H
SÉ
Het mannetje, dat
zocht
maan
i aw
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
van
Ik droomde
OM TE KLEUREN
4
MM
H. M. de K'onihgin heeft Woensdagmiddag op het terrein
Stormschool nabij Waalsdorp een oefening bijgewoond
van de
de
regimenten Grenadiers en Jagers en het vierde regiment Infanterie
uit Leiden. De Koningin met de officieren op het oefenterrein
DONDERDAG 12 MAART 1936 a
Tel-
CEDA
zei het ventje
dan
on-
be-
sei
I
Hier is de leuke teekenlng die we Jullie
de vorige week te maken gaven.
Heb Je haar dok zoo gekregen?
hem
eens
een
onderwijzer had daar
op. Daarom schudde hjj
waar Je de maan
pakken, zonder er moeite
geen
zUn
Het kleinste hondje zette sqms
Z’n mondoUen op dj,
Zn danste op de maat van 1 lied,
Z’n pootjes in en zijl
I
wei
wa,
me
wil,
dai
ma
den
De eene speelde klarinet,
De ander speelde fluit,
De derde speelde mandollen.
Het was een mooi geluid.
In
redee
organ
roorli
men
N
For
«ees
dan
win
lisse
daa
llch
Wk
criti
D<
strü<
et d
vaar
ter 1
verd
stóm
kabii
kens
staal
hoor
trom
gelijk
Gelts
chan
ten
Inza
Gellsst
ning d
dlgd d
belang
binden
komste
het be
Overhi
bedrljv
misch
<ie voo
minis t<
taak oi
Inzal
Wedero
digd. w
een tai
op staf
len gec
rende i
Vermin
«he ir
tengevi
Hik ges
Dat
en dt
als z
getre,
met i
Hij
dpiee
voor
den o
gRAf)
luatie
gewer
ner
Vi
ter
ter i
syst<
indu
levei
een
tie.
Ik keek er ft* mH droomen naar.
Zóó kon ik het niet.... nee....
Zn bij een liedje dat ik ken,
Zong ik op eens hard mee.
Hij
Inder
Natk
toen
werd,
wijze
te hj
wiens
de N
Voo
Meme
de in<
ter G
gen.
Dat
hoog
één v
sporig
men n
Oaat
«he pi
eonsula
“aar ee
Vlug, voordeelig, maar niet veilig. Op de Haarlemmersluis te Amsterdam werd Woensdag een groote
vrachtauto door een motorwagen der gemeentetram gekraakt
Ik droomde eens op zekeren nacht:
Ik was in dierenland’.
Drie leuke hondjA speelden saam
Zn waren muzikant.
j
Monnikenwerk. In het hertje van Maastricht wordt door broeders van het klooster der Minderbroeders
Franciscanen gewerkt aan de restauratie van hun oude kloosterkerk
U heette Martlnus en was een arme
bedelaar, die te dom was geweest
om te leeren of te werken en
aan den kost moest
meeste menschen hadden
met hem en gaven
een
van
„Sta daar maar niet van te kijken,” ze)
deze echter, „die maan daar aan den he
mel is het spiegelbeeld maar. De echte zil
veren ligt hier in den put.”
Martlnus stak hierop zijn armen In het
water, doch kwam met leege handen terug.
De boer had zijn antw^ftrd al weer klaar:
,4e moet geduld hebben, de maan ligt
op den bodem en Je zult moeten wachten
tot .de put is opgedroogd.”
„Wanneer zal hij opgedroogd zijn?”
„Als men het water opgedronken heeft."
„Nu, dan wacht Ik hier,” zei Martlnus
en hij zette zich op- den rand van den
put, vastbesloten om die plaats niet te ver
laten voor hjj de maan in handen had.
Zoo vond hem 's morgens de boerin, aan
wie de put hoorde en natuurlijk vertelde de
bedelaar haar de heele geschiedenis van t
geldstukje en de zilveren maan.
De goede vrouw had medelijden met het
Idiote ventje en zei vriendelijk:
„Nu, dat Is best, blijf daar maar zitten.
Je kunt dan wachter zijn en oppassen dat
geen paarden of koelen uit den put komen
drinken, want het water hierin is alleen
voor de menschen. Als loon zal Ik Je te
eten geven en hier In het hooi kun Je een
slaapplaats krijgen.”
„En als de menschen al het water heb
ben opgedronken, mag Ik dan de maan
hebben?” vroeg Tinus nogal secuur.
Een oogenblik dacht de boerin na, want
zij wist, dat het een welbron was en vond
het toch wel zielig, om het arme kereltje
zoo voor den gek te houden, maar zij kon
het ook niet van zich verkrijgen om hem de
waarheid te zeggen en alle hoop te ont
nemen.
„Zeker mag Je haar hebben,”
Jhr. mr. G. v. d. Does, die genoemd
wordt als opvolger van mr. J. H.
der* In dien* functie van lands-advocaat
•ewone
techno),
«oorgev
Ten i
wet
blnr
a
Maar toen het drietal mij daar zag
Was *t ittt met alle pret;
Het ging er vliegensvlug van door,
Zn ik.... lag in m’n bed!
daarom en Je zult tp heele leven geen ge
brek meer hebben.”
Zoo leefde Martlnus dus tevreden en
rustig in afwachting van het groote geluk,
dat hem ten deel zou vallen, als de put
opgedroogd en de maan zijn eigendom zou
d zijn.
Hat voorloopig Nederlandsch elftal
heeft Woensdag te Rotterdam een
wedstrijd gespeeld tegen de Engelsche
club Nottingham Forest, welke door
de gasten met 1—0 werd gewonnen
Zn was het wijsje uitgespeeld,-
Dan nam de grootste hond
Z’n petje af en ging er mee
Vlug bij de hoorders rond.
1
,JEd Tinus, vertel nog eens van Je zilver
stukje!”
„Verdwenen,"
noozeL
.Afaar waarom ga je het dan niet zoeken,
Tinus?”
„*t Is al zoo’n tijd geleden!"
„Wat geeft dat,” zelden de ruwe men
schen, Jn dien tijd kan het gegroeid zijn
net als de vruchten aan de boomen,
grijp Je?"
„Ja, sou dat waar zijn?"
.Maar natuurlijk, het kan wel zoo groot
geworden zijn als de maan!”
„Als de maan?” Wel verduiveld, dat 13
me zoowat!”
„Ja, de maan Is een groot geldstuk, zei
"n lange slungel, wist je dat niet? Daarmee
kun je alles koopen, wat Je wilt de hee
le wereld kun Je koopen!”
Daarop draalde Martlnus zich om of hij
zeggen wilde: ,MU sul je er niet tusschen
nemen,” maar des avonds, toen de volle
maan aan den hemel stond, keek hij haar
er toch eens extra op aan. „Het inoest toch
eens waar zijn", dacht hlj -xn J/et zou van
avond niet eens moeilijk wezen om de
maan te pakken te krijgen als Ik in dien
boom klim ben ik er zoo bij. HU spande al
zijn krachten in, om in den boom te klim
men. maar toen hij halverwege was, ging
het ..krak-krak", de tak brak af en Martl
nus kwam in het gras terecht. Gelukkig
had hU geen arm of been gebroken. Maar
toch bleef hU een poos versuft zitten van
den schrik. Toen hij weer opstond, was de
maan een reisje gaan maken en stond nu
Juist boven den top van een heuvel.
„Dat is heel beleefd van haar”, dacht
Tinus, „nu kan ik haar nog makkelijker
grijpen.
HU behoefde dan ook niet te klauteren
of gymnastische toeren te doen; hU kon op
z’n dooie gemak den heuvel bestUgen. Maar
het was toch gek, toen hU op den top was,
stond de maan hem weer boven "n anderen
heuvel uit te lachen. Teleurgesteld zette
Martlnus zich neer, want hU was te moe,
om nog meer te loopen. HU zou maar eerst
eens uitrusten, en met zUn hoofd op een
steen viel hü In slaap. Doch ’n paar uur
later, toen hU wakker werd, was het groote
glasheldere water
en Martlnus sloeg de handen
van vreugde. EindeUJk! HU
slechts op rijn knieën te gaan liggen en
zUn hand In het water te steken. Maar
vóór zich te bukken, keek hU op naar den
boer om hem te danken voor zUn hulp,
doch daar zag hU nu de maan aan den
hemel staan!
Wat *n bedrieger was die boer!
te leeren of te werken
dus méV bedelen aan den kost
komen. De meeste menschen
medeUJden met hem en
een cent of een dubbeltje. Maar
kreeg hU van een rUke dame
kwartje. Zoolets was hem nog nooit over
komen. Lang bekeek hU het blinkende
geldstukje en besloot bet In den zak van
zUn vest te bewaren, zooals men *n zilve
ren medaille bewaart. Doch de oude ver
sleten kleeren van Martlnus waren vol
gaten en door een van die gaten ontsnapte
bet zilverstukje. Dit groote onheil kon het
arme ventje nooit vergeten en hU vertelde
het dan ook aan leder, die het booten wil
de. Kinderen en menschen, die ’n beetje
dom waren, lachten hem uit en vroegen:
zilverstuk van den hemel verdwenen.
„Ook al de beenen genomen," zei de arme
bedelaar Wj zich zelf en aan iedereen dien
hU tegenkwam, vroeg hU den volgenden
morgen:
„Weet je ook, waar de maan gebleven
Is?"
De een zei:
„Die is in zee gevallen."
De ander:
„Die is opgegeten door een vogel."
Maar een medeUjdend vrouwtje sprak:
.Maak je maar niet bezorgd, hoor, de
maan is nu weg, maar vanavond komt zU
terug.”
▼ol U*W trok hU er dien avond weer op
uit. HU zou nu den moed niet zoo gauw
opgeven, maar zoeken en zoeken, al moest
hU er bet halve land voor doorkruisen.
HU liep dan ook van het eene gehucht naar
het andere en het was net of de maan
steeds verder weg ging. Op ’t laatst was hU
moe en afgemat, doch haastig strompelde
hU voort, met opgeheven hoofd en *n zoe
kende, onrustige uitdrukking in zUn oogen.
„Waar ga je toch heen?” vroeg men
hem.
„De maan halen,” antwoordde het arme
ventje.
.Maar weet je wel, wat de maan Is?”
vroeg een brave onderwUzer.
,4a, de maan is een heel groot blinkend
geldstuk, warvoor je alles op de heele we
reld kunt koopen,” antwoordde 'Tinus
prompt.
Zelfs de
antwoord
hoofd en ging lachend verder.
Tevreden vervolgde ook Tinus - zUn weg,
In het gelukkige besef, dat hU zelfs den
man der wetenschap te slim af was. Einde-
lUk, elndeUjk, na vele maanden zoeken en
loopen, zei een boer:
,Jk weet een plaats,
zoo maar kimt
voor te doen.”
Daar had Martlnus ooren naar en hU
volgde den boer dien avond naar de aan
gedulde plaats. Het was een put in de om
geving van een boerderij. Het donkere doch
weerspiegelde de maan
In elkaar
behoefde
5^
•ft/*-"*.
3 FOTOREPORTAGE I
i
4 T z’
L
- -
r»,.. als Oe in dien boom klim
banik ar zoobV