Nou. een kluizenaar is een ongezellige kerel.
lachte Roger. „Hy woont ergens alleen on een
stille plaats en ontvangt zoowat niemand.”
.Maar u moet toch wel menschen ontvangen,”
zei Rita ernstig, „als het Parlement zitting
houdt.”
,Jk ben niet in het Parlement,” zei Roger.
„Niet?" vroeg Rita. „Niet in het Hoogerhuls?
En Betty zei.
.Neen, ik niet, ik hoor tot den lageren adel,”
legde Roger lachend uit. Maar Rita scheen het
niet te vatten en Roger moest haar'dat alles
uiteenaettien.
sproken, direct op succes 1722;^
moet men zyn schouders zetten onder het reu
zenwerk van Mgr. Georgios Chalavazis.
Men begrypt er hier heel goed de draag
wijdte van en een Jezuïet wiens oom, Georgios
-Xenopoulos in de hodos Achamoon 344 werkt,
in een paar woorden gezegd: uiterst weinig, ziet ook voor de „Latynsche eilanden” in de
Grieksch-KathoUeke Kerk de oplossing.
Intusschen heb ik van polemische houdin
gen tusschen de' beide bergdorpen weinig ge
merkt. Met 'n papas en met Don Rousso ben ik
naar de bron in Ano Syra gewandeld. Deze ligt
in een ravyn, heeft vier kranen en drie wasch-
bakken: iets méér schilderachtigs heb ik in
heel Ano Syra niet gezien, en wat niet zoo’n heel
klein genoegen is voor iemand die het met de
dames beslist wel meent: ik heb op dien mor
gen Waarschijnlijk alle vrouwen van Ano Syra
gesproken, want iedereen komt hier water ha
len. Aan olyven, kaas en prachttomaten geen
gebrek; ik heb er copieus, al te copieus van
gegeten, 's Middags bezoek ik den Vrontado
heuvel en de Grieksche wyk. Vóór de kerk van
de Anastasls duikelen de jongens en er is een
maniakje by, die voor den „lord uit Europa”
tien maal (maar niet méér, Kurie) voor één
drachme op de harde keien duikelt in de da
verende zon. Het Pankratoorbeeld in het mid
den van den koepel is foei-leelyk en de ikonen
zyn waardelooze moderne copieën. Ik maak een
labyrinthtocht door de nauwe straatjes en
langs de hellingen naar de Plateia (is Markt),
een rechthoekig, schitterend verzorgd plein,
altyd vol leven, omzoomd met koffiehuizen
en winkels in de hoeken, met een geheel mar-
De Grieksche wyk en de havenstad beneden
werden eigeniyk pas gesticht in 1831, toen, ge-
lyk we boven reeds zeiden, bewoners van Psara
en Chios, van hun eilanden- verdreven, zich
'hier vestigden.
Zeldzaam schilderachtig is Ano Syra, het
bergdorp der katholieken. Ik kan het niet beter
vergeiyken dan met Assisië; overal allerprach
tigste hoekjes, loofdakjes, hoekige huisjes en
doorkykjes. By het omhoog klauteren door het
lange uiterst smalle en steeds stygende hoofd
straatje, ontmoet Ik een pastoor, die reeds vroeg
de campagne ingaat om de H. Mis te lezen. Hy
is 'n Italiaan en er is weinig praat voor noodig
om vlug een ezeltje te huren en hem te verge
zellen. Als we terugkomen tegen tien uur in
den morgen gaan we samen naar het hoogste
punt. We nemen een kykje in het Fransche
hospitaal waar de zusters van liefde haar ze-
gënrijk werk verrichten en gaan op bezoek by
den pastoor van het Latynsche kerkje San
Sebastiano. Met Sint Georgios zyn ze samen
de patronen van het stadje. Ons groepje be
staat uit 3 pastoors en ondergeteekende, als we
op den 180 M. hoog gelegen top staan. Blank
ligt daar de kerk; tusschen de muren rondom
het gebouw klinken onze stappen als muziek
tegen de muurvlakken. Onvergeteiyk biyft my
het uitzicht op het platte dak van de „Icathe-
draal”. Overal in het rond, de stukken bouw
grond met steenen afgebakend, aldus bescher
mend tegen het wegslaan van de aarde door
den regen. Ginds in het Zuiden, een alleen
staande kerk, de Haghia Paraskevi, tegen den
Purgosberg aan en het dorpje Episkopion waar
de Syrioten veelal hun villa’s hebben en waar
ook de Latynsche bisschop Antonio Makrinitl
woont. Het wordt byna een concilie, wanneer
de drie Jezuïeten en de Capucynen die hier de
kathedraal en ’n bykerkje bedienen, zich by
ons voegen. Ik verneem dat de Jezuïeten een
14-tal jongens hebben, die hier de voorberei
dende klas maken en daarna Jezuïet willen
worden en in Italië gaan studeeren. Dien avond
ontmoet ik by een familie twee priestercandi-
daten die in Leuven hebben gestudeerd. Ik hoor
er allerlei zeer interessante problemen, die
tenslotte hierop neerkomen, dat men niets beter
weet te doen, dan met alle kracht vast te hou-