Op top verkiezingskermis en Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden uan den iaq H F 750.- KWIEK 1 A tN HET ROODE BOEK ALLE DAGEN WAS HET ZONDAG et eiland der eenzamen M3 Het merk- Aan de kaak it ellen. Silhouettenfilms Boeken uit China Filmstudio ingewijd a ■■Ml Het Italiaansche Holly wood Machtsontplooiing zonder weerga Hitler vierde triomfen, zooals geen vortt en geen nationale héld ooit heeft gevierd tA*-,-j WÖÊNSDAÖ f APRIL 1936 bfj vetfiea van Mn hand. Mn voet of Mn oog waardige - - - AT T f A >C! op dlt Wad zlJn inS®’»ol«e de veroekertngsvoorwaarden tegen p levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bU een ongeval met p OECfl /A I J ,r. /A l> yj IN I w r*« O Ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen WWe verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen Ok/s doodeljjkcn afloop fcéVFVFe" AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL /88 w 1/ 183 F zl Nationale regeering van de Chineesche toon. „Maar ik hel iNHuuiittie jegeviiiiK vtui ue twii, „maai ik ne bliek heeft een kostbare vérnunelfhg b<Rp ah Ut die nletf' n k Tuimeltje. die in den schoorsteen was gevallen, stond al heel gauw op den grond. Hü bemerkte in een vertrek te zün. waar allemaal verfpotten stonden. Hé, dacht Tuimeltje, daar kon Ik wel eens iets mee schilderen. Maar wat? En toen kwam er eens klaps een leuk idee bij hem op. D die alles Een monnik waar heb je dat woord ■j SS I ftc woorden na IPen. rele man mlta al landtngs- ▼lak en Roman van Paul Keiler Vertaald door Louis de Bourbon Heel in de verte zagen de kikkers, dat de ooievaar Tuimeltje losliet. Tuimeltje viel heel snel naar beneden en kwam in een grooten schoorsteen terecht. De tikkers zagen hem er in ver dwijnen en ijlden direct naar de plaats, waar Tuimeltje ge vallen was. De ooievaar, die zijn hart nu genoeg had opgehaald, vloog heel kalm weer naar zijn nest terug. i i i i i i i L i r t 5 k k I I* rede tweede V Lumina-fllm brengt binnenkort korte films, in den stijl van de teekentrucfikns, waarbij de be wegende figuren geknipt en als silhouetten op genomen worden. Niet minder dan 14.000 beeldjes werden voor elk dezer films opgenomen. De volgende sllhouettenfllms worden binnen kort in ons land uitgebracht: .Het gestolen Hart**, „De gelaarsde Kat”, ..Papageno” (uit „De Too- verflult") en „Het Schoorsteenvegertje", alle van Lotte Reininger. a Hl) nam een kwast en deed er verf aan. Voor hen.' stond een stuk carton, maar h(j kon er niet bij. Zijn beentjes waren een beetje te kort en hij klom boven op een hooge bus. Toen begon hü te schilderen. Neen, hij had nooit gedacht, dat hij dat zoo goed zou kunnen. Zoo maar ineens schilderde hü «en kikvorsen. Tuimeltje was zoo druk in de weer, dat zyn vingers telkens vol verf zaten en die veegde hü aan sün baard, zün muts, aim pakje at. 22.200 livres en drie pensioenen. Dat laatste komt ook nog in onsen tüd voor al helpt het gesputter daartegen soms een weinig Maar zoo dwaas als het was bij dien merteer de la Tour durft men het toch niet te eten. Het eerste pensioen genoot hij als „Intendant en eerste president het tweede als ..Eerste Intendant en president" en het derde „om dezelfde reden als reeds aangegeven.” Op soortgelijke wijze kwam de Markies d'An- tichamp in het bezit van niet minder dan vier pensioenen. Een „om de verdiensten van zijn gestorven vader", een tweede pensioen „om de zelfde reden”; een derde „om gelijke reden" en een vierde „uit gelijke gronden". Dat Roode Boek zou een pracht ding zijn ook voor onze dagen. Heel wat niet verdedigbare en niet goed te praten cumulaties zouden er in kunnen worden verzameld. En ook de strijk- stok-misdragingen zouden er een plaats tn kun nen vinden. Al prefereeren we voor dezen de keö/öhder den naam „Sykoetsjoeansjoe" ten ge schenke aangeboden aan de Lenln-blbliotheek te Moskou. Deze boekerij bestaat uit 2000 dee- len en dateert uit 't einde der achttiende eeuw. Zeldzame uitgaven op het gebied van geschie denis, kunst en literatuur bevinden zich in deze collectie. Ook al zijn de verkiezingen intusschen reeds achter den rug, toch zullen, meenen wij onze lezers nog wel interesse hebben voor onder staande correspondentie uit Berlijn, die een duidelijk beeld geeft van de stemming, welke er voor den 29sten Maart in de Dultsche hoofd stad heeft geheerscht en welke zoo geheel af wijkt van de sfeer, die wij in verkiezingsdagen kennen. Mgr. Beaussart beeft op 18 Maart JX de Don Bosco-filmstudio te Parijs, die zieh speciaal het vervaardigen van religieuze films ten doel stelt, op plechtige wijze ingewijd. In dese studio is om. vervaardigd de bekende film „De gang naar het altaar”, die bü die gelegenheid voor bet eerst werd vertoond. Dit is ongetwijfeld de eerste maal geweest dat een Bisschep een filmstudio heeft ingewijd, en dese datum beteekent een gebeurtenis in de geschiedenis der vèrhoudlng tusschen Kerk en Bioscoop. Welke geweldige belangstelling er bestond voor de verkiezingsspeeches van den Führer blijkt uit bovenstaande foto, welke genomen is tijdens de vergadering in de Krupp fabrieken te Essen Ondanks de sancties en de groote zuinigheid, die in geheel Italië wordt toegepast, heeft Mus solini onlangs den eersten steen gelegd voor een groote filmstad in de omgeving van Rome. Dit toekomstige Italiaansche Hollywood zal een op- pervlakte beslaan van 800.000 vierkante mater. De daarbuiten gelegen terreinen, waarop massa- scènes zullen worden opgenomen. sullen een op pervlakte hebben van bijna 500.000 vlerk, meter. Ruim honderd vierkante meter is gereserveerd voer het bouwen van ateliers, loodsen, opslag plaatsen. enz. Met koortsachtlgen ijver wordt aan den bouw van deze filmstad gewerkt en men hoopt in 1937 de laatste hand aan het ontzag lijke werk te leggen. In een der studio's wordt reeds dit Jaar begonnen met de opname van een groote historische film, naar een manuscript van Luigi Pirandello. is onze „Omroeper-. Eiken avond weer opnieuw neer Öroismard „om ziel spreekt hij In 80.000 gezinnen, waar hij steeds een trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50 CL per regel. Particuliere Omroepers 20 cL per regel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden) 10 cL per regel. je over het een en ander kunt uitvragen. Daarom zei hjj: ..Blüf in alle geval een beetje bü mij. Het is heerlijk liggen hier. En als u mij een pielzier wilt doen, vertel mij dan wat. Wü leven hier zoo eenzaam en verlaten, dat we niet het minste weten van wat er in de wereld gebeurt." „Gaat u dan niet af en toe naar de stad?” „Neen, het is anderhalf uur loopen naar de stad en ik zie niet in „U ziet niet in.- onderbrak de ander hem, „waarom om u niet liever uw knecht daarheen zou laten gaan. Daan» hebt u groot gelijk.” „Ja," zei Kajetan, „hij Is toeh al aoo'n luie kerel, hij moet naar de stad gaan en niet ik!" „Vertelt hij u dan niets als hij terugkomt?” „Geen woord! HU is dom en achterbaksen. Ik verlang altUd zoo naar nieuwtjes; maar er is niemand, die me iete vertelt. WIJ leven hier vergeten en als afgestorven Alle menschen, die in de dorpen uit den omtrek en in de stad wonen, zUn dom en slecht. Dan is men blU, als er eens iemand komt, die in de wereld thuis is. En dat bent u toch? U ziet er in glle geval zoo uit! Vit deze strekenkunt u niet zUn!” De vreemdeling, een sterke, mooie jongeman in een keurig reiscostunm, knikte met het hoofd en zeide. dat hü Inderdaad van elders kwan. en dat er heel wat gebeurde buiten In de wereld en dat hü meester Kajetan desgewenscht gaarne een paar leuke nieuwtjes wilde vertellen. Daarna vertelde de vreemdeling achtereen- volgens het verhaal van de Grieken, die door middel van een houten paard de stad Troje had. den veroverd, ma een andere stad, Pompell Zoo bijvoorbeeld, wanneer hü rijn knecht op dracht gaf, hoe hü de fuiken moest uitzetten of hoe hü een paai of een plank moest teeren of voor welken prij* hü de baarzen en voor welken hü de zeelt moest verkoopen. De knecht lette nooit op deze bevelen, maar Kajetan had het gevoel, dat hü zelf een flinka vakman was, overal van noode en overal de belangrijkste Persoon. In den ochtend nu van dezen moolen zeven den Augustusdag lag Kajetan in bet gras aan den oever van de rivier in de nabüheld van de visschershut. HU blies den rook van zUn püP in de lichtblauwe lucht, knipoogde af en toe slaperig over het watervlak naar het eiland rn geeuwde of voerde een tragen strUd met een bromvlieg, die zün grooten boevenneus be dreigde. Zoo voelde hU zich behaaglijk en had slechts den eenen wensch, dat zün knecht niet *1 te laat uit de stad zou terugkomen en hem ■poedlg de bestelde flesch jenever sou brengen. De lucht waa' stil, de zon scheen waan, het water klokte droomerig tegen den oever en Kajetan sliep in. Maar nauwelüka twe minuten waren student, maakten gezamcnlUk een X voetreisje: Jan. Piet en Hein. Veel geld ^"“hadden se niet, moesten derhalve zéér, zéér zuinig aan doen, welk feit echter gecom penseerd werd door hun geweldig enthousias me. Och ja, als Je student bent! Den geheelen dag hadden zü geloopen; wa ren nu in een klein dorp aanbeland, moe en afgemat. ..Laten we hier blüven!" stelde Jan voor. „Accoord!" zelden de andere twee ala uit één mond. .Maar laten we eerst eens informeeren, of hier wel slaapgelegenheid voor ons is.” Ze zochten een hotel op dat er bü uitstek goedkoop uitzag en vroegen daar om onderdak tegen den prüs. waarboven zü zich voorge nomen hadden in géén geval te zullen gaan. De gérant keek bedenkelük, wat de heeren be steden wilden was héél weinig, maar ja. toch kon hü hen wel helpen. Op de bovenste ver dieping was Juist een kamer leeg voor twee personen.... ,JSn de derde? vroeg Jan. die het woord deed „Die zal iets méér moeten geven voor een eenpersoonskamer. een paar verdiepingen lager.” „OnmogelUk!" verzekerde Jan. Toen keefc.de gérant nog bedenkelüker dan bedenkelük. De heeren zaten er beslist niet erg goed bU- „Maar weet u wat?” zeide hü een oogenblik later. „Gaat u naar het Astoria-Hotel: daar hebben ze nog wel van die goedkoope kamertjes. Jan, Piet en Hein staken de hoofden bü el kaar. Een lucifertje werd doormidden gebroken, deze naast twee andere gelegd, toen werd ge trokken: Hein, wlen door het lot het korte houtje was toebedeeld, zou naar Astoria gaan, de andere twee konden blüven. waar ze waren. had hü geslapen, of een krachtige hand schudde hem aan den schouder en een lachende stem zeide: „Hallo, goede man, pas 'n beetje op; uw neus galmt zóó luid, dat hü schor zal wor den, en dat zou jammer zün van s’n mooie stem.” „MUn neus gaat u niets aan," zei Kajetan slaperig en wreef zün oogen uit. ,,Wle bent u?" .Deze of gene," antwoordde de vreemdeling luchtig, „maar ik wou graag naar den over kant, naar het kloostergoed, en daar ik ver moed, dat u de veerman bent, moet ik u tot mün spüt uit den welverdienden slaap wek ken." „Naar het kloostergoed?” herhaalde Kajélhn geeuwend, „wacht dan maar tot mün knecht uit de stad terug is, dat kan niet lang meer duren.” .Maar kunt u zelf mü dan niet naar den overkant roeien?" vroeg de vreemdeling. ,Jk zie toch, dat uw boot leeg ia en ook dat u tüd hebt!" „Tüd! tüd heeft iedereen! Maar ziet u, mün knecht, dat is een luie kerel. Hü doet niets, den heelen lieven dag en ik zie niet in, waarom ik werk voor hem zou moeten doen!” „Dat is aeer juist, waarde vriend,” antwoordde de vreemdeling geamuseerd en liet zich bü Kajetan neer in het gras. .Men moet zich nooit overhaasten. Als de menschen alles twee maal zoo langzaam deden als zü het nu doen, dan waren er twee maal zooveel gelukkige menschen op de wereld.' Kajetan keek hem goedkeurend aan- en dacht bü zlchaelf i dit is een man van beschaving, dien aangeateld om zün eiland te bewaken." „O. dus u bent de eilandbewaker?” „Wat anders? Een eiland ta eigenlijk geen eiland, moet u weten. En waarom niet?” „Omdat er water omh«^n is,” viel de ander hem in de rede, „water waarop men kan varen.” i ,4a juist, dat vertelde ik u al. Welnu, wie 1 moet verhinderen, dat er menschen naar het l eiland varen, die daar niets hebben te aoetoen? Ik verhinder het! Wie moet verhinderen, dat de menschen, die op bet eiland zün, over bet water komen? Ik verhinder het!” „Het eiland ie due beelemaal afgesloten van de wereld?” „Volkomen! en dat niet op de eerste plaats doer het water, maar door mij!- 4 De ander lachte. „Dus dit eiland is een stuk land, dab'rondom door meester Kajetan is omringd?” „Neen, niet rondom. Hoe sou een zoon groot eiland kunnen bewato heeft hü een knecht? Er is maar plaats op het eiland, al het enden zanderig strand." j „Het eiland is aardig groot!” V „O. het is meer dan vlerduiaentf. giksaen lang en op de breedste plaatsen büna tweeduizend passen breed. Het beeft vele bergen, bosachen. velden, ganzen, koeien, schapen, geiten, hezen en hoenders." „Hoeveel menschen wonen er?” „Achttien behalve de vrouwen." „Hoezoo behalve de vrouwen? Tellen de vrouwen niet mee?' et is een publiek geheim, dat aan heel wat banen emolumenten vast zitten, die niet door den beugel kunnen. De „Gaslucht”- practüken liggen nog versch in het geheugen, maar niemand zal durven beweren, dat in heel wat bedruven niet of niet meer allerlei geheime percenten worden opgestreken. Zoo hoorden we nog onlangs deze theorie (en toch een stuk practük!) vertellen: „Het is toch heel gewoon, dat een opper-chef, die overtuigd is. voor zich zelf, dat zün toch zeker niet klein inkomen geen voldoende tegen-i>restatie is voor zün kunnen en werken, gebruik maakt van de gelegenheden om door percenten van inkoopen. leveranties van machines, enz. enz. enz., daarbü grondstof fen niet te vergeten, zelf zorgt, dat hü zün sa laris hooger opvoert!" Dit betrof een mededee- inlg uit de practük. Het "gekke is, dat zü, die deze verkapte dleverüen. want dat zün het, voor zich toepassen, zelf de achterdocht self zün en er geen oogenblik aan denken, *uat zü aandeelhouders en anderen benadeelen. Daar komt nog bü, dat gewoonlük deze „winst-ln- komens” den neus van den fiscus voorbügaan, waardoor aan anderen een nieuwe misdaad wordt begaan. Het is Jammer, dat deze prac- tüken. als zü eens aan het licht komen, niet openlijk aan de kaak worden gesteld.In vroeger dagen had men op of aan marktpleinen, meest al bü het stadhuis, een steenen uitsteeksel, de z.g. kaak, waarop zü. die tegen mensch .en maatschappü misdeiien openlük en publlekelük werden tentoongesteld. Het was eendracht maatregel. Onder de misbruiken, waaraan na de eerste Fransche Revolutie een einde kwam, bevond zich ook de afschaffing van bovenmatig pen sioen en allerlei wangebruiken als hierboven bèdoeld. Het betrof vaak allerzotste uitgaven, samengevat in wat men noemde „Het Roode Boek! Hier volgen eenige staaltjes welke er in ld Graaf Vergenhes ontving „voor len” 50.000 livres en de- jl aan een zekeren me- --«frh een landgoed te koo- pen." De algemeene landsadvocaat Joly de Fleu ry genoot een rente van 17000 livres, omdat hü „afstand van functie had gedaan ten gunste van zün zoon! Een zekere meneer Desgalois de la Tour kreeg Den volgenden morgen, volgens afspraak, troffen zü elkaar weer aan het ontbüt in het eerste hotel. „En.... Hein hoe was het in hotel Asto ria? Goed geslapen?” groepjes, beladen met vanen, muziekinstrumen ten en.... proviand. S.A. marcheerde. 8.8. mar cheerde. Arbeidsdienst, Luchtbeschermingsdienst, Hitlerjeugd. Arbeidsfront, mannen en vrouwen van de NJBD.A.P. en haar vele nevenorganisa ties, alles marcheerde. Zestien-duizend fabrieksarbeiders betrokken de eerewacht rcgidom de „DeutschlandhaUe". Vüftig-dulzend man 8.8.. 8 A en NB. Kraft- korps vormden de cordons langs den weg dien de auto van Hitler volgen sou. Vüf-honderd- dulzend mannen en vrouwen. leden der NB.D.A.P. en aanverwante organisaties, werden achter die cordons opgesteld om Hitler toe te juichen. Aan de Blsmarckst rasse en den Kaiserdamm waar zich de .DeutschlandhaUe" verheft, waren de etalages der winkels ontruimd om plaats te maken voor een portret of een borstbeeld van den „Führer” dat werd versierd en opgesmukt met stemmig kaarsenlicht of vlammende schün- werpers, met groen, met bloemen en met vlag gendoek. Alle vensters van alle huizen stonden open. Ze waren omlüst met vetpotjes rood en met een zwart hakenkruis en met lam pions eveneens rood en met een hakenkruis. En voor de open ramen stond de Jeugd. „Hitler- Jugend” in het bruin, „Pimpfen" en .Jungvolk” in het blauw, .Deutsche Mkdel” in witte blouse, ze stonden vüf. zes man sterk naast elkaar, voor elk raam, en allen hielden een brandende fakkel in de hand. En behalve de ongeveer zes-honderd-dulzend menschen die naar de Blsmarckst rasse en den Kaiserdamm waren opgecommandeerd, stroom den ook nog honderd-dulzenden belangstellenden aan. Tienduizenden verstopten de Wllhelmstrasse in de hoop dat Hitler daar uit de Rükskanselarü vertrekken zou of er, na afloop det betooglng, terug zou keeren. Zwarte menschen massa's stonden opeengehoopt bü de vüfduizend luid sprekers, welke men overal aan de groote boog lampen der drukste straten opgehangen had en waaruit men hooren kon wat er gebeurde vóór en na dat de rede van Hitler uitgezonden werd. Her auto maakten wü een rit naar de .ISutschlandhalle", kort voordat Hitler daar :ij« intrede deed. Wü reden vervolgens nog eenlgen tüd rond, niet alleen in de Wllhelm strasse en aan Unter den Linden, maar ook in de volkswük rond de Alexanderplata, het vroe gere bolwerk der Berlünsche communisten. Overal hetzelfde beeld van geestdrift, meeleven en spanning. De kranten schatten dat er Dins-' dagavond alleen in de omgeving van de „DeutschlandhaUe” twee millioen menschen op de been waren. En ook al weten wü heel goed dait kranten in dagen Van verkiezingen graag zien wat zü gaarne willen zien, toch hebben wü geen reden om hier aan ernstige overdrijving te denken. Berlün vlagt. Trams en autobussen zün ge- pavolseerd. Alom hangen bontgekeurde plak katen, oproepen, geïllustreerde statistieken, leu zen, maanwoorden. Winkels en kantoren, fabrie ken en ook de steigers van bouwwerken zün be spannen met transparanten K^lke in den avond door feUe stralenbundels van tientallen schün- werpers worden verilcht. ,D*t wü hier bouwen, danken wü aan den Führer”. ,De arbeiders van dit bedrijf wer ken voor Dultschland en den vrede.” „Hitler heeft woord gehouden, plicht? Ja voor den Führer.” „Je eer: trouw aan den Führer. Je dank: ja voof den Führer.” Eén Leider, één Volk, één Rük.” Enzoovoort. Op en top verkiezingskennis! erklezlngs-kermls! Een betere betiteling, al dus onze Berlünsche correspondent, valt er, gelooven wü, niet te verzinnen voor hetgeen Berlün op het oogenblik in koortsach- fige opgewondenheid doorleeft. Elgenlük is het alle dagen Zondag, üit fabrieken, kantoren en winkels gaat men vroeg narfr huls om op tüd verkleed en op tüd ter vergadering te kunnen wezen. Na de vergadering gaat men de stad in, naar bioscopen, restaurants, café’s en van den vroegen morgen tot den laten avond verkeert men in den roes van een grootschen, door alle lagen der bevolking meegevierden natlonalen feestdag. En eindelük heeft Hitler ook in de Dultsche hoofdstad gesproken. De Berlüner heeft in de kranten gelezen en op de film gezien, hoe onaf zienbare menschenmassa’s den „Führer” met vlaggen en guirlandes, fakkels en gejuich be groetten in Noord en Zuid, in Oost en West. Hü heeft via de radio, in zün werkplaats of bü hem thuis, in het café waar hü een glas bier dronk, in den winkel waar hü iets wilde koopen. of ook eenvoudig op straat bü een der vele luidsprekers, de redevoeringen gehoord welke Hitler hield te Stuttgart en te Koningsbergen, te Hamburg en te Karlsruhe, te Breslau en te München, alsook het klaterend applaus en het daverend „Sieg Heil” waarmee honderduizenden zün woorden bege leidden. En een meesterlük gedirigeerde propa ganda deed den Berlüner in gedachten',Duitsch- lands eersten arbeider en soldaat” van uur tot uur volgen in den trein, in den slaapwagen, in de vliegmachine, in de vergaderzalen en in de stille werkkamer waar hü geen rust vond, doch in eindelooze conferenties zich wüdde aan de groote vraagstukken van den dgg„ vooral op in ternationaal politiek terrein. Overigens behoeft men heelemaal geen door gewinterde nationaal-socialist te wezen om eer lijk zün bewondering te betuigen voor de kolos sale werkkracht welke Hitler in de laatste tien dagen aan den dag heeft gelegd. Ook in het buitenland heeft men hem aan de hand der be- teekenisvolle politieke verklaringen welke hü zonder eenige uitzondering in al zün verkiezings- redevoeringen aflegde, vrü goed kunnen volgen op zün tocht door vrüwel alle Dultsche gouwen. En dan moet men toch werkelük eerbied heb ben voor zün ultijfljdjugsi iedereen kan vanXBf uur> ’s morgens conferj^i^n. «pays bentrop deed, om „vervólgens bentrop deed, oïfffveri^os Tn den frel^fe stappen, eenige uren te rusten, daarna al zün gewone werk af te doen en in den avond, na een langen rit door de stad Koningsbergen, een rede te-houden van drie volle uren. Hitler ging echter nog verder. Nog denzelfden nacht reed hü terug naar Berlün, gaf daar zün gewone audiënties, verzorgde zün correspondentie, vloog naar Hamburg en sprak daar wederom drie volle uren. Een dag later was hü te Breslau. Enzoo voort. En. als gezegd, eindelük heeft de „Führer” ook te Berlün gesproken. Het stond van te voren vast dat dit iets „ganz gross", een soort apo theose worden moest. Toen Goebbels veertien dagen geleden de verkiezingscampagne begon, vulden ëen paar honderdduizend Berlüners de twee-honderd-dertig grootste zalen der wereld stad om uit luidsprekers de woorden te hooren die hü in het begin van den avond in de .DeutschlandhaUe” en later in het „Bportpalast” sprak. Kon het nóg grootscher, nóg geweldiger? Ja, het kon. Hitler heeft Dinsdagavond een triomf gevierd in Berlün, zooals geen vorst en geen nationale held ooit gevierd heeft. Een dergelüke machts ontplooiing van een partü. een zoodanige geest drift, een zoo algemeene deelname door alle rangen der maatschappü als Hitler’s groote rede in de „DeutschlandhaUe” omgaf, heeft haar' weerga nog niet gevonden. Zes-en-twintlg-duizend menschen zaten er opgetast in de .DeutschlandhaUe”, doch van hetgeen er gebeurd is te Berlün, hebben zü niets gezien, ook al sprak Hitler voor hen, ook al konden zü hem hun „Sieg Heil" toebrullen, ook al maakten zü van deze vergadering een eindelqpze ovatie waarbü de rede van den „Führer” elgenlük pas op de tweede plaats scheen te komen. Reeds in de vroege middaguren van den zon- nigen en warmen lentedag welke Dinsdag was, rukten ze op, in gesloten formaties of in losse ■■I. -a 11. LI schen, die op het eiland wonen, er vandaan kunnen komen?" De vreemdeling dacht over d zonder hun dieperen zin te begi „Verklaar het mü nader!” vroeg hü. „Dat wil ik wel doen, zei Kajetan, „want u hebt wat u weet, ook niet mü geheim ge houden. Dit eiland is het eiland der eenzamen, en de menschen, die het bewonen, heelen pessi misten.” De jonge man keek verbluft naar den arm zaligen visscher. •Fessimlstcn? vandaan?” Kajetan glimlachte weer. „Ja. ik kan heel wat onthouden, ook dit moeilüke woord! En ik heb het van iemand, die ginder op het eiland woont. Dut was vroeger een dichter en nu is hü mün vriend. Hü waa de grootste onder alie dichters: maar de men schen kochten altüd de boeken van andere dichters, die niets waard sün. en zün boeken kochten se niet. Toen werd hü een pessi mist." Kajetan hield even op; dan ging hü verder: „alle pessimisten is het zoo vergaan. Ze waren goed en bekwaam; alle andere menschen waren slecht en dom; maar de dommen maak ten het goed en de verstandigen maakten het slecht; en toen werden ze maar pessimisten.” „Bent u er ook een?" vroeg de ander, terwijl hü hem van teraüde aankeek. „Natuurlük ben ik er een,” riep Kajetan en strekte zich weer uit tn het gra« „Of houdt u mü soms voor een domoor? Als tk geen pes simist was, dan zou de graaf mü niet hebben „Best.’.uitstekend.duizendmaal dank aan dat halve luclfers-stokje „Wat?” .Ja ja Ja! Gisteravond iets merkwaardigs be leefd. iets buitengewoon merkwaardigs, iets kolossaals! Zou ik niet graag gemist hebben!" „Vertel vlug!" „Tot Jullie dienst. Luister dan. Vlak bü Asto ria, achter een grooten dikken boom zag ik een eigenaardig lichtje schitteren. Het viel mü da- delük op en hoe dichter ik bü kwam, hoe eigen aardiger ik dat lichtje begon te vinden. Ik wist niet.... en vertrouwde het maar half: net of iemand aan het seinen was met een electrisch zaklantaarntje. Hein sneed een broodje doormidden, be smeerde dat met op margarine lükende boter, slurpte dan een kopje slappe thee naar binnen. „Natuurlük was ik dadelük besloten eens poolshoogte te nemen. Te dien einde maakte ik behoedzaam een omtrekkende beweging, in de verwachting, dat het lichtje wel met mü mee zou gaan. Maar dat gebeurde niet: spookachtig blééf het heen en weer dansen op precies de zelfde manier, ik begreep toen, dat het niet op mü gemunt was en naderde steeds dichter en dichter. EindelUk zag ik: een keurige mijnheer, fn gebogen houding. Het het schünsel van een zaklantaarn in allerlei grillige banen over den grond glüden. - „Zoekt u misschien wurmen?” vroeg ik be langstellend. Toen richtte de ander zich op en keek ik in een vreeeelük verschrikt gezicht, zóó verschrikt, dat ik dadelük medelüden kreeg. „Ik zoek geen wurmen” aelde hü op een graf- 'In portefeuille verloren ...c. «a-wrihd— groote genade, tk moét er niet aan denkenNatuurlük in- formeerde ik eens af er veel geld in zat. „Veel geld?" herhaalde hü toen. „Ontzettend veel geld, ik ben er heelemaal van streek van. Ocb münheer, als u misschien zoudt willen meehel pen zoeken Jullie begrüpt: dat deed ik. Dadelük! Ja, genaamd, die door het vuur was verwoest, en van een monniE, Berthold Schwarz, die het buskruit had uitgevonden. Kajetan had met aandacht geluisterd en zei tenslotte: „Van dat alles vertelt mün knecht, die schooier, geen woord en hü heeft het toch zeker ook al gehoord. Een monnik zoo zoo, dus een monnik maakt het buskruü?” ging hü verder. „Dan behoor ik tot zün klanten; want ik heb ook een geweer en schiet op duizend pas afstand een meeuw in haar vlucht. Er was zelfs sprake van. dat Ik ginder jager zou worden." Hü wees met zün püp naar het eiland, dat in den verblindenden glans van de steeds hooger stügende zon lag. De vreemdeling werd op merkzaam. „V zou daarginds op het eiland Jager worden? Wilde u dan niet?” „Neen," zei Kajetan. „Het gaat er veel te idioot toe.” „Maar bent u bekend op het eiland?” Kajetan glimlachte hoogmoedig. „Ik heet Kajetan en ben de vertrouwensman van graaf Raymond en zonder mü zou dit eiland heelemaal niet bestaan." „Hoe aoo?" Kajetan haalde de schouders op. „Ja. hoe zoo? Een eiland is elgenlük geen eiland, moet u weten. En waarom niet? Omdat er water omheen is en omdat men op het water kan varen. Wat voor nut heeft een eiland, wanneer Iedereen, die maar zin heeft, in zün boot er heen kan varen of wanneer de men naar een portefeuille met ontzettend veel geld zoek ik bepaald dolgraag.... al ben ik nog zoo moe”. Jan en Piet keken elkaar eens aan: zü begon nen ietwat spüt te krügea dat zü den vorlgen avond niet dst korte lucifershoutje hadden ge trokken. Het was namelük een ontegenzeglük fdt. dat zü óók graag naar goedgevulde porte feuilles zochten. Onderwül slurpte Hein nog aoo’n slap kopje thee naar binnen. r „Ik zocht dus!” vervolgde hü >Ün verhaal. ..En zag al heel gauw onder een knoestlg-n boomwortel tets verdachts liggen. Raapte bet open hield een portefeuille in mün hand. Toen hadden Jul lie het gezicht van dien mün heer eens moe ten zien ophelde ren! Tsjonge.... tsjonge.... wat een verschü maakte dat. Zwügend nam hü de portefeuiUe over cn trok er een buikje van duizend gul den uit. Stel jullie eens even voor: duizend gulden „Ziet u dit?” vroeg hü. Nu M ik het zag duizend gulden. „Zoo zitten er nu nog veel meer in.” ver zekerde hü dan met Iets triumpheerends in zün stem. „Hebt u al gesoupeerd?” Even schrok ik. Toen bedacht ik mü. dat in werkehjkheid ik in geen eeuw gesoupeerd had. maar dat het mogelük niet verstandig zou zün hem dat dadelük mede te deelen. Ik zeide daar om, dat ik dat inderdaad nogjnet gedaan had. dat het wat laat geworden waa. Waarop hü ml! onmiddellük verzocht zün gast te willen zün.” Weer keken Jan en Plet elkaar eens aan. Zü begonnen dat lange lucifershoutje hoe langer hoe meer te verwenschen. „Heerlijk hebben we gesoupeerd! verzekerde Hein, terwül hü nog een oudbakken cadetje tot zich nam. „Piepkuikens.... met appelmoes.... en een glaasje champagne! Onder het souper vertelde ik zoo, dat Ik nog geen kamer had. Toen bood mün gastheer dadelük aan om er een voor mü te mogen bestellenop de eer ste étagemét badkamer. Nu. daar had ik in het geheel geen bezwaar tegen. Zouden Jullie beslist ook niet gehad hebben.” .Je bent een ontzettende boffer!” siste Jan ineens met iets bepaald ontevredens, terwijl hü dat lange lucifershoutje nu uit den grond van zün hart haatte. „Kan. zün!" verzekerde Hein laconiek, zoet glimlachend. .Een dergelük buitenkansje over komt je niet eiken dag. En dagelüks drink ik ook geen champagne: daarom kreeg ik daar al gauw een beetje last van. Ik weet niet, hoe het kwam, maar het was net, of het naar mün hoofd ging..,." „Och!!!” klonk het in koor. .Ja werkelük. Jullie kent dat gevoel mis schien wel. in leder geval maakte ik mün gast heer er op attent..., ik vond, dat ik niet an ders doen kon.... en deze wist er dadelük een middel tegen. Zeide. dat hü daaraan wel wat kon doen. Hü haalde een eau-de-coiogne spuitje uit zün zak en begon mün gezicht daarmee te bewerken, spoot mü heelemaal nat. Frisch, ko lossaal frlsch wat dat.” „En toen?” informeerde Piet jalousie. „Toen? Ja de Je, dat waa Juist het merk waardige: toen werd ik met een schok wakker. Er was een lek in het dak van mün zolder kamertje Juist vlak boven mün hoofd.... en het regende nogal hard bulten.... Begrüp jul lie wel, ik had zwaar gedroomd!" L - ...4. - -■ met kenbare

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 11