ZCctuctAaal den dag aan Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden 4liUi levin F 750.- F 250.- F 750.- Het geboorteland van Mgr. Chalavazis LIEFDE I EN EER I I Souvenirs HET EILAND SYROS 0 hangt van üw remmen af! I De zegetocht van de telefoon 34.600.000 toestellen over d» heele wereld in gebruik DOOR M. E. FRANCIS i I b AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 99 98 9 Wat we over Syros uit de oudheid weten, is oen haak en rapporteerde vlug: I» neer. OM Dr. W. THEU NISSEN. ft HU ant- „Maar het Is niet veel en ik bebouw aan daarmee zeggen? Heeft U u 21 ze' Wordt vervolgd) 2 Het begon al donker te worden ook en Tuimeltje rilde van angst. Toen werd er plotseling aan het venster getikt en hy werd aoo wit als een doek. Er klonk een stem van buitenaf, die tot hem aei: „Probeer het Useren staafje van het venster door te vijlen. Ik ben kikker Karei, als je vlug bent, kun je langs deze touwladder naar beneden klauteren." Havenstukje van de benedenstad Hermoupolis 1 Het was reeds te laat. zy werden overmand en in den overval-auto gesloten. Sir Edward Pemberton werd uit rijn banden bevrijd, en naar het ziekenhuis getransporteerd, waar hij spoedig van den doorstanen angst en schrik herstelde. i Hun leven en het uwe evenzeer! kan misschien morgen al behouden blij ven dank zij uw remmen I Ben hooge, grijze hoed? Ja, sin Naar schatting ver In de zeventig? Zeer goed mogeiyk, sir. Een kort oogenbllk denkt de polltie-chef In gespannen na. Dan Instrueert hij snel: Brigadier, geef dien man een kop koffie, wat brood met spiegeleieren en een stel klee- ren. Vlug! „Zü dacht zij. den bij verlies van een hand, een voet of een oog Het internationale telefoonnet heeft zich in den loop der Jaren, vooral in de ha-oorlogsjaren, over meer dan zestig staten en landen uitge breid en het is thans mogelijk, drie en negentig procent van alle telefoonapparaten der wereld met elkaar te verbinden. In totaal vindt men thans 34.600.000 telefoon toestellen over de geheele wereld. Vijftig mil liard telefoongesprekken worden jaarlijks ge voerd de helft daarvan komt toe aan de Ver- eenlgde Staten. In Zuid-Amerika vindt men 720.000 telefoon toestellen, terwijl hier in 1934 680.000 toestel len te vinden waren. In de Europeesche lan den vindt men thans 12.570.000 apparaten en een jaar geleden. nJ. op 1 januari 1935, was dit aantal nog 11.906.000. In Azië worden hoe langer hoe meer gesprekken vla de telefoon gevoerd. In 1935 vond men er 1.480.000 toestel len; thans 1.530.000. Afrika bezit niet zooveel apparaten, n.1. 390.000, tegenover 380.000 in het voorafgaande jaar. Oost-Azië beschikt thans over 10.000 telefoon toestellen méér dan in het vorig jaar, toen men er 765.000 telde. Het totaal aantal telefoon toestellen over de geheele wereld heeft zich in het afgeloopen jaar met rond 1.190.000 ver meerderd. alzoo met 3.56 pCt. tegenover het vorig jaar. Dat was gelukkig iemand, die hem' hielp. Tuimeltje ging direct aan het werk en binnen een kwartier was hij buiten by kikker Karei. „We moeten zorgen hier weg te komen”, zeiden ze tegen elkaar. „Laten we naar een andere stad vluchten”, en zoo vlug ze konden, begonnen ze te loopen. Etadeiyk waren ze bulten de stad en konden ze tegen een boom wat uitrusten. Op het politiebureau gekomen, werd Tuimeltje voor den commissaris gebracht, die hem een dag gevangenisstraf voor schreef. Daar zat hij nu, heel alleen in een koude cel, met alleen wat water en brood en een ijzeren ledikant, gevuld met stroo. Op de muren van de cel stonden allemaal aanteekeningen en een daarvan was echt griezelig. Tuimeltje ging er met zijn rug naar toe zitten. Welke aanwijzing bracht u ertoe, Scot- land-Yard op te bellen? vroeg Barling den seinhuiswachter. Wel, sir, ik heb hier een tuintje, ant woordde deze, terwijl hij op een stukje grond wees, beplant met aardappelen en groenten. Ik ben een natuurvriend, sir, en ik bespied gaarne de dieren. Vogeltjes, die opgeschrikt worden, vliegen vlug omhoog, somtijds, al naar gelang van de windrichting, recht af op de oorzaak van het gevaar. Vogeltjes laten dan dikwijls in hun angst wat vallen, een souvenir. Dat radlo-bericht sprak van taliooae nuis- schen. Op bet dak van den auto, die overigens glinsterde van reinheid, zag ik, terwijl ik de boomen voor een naderenden trein sloot, een souvenir van misschien wel honderd vogeltjes! Ik dacht na, sir, en ik ging combineeren. Ik «rist ongemerkt een der achterbanden onklaar te maken. Ik belde u op. That is all, air! Daarop loopt hy terug naar zijn kantoor en belt eenige adressen op. Om 13 minuten voor 8 werd er een poiltie- radiobericht uitgezonden: ..Sir Edward Pemberton. 78 jaar oud, lang mager postuur, gekleed in beige overcoat en grij zen hoogen hoed, is hedenmorgen om 725, ter wijl hy als naar gewoonte in een der zijlanen by den hoofdingang van Hyde Park de tallooze musschen voederde, door drie gemaskerde ban dieten in een luxe-auto ontvoerd. Er volgde een vaag signalement van den auto en van de misdadigers. Aanwijzingen, die kunnen lei den tot opsporing, worden onmlddellyk Inge wacht op bet hoofdbureau van Scotland Yard, telefoon zesmaal zeuven, kamer 34, recherche chef Barling. is en dat we geen herrie willen hebben. Maar je moest Roger eens zeggen, dat hij niet aoo hard van stapel loopt. Van jou neemt hij het wel aan" „Heb Jij hem wat gezegd?” „Nou, toen de anderen naar bed waren, wou ik hem de les lezen. Maar ik kreeg geen kans. Hy werd bleek en zei niets. Keek me aan, of hij me op wou eten. Toen ben ik maar gauw weg gegaan.” Betty borstelde haar dik haar en zei; „Ze is niet afkeerig van hem, geloof ik.” „Neen, dat niet." zei Dick en stond geeuwend op, .Neem jy hem maar eens onder handen en zeg, dat hy het niet foroeeren moet. Nacht, Betty.” „Wel te rusten,” zei Betty en ging ook naar bed. maar kon den slaap niet vatten, hoewel zy zich een poosje geleden vreeseiyk moe had gevoeld. ,Jiu moet ik Roger helpen.” zei zy by zich zelf. „Ik had nooit gedacht, dat hy zoo gauw vuur zou vatten." Den volgenden middag deed zich de gelegen heid voor, omdat zy allemaal liever in den tuin bleven zitten dan te gaan wandelen, zy hield Roger, die op weg naar den tuin was met een stapel kussens tegen. „Kom eens even hier Roger," aside zy, en liet hem in haar eigen zitkamertje. „Ik moet nu weg* zei hy. Uk breng deze kussens naar juffrouw de la Riva" „Foei,” zei hy, ,Je hoeft niet, ik bedoel, je oest....” en hy kon niet verder. „Heel lief van u,” zei Betty. „Maar dat zeggen zy toqh. O, daar is Rita.” Door de open deur kwam een schepseltje ge gleden. zoo volmaakt gek'eed, als alleen maar millioennairs hun dochters kunnen toestaan. Een voudig, in het wit, met het donkere haar keurig opgemaakt, zonder juweelen en met een ge zichtje, vol verwachting en pret. „Ik geloof niet, dat ik daar bang voor'behoef te zyn," zei Roger en dat deed Betty een beetje Pijn. Toen zy echter even later aan tafel zaten, was Roger toch niet heelemaal on zyn gemak en toen hy aarzelend naar zyn tafeldame keek, merkte hy. dat zy hem ook een weinig ver legen zat te begluren. Toen begonnen zy allebei te lachen. „Je weet ook niet, hoe je moet beginnen, wel?” vroeg zy. „Ik ben ook een beetje ver legen." Haar stem trof hem, zy was diep en zacht en hy had juist een hoog neusgeluid verwacht. Ook was baar Amerikaansch accent nauweiyks merkbaar. „Dan is het ys gebroken,” zei hy. „Ik moet wel bekennen, dat ik den schrik een beetje beet had, toen Betty tegen me aei, dat u naast my zou zitten.” „En toen u me zag, begreep u wel, dat zoom heel klein ding u geen kwaad zou doen, wel?" vroeg zy met een lachje, dat een lichtje in baar donkere oogen ontstak en een schitterend „Jou dan niet?" vroeg hy. „Ik dacht, dat je ®e daarom gevraagd had?" „Neen, ik zei alleen maar, dat wy een man ie kort kwamen. Nu neemt majoor Riczstead ®e, niet?" vroeg zy over haar schouder aan Joe, die glimlachte en met een graagte die Roger “iet beviel, zei: „Nou." Betty had schik in Roger's ontstemming. ..Het is natuuriyk alleen maar, dat hy mij kent en de anderen, niet,” dacht zy en riep hardop: ..Zyn jullie er allemaal? Neen, Rita de la Rlva Is nog niet beneden." „Is dat de Amerikaansche? Schatrijk, niet?” poeg majoor Rickstead. „Noemen zy haar niet de dollar-prinses?" ••Ik word al bang vcor haar,” zei Roger. „Ik “eb nooit te doen gehad met prinsessen en °°k niet veel met dollars.” .Daar kan zy niets aan doen,” zei Betty, die wyk wilde biyven tegenover haar gast. „Ik *an er ook niets aan doen, dat ze my de katoe- prinses noemen. Wist u dat niet?” wendde rich tot majoor Rickstead. voorrang heeft) verbindingsiynen loopen van Oost naar West, van Noord naar Zuid, hier heeft Z. Hoogw. Excellentie Mgr. Georgios Cha lavazis, in een visioen zyn levenswerk aan schouwd. Hier werd zyn hoogste ideaal gebo ren: zyn orthodoxe medemenschen te bekee- ren met behoud van hun eigen weergaloos schoonen ritus. Toen ik wegvoer uit de haven van Hermou polis in myn kleine zeilboot, zong myn stuur man een lied voor de Panaghia, dJ. O. L. Vrouw de Alheillge. Als ik ergens van overtuigd ben, dan is het dit: de Panaghia met haar overryke lyst van wondere epitheta, zal haar bescher menden mantel over Hellas nimmer terugslaan. Zy zal het werk van den stoeien werker, van den heiligen bisschop zegenen, niet het minst in de lage landen by de zee. Ginds zie ik in een visioen het ééne Licht in stralende eenheid over de beide bergdorpen van Syros. i f T rt a T> A^X.T'K.T'E’>C? °P dit blad z^n Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen |g' 7^0 b|J levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Ih' 7^fl bü een ongeval met ,r, /X lat. Jl w I w r, O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen s CJVZa verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen A doode lijken afloop meren raadhuis, waar intuaachen ook in een rommelhoek nog "n museum is ondergebracht. Die museumhoeder is zeker een vermelding waard; hy herinnert my direct aan Axel Munthe op Anacapri. FranglUs is 81 jaar oud, hy is hier 49 jaar arts geweest en 22 jaar be waker van het museum. We wandelen samen door de benedenstad, hy trakteert me almaar door op loukoum, het lek- ker-vinger- en-duimgoed by uitstek op Syros en reeds daarom al de moeite waard van een bezoek. Ovpral kent hy de bedelaars, de wees kinderen en de zusterkens van Vlncentius k Paolo by name. Hy houdt diepzinnige gesprek ken over de niet bepaald hygiënische en fris- sche slaapkamers in myn hotelletje by Kurios Panayotopoulos op de kade, hy prijst zelfs de aanwezigheid van bepaalde gedrochten die my een prikkel des vleesches zyn en die ik met het grootste flitkanon niet buiten gevecht kan stellen. Hy vloekt op den weinigen kunstzin van de Haghios Nikolaoskerk, wil op den blauwen koepel daarvan heele tonnen inkt uitstorten en geeft ieder weesklndje in het groote weeshuis lekkers voor minstens twee dagen. Ik weet door hem dat er op het eiland Syros 150 kerkjes en kapellen zyn; hy wil het open lucht fllmbedryf graag steunen maar hy zint al jaren er op om Adolphe Menjou te ontkop- pen omdat diens intelligente, kop stupled is. Hy slaapt minstens *n keer of wat op een bank op de Plateia want „daar is het zachter dan in bed”. Ik heb met dezen medicus en philosoof die ondanks al zyn goedheid, geslepen was als geen, de prachtige tuinen van Vafladakls be zocht in het vlekje Chroussa en we hebben - beiden een samenzwering op touw gezet tegen den Latynschen pastoor van Della Grazla om dat deze op vogels jaagde. O ja: hy kent Hol land ook. Ik hoor ongeveer zóó zyn toespraak tot my in een slapelooeen nacht: „Hang de menschen aan een paai en ze slapen als ze hard gewerkt hebben of liever nog.... verdrink ze in een aroma van Eau de Cologne of even tueel in.... Eau de Schiedam.” Natuuriyk kent hy Mgr. Georgios Chalavazis. Toen de beide zonen van vader Chalavazis na hun gymnasiale studies priester wilden worden van den Latynschen ritus, hebben ze op Pause- lyken raad voor priester van den Griekschen ritus gestudeerd. Myn vriend kent het werk van zyn elland- genoot maar half; als ik met hem over ortho doxen en katholieken begin, wordt hy fanatiek. Ik speur iets van een rassenhaat in hem tegen alles wat Latynsch is. Op Syros waar beide bergtoppen, twee pyra- miden als van marmer, twee totaal verschil lende werelden, aan elkaar grenzen; op Syros waar de Latynsche ritus ondanks alle pogin gen beperkt biyft tok Ano Syra. op dit mid delpunt van de Kukladen, dtór waar nog al tyd (hoewel na 1870 de Pireus verreweg den -j-^ r strompelde een zwerver het poUUe-post- H huis naby Hyde Park binnen. Hy hygde zwaar en zjjn trillende beenen weigerden byna hun dienst. Met behulphoevende blikken zag hy den dienstdoenden wachtmeester aan. greep toen, zonder toestemming af te wachten, naar een stoel achter de balie en viel er uitge put op neer. De wachtmeester sloeg een ietwat verwonder den blik op de bureauklok, die half acht in den morgen wees. Biykbaar was hy niet gewend dat zwervers op dit vroege morgenuur by de politie om onderdak kwamen vragen. Dan keek hy*den man een oogenbllk onderzoekend aan, stond toen snel op, haalde een glas water en reikte het den bevenden grijsaard. Scheelt er wat aan. vader? De zwerver nam bet glas in ontvangst, dronk een langen teug, gaf het glas weer terug en zuchtte diep, zichtbaar bykomend. Dank u, sir. Het zakt weer. Ik heb wat snel geloopen. Op myn leeftyd valt dat niet mee, sir. Dan richtte hy zich energiek met een ruk omhoog, drong met een onverschillig handge baar zyn leeftyd als op den achtergrond en riep haastig uit, levendig en met nadruk: Er is een heer ontvoerd in Hyde Park! Geen tien minuten geleden! Ik heb het zelf gezien, sir! De wachtmeester greep de telefoonhoorn van tle-chef, aaa hnaL e»—A wlata. i"dé Chef! Een dringende zaak, naar het my toeschynt! Geen vyf seconden later wordt de deur van een aangrenzend vertrek geopend en de politie chef treedt nader: What is the matter? vraagt hy kort en pp gebiedenden toon. De zwerver staat op. Er is tn Hyde Park een heer ontvoerd, sir, in een der zylanen by den hoofdingang. Een heer op leeftyd. ouder misschien riög dan ik. Ik ken dien heer, sir, tenminste van aanzien. Hy komt er dageiyks, weer of geen weer, en gaat op een bankje de vogels zitten voederen. Hoe zag die heer er uit? Lang en mager en deftig. Hy komt er iederen morgen. Ik heb hem nooit iets gevraagd, sir. Op myn eerewoord niet. Ik bedel niet. Nooit. Maar als ik toevallig langs hem kom, geeft hy my dikwyis ongevraagd een geldstuk. De polltie-chef valt hem in de rede: Geen omhaal! Wat heb je gezien? Het is zoo juist gebeurd, sir. Even tevoren was ik langs zyn bankje gewandeld. De vogel- .tjes kennen my óók wel, sir. Voor my zyn ze niet bang meer. Wel honderd zyn het er, die op en om hem been zitten. lederen morgen. Die goede meneer had me weer een geldstuk gegeven. Ik liep verder. Maar toen ik een pas of veertig vyftig verder een zylaantje wou in gaan, hoorde ik opeens de vogeltjes lüld-sjil- pen omhoog fladderen. Toen ik omkeek, zag ik nog juist hoe ze dwars over een langen auto de boomen in vluchtten. Verder, verder! Ópschieten, vader! Wat er toen verder gebeurde, air, ging alles aoo snel. Veel vlugger dan ik het hier ver tellen kan. Er sprongen een paar kerels uit den auto, gemaskerd waren zy. Ze grepen den heer beet, duwden hem in den wagen en in een oogwenk wa« deze den hoofdingang uitgereden. Zoo hard als ik loopen kon, ben ik hierheen gekomen.... Andermaal valt de polltie-chef hem in de rede: Lang en mager en deftig, zei Je toch? Ja, sir. Dat de wysgeer Pherekudes, de leermeester van Pythagoros, er werd geboren, was stof genoeg, om op Syros een grot aan te wijzen waar hy zou hebben gewoond. Op dooltocht was ik ge lukkig enthousiast genoeg om er naar te zoeken en natuuriyk heb ik met gebruikmaking van geoorloofde fantasie de grot gevonden: stelt u eens voor dat ik ze niet zou hebben gevon den!? Als handelsplaatwordt Syros in de Griek- ache geschiedenis vóór de vorige eeuw niet ge noemd. Trouwens pas in de periode van de Alexandrynen ontstond er in de Kukladen een groot emporium, toen het hoogheilige Delos profiteerde vm het verval van Korinthe. Maar dit fortuin, voor het grootste deel te danken aan het godsdienstig prestige van Delos, was van voorbygaanden aard. Die antieke rol van Delos werd in de vorige eeuw overgenomen door Syros, en opvallend genoeg nog slechts door byzondere omstandigheden. Rond 1820 n.l. kwamen vele loniërs, die ontsnapt waren aan de hemeltergende afslachtingen door de Tur ken op C.iios, naar Syros. Dank zy deze Ionische ondernemende handelslui, werd Hermoupolis, de stad van den handelsgod Hennes, gelegen aan de Oostzyde van het eiland Syros, de eer ste en voornaamste haven van het vrye Grie kenland. Hermoupolis. of Syra, een stad van pijn. 22.000 Inwoners, is een der meest interes sant gelegen steden in Heilos. De stad aan de mooie haven is het eigenlyke Hermoupolis; maar de bergstad bestaat uit twee bergtoppen nJ. links Ano-Syra, het stadje der katholieken met de Latynsche Sint Georgioskerk en rechts, in het Noorden, den zg. Vrontadoheuvel. de Grieksche wyk met de kerk van de Anastasls Verrijzenis). In de Latynsche wyk, waar overigens nog twee orthodoxe kerkjes staan, wonen ruim 12000 katholieken. Dezen zyn de afstammelingen van de veroveraars uit Venetië en Genua, die er, sinds de Turksche overheer- sching, leefden onder protectoraat van den ko- nlng van Frankrijk; zy allen behooren tot den Latynschen ritus. - yu onder auspiciën van het Apostolaat der [Xl H^reenlging, Z. Hoogw. Exc. Mgr. Geor- X Y glos Chalavazis, de bisschop der Helleno- rhythmische geünieerde) Grieken, ons land bezoekt en op enkele plaatsen reeds met veel enthousiasme is ontvangen, zal het den lezers wel interesseeren iets meer te vernemen over de geboorteplaats van dezen onvermoelden en harden worker voor de Grieksch-Katholleke Kerk. Het is uy des te meer een groote vreug de, omdat ik in Athene meerdere malen de li turgie heb bygewoond in de Intieme kapel en omdat ik daar lederen keer diep getroffen ben door het onverwoestbaar en aanstekelyk idea lisme van Mgr. Georgios en zyn kleine maar wakkere groep van trouwe helpers. Vergis ik my niet, dan is de geboorteplaats van deze prachtflguur, zooals zoo vaak het geval is, be slissend geweest voor zyn geheele loopbaan. Mgr. Georgios werd 21 Februari 1881 geboren op het eiland Syros, het tegenwoordige inlddel- punt van de Grieksche Kukladen in de Egeïsche zee. Daar was zyn vader een der voornaamste inwoners van het bergstadje en stichtte er in 1880 het eerste katholieke blad Anatoli Het Oosten). - i den wat men van Latynsch-katholieken bezit. Van bekeeringen by de orthodoxen is natuur iyk geen sprake. Den volgenden morgen dien ik de H. Mis by Don Nicola Rousso, die hier op het eiland is geboren en te Rome op het „Col- leglo dl Propaganda Fide" heeft gestudeerd. Zeker: ik vind het treffend, dat ik hier in de Latynsche kerk de weinige aanwezigen (allen, my uitgezonderd, zyn vrouwen met sluiers om) in het Latyn hoor antwoorden, maar hoe veel liever zou ook Don Nicola met my niet de Grieksche taal hooien en haar zoo begrijpe- lyke klanken in plaats van het voor de Grie ken toch zoo vreemd klinkend Latyn. Ik wil Hier niets zeggen, wat ook maar eenlgszins bet mooie w>erk van de Latynsche priesters hier zou kunnen schaden; maandeiyks beleef lx veel vreugde aan het door de Jezuïeten var. Syros in het Grieksch uitgegeven tydschriftje ter eere van het H. Hart. Maar toch: Nicola Rousso beweert onder wanhopige gebaren, dat het altyd by de orthodoxen weer dezelfde moeiiykheden zyn; bet gros van deze bezwa ren berust op onkunde en soms op dom heid. maar zou men, menscheiykerwyze ge- -willen hopen, dan „Ik ben eigeniyk boer.” eindigde hy. „Boer?” riep zy uit, met groote oogen. „Bedoelt u, dat u een landgoed heeft?" „Zekgr, ik heb een paar stukken land,” aei Roger. - - - - - - het zelf." „Wat wilt knechts?” .Natuuriyk heb ik knechts, maar ik werk zelf ook hard mee. Ik ploeg en hooi en zaai, ik zou best kunnen melken, maar dat doet myn nicht Jane Becjc. Verwondert het u nu nog, dat ik er schrik voor had een Jonge dame uit de groote wereld te ontmoeten?” Lady Anna, die wat verder aan tafel zat, keek onder haar gesprek eens, hoe Roger het maakte en zag, hoe geanimeerd hy met zyn tafeldame zat te praten. kunnen goed met elkaar ópschieten,” Dan keek zy naar Betty, die tus- schen den majoor en Piers Montagu in zat Al zaten zy schynbaar vrooiyk te praten, toch zag Betty er bleek ylt. In haar hart was Lady Anna boos. Hoe kon Roger zich laten Inpalmen door zoo’n popje als Rita? Haar Betty was toch veel knapper en flinker en had tienmaal zoo veel verstand en Inzicht. Dan lachte zy om zichzelf: Roger Beck, zoo arm, zoo vreemd, aoo eigenzinnig. Dat was toch niets voor haar Betty. Toen Betty den volgenden avond bezig was met haar toilet, schrok zy van een tikje op de deur. „Wie is daar?” riep zy scherp. ,Tk, Dick. Ik aag licht onder je deur.* ^Koin binnen,” aei Betty, Nadat de oude zwerver zich bet stevig ontbyt goed had laten smaken en in een stel toonbare kleeren gestoken was, bracht de brigadier hem naar het bureau van zyn chef. Ziezoo, zei deze tevreden. Een man, die goed ontbeten heeft, geldt voor twee. Nu gaan wy samen uit rijden, opa! Gezameniyk stapten zy daarop in een voor geroepen taxi, die hen in korten tijd naar het hoofdbureau van Scotland-Yard bracht. De poli- op den 'voët gevolgd door den zwerver, liep rechtstreeks naar kamer 34 en klopte aan: Binnen! Dit is de man. mr. Barling, aei de politie chef. die getuige was van de ontvoering van Sir Pemberton. Ga zitten, vriend, zei Barling minzaam, terwyi hy den ouden man een sigaar aanbood. En vertel me nu nog eens precies, wat je gezien hebt. De zwerver stak gretig de hem aangeboden sigaar op, en begon opnieuw zyn breedvoerig relaas: Dat zal ik u zeggen, sir. Bedelen doe ik niet, sir. Nooit. Dit is ook op het polltle-bureau bekend. Maar.... Hy werd onderbroken door het telefoon signaal. Barling bracht den hoorn aan het oor. Hy luisterde lang, zwygend en met volle op merkzaamheid. Dan riep hy kort: Ik kom onmiddeliyk! Barling wierp den haak neer, sprong op, greep den zwerver onder den arm, trok hem de trappen van het gebouw af, en duwde hem snel in een gereedstaanden race-auto.#Den chauffeur beet hy haastig toe: Sein-wachthuls 7. spoorbaan-overweg Red stone Road, richting Harwich! Full speed! Ver keersregels negeeren! In razende vaart schoot de race-wagen voort, op geringen afstand gevolgd door een overval auto, bemand met tien gewapende constables. Zoudt ge den wagen terugkennen, vriend? vroeg Barling onder het rijden. Ik vermoed van wel, sir. By aankomst aan seln-wachthuis 7 wees de spoorwegwachter den recherche-chef op een langen luxe-auto, die enkele meters voerby de spoorbaan langs den berm van den weg stond, en waaraan drie mannen druk doende waren in alleryl een reserve-wiel aan te brengen. Dick kwam binnen, zyn 'houding verraadde Sylvia zitten kletsen. Wat is er, Dick? Ik heb slaap/* Dick ging zitten, stak een sigaret aan en lachte. „Die arme oude Roger heeft het te pakken," riep hy uit. „Nog nooit aoo gezien. Finaal te pakken.” „Ja, het ligt er dik op.” zei Betty met een voorgewenden geeuw. „Hy is niet van haar weg te slaan.” Mie hoeft my niet Uit mijn slaap «e houden, om me dat te zeggen, dat zie ik heusch zelf wel.” „O, doe niet zoo vervelend, Betty. Als ik het niemand kan vertellen, barst ik" Hy begon te lachen, dat hy schudde. ,X>e oude Jongen is onbetaalbaar.” «Je moest meer met hem meevoelen," Betty. ..Hoe dikwyis ben Je zelf verliefd?” „Ja, ik ben het chronisch,” bekende Dick •Maar niet aoo hevig. Maar Roger wordt woest, als ik myn bevliegingen met de syne verge lijk." ,Jïeb je er hem dan mee geplaagd?” vroeg Betty, en schudde het haar uit haar oogen. „Goden. Hy wou het niet hebben. Iemand, ik geloof Herbert, begon er mee. aei, dat hy niet aoo heelemaal beslag moest leggen op de dollar-prinses en dat hy wel eens een keertje met haar had willen dansen, maar Roger werd ineens giftig, erg giftig- Herbert trok dadelijk terug natuuriyk, hy weet, dat Roger mUn neef rijtje parelblanke tandjes toonde, woordde rustig: „Neen, dat was het niet. Juffrouw Lindsey is tweemaal zoo groot als u en daar was Ik toch ook niet bang voor. Ik was bang, dat u me saai zou vinden. Ik had gedacht, dat u erg modem zou zyn, u heeft veel gereisd en allerlei inte ressante lui ontmoet en wat zou u dan te praten vinden met een heel gewonen kerel, die altyd maar thuis zit te koekeloeren, een soort kluizenaar?'* .Dat is heel Interessant, ik heb nog nooit een kluizenaar ontmoet," sei Rita. „Vertelt u me eens, wat een kluizenaar la, de meeste Engel- sche jongelui zyn allemaal hetzelfde." .XAjken wy dan zooveel op elkaar?" vroeg Roger. .Die ik ontmoet heb, wel,” klaagde Rita. „Ik kan ze niet uit elkaar houden. Ik moet ze voor myzelf een naam geven. Ik zal u den kluize naar noemen, dat kan ik wel onthouden. Maar vertel me nu eens, wat is een kluizen aar?" „Nou. een kluizenaar is een ongezellige kerel. lachte Roger. „Hy woont ergens alleen on een stille plaats en ontvangt zoowat niemand.” .Maar u moet toch wel menschen ontvangen,” zei Rita ernstig, „als het Parlement zitting houdt.” ,Jk ben niet in het Parlement,” zei Roger. „Niet?" vroeg Rita. „Niet in het Hoogerhuls? En Betty zei. .Neen, ik niet, ik hoor tot den lageren adel,” legde Roger lachend uit. Maar Rita scheen het niet te vatten en Roger moest haar'dat alles uiteenaettien. sproken, direct op succes 1722;^ moet men zyn schouders zetten onder het reu zenwerk van Mgr. Georgios Chalavazis. Men begrypt er hier heel goed de draag wijdte van en een Jezuïet wiens oom, Georgios -Xenopoulos in de hodos Achamoon 344 werkt, in een paar woorden gezegd: uiterst weinig, ziet ook voor de „Latynsche eilanden” in de Grieksch-KathoUeke Kerk de oplossing. Intusschen heb ik van polemische houdin gen tusschen de' beide bergdorpen weinig ge merkt. Met 'n papas en met Don Rousso ben ik naar de bron in Ano Syra gewandeld. Deze ligt in een ravyn, heeft vier kranen en drie wasch- bakken: iets méér schilderachtigs heb ik in heel Ano Syra niet gezien, en wat niet zoo’n heel klein genoegen is voor iemand die het met de dames beslist wel meent: ik heb op dien mor gen Waarschijnlijk alle vrouwen van Ano Syra gesproken, want iedereen komt hier water ha len. Aan olyven, kaas en prachttomaten geen gebrek; ik heb er copieus, al te copieus van gegeten, 's Middags bezoek ik den Vrontado heuvel en de Grieksche wyk. Vóór de kerk van de Anastasls duikelen de jongens en er is een maniakje by, die voor den „lord uit Europa” tien maal (maar niet méér, Kurie) voor één drachme op de harde keien duikelt in de da verende zon. Het Pankratoorbeeld in het mid den van den koepel is foei-leelyk en de ikonen zyn waardelooze moderne copieën. Ik maak een labyrinthtocht door de nauwe straatjes en langs de hellingen naar de Plateia (is Markt), een rechthoekig, schitterend verzorgd plein, altyd vol leven, omzoomd met koffiehuizen en winkels in de hoeken, met een geheel mar- De Grieksche wyk en de havenstad beneden werden eigeniyk pas gesticht in 1831, toen, ge- lyk we boven reeds zeiden, bewoners van Psara en Chios, van hun eilanden- verdreven, zich 'hier vestigden. Zeldzaam schilderachtig is Ano Syra, het bergdorp der katholieken. Ik kan het niet beter vergeiyken dan met Assisië; overal allerprach tigste hoekjes, loofdakjes, hoekige huisjes en doorkykjes. By het omhoog klauteren door het lange uiterst smalle en steeds stygende hoofd straatje, ontmoet Ik een pastoor, die reeds vroeg de campagne ingaat om de H. Mis te lezen. Hy is 'n Italiaan en er is weinig praat voor noodig om vlug een ezeltje te huren en hem te verge zellen. Als we terugkomen tegen tien uur in den morgen gaan we samen naar het hoogste punt. We nemen een kykje in het Fransche hospitaal waar de zusters van liefde haar ze- gënrijk werk verrichten en gaan op bezoek by den pastoor van het Latynsche kerkje San Sebastiano. Met Sint Georgios zyn ze samen de patronen van het stadje. Ons groepje be staat uit 3 pastoors en ondergeteekende, als we op den 180 M. hoog gelegen top staan. Blank ligt daar de kerk; tusschen de muren rondom het gebouw klinken onze stappen als muziek tegen de muurvlakken. Onvergeteiyk biyft my het uitzicht op het platte dak van de „Icathe- draal”. Overal in het rond, de stukken bouw grond met steenen afgebakend, aldus bescher mend tegen het wegslaan van de aarde door den regen. Ginds in het Zuiden, een alleen staande kerk, de Haghia Paraskevi, tegen den Purgosberg aan en het dorpje Episkopion waar de Syrioten veelal hun villa’s hebben en waar ook de Latynsche bisschop Antonio Makrinitl woont. Het wordt byna een concilie, wanneer de drie Jezuïeten en de Capucynen die hier de kathedraal en ’n bykerkje bedienen, zich by ons voegen. Ik verneem dat de Jezuïeten een 14-tal jongens hebben, die hier de voorberei dende klas maken en daarna Jezuïet willen worden en in Italië gaan studeeren. Dien avond ontmoet ik by een familie twee priestercandi- daten die in Leuven hebben gestudeerd. Ik hoor er allerlei zeer interessante problemen, die tenslotte hierop neerkomen, dat men niets beter weet te doen, dan met alle kracht vast te hou-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 17