Op
top verkiezingskermis
en
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
uan den iaq
H
F 750.-
KWIEK
1
A
tN
HET ROODE BOEK
ALLE DAGEN WAS HET
ZONDAG
et eiland der eenzamen
M3
Het merk-
Aan de kaak it ellen.
Silhouettenfilms
Boeken uit China
Filmstudio ingewijd
a
■■Ml
Het Italiaansche Holly
wood
Machtsontplooiing
zonder weerga
Hitler vierde triomfen, zooals geen
vortt en geen nationale héld
ooit heeft gevierd
tA*-,-j
WÖÊNSDAÖ f APRIL 1936
bfj vetfiea van Mn hand.
Mn voet of Mn oog
waardige
-
- -
AT T f A >C! op dlt Wad zlJn inS®’»ol«e de veroekertngsvoorwaarden tegen p levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bU een ongeval met p OECfl
/A I J ,r. /A l> yj IN I w r*« O Ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen WWe verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen Ok/s doodeljjkcn afloop fcéVFVFe"
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
/88
w
1/
183
F
zl
Nationale regeering van de Chineesche
toon. „Maar ik hel
iNHuuiittie jegeviiiiK vtui ue twii, „maai ik ne
bliek heeft een kostbare vérnunelfhg b<Rp ah Ut die nletf'
n
k
Tuimeltje. die in den schoorsteen was gevallen, stond al heel
gauw op den grond. Hü bemerkte in een vertrek te zün. waar
allemaal verfpotten stonden. Hé, dacht Tuimeltje, daar kon Ik
wel eens iets mee schilderen. Maar wat? En toen kwam er eens
klaps een leuk idee bij hem op.
D
die
alles
Een
monnik
waar heb je dat woord
■j
SS
I
ftc woorden na
IPen.
rele man
mlta al
landtngs-
▼lak en
Roman van Paul Keiler
Vertaald door Louis de Bourbon
Heel in de verte zagen de kikkers, dat de ooievaar Tuimeltje
losliet. Tuimeltje viel heel snel naar beneden en kwam in een
grooten schoorsteen terecht. De tikkers zagen hem er in ver
dwijnen en ijlden direct naar de plaats, waar Tuimeltje ge
vallen was. De ooievaar, die zijn hart nu genoeg had opgehaald,
vloog heel kalm weer naar zijn nest terug.
i
i
i
i
i
i
i
L
i
r
t
5
k
k
I
I*
rede
tweede
V
Lumina-fllm brengt binnenkort korte films, in
den stijl van de teekentrucfikns, waarbij de be
wegende figuren geknipt en als silhouetten op
genomen worden.
Niet minder dan 14.000 beeldjes werden voor
elk dezer films opgenomen.
De volgende sllhouettenfllms worden binnen
kort in ons land uitgebracht: .Het gestolen Hart**,
„De gelaarsde Kat”, ..Papageno” (uit „De Too-
verflult") en „Het Schoorsteenvegertje", alle van
Lotte Reininger.
a
Hl) nam een kwast en deed er verf aan. Voor hen.' stond een
stuk carton, maar h(j kon er niet bij. Zijn beentjes waren een
beetje te kort en hij klom boven op een hooge bus. Toen begon
hü te schilderen. Neen, hij had nooit gedacht, dat hij dat zoo
goed zou kunnen. Zoo maar ineens schilderde hü «en kikvorsen.
Tuimeltje was zoo druk in de weer, dat zyn vingers telkens vol
verf zaten en die veegde hü aan sün baard, zün muts, aim
pakje at.
22.200 livres en drie pensioenen. Dat laatste
komt ook nog in onsen tüd voor al helpt het
gesputter daartegen soms een weinig Maar zoo
dwaas als het was bij dien merteer de la Tour
durft men het toch niet te eten. Het eerste
pensioen genoot hij als „Intendant en eerste
president het tweede als ..Eerste Intendant en
president" en het derde „om dezelfde reden als
reeds aangegeven.”
Op soortgelijke wijze kwam de Markies d'An-
tichamp in het bezit van niet minder dan vier
pensioenen. Een „om de verdiensten van zijn
gestorven vader", een tweede pensioen „om de
zelfde reden”; een derde „om gelijke reden" en
een vierde „uit gelijke gronden".
Dat Roode Boek zou een pracht ding zijn ook
voor onze dagen. Heel wat niet verdedigbare en
niet goed te praten cumulaties zouden er in
kunnen worden verzameld. En ook de strijk-
stok-misdragingen zouden er een plaats tn kun
nen vinden. Al prefereeren we voor dezen de
keö/öhder den naam „Sykoetsjoeansjoe" ten ge
schenke aangeboden aan de Lenln-blbliotheek
te Moskou. Deze boekerij bestaat uit 2000 dee-
len en dateert uit 't einde der achttiende eeuw.
Zeldzame uitgaven op het gebied van geschie
denis, kunst en literatuur bevinden zich in deze
collectie.
Ook al zijn de verkiezingen intusschen reeds
achter den rug, toch zullen, meenen wij onze
lezers nog wel interesse hebben voor onder
staande correspondentie uit Berlijn, die een
duidelijk beeld geeft van de stemming, welke
er voor den 29sten Maart in de Dultsche hoofd
stad heeft geheerscht en welke zoo geheel af
wijkt van de sfeer, die wij in verkiezingsdagen
kennen.
Mgr. Beaussart beeft op 18 Maart JX de Don
Bosco-filmstudio te Parijs, die zieh speciaal het
vervaardigen van religieuze films ten doel stelt,
op plechtige wijze ingewijd. In dese studio is om.
vervaardigd de bekende film „De gang naar het
altaar”, die bü die gelegenheid voor bet eerst
werd vertoond.
Dit is ongetwijfeld de eerste maal geweest
dat een Bisschep een filmstudio heeft ingewijd,
en dese datum beteekent een gebeurtenis in de
geschiedenis der vèrhoudlng tusschen Kerk en
Bioscoop.
Welke geweldige belangstelling er bestond voor de verkiezingsspeeches van den
Führer blijkt uit bovenstaande foto, welke genomen is tijdens de vergadering in
de Krupp fabrieken te Essen
Ondanks de sancties en de groote zuinigheid,
die in geheel Italië wordt toegepast, heeft Mus
solini onlangs den eersten steen gelegd voor een
groote filmstad in de omgeving van Rome. Dit
toekomstige Italiaansche Hollywood zal een op-
pervlakte beslaan van 800.000 vierkante mater.
De daarbuiten gelegen terreinen, waarop massa-
scènes zullen worden opgenomen. sullen een op
pervlakte hebben van bijna 500.000 vlerk, meter.
Ruim honderd vierkante meter is gereserveerd
voer het bouwen van ateliers, loodsen, opslag
plaatsen. enz. Met koortsachtlgen ijver wordt aan
den bouw van deze filmstad gewerkt en men
hoopt in 1937 de laatste hand aan het ontzag
lijke werk te leggen. In een der studio's wordt
reeds dit Jaar begonnen met de opname van een
groote historische film, naar een manuscript van
Luigi Pirandello.
is onze „Omroeper-. Eiken avond weer opnieuw neer Öroismard „om ziel
spreekt hij In 80.000 gezinnen, waar hij steeds
een trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50
CL per regel. Particuliere Omroepers 20 cL per
regel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden)
10 cL per regel.
je over het een en ander kunt uitvragen. Daarom
zei hjj:
..Blüf in alle geval een beetje bü mij. Het
is heerlijk liggen hier. En als u mij een pielzier
wilt doen, vertel mij dan wat. Wü leven hier
zoo eenzaam en verlaten, dat we niet het minste
weten van wat er in de wereld gebeurt."
„Gaat u dan niet af en toe naar de stad?”
„Neen, het is anderhalf uur loopen naar de
stad en ik zie niet in
„U ziet niet in.- onderbrak de ander hem,
„waarom om u niet liever uw knecht daarheen
zou laten gaan. Daan» hebt u groot gelijk.”
„Ja," zei Kajetan, „hij Is toeh al aoo'n luie
kerel, hij moet naar de stad gaan en niet ik!"
„Vertelt hij u dan niets als hij terugkomt?”
„Geen woord! HU is dom en achterbaksen. Ik
verlang altUd zoo naar nieuwtjes; maar er is
niemand, die me iete vertelt. WIJ leven hier
vergeten en als afgestorven Alle menschen,
die in de dorpen uit den omtrek en in de stad
wonen, zUn dom en slecht. Dan is men blU, als
er eens iemand komt, die in de wereld thuis
is. En dat bent u toch? U ziet er in glle geval
zoo uit! Vit deze strekenkunt u niet zUn!”
De vreemdeling, een sterke, mooie jongeman in
een keurig reiscostunm, knikte met het hoofd en
zeide. dat hü Inderdaad van elders kwan. en
dat er heel wat gebeurde buiten In de wereld
en dat hü meester Kajetan desgewenscht gaarne
een paar leuke nieuwtjes wilde vertellen.
Daarna vertelde de vreemdeling achtereen-
volgens het verhaal van de Grieken, die door
middel van een houten paard de stad Troje had.
den veroverd, ma een andere stad, Pompell
Zoo bijvoorbeeld, wanneer hü rijn knecht op
dracht gaf, hoe hü de fuiken moest uitzetten
of hoe hü een paai of een plank moest teeren
of voor welken prij* hü de baarzen en voor
welken hü de zeelt moest verkoopen. De knecht
lette nooit op deze bevelen, maar Kajetan had
het gevoel, dat hü zelf een flinka vakman was,
overal van noode en overal de belangrijkste
Persoon.
In den ochtend nu van dezen moolen zeven
den Augustusdag lag Kajetan in bet gras aan
den oever van de rivier in de nabüheld van
de visschershut. HU blies den rook van zUn püP
in de lichtblauwe lucht, knipoogde af en toe
slaperig over het watervlak naar het eiland rn
geeuwde of voerde een tragen strUd met een
bromvlieg, die zün grooten boevenneus be
dreigde. Zoo voelde hU zich behaaglijk en had
slechts den eenen wensch, dat zün knecht niet
*1 te laat uit de stad zou terugkomen en hem
■poedlg de bestelde flesch jenever sou brengen.
De lucht waa' stil, de zon scheen waan, het
water klokte droomerig tegen den oever en
Kajetan sliep in. Maar nauwelüka twe minuten
waren student, maakten gezamcnlUk een
X voetreisje: Jan. Piet en Hein. Veel geld
^"“hadden se niet, moesten derhalve zéér,
zéér zuinig aan doen, welk feit echter gecom
penseerd werd door hun geweldig enthousias
me. Och ja, als Je student bent!
Den geheelen dag hadden zü geloopen; wa
ren nu in een klein dorp aanbeland, moe en
afgemat.
..Laten we hier blüven!" stelde Jan voor.
„Accoord!" zelden de andere twee ala uit één
mond. .Maar laten we eerst eens informeeren,
of hier wel slaapgelegenheid voor ons is.”
Ze zochten een hotel op dat er bü uitstek
goedkoop uitzag en vroegen daar om onderdak
tegen den prüs. waarboven zü zich voorge
nomen hadden in géén geval te zullen gaan. De
gérant keek bedenkelük, wat de heeren be
steden wilden was héél weinig, maar ja. toch
kon hü hen wel helpen. Op de bovenste ver
dieping was Juist een kamer leeg voor twee
personen....
,JSn de derde? vroeg Jan. die het woord deed
„Die zal iets méér moeten geven voor een
eenpersoonskamer. een paar verdiepingen
lager.”
„OnmogelUk!" verzekerde Jan. Toen keefc.de
gérant nog bedenkelüker dan bedenkelük. De
heeren zaten er beslist niet erg goed bU-
„Maar weet u wat?” zeide hü een oogenblik
later. „Gaat u naar het Astoria-Hotel: daar
hebben ze nog wel van die goedkoope kamertjes.
Jan, Piet en Hein staken de hoofden bü el
kaar. Een lucifertje werd doormidden gebroken,
deze naast twee andere gelegd, toen werd ge
trokken: Hein, wlen door het lot het korte
houtje was toebedeeld, zou naar Astoria gaan,
de andere twee konden blüven. waar ze waren.
had hü geslapen, of een krachtige hand schudde
hem aan den schouder en een lachende stem
zeide: „Hallo, goede man, pas 'n beetje op;
uw neus galmt zóó luid, dat hü schor zal wor
den, en dat zou jammer zün van s’n mooie
stem.”
„MUn neus gaat u niets aan," zei Kajetan
slaperig en wreef zün oogen uit. ,,Wle bent u?"
.Deze of gene," antwoordde de vreemdeling
luchtig, „maar ik wou graag naar den over
kant, naar het kloostergoed, en daar ik ver
moed, dat u de veerman bent, moet ik u tot
mün spüt uit den welverdienden slaap wek
ken."
„Naar het kloostergoed?” herhaalde Kajélhn
geeuwend, „wacht dan maar tot mün knecht
uit de stad terug is, dat kan niet lang meer
duren.”
.Maar kunt u zelf mü dan niet naar den
overkant roeien?" vroeg de vreemdeling. ,Jk zie
toch, dat uw boot leeg ia en ook dat u tüd
hebt!"
„Tüd! tüd heeft iedereen! Maar ziet u,
mün knecht, dat is een luie kerel. Hü doet
niets, den heelen lieven dag en ik zie niet in,
waarom ik werk voor hem zou moeten doen!”
„Dat is aeer juist, waarde vriend,” antwoordde
de vreemdeling geamuseerd en liet zich bü
Kajetan neer in het gras. .Men moet zich nooit
overhaasten. Als de menschen alles twee maal
zoo langzaam deden als zü het nu doen, dan
waren er twee maal zooveel gelukkige menschen
op de wereld.'
Kajetan keek hem goedkeurend aan- en dacht
bü zlchaelf i dit is een man van beschaving, dien
aangeateld om zün eiland te bewaken."
„O. dus u bent de eilandbewaker?”
„Wat anders? Een eiland ta eigenlijk geen
eiland, moet u weten. En waarom niet?”
„Omdat er water omh«^n is,” viel de ander
hem in de rede, „water waarop men kan varen.” i
,4a juist, dat vertelde ik u al. Welnu, wie 1
moet verhinderen, dat er menschen naar het l
eiland varen, die daar niets hebben te aoetoen?
Ik verhinder het! Wie moet verhinderen, dat
de menschen, die op bet eiland zün, over bet
water komen? Ik verhinder het!”
„Het eiland ie due beelemaal afgesloten van
de wereld?”
„Volkomen! en dat niet op de eerste plaats
doer het water, maar door mij!- 4
De ander lachte.
„Dus dit eiland is een stuk land, dab'rondom
door meester Kajetan is omringd?”
„Neen, niet rondom. Hoe sou een
zoon groot eiland kunnen bewato
heeft hü een knecht? Er is maar
plaats op het eiland, al het enden
zanderig strand." j
„Het eiland is aardig groot!” V
„O. het is meer dan vlerduiaentf. giksaen lang
en op de breedste plaatsen büna tweeduizend
passen breed. Het beeft vele bergen, bosachen.
velden, ganzen, koeien, schapen, geiten, hezen
en hoenders."
„Hoeveel menschen wonen er?”
„Achttien behalve de vrouwen."
„Hoezoo behalve de vrouwen? Tellen de
vrouwen niet mee?'
et is een publiek geheim, dat aan heel wat
banen emolumenten vast zitten, die niet
door den beugel kunnen. De „Gaslucht”-
practüken liggen nog versch in het geheugen,
maar niemand zal durven beweren, dat in heel
wat bedruven niet of niet meer allerlei geheime
percenten worden opgestreken. Zoo hoorden we
nog onlangs deze theorie (en toch een stuk
practük!) vertellen: „Het is toch heel gewoon,
dat een opper-chef, die overtuigd is. voor zich
zelf, dat zün toch zeker niet klein inkomen geen
voldoende tegen-i>restatie is voor zün kunnen
en werken, gebruik maakt van de gelegenheden
om door percenten van inkoopen. leveranties
van machines, enz. enz. enz., daarbü grondstof
fen niet te vergeten, zelf zorgt, dat hü zün sa
laris hooger opvoert!" Dit betrof een mededee-
inlg uit de practük. Het "gekke is, dat zü, die
deze verkapte dleverüen. want dat zün het,
voor zich toepassen, zelf de achterdocht self
zün en er geen oogenblik aan denken, *uat zü
aandeelhouders en anderen benadeelen. Daar
komt nog bü, dat gewoonlük deze „winst-ln-
komens” den neus van den fiscus voorbügaan,
waardoor aan anderen een nieuwe misdaad
wordt begaan. Het is Jammer, dat deze prac-
tüken. als zü eens aan het licht komen, niet
openlijk aan de kaak worden gesteld.In vroeger
dagen had men op of aan marktpleinen, meest
al bü het stadhuis, een steenen uitsteeksel, de
z.g. kaak, waarop zü. die tegen mensch .en
maatschappü misdeiien openlük en publlekelük
werden tentoongesteld. Het was eendracht
maatregel.
Onder de misbruiken, waaraan na de eerste
Fransche Revolutie een einde kwam, bevond
zich ook de afschaffing van bovenmatig pen
sioen en allerlei wangebruiken als hierboven
bèdoeld. Het betrof vaak allerzotste uitgaven,
samengevat in wat men noemde „Het Roode
Boek! Hier volgen eenige staaltjes welke er in
ld Graaf Vergenhes ontving „voor
len” 50.000 livres en de-
jl aan een zekeren me-
--«frh een landgoed te koo-
pen." De algemeene landsadvocaat Joly de Fleu
ry genoot een rente van 17000 livres, omdat hü
„afstand van functie had gedaan ten gunste
van zün zoon!
Een zekere meneer Desgalois de la Tour kreeg
Den volgenden morgen, volgens afspraak,
troffen zü elkaar weer aan het ontbüt in het
eerste hotel.
„En.... Hein hoe was het in hotel Asto
ria? Goed geslapen?”
groepjes, beladen met vanen, muziekinstrumen
ten en.... proviand. S.A. marcheerde. 8.8. mar
cheerde. Arbeidsdienst, Luchtbeschermingsdienst,
Hitlerjeugd. Arbeidsfront, mannen en vrouwen
van de NJBD.A.P. en haar vele nevenorganisa
ties, alles marcheerde.
Zestien-duizend fabrieksarbeiders betrokken
de eerewacht rcgidom de „DeutschlandhaUe".
Vüftig-dulzend man 8.8.. 8 A en NB. Kraft-
korps vormden de cordons langs den weg dien
de auto van Hitler volgen sou. Vüf-honderd-
dulzend mannen en vrouwen. leden der
NB.D.A.P. en aanverwante organisaties, werden
achter die cordons opgesteld om Hitler toe te
juichen.
Aan de Blsmarckst rasse en den Kaiserdamm
waar zich de .DeutschlandhaUe" verheft, waren
de etalages der winkels ontruimd om plaats te
maken voor een portret of een borstbeeld van
den „Führer” dat werd versierd en opgesmukt
met stemmig kaarsenlicht of vlammende schün-
werpers, met groen, met bloemen en met vlag
gendoek. Alle vensters van alle huizen stonden
open. Ze waren omlüst met vetpotjes rood
en met een zwart hakenkruis en met lam
pions eveneens rood en met een hakenkruis.
En voor de open ramen stond de Jeugd. „Hitler-
Jugend” in het bruin, „Pimpfen" en .Jungvolk”
in het blauw, .Deutsche Mkdel” in witte blouse,
ze stonden vüf. zes man sterk naast elkaar, voor
elk raam, en allen hielden een brandende fakkel
in de hand.
En behalve de ongeveer zes-honderd-dulzend
menschen die naar de Blsmarckst rasse en den
Kaiserdamm waren opgecommandeerd, stroom
den ook nog honderd-dulzenden belangstellenden
aan. Tienduizenden verstopten de Wllhelmstrasse
in de hoop dat Hitler daar uit de Rükskanselarü
vertrekken zou of er, na afloop det betooglng,
terug zou keeren. Zwarte menschen massa's
stonden opeengehoopt bü de vüfduizend luid
sprekers, welke men overal aan de groote boog
lampen der drukste straten opgehangen had en
waaruit men hooren kon wat er gebeurde vóór
en na dat de rede van Hitler uitgezonden werd.
Her auto maakten wü een rit naar de
.ISutschlandhalle", kort voordat Hitler daar
:ij« intrede deed. Wü reden vervolgens nog
eenlgen tüd rond, niet alleen in de Wllhelm
strasse en aan Unter den Linden, maar ook in
de volkswük rond de Alexanderplata, het vroe
gere bolwerk der Berlünsche communisten.
Overal hetzelfde beeld van geestdrift, meeleven
en spanning. De kranten schatten dat er Dins-'
dagavond alleen in de omgeving van de
„DeutschlandhaUe” twee millioen menschen op
de been waren. En ook al weten wü heel goed
dait kranten in dagen Van verkiezingen graag
zien wat zü gaarne willen zien, toch hebben wü
geen reden om hier aan ernstige overdrijving te
denken.
Berlün vlagt. Trams en autobussen zün ge-
pavolseerd. Alom hangen bontgekeurde plak
katen, oproepen, geïllustreerde statistieken, leu
zen, maanwoorden. Winkels en kantoren, fabrie
ken en ook de steigers van bouwwerken zün be
spannen met transparanten K^lke in den avond
door feUe stralenbundels van tientallen schün-
werpers worden verilcht.
,D*t wü hier bouwen, danken wü aan den
Führer”. ,De arbeiders van dit bedrijf wer
ken voor Dultschland en den vrede.” „Hitler
heeft woord gehouden, plicht? Ja voor den
Führer.” „Je eer: trouw aan den Führer. Je
dank: ja voof den Führer.” Eén Leider, één
Volk, één Rük.” Enzoovoort.
Op en top verkiezingskennis!
erklezlngs-kermls! Een betere betiteling, al
dus onze Berlünsche correspondent, valt
er, gelooven wü, niet te verzinnen voor
hetgeen Berlün op het oogenblik in koortsach-
fige opgewondenheid doorleeft. Elgenlük is het
alle dagen Zondag, üit fabrieken, kantoren en
winkels gaat men vroeg narfr huls om op tüd
verkleed en op tüd ter vergadering te kunnen
wezen. Na de vergadering gaat men de stad in,
naar bioscopen, restaurants, café’s en van den
vroegen morgen tot den laten avond verkeert
men in den roes van een grootschen, door alle
lagen der bevolking meegevierden natlonalen
feestdag.
En eindelük heeft Hitler ook in de Dultsche
hoofdstad gesproken. De Berlüner heeft in de
kranten gelezen en op de film gezien, hoe onaf
zienbare menschenmassa’s den „Führer” met
vlaggen en guirlandes, fakkels en gejuich be
groetten in Noord en Zuid, in Oost en West. Hü
heeft via de radio, in zün werkplaats of bü hem
thuis, in het café waar hü een glas bier dronk,
in den winkel waar hü iets wilde koopen. of ook
eenvoudig op straat bü een der vele luidsprekers,
de redevoeringen gehoord welke Hitler hield te
Stuttgart en te Koningsbergen, te Hamburg en te
Karlsruhe, te Breslau en te München, alsook het
klaterend applaus en het daverend „Sieg Heil”
waarmee honderduizenden zün woorden bege
leidden. En een meesterlük gedirigeerde propa
ganda deed den Berlüner in gedachten',Duitsch-
lands eersten arbeider en soldaat” van uur tot
uur volgen in den trein, in den slaapwagen, in
de vliegmachine, in de vergaderzalen en in de
stille werkkamer waar hü geen rust vond, doch
in eindelooze conferenties zich wüdde aan de
groote vraagstukken van den dgg„ vooral op in
ternationaal politiek terrein.
Overigens behoeft men heelemaal geen door
gewinterde nationaal-socialist te wezen om eer
lijk zün bewondering te betuigen voor de kolos
sale werkkracht welke Hitler in de laatste tien
dagen aan den dag heeft gelegd. Ook in het
buitenland heeft men hem aan de hand der be-
teekenisvolle politieke verklaringen welke hü
zonder eenige uitzondering in al zün verkiezings-
redevoeringen aflegde, vrü goed kunnen volgen
op zün tocht door vrüwel alle Dultsche gouwen.
En dan moet men toch werkelük eerbied heb
ben voor zün ultijfljdjugsi
iedereen kan vanXBf uur>
’s morgens conferj^i^n. «pays
bentrop deed, om „vervólgens
bentrop deed, oïfffveri^os Tn den frel^fe
stappen, eenige uren te rusten, daarna al zün
gewone werk af te doen en in den avond, na
een langen rit door de stad Koningsbergen, een
rede te-houden van drie volle uren. Hitler ging
echter nog verder. Nog denzelfden nacht reed
hü terug naar Berlün, gaf daar zün gewone
audiënties, verzorgde zün correspondentie, vloog
naar Hamburg en sprak daar wederom drie volle
uren. Een dag later was hü te Breslau. Enzoo
voort.
En. als gezegd, eindelük heeft de „Führer”
ook te Berlün gesproken. Het stond van te voren
vast dat dit iets „ganz gross", een soort apo
theose worden moest. Toen Goebbels veertien
dagen geleden de verkiezingscampagne begon,
vulden ëen paar honderdduizend Berlüners de
twee-honderd-dertig grootste zalen der wereld
stad om uit luidsprekers de woorden te hooren
die hü in het begin van den avond in de
.DeutschlandhaUe” en later in het „Bportpalast”
sprak. Kon het nóg grootscher, nóg geweldiger?
Ja, het kon.
Hitler heeft Dinsdagavond een triomf gevierd
in Berlün, zooals geen vorst en geen nationale
held ooit gevierd heeft. Een dergelüke machts
ontplooiing van een partü. een zoodanige geest
drift, een zoo algemeene deelname door alle
rangen der maatschappü als Hitler’s groote rede
in de „DeutschlandhaUe” omgaf, heeft haar'
weerga nog niet gevonden.
Zes-en-twintlg-duizend menschen zaten er
opgetast in de .DeutschlandhaUe”, doch van
hetgeen er gebeurd is te Berlün, hebben zü niets
gezien, ook al sprak Hitler voor hen, ook al
konden zü hem hun „Sieg Heil" toebrullen,
ook al maakten zü van deze vergadering een
eindelqpze ovatie waarbü de rede van den
„Führer” elgenlük pas op de tweede plaats
scheen te komen.
Reeds in de vroege middaguren van den zon-
nigen en warmen lentedag welke Dinsdag was,
rukten ze op, in gesloten formaties of in losse
■■I. -a 11. LI
schen, die op het eiland wonen, er vandaan
kunnen komen?"
De vreemdeling dacht over d
zonder hun dieperen zin te begi
„Verklaar het mü nader!” vroeg hü.
„Dat wil ik wel doen, zei Kajetan, „want
u hebt wat u weet, ook niet mü geheim ge
houden. Dit eiland is het eiland der eenzamen,
en de menschen, die het bewonen, heelen pessi
misten.”
De jonge man keek verbluft naar den arm
zaligen visscher.
•Fessimlstcn?
vandaan?”
Kajetan glimlachte weer.
„Ja. ik kan heel wat onthouden, ook dit
moeilüke woord! En ik heb het van iemand, die
ginder op het eiland woont. Dut was vroeger
een dichter en nu is hü mün vriend. Hü waa
de grootste onder alie dichters: maar de men
schen kochten altüd de boeken van andere
dichters, die niets waard sün. en zün boeken
kochten se niet. Toen werd hü een pessi
mist." Kajetan hield even op; dan ging hü
verder: „alle pessimisten is het zoo vergaan. Ze
waren goed en bekwaam; alle andere menschen
waren slecht en dom; maar de dommen maak
ten het goed en de verstandigen maakten het
slecht; en toen werden ze maar pessimisten.”
„Bent u er ook een?" vroeg de ander, terwijl
hü hem van teraüde aankeek.
„Natuurlük ben ik er een,” riep Kajetan en
strekte zich weer uit tn het gra« „Of houdt
u mü soms voor een domoor? Als tk geen pes
simist was, dan zou de graaf mü niet hebben
„Best.’.uitstekend.duizendmaal dank
aan dat halve luclfers-stokje
„Wat?”
.Ja ja Ja! Gisteravond iets merkwaardigs be
leefd. iets buitengewoon merkwaardigs, iets
kolossaals! Zou ik niet graag gemist hebben!"
„Vertel vlug!"
„Tot Jullie dienst. Luister dan. Vlak bü Asto
ria, achter een grooten dikken boom zag ik een
eigenaardig lichtje schitteren. Het viel mü da-
delük op en hoe dichter ik bü kwam, hoe eigen
aardiger ik dat lichtje begon te vinden. Ik wist
niet.... en vertrouwde het maar half: net of
iemand aan het seinen was met een electrisch
zaklantaarntje.
Hein sneed een broodje doormidden, be
smeerde dat met op margarine lükende boter,
slurpte dan een kopje slappe thee naar binnen.
„Natuurlük was ik dadelük besloten eens
poolshoogte te nemen. Te dien einde maakte ik
behoedzaam een omtrekkende beweging, in de
verwachting, dat het lichtje wel met mü mee
zou gaan. Maar dat gebeurde niet: spookachtig
blééf het heen en weer dansen op precies de
zelfde manier, ik begreep toen, dat het niet op
mü gemunt was en naderde steeds dichter en
dichter. EindelUk zag ik: een keurige mijnheer,
fn gebogen houding. Het het schünsel van een
zaklantaarn in allerlei grillige banen over den
grond glüden. -
„Zoekt u misschien wurmen?” vroeg ik be
langstellend. Toen richtte de ander zich op en
keek ik in een vreeeelük verschrikt gezicht, zóó
verschrikt, dat ik dadelük medelüden kreeg.
„Ik zoek geen wurmen” aelde hü op een graf-
'In portefeuille verloren
...c. «a-wrihd— groote genade,
tk moét er niet aan denkenNatuurlük in-
formeerde ik eens af er veel geld in zat. „Veel
geld?" herhaalde hü toen. „Ontzettend veel
geld, ik ben er heelemaal van streek van. Ocb
münheer, als u misschien zoudt willen meehel
pen zoeken
Jullie begrüpt: dat deed ik. Dadelük! Ja,
genaamd, die door het vuur was verwoest,
en van een monniE, Berthold Schwarz, die het
buskruit had uitgevonden.
Kajetan had met aandacht geluisterd en zei
tenslotte:
„Van dat alles vertelt mün knecht, die
schooier, geen woord en hü heeft het toch
zeker ook al gehoord.
Een monnik zoo zoo, dus een monnik
maakt het buskruü?” ging hü verder. „Dan
behoor ik tot zün klanten; want ik heb ook een
geweer en schiet op duizend pas afstand een
meeuw in haar vlucht. Er was zelfs sprake van.
dat Ik ginder jager zou worden."
Hü wees met zün püp naar het eiland, dat in
den verblindenden glans van de steeds hooger
stügende zon lag. De vreemdeling werd op
merkzaam.
„V zou daarginds op het eiland Jager worden?
Wilde u dan niet?”
„Neen," zei Kajetan. „Het gaat er veel te
idioot toe.”
„Maar bent u bekend op het eiland?”
Kajetan glimlachte hoogmoedig.
„Ik heet Kajetan en ben de vertrouwensman
van graaf Raymond en zonder mü zou dit eiland
heelemaal niet bestaan."
„Hoe aoo?"
Kajetan haalde de schouders op.
„Ja. hoe zoo? Een eiland is elgenlük geen
eiland, moet u weten. En waarom niet? Omdat
er water omheen is en omdat men op het water
kan varen. Wat voor nut heeft een eiland,
wanneer Iedereen, die maar zin heeft, in zün
boot er heen kan varen of wanneer de men
naar een portefeuille met ontzettend veel geld
zoek ik bepaald dolgraag.... al ben ik nog zoo
moe”.
Jan en Piet keken elkaar eens aan: zü begon
nen ietwat spüt te krügea dat zü den vorlgen
avond niet dst korte lucifershoutje hadden ge
trokken. Het was namelük een ontegenzeglük
fdt. dat zü óók graag naar goedgevulde porte
feuilles zochten. Onderwül slurpte Hein nog
aoo’n slap kopje thee naar binnen. r
„Ik zocht dus!” vervolgde hü >Ün verhaal.
..En zag al heel gauw onder een knoestlg-n
boomwortel tets verdachts liggen. Raapte bet
open hield
een portefeuille
in mün hand.
Toen hadden Jul
lie het gezicht
van dien mün
heer eens moe
ten zien ophelde
ren! Tsjonge.... tsjonge.... wat een verschü
maakte dat. Zwügend nam hü de portefeuiUe
over cn trok er een buikje van duizend gul
den uit. Stel jullie eens even voor: duizend
gulden
„Ziet u dit?” vroeg hü. Nu M ik het zag
duizend gulden.
„Zoo zitten er nu nog veel meer in.” ver
zekerde hü dan met Iets triumpheerends in zün
stem. „Hebt u al gesoupeerd?”
Even schrok ik. Toen bedacht ik mü. dat in
werkehjkheid ik in geen eeuw gesoupeerd had.
maar dat het mogelük niet verstandig zou zün
hem dat dadelük mede te deelen. Ik zeide daar
om, dat ik dat inderdaad nogjnet gedaan had.
dat het wat laat geworden waa. Waarop hü ml!
onmiddellük verzocht zün gast te willen zün.”
Weer keken Jan en Plet elkaar eens aan. Zü
begonnen dat lange lucifershoutje hoe langer
hoe meer te verwenschen.
„Heerlijk hebben we gesoupeerd! verzekerde
Hein, terwül hü nog een oudbakken cadetje tot
zich nam. „Piepkuikens.... met appelmoes....
en een glaasje champagne! Onder het souper
vertelde ik zoo, dat Ik nog geen kamer had.
Toen bood mün gastheer dadelük aan om er
een voor mü te mogen bestellenop de eer
ste étagemét badkamer. Nu. daar had ik
in het geheel geen bezwaar tegen. Zouden Jullie
beslist ook niet gehad hebben.”
.Je bent een ontzettende boffer!” siste Jan
ineens met iets bepaald ontevredens, terwijl hü
dat lange lucifershoutje nu uit den grond van
zün hart haatte.
„Kan. zün!" verzekerde Hein laconiek, zoet
glimlachend. .Een dergelük buitenkansje over
komt je niet eiken dag. En dagelüks drink ik
ook geen champagne: daarom kreeg ik daar al
gauw een beetje last van. Ik weet niet, hoe het
kwam, maar het was net, of het naar mün
hoofd ging..,."
„Och!!!” klonk het in koor.
.Ja werkelük. Jullie kent dat gevoel mis
schien wel. in leder geval maakte ik mün gast
heer er op attent..., ik vond, dat ik niet an
ders doen kon.... en deze wist er dadelük een
middel tegen. Zeide. dat hü daaraan wel wat
kon doen. Hü haalde een eau-de-coiogne spuitje
uit zün zak en begon mün gezicht daarmee te
bewerken, spoot mü heelemaal nat. Frisch, ko
lossaal frlsch wat dat.”
„En toen?” informeerde Piet
jalousie.
„Toen? Ja de Je, dat waa Juist het merk
waardige: toen werd ik met een schok wakker.
Er was een lek in het dak van mün zolder
kamertje Juist vlak boven mün hoofd.... en
het regende nogal hard bulten.... Begrüp jul
lie wel, ik had zwaar gedroomd!"
L - ...4. - -■
met kenbare