I
I
,FTn
4
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
A^>
jw T
i
ite
BB/
w
HET MUISJE
voor 80.
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
rr
1
<3
Ml»
rm
4.
L i i
r
iua--
f 1
a w
DONDERDAG 19 MAART 1936
--
4?
V
i
H
A
Jl
4
ALLERLEI
i. OM TE KLEUREN
-
I
r0-3^
V
rfe
IK
1 4
L
jt
- |nMhM6É
H
lW?-
(ft
E
j ÓBR'
öW
------ --
1
"fB 4^
;:X;
FOTOREPORTAGE I
n
SS.
*V
'i
y.
o
1
J
k
l
en
i
de
i
C. DAMEN
S
t
<«w«*
X
f
PIST BROOS
i
i. -
Onderwijzer: „Waar ligt Bordeaux. Jan?”
Jan: „Bij mijn rader In den kelder."
,Mün vriend fa met Mn ring rijk geworden."
„Hoe kan dat?"
.Door den slag, die «Un oom getroffen beeft."
V
OUD RIJMPJE
Wie zijn huisje lapt met leugens
Vindt al lapt hij dag en nacht
Altijd weder nieuwe leugens,
Waar hjj die niet had verwacht.
En dat b nu mijn dochter Annie.... bl
leert al algebra op school! Kom. Annie, seg
eens tegen de Juffrouw .Goeden dag" In hek
algebra!....
G, Paps, wat zijn die sterren
Toch vrees’tyk hoog en klein!
Ik wou zoo heel graag weten
Waarvoor ze daar toch zijn.
d
d
g
Of zijn ze voor de engelen.
Die naar de aarde gaan
En ’s-nachts bH ieder kindje.
Zijn bedje komen staan!
Zijn ze daar opgehangen
Door Onzen-lieven-Heer,
Om richting aap te geven
Bij nacht voor 't luchtverkeer?
Mg;
O. Pappie, als ik-groot ben,
Koop ik een vliegmachien,
Dan vlieg ik naar de hoogte
En ga de sterren zien!
Weet u, waarvoor ze dienen,
Die lichtjes daar omhoog?
Hebt u ze niet bekeken,
toen u naar Londen vloog?
Het
•trekt
teh<
bare
geschi
wem
bU d<
•chry
ge
ke
w<
ga
lei
13
Je
Je
ftt h
„Zeg, Henk, heb M dat «tuk worst opgego-
ten?"
„Ja, moeder. Fikkie had aoo*n trek in het
vel." v
BBC xxW
tei
lai
nk
tei
tot
sin
ha:
we
tyc
--tig<
vai
Is
wo<
1
SE
klir
SE
wej
Ver
mai
afgi
dezi
kun
geei
DA
rijft
het
de i
coét
wacl
weei
en i
dina
zwaï
met
dit c
Oj
aang
telül
een
fract
wege
en i
fiets,
mini:
alen
V. R
goed
v -
4.
H. M. de Konir
Woensdag een
▼oor
Z|jn mooiste sieraden, zijn
ftjn snor, waar hij toch soo
trotach op was, te moeten missen, dat was
Op Schiphol arriveerde Woensdag de
nieuwste Fokker-creatie, het jachtvlieg
tuig D. 21, dat oen snelheid van 400
(CM. per uur kan halen
‘r
v f
’X - s v
bijna te veel gevraagd. Maar als het dan
dacht aan den grooten reus, die daar zoo
droevig en half, gebroken in die kleine
ruimte wegkwijnde en toch brood én kaas
vriendelijk met hem deelde, was het gauw
beslist en offerde het dappere muisje ge
willig zijn snorrebaard en zjjn staart op.
He^ snelde nu naar huis en gaf aan den
verheugden man de drie haren uit de ma
nen van den leeuw. Daarna kroop het in
een donker hoekje. Want het wilde niet dat
de gevangene zag wat die drie haren hem
gekost hadden.
v Spoedig was nu de geleerde uit zijn ge
vangenschap verlost. Deuren en sloten gin
gen vanzelf voor hem open en alleen bleef
het muisje bedroefd achter. Nu kon het
met niemand meer praten en vertellen hoe
groot het van plan was te worden. Er was
nu ook niemand, die brood en kaas neer
strooide en de reus scbeen’zjjn kleinen lot
genoot uit de gevangenis ook vergeten te
zijn.
Tot op een goeden nacht hei muisje ge
wekt werd en de reus weer voor hem stond.
Hij droeg iets in zijn hand.
„Kijk eens muisje," zei hij. ,Jk heb. er
rusteloos aan gewerkt. Ik had wel gezien
wat je vriendschap voor mij je gekost heeft.
Maar ik heb nu iets voor Je, waarmee je Je
boven mij kunt verheffen. Nu hoef je niet
meer te wénschen groot te worden, want
je reikt nu tot aan de hoogste spits van
een toren, boven de kat, den beer, of zelfs
den leeuw. Hier heb ik een paar vleugels
voor jel"
En daar schoot het muisje de lucht in,
hooger, boven de gevangenis, boven de
hoogste hulzen, hooger dan de hoogste
kerktoren.
Het voelde zich vrij en gelukkig.... en
trotsch.
En dat muisje leeft nog! Het is het vleer
muisje....
Mr. J. Limburg, die door de Noorsche
regeerlng en den Zwitserschen Bonds
raad benoemd is tot lid van do Noorsch-
Zwitsorsche arbitrage- en verzoenings
commissie
De soest van den houtvester heeft moeite met
de vertaling van bet LatUnacbe woord silva.
De leeraar wil hem helpen, leggende: _Kom,
save, toch is de plaats waar je vader eiken dag
been gaat, waar we allemaal eoo graag naar
Op eens wordt bet den jongen duidelijk: „Oh,
Mlva.een cgfA
De .Tevere'-divisie defileert aan hei Zuidelijk
front In Abessynii voor den aanvoerder generaal
Graziani
-.osé
Mgeeu
W
naar den leeuw brengen?"
„Wat een opschepper,” riep de vos, „hoe
kan zoo*n wurm n*u een gewichtige zen-
Drie dagen at bet niets en tenslotte wjts
het zoo mager en nietig dat het met een
beetje wringen onder de deur door kon
krulpen. Vroolijk wipte het de gang in en
sloop de wachters voorbij. Tenslotte kwam
het aan den zoom van het donkere woud.
Het eerste ontmoette het muisje een kat.
„Beste mevrouw," zei het, „wilt u ndj
misschien naar den koning van de dieren
brengen. Ik moet hem iets heel gewichtigs
vragen!”
,^e boft,” antwoordde de kat, „dat je
zoo mager bent. Nu is. het de moeite niet
je te verslinden. Doe de groeten maar aan«
den leeuw en wensch hem een heerlijken
maaltijd met bet hapje dat ik versmaad!”
Ontgoocheld stond het muisje daar, tot
er een beer voorbij kwam.
,JAeve beer,” Zei het, „breng jü mij eens
gauw naar den leeuw. Als jij er bij bent,
zal hij mij beslist goed ontvangen.”
Jk heb genoeg herinneringen aan
ontvangsten van den koning,” antwoordde
de beer, .geniet jij er maar alleen vah!”
Brommend liep hij verder.
Daar kwam de vos aangewandekl.
„lieve Retntje,” vroeg de muls, ,Jk heb
niet
Tweetal foto's van een model van een .Pou-du-Ciel', waarmede in de
windtunnel bij den Rijksstudiedienst voor de luchtvaart te Amsterdam prnaven
zijn genomen
ding hebben. Als je me eerst vertelt wat je
d*r moet gaan doen, zal ik nog wel eens
zien!"
De muis vertelde de geschiedenis en de
nieuwsgierigheid van den vos, bm te weten
wat de koning wel zou zeggen, was zoo
groot, dat hJJ besloot het muisje ey naar
toe te brengen. Hij draafde dus met het
muisje op zijn rug naar het hol van den
koning en terwijl het "muisje naar binnen
ging, kroop hij achter de struiken weg.
Nauwelijks was de muis, binnen of een
vervaarlijke stem brulde hem tegen:
„Wat moet je hier binnen?”
Het muisje liet zich niet afschrikken; bet
bad lang genoeg met een reus omgegaan
om te weten hoe hij ze aan moest pakken.
Het ging op zijn achterpooten staan, nam
sierlijk zijn staart onder den arm, draaide
zijn snor als de keizer van Duitschland op
en riep zoo hard mogelijk:
,AHjn vriend, de reus, wilde graag drie
harpn uit uw manen hebben.”
De leeuw keek eerst boos, maar tenslotte
schaterde hij het uit van het lachen
riep:
„Zoo*n brutale rekel; goed, ik zal ze
geven, maar in ruil daarvoor moet ik
staart en Je snorrebaard hebben!"
Dat werd even een heftige strijd
het muisje.
staart en
la,,
•a 1
^4^OWM.
I##W:‘-
ging slapen: „Goeden nacht, lieve reus, je
bent veel en veel grooter dan ik, maar je
zult eens zien hoe spoedig ik groei en het
zal -niet lang meer duren of ik ben zelfs
nog grooter dan jij!” WU jij me
En 's morgens zei het: „Zie je niet, reus,
dat ik al veel grooter ben dan gister!”
De gevangene lachte eens en gaf bet
diertje een extra kruimeltje.
Maar met den dag werd hij droeviger en
hoe hij ook tegen de zwaarmoedige gedach
ten streed en bU zijn kleinen vriend troost
trachtte te zoeken, het hielp niets. Het
muisje merkte het wel en op een goeden
dag piepte bet: .Arme reus, wat kan ik
voor je doen. Straks als ik groot genoeg
ben, zal ik alles voor je wagen. Wacht nog
wat, je ziet toch wel dat ik lederen dag
groei!”
JAulsje,” zei toen de geleerde, Je kunt
mij helpen; je bent zoo klein, dat je gemak-
kelijk onder door de reet van de deur kunt
kruipen. Dan moet je naar het boech loopen
en naar den leeuw toegaan, die daar
neeracht. Als je me dan drie haren uit zijn
manen brengt, sullen geen sloten ot gren
dels mij meer tegen kunnen houden. Dan
zal ik spoedig weer vrij zijn en daarbij ge-
lukklg.”
„Goede reus,” dacht het muisje, Je be-
leedigt mij wel door te zeggen, dat ik klein
ben, maar toch aal ik Je helpen."
k
-w—r leefde eens een buitengewoon ge-
M leerde en verstandige man. Iedereen
stond verstomd over zijn wijsheid. Hij
..had dikke en moeilijk te begrijpen boeken
doorgestudeerd en bad bet tenslotte zoover
gebracht, dat hij de taal van de dieren en
de vogels verstond. Maar juist die geleerd
heid werd zijn ongeluk. Want zooals het
altijd gaat, had deze man veel benijders. Zij
trachtten door leugens en laster den man
bij den koning zwart te maken. Zij be
schuldigden hem van daden waarvan hij
zelfs niet droomde en tenslotte was de
koning zoo overtuigd van de wandaden van
den geleerde, de aanklagers durfden zelfs
meineeden te doen, dat hij hem in de ge
vangenis liet gooien.
Daaf zat de arme man in een donkere
cel en zelfs boeken, die hem nu in die
eenzaamheid tot troost hadden kunnen
zijn, werden hem niet toegestaan. Hij sliep
op een bos stroo en brood met kaas en
water was zijn eenigste voedsel.
Gelukkig liet de man den moed niet zak
ken en hoopte hij nog maar steeds dat zijn
onschuld eens aan het licht sou komen.
Deze hoop zorgde ervoor dat hij niet al te
wanhopig werd en zelfs vroolijk zijn lot
aanvaardde. lederen dag verdeelde hij zijn
karige etenswaren in drie doelen en zei
daarbij: „Dat is bet heerlijke zachte eitje
voot mijn ontbijt, dat zijn de groenten en
het sappige wildbraad voor mijn diner en
mijn avondbrood is al even heerlijk!”
Hij genoot die fijne maaltijden niet al
leen. Want hij bad nog een gast, dien hij
lederen dag moest onderhouden. Dat was
een grijs muisje, waarmee hij van den
eersten dag dat de man er zat, al vriend
schap sloot. In het begin was het muisje
zoo angstig dat het wegvluchtte. Door krui
meltjes te strooien en stukjes kaas te be
waren, lukte bet den geleerde echter de
vriendschap van het diertje te winnen en
het kwam zelfs zoover, dat het ’s nachts in
de mouw van den geleerde sliep. Dat was
nog niet soo*n slecht plaatsje, 's Morgens
gat het op zjjn knie en knabbelde aan een
kontje brood. Zoo was de eenzaamheid ten-
minste een beetje draaglijk voor den ge
lederen avond ast bet muisje voor beti
I
'■’V'F
lin, de Groothertogin van Oldenburg, zuster ven wgfon Z. K. H. Prins Hendrik, en H. K. H. Prinses Juliana brachten
bezoek aan het Capttol-theater te den Haag, waar zij een vertoonlng van de K. XVIII-fÜm bewoonden. - De venteliike
bezoeksters vedelen hot ihonter