Bij den heerscher van Arabië
Wat Kikker Karel
Tuimeltje beleefden
en
r
venaal wux den daq
rij
T
I
F 750.-
F 250.-
F 750.-
I
l
et eiland der eenzamen
I
I
VRIJDAG 3 APRIL 1936
IBN SAUD SPREEKT
Vrijgezellenbelasting
I
Bevorderaar van den
vrede
£«n lijstje van vroegers
belastingen
Negotie in
Amerika
Een legende, da oorsprong van dit
eigenaardig gebruik
„Een Philippine samen
eten”
Indien Europa vol blyft zjjn van
haat, zal het zichzelf verwon
den met zyn eigen wapens
GROOTE MOGELIJKHEDEN
worden U geboden door advertentle-recl^me ta
de rubriek „OmroepersLaat die niet ont
glippen. De prils kan geen bezwaar züu. want
voor slecht* SO cent per rege. komt üw saken-
Omroeper onder de aandacht van 80.000 ge
zinnen.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
A
neus
ta t
I
De heerscher van Arable
Hebben likdoorns," zei
(Wordt vervolgd)
duwde Kajetan rijn hand verschrikt
een
Roman van Paul Keiler
Vertaald door Louis de Bourbon
Foto, genomen tijdens het bezoek van Ibn Saud aan oils land. De heerscher met zijn
gevolg op weg naar het exercitiete rrein van de Cavalerie te Deventer
Cok 'de torretjes en kevertjes bleven niet achter. Ze hadden
allemaal een versje geleerd en wezen met hun handjes naar het
schilderij: „Tuimeltje wat is dat mooi, sprak heel de torren -
schaar. Wjj hopen dat gij met dit stuk eens vangt den ooievaar."
..Nou zei Tuimeltje verlegen, ik vind dat jullie nu maar.naar
huis moesten gaan, dan kan ik verder zien, hoe den ooievaar tc
vangen."
Nu nam Tuimeltje het schilderij en hing het aan den boom,
was nooit aoo*n groote openbare veiligheid
dan
uw
I
I
I
I
Het was net zooals Tuimeltje gezegd had. De ooievaar dreef
naar het klkkerfapd en zou al de kikkers op gaan eten. Tuimeltje
en kikker Karei renden zoo vlug ze konden naar de stad en
gingen de kikkers waarschuwen. De torenwachters bliezen vanai
het kasteel, êht er onraad was en spoedig was het marktplein
gevuld met kikkers. Tuimeltje ging op een tafel staan en zei
dat hij naar het kikkerland wil drijven", zei dat ieder zijn huisraad moest nemen en moest vluchten, want
de ooievaar was onderweg.
öiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiinniHiiniiiiiHHiiiHuiiiiiiiiiiiiiiiuiHi
imiiiiiiiiim RENTE-KAART
II T T? fk n/’XKTNTÉ1 °P dlt blad zUn ln8evoIKe de verzekeringsvoorwaarden tegen ld' 7twf| MJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door j-(' b*J e€n ongeval met kt' 7^0 MJ vnrftea van een hand.
AAI .1 .r. Jl V IV 1*. 21 ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen verlies van belde armen, beidq beenen of belde oogen doodelijken afloop GASJyJa* een voet of een oog
ijdens de jongste pelgrimage naar Mek
ka, vertoefde een bekende autoriteit in
zake kennis van Arable eenlgen tijd in
de tent van den heerscher van Arabië. koning
Ibn Saud, met wlen -hij vele gesprekken voerde.
Itn Saud was te Mekka niet slechts at pel
grim, maar o<£ trad hü er op als voorzitter
van deze wereldbüeenkomst van den geheelen
Islam een waardigheid, welke hem toeviel toen
Turkije afstand deed van het Kalifaat. Ion
Baud is vandaag de vertegenwoordiger van den
Deze zoon der woestijn is Je 17e Sje-
-J van
was
u ook voor belang in den tolwachter van mijn -schietelük; „want op
vader!”
Kajetan hijgde.
„Is hjj nog gezond?" vroeg hij.
„Wie? Mijn vader?"
„Neen, de tolwachter! Heeft hij geen Jicht of
waterzucht of is hij tenminste niet zoo oud, dat
hij spoedig moet sterven?"
.Keen, hü^is zeer gezond, en zooals Ik U
reeds vertelde, slechts even oud als u.”
„Zoo nou, dan....!"
Kajetan sloeg met zijn vuist in het groene
gras en verroerde zich niet meer.
Ook Gunther zeide niets meer. Hij nam uit
zijn ransel een verrekijker, schoof hem uit
elkaar en zocht de kust van het eiland af.
Het duurde een heele poos vóór Kajetan bemerkt
wat er gebeurde en een reeks hoogst verwon
derde vragen stelde. Gunther gaf hem een kor-
T"w r wordt gefluisterd, dat zich tijdens de
rl moeilijke onderhandelfrigen in Toonden
toch een ..note gale" heeft voorgedaan:
Op een diner van de verschillende delegaties,
waar ook dames aanzaten, zou een der Fran-
sche delegatie-leden een Philippine hebben met
een dame van een gansch andere natie. Mis
schien wordt er ook nog wel eens vermeld, arte
deze s^ddenschap het eerst vergeten heeft.
Menigéén, die, aan een vroolijk dessert zit
tend, met zijn beminnelijke tafeldam* bij
het presenteeren van de z.g. „studenten-haver*
een dubbele amandelpit deelt, wat men gemeen
lijk noemt „een Philippine samen eten", zal
waarschijnlijk de legende niet kennen, die de
oorsprong moet zijn van dit eigenaardig ge
bruik. Zij is als volgt:
In overoude tijden regeerde in een klein
Dultsch landje een jonge schoone koningin, de
laatste telg uit een bU het volk zeer bemind
koningsgeslacht. De jonge vorstin was onge
huwd, en wilde volstrekt niet trouwen, hetgeen
by haar onderdanen ten slotte groote ontevre
denheid verwekte. Men wilde de troonopvolging
verzekerd zien. Men dreigde oproerig te worden
aan haar bestuur. Zich van alle zijden in het
nauw gebracht ziende, liet zü afkondigen, dat
zifsrou huwen met dengene, van wlen zij een
aangeboden voorwerp zou aannemen. Dit scheen
eenvoudig genoeg. Iedere jongeman in haar
koninkrijk beijverde zich natuurlijk, de konin
gin iets aan te bieden, maar hoe teleurgesteld
keek ieder op z’n neus toen men meteen vet-
nam, dat er een tweede bevel was uitgevaar
digd: dat niemand in de tegenwoordigheid van
H. M. mocht verschijnen, dan met de armen
op zijn rug gebonden. En om zich' vooral niet
te vergissen, gif de koningin voortaan audiëntie
met haar armen eveneens gebonden.
Doch liefde zoekt list. Een vurig aanbidder
der koningin, een jong edelrrfkn. verzocht ge-
hoor bij haar. HU wVrd toegelaten en de Jeug^^
dlge vorstin ontving hem minzaam. Zü door
wandelde met hem haar prachtig kasteel en
vermaakte zich zeer genoeglijk met hem. Op
eens kwam men bü een kersenboom, vol heer
lijke roode vruchten, waarop de koningin den
inval kreeg, om er van te eten.
..Bezorg me vlug eenige kersen." luidde haar
wensch.
„Indien Uwe Majesteit bevel geeft mün ar
men los te maken, zal ik aanstonds in den boom
klimmen!”
„Neen, neen, dat kan niet, dat mag niet,, ook
zóó moet ge een middel weten, uw koningin een
dienst te bewUzen.”
De jongeling, aldus uitgedaagd, kwam plot-
seltng op het denkbeeld een hoogen sprong te
doen, met zijn tanden een zwaarbeladen tak te
grijpen en die aldus omlaag te halen, juist voor
het gezicht van de Koningin, die zich gereed
maakte, eenige kersen met de tanden er af te
halen. Doch door deze beweging kwam zü met
haar gezicht te dicht bU dat van den jongeling,
die er Ulings gebruik van maakte, den tak los
latende, haar een vurlgen kus op de lippen te
drukken, en toen sprak: „VleUiebchen" (Veel
geliefde), hetgeen verbasterd is in .Philippine". I
De nlet-trouwlustlge koningin beeft zich toen
overwonnen verklaard althans in de liefde
en huwde spoedig daarna met den jonge
ling, tot groote vreugde van haar volk.
Met een glimlach vertelde Ibn Saud. hoe deze
nleuwigheld'TIBbr de Wahabieten was ntvan-
gen „Ook hiertegen protesteerden zU, zeer hef
tig. ZU verklaarden, dat het des duivels stem
was die sprak, en zü kwamen met bun pro
testen bU mü. TerwUl zij uiterst heftig spraken,
verlangend, dat ik de radio vernietigen zou,
schakelde ik mjjn ontvanger over on Egypte
Op dat oogenblik zond Kairo juist een Koren
lezing uit. Mijn Wahabis waren verbaasd, toen
zU plotseling de woorden van Allah uit deze
vreemde machine hoorden komen en annvaarc-
den de nieuwigheid in hun verbazing zonder
meer. Vandaag wordt het draadloos systeem
door geheel Arabië nagenoeg uitsluitend door
inheemsche beambten bediend.
„Ik ben geen vUand van de Europeesche be
schaving; maar ik maak er gebruik van in zul
ke vormen, als zü vereenlgbaar is met de ziel
van Arabië en den wil van God. Mün volk is
een woestUnvolk, en er is nog heel waf bU-
geloof. Het moet geleid worden met liefde, maar
met een sterke hand. Er kan geen wet gaan
over een man zonder godsdienst zoo iemand
zal een rekel zUn.
,Jk heet den machines van Europa welkom,
maar geen gemis van geloof. De Mohamme-
daansche volken moeten ontwaken uit hun lan
gen slaap. Ook hebben zU wapens noodig; maar
hun voornaamste wapen is geloof in God, on
derdanigheid en
Deze wet k<
menschen,
God; indii
het zich z
„Ik zep,
„Waarde admiraal, nu weet ik. waar de
kwetsbare plaat* van uw eiland ta. Rondom is
de kust vlak en zanderig, zoodat geen boot kan
aanleggen. Maar daar, waar aan het strand die
hooge olmen staan en -onmlddel Uk daarachter
zich het eikenboech’verheft en link* het elzen
kreupelhout langs den oever loopt, daar is de
landingplaats. Ik zie duidelUk een hek van
User aan den oever’ staan, zoo laag overigens,
det een schooljongen er overheen kan sprin-
gen. Daarachter gaat een steenen trap om
hoog."
Dat is een duive'sding," riep Kajetan uit
„Hi-r er mee. ik moet er ook eens door kt’ken.”
„Volstrekt niet!" antwoordde Gunther ontoe-
Als de zon stügt is het voormiddag, als ze
daalt is het namiddag, en als ze er heelemaal
niet is, dan is het nacht."
„Wat zün jullie gelukkige menschen," zuchtte
Gunther.
Hjj zweeg een poosje, dan zeide hij:
.De graaf heeft zeker vel boeken. Geeft hü
ze ook aan de anderen te lezen?
Kajetan schudde ontkennend het hoofd.
„Op het heele el'and is niet één boek. Hebt
u wel eens gezien, wat voor zwarte lijnen er in
de boeken zijn? Dat noemen de menschen let
ters. Maar ik zeg u: dat zijn heele legerscharen
van tcovenaars en bandieten, d'e er op losmar-
cheeren, om de menschen te bedriegen, om hen
te dwingen, wat zü ze'f aan goud In zlc^
hebben, tegen blik en scherven in te ruilen
De menschen, die niet kunnen lezen, zijn tegen
hen gevrijwaard; de anderen echter zijn zij i
allemaal de baas, en op de allereerste plaats
hen, die het verstandigst willen zijn.”
„Man," riep Gunther bewonderend uit, „wat i
heb JU een geheugen; want dat heb je toch I
zeker ook weer van den dichter!" 1
.Keen, dat heb ik van den graaf, die nu en i
dan een voordracht houdt, waar ik bij mag zijn, i
De meeeten op het eiland kunnen heelemaal
niet lezen.”
„Ook de dochter van den graaf niet?”
„Clothllde? Neen, die kent geen letjhr.” i
Ounther sloeg de handen ineen. 1
„Zeg eens, meester Kajetan, in volstrekt ver- i
trouwen: is de graaf wel heelemaal goed bij bet i
hoofd?"
Weer
kenbakker had het verhaal meegebrad^L
Natuurlijk wordt er veel gedronken: Jenevw
kummel en ook wijn, en de waard geeft alles
voor nlet^”
Kajetan wierp zfch achterover en stampte
met de voeten. Gunther beke k hem en zeide:
^Mt vertel ik u zoo maar terloops. Wat stelt
.Maar ze hebben toch behoeften; ze hebben
toch gereedschappen noodig, instrumenten
kleeren, voedingsmiddelen."
„Het eiland geeft in overvloed- alles wat de
mensch noodig heeft: graan, veel fruit, wild,
allerhande dieren en ook vcor het andere is
tfeaorgd; want ze hebben ginder een kleer
maker, een smid, een schoenmaker, een linnen
wever. een molenaar, vijf boeren en twee
Politieagenten."
Gunther herhaalde langzaam de opsomming
en zeide: „Dat zijn met den graaf mee dertien
mannen, en u hebt van achttien gesproken.”
„Ja, er zijn nog de dichter, de- overste, de
tuinman, de likdcornsnjjder en de gek.”
„Aha,” riep Gunther uit. .dat is een flink
tezelschapi Maar waarom hebben ze zoo n be
hoefte aan'een likdoornsnijder."
„Alle pessimisten
Ka’etan diepzinnig.
„En wie doet de fijnere werkjes, bijvoorbeeld
•h een horloge is stukgegaan?"
„Ze hebben geen Horloge n'odlg," verklaarde
Kajetan. „Niemand heeft een horloge noodig
gaf
de schatten uit zou halen, die
Haar oppervlak verborgen zijn. Ledigheid is
geer, eigenschap, die den Almachtige behaagt.
„Wij hebben ons koninkrük gebouwd op.het
woord Gods. De vredo moet verzekerd zijn’. Ik
ben verplicht toe te laten, dat de hand van den
dief wordt afgehakt, maar ik ben ook verplicht
toe te zien, dat niemand er toe gedreven wordt
door gebrek een dief te worden. Om dezelfde
reder, in ik belastingen, zooals is vastge'egd
in den Koran, zoodat ik de behoeftigen aan
werk kan helpen, en kan weldoen, het voor
beeld volgend van den -Tofeet gezegend zij
zijn naam! Ik moet, het doen, om de zorgen
van de armen te vermi ideren, in vergelijking
met den overvloed der rijken. Wee hem, die
tegen den wil van God durft zondigen! Alle
Moslems ztfn broeders, en ik ben het hoofd van
een machtige familie.
„Ik kan niet toestaan, dat Mohammedanen
elkaar dooden; wij hebben vrede gesloten en
zullen dezen vrede handhaven. Verovering en
doodslag zijn niet goed in Gods oogenen hjj
ondersteunt slechts een Heiligen Oorlog, wan
neer deze ondernomen wordt in het belang
vsi. den Islam.
„Wij Moslems moeten schouder aan schouder
staan tegenover onze doodelijkste vijanden
onwetendheid, armoede, ziekte. Ik heb :teken-
huizen opgericht, waar Syrische en Egyptische
dokters onze zieken genezen met alle midde-
len der moderne medische wetenschap. Ik heb
scholen geot>end, waar iedere nuttige tak van
wetenschap ouderricht wordt; Ik heb jongelui
naar Europa gezonden om de technische zijde
van het vliegen te bestudeeren: zonder dat kun
nen w(j onzen strijd met de woestijn niet vlug
genoeg beëindigen.’
:hoorzaamheld aan Lgn wet.
sn onderscheid tusscb.en de
rassen. Jlaat komt niet var.
PEuropa vol blijft zijn van haat, zal
f verwonden met zijn eigen wapens
naar bekwame, practlsche denkers.
Egypte en Indië. Geheel Arabië
staat open voor mijn Mohammedaansche -roe-
ders Hier kunnen zij aB^toepassen. wat zij ge
leerd hebben, onverschilnlNMPar wie.
Men heeft gepoogd de idee IngragTé doen vin
den. dat wy Wahabieten wilden zijn. Wel, er
voor den mond van den spreker, die allang weet
bij hem in het gras lag.
,J3sst! Om Godswil I U bent een gevaarlijk
mensch- Ik vertel u geen woord meer!"
HU keek angstig over het water naar net
eiland, als kon hjj vandaar worden bespied.
Na een poosje vroeg Gunther:
„Hoe denkt u elgenlUk over geld, meester
Kajetan?"
Kajetan zuchtte.
„Ik denk er heelemaal niet over, want ik
heb het niet. De menschen -op het eiland mogen
geen geld hebben. Ze hebben het ook niet
noodig. Ik zou het echter mogen hebben en ik
heb het ook noodig, maar ik krijg het niet.
Sinds drie dagen bent u de eerste menscij. die
voor een stuiver wil worden overgezet, en nu
is niet eens mUn knecht thuis. Wat een ellen
dig beroep Is dat!”
„U verkoopt toch visrehen?"
„Goede heer, verkoop maar eens vlssehen, als
deze rivier door de heele wereld stroomt en
ieder zelf de vlssehen vangt, die hU noodig
heeft. De vischvangst brengt nauwelijks zoover!
op, dat ik mUn knecht kan onderhouden, die
zeer veel eet en JaarlUk/^acht daalders loon
wil hebben."
„Wat krijgt u dan a’s eilandbewaker?”
„Niets! Elk Jaar drie ges'ach te varkens, twee
schuiten met aardappelen, twee schuiten met
fruit en kool, verder enkel bazen, Jonge geiten
duiven, soms een hamel nf een kalf, anders
niets, heelemaal niets."
„Dat is een hongerbestaan!" riep Gunther
medelijdend uit. „Dan ken ik een man op h*t
De gladiatoren Billy en Stan hadden met de
kar hun intocht In Woödclty volbracht. Billy
was geen dilettant in t stand maken. Hij tapte
moppen en had. zooals gewoonlUk. met de
flauwste t meeste succes. Binnen vijf minuten
dromde een nieuwsgierige menigte rondom den
wagen.
Nou zal je zien wat Je nog nooit hebt ge
zien! schreeuwde hU- Deze uitvinding komt een
eeuw te vroeg. Voor Vlekkendood wijkt de
grootste smerigheid! Geen vlek, of er zit een
koe aanpardongeen vlek of ze wordt in
een ommezien verwijderd. Je neemt eenvoudig
een scheutje water, wrijft met ons te vroeg
uitgevonden preparaat over de gore plek en
het is voor mekaar. Ik vraag geen dollar, geen
negentig, geen tachtig, geen zeventig, geen zes
tig cent! De prijs voor deze wonderbaarlijke
uitvinding is slechts een halve dollar, vijftig
centen geld!
Leugenaar! riep een straatjochie.
Billy speelde den verontwaardigde
kwadraat.
Wat? riep hü uit. Ladies and gentlemen,
gelooft u niet in het woord van een man. die
de reinheid heeft ontdekt?
En den straatbengel aan zijn oor trekkend,
riep hu uit:
Come on, boy! Haal in de bar aan de
cverzU een emmer water. Gewoon koud water.
Vlieg!
Stan voelde zich weinig op z’n gemak. Billy
was een linke jongen, maar nu ging hU toch
zUn vingers branden. Een der omstanders leende
hem waarlijk nog zUn zakdoek.
Billy was van de kar gesprongen en begon
de moer van een der wielen loe te>draalen. De
versche wagensmeer glom nog in de zon.
Met een tooneelgebaar nam Billy den zak
doek en meet er geducht qjee over 1 as-elnde.
De schoone lap was niet toonbaar meer en kon
gemakkelUk concurreeren met een poetslap.
Ladles and gentlemen! schreeuwde Billy,
toen de bengel hUgend zUn emmer water neer-
waar het nest van den OQievaar zat. Voorzichtig ging hü met
kikker Karei en de torretjes zitten kUken of het dier niet
vilde komen. En jawel hoor, daar kwam ie zün nest uit met
zün langen snayel. HU stapte recht op het schilderij toe en pakte
het vast. Toen'vlöog het er mee naar een sloot en ging er boven
op staan. „Wat zoirTifj willen uitvoeren”, fluisterden de torretjes.
„Ik ben bang,
Tuimeltje en hü trok een benauwd gezicht.
P_de eerste plaat* weet
precies, hoe het er ffaarginds uitziet, en ver
volgens heb ik als stelregel: wie mU zün boot
niet leent, d'en leen ik ook mün verrekijker
niet. Van dezen regel wUk ik norit af."
Nauwehjks had hü dit gezegd of hü stiet een
kreet van verbazing uit. .Daar! daar komt
iemand de steenen trap af naar den oever. Een
vrouw! een vrouw met een paard...."
Kajetan rukte den küker. voor Gunther’s
oogen weg en trok hemaelf omlaag in het gras.
„Om 's hemels wil, heer, wee* stil; blüf
liggen anders zün we verloren dat is zij
dat Is Clothllde Clothllde met haar vo«-
haerjle!"
Gunther schoof den visacher zonder moeite
terzüde. bleef echter liggen.
,D«t is Clothllde I ZU heeft oogen zoo scherp
als het zonlicht. Als rij u z’et en mü bü het
cllandgerecht aanklaagt, verlies ik mün brood!"
Kajetan huilde terwUl hü dit zeide.
„Blüf Hggen. edele heer! g’ng hü verder op
klagendëir toon; „want al* tü u ook werkelijk
reed* zou hebben gezien, kan zU altüd nog
denken, dat hrt mün knecht is, die ook wel
een* naast mü ligt, omdat hü immers zoo n
luie kerel i*."
Gunther schonk heelemaal geen aandacht
aan hem. Halt rittend h'eld hü ononderbroken
zün verrekük*r naar h t eiland gericht.
„O. nu <mat zü weg! Wat wa* dat een prach
tig gericht!"
Islam, r
rif züner familie; hü werd aan de hand
strenge overleveringen groot gebracht en
een diepgaand bestudeerder van den Koran.
Ibn Saud ontving den professor in >en scl. t-
terende tent, gezeten op een troon, omgeven
door Wahabieten. In scharlaken gekleedt slaven
boden den bezoekers koffie aan. De Arabieren
begroetten den heerscher met de woorden: „O
koning. o broeder!” en de Bedoeinen met een
eenvoudig: „Oh abdul Aziz!”
Ibn Baud heeft een glazen oog, constateerde
de professor bü deze gelegenheid.
De opmerking waarmede de koning het ge-
sprek opende, was karakteristiek.
„Ik wil niet, dat ons ras verweekelükt. Ik
wU niet, dat de vrouwen van ons volk de man
nen regeeren, hoewel ik verlang, dat zü geëerd
en geëerbiedigd worden.” Dan vervolgde hü:
,Jk ben naar Mekka gekomen van Naid, in
Oost-Arabië van Oost naar West, van de
tenten naar he. huis van Allah. Mün toekom
stig pand ligt in dezelfde richting. Maar men
moet rekening houden met het volk het
moet overreed worden, gewonnen worden oor
nieuwe ideeën. Bü voorbeeld, toen de eerste
automobiel In de woestün verscheen, brachten
de Bedoeinen groen om de dieren in den wagen
te voeden. Toen zü bemerkten, dat de wagen
slechts benzine, olie en water gebruikte, meen
de:. zü dat het een voertuig des duivels was en.
keerden zü zich onder protesten er van af.
Maar ik maak zelf van auto's gebruik om mü
vrij onder mün volk te bewegen, en zoo over
tuigde ik het, dat deze uitvinding niet van den
duivel kwam, maar een gave was van den Al
machtige voor het welzün der menschen.
„De verst afgelegen deelen' van Arabië zün
thans door de radio met elkaar verbonden,
meer dan vüf en dertig stations zün opge
richt. zoodat ik met leder deel van mün ko
ninkrijk op ieder oogenblik in verbinding kan
treden."
Wanneer er in ons Stadion
Het Neerlandsch elftal speelt.
Dan is het steeds hetzelfde lied,
Is ’t steeds hetzelfde beeld:
Dan is het zaakje uitverkocht
Reeds weken voor den tijd.
Dan voer je om een enkele plaats
ten zeer verwoeden strijd.
Dan koop je nog een laatste kaart
Voor fancy-prjjzen op.
En is die bovendien nog valsch,
g Dan heb je nóg een strop.'
En tegen dat het spel begint,
g Zie je net nijdig aan
Hoe veertigduizend langs je
Weer fijn naar binnen gaan.
Dan hol je naar je radio,
g En hebt tenminste wdt,
Maar och. al vind je het wel leuk,
x Het is toch niet je dót.
Vu wordt het Stadion verbouwd,
g Dat grapje kost veel geld.
Door wie wordt nu zoo'n kapitaal
jemak’lljk neergeteld?
Men heeft daarvoor een reuzenplan
Van negentien karaats:
Men lokt gewoon zijn financiers
Met..-- ’t uitzicht op een plaats!
Nu krijg je dus geen rente meer,
L,een yccuelyi-
Maar als je honderd pop betaalt
Dan kom je er toch in!
Dan stap je naar het Stadion,
En toon je onvervaard
Aan d’eersten besten controleur
Gewoon.... je rente-kaart!
HERMAN KRAMER
ie je in de verte die gore vlekken? vroeg
Billy aan Stan. Dat 1* het begin of het
einde van Woodcity. Zorg, dat je er een
ouwen knol op den kop tikt met een kar erach
ter. En leg een knoop in je neus, anders ver
geet je een Engelse hen sleutel te leenen.
Stan slenterde naar Woodcity en Billy sloeg
fluitend een andere richting In. Paard en wa
gen werden voor 'n zacht prijsje gehuurd, een
ae sleutel lag in ruste onder den bok en
stevig half uurtje sjokte Stan met zün
x nader. Billy haalde hem feestelük in
iet een fluitconcert en een liefelüken glimlach,
oor zün voeten knielde een groot pakket, be-
ihoeid met een teiltje.
Witte zeep koop Je hier voor 'n krats! zei
illy. Voor ’n paar dollar krüg je stangen zeep
‘noeg, om er de Internationale zonden mee
:hoon te wasschen. JU moet helpen om ze ih
leine mootjes te snüden. Niet langer dan 'n
mtimeter of vier en half zoo breed. Ieder
ompje wikkelen wejkeurig in zilverpapier!
Zie Je daar negotie in? vroeg Stan.
Nogal glad! grinnikte Billy. We smeren zc
den luldjes aan voor 'n halven dollar per stuk!
Wat? Een klodder zeep voor....?
Zeep? In onze handen wordt het super-
zeep, merk: Vlekkendood! Wascht en rei
nigt alles m een ommezien!
't Zün hier nogal domme Jongens! bromde
Stan. Man, ze lachen Je uit met Je Vlekken
dood! Leef Je wezenlük in de veronderstelling
dat die lui zonder een geslaagde demons^!-
Ue....?
Wacht je beurt af! zei Billy met 'een
grootsch gebaar. Jü hebt alleen te zorgen, dat
de spieën binnen komen!
En wat is die smurrie in dat potje? infor
meerde Stan.
Wagensmeer! We zullen de assen van die
kar eens wasschen en verschoonen. Flink af
doen. zoodat ze niet meer afgeven en dan op
nieuw insmeren!
Arabië als heden. In vroeger tijd werden de
pelgrims ove:"-allen door Bedoeinen; var-taag
kan goud door de woestün vervoerd worden
zonder bewaking, van de Roode Zee naar de
Perzische Golf.
Mün voomac.-nste jorg is de handhaving van
der, vrede. Arabië is geen erg vruchtbaar land;
gebrek maakt de menschen ontevreden, meakt
hen tot nomaden, zelfs tot movers Wij hebben
water noodig in het land. De Arabier, die zich
gevestigd heeft zal zün verblüfolaate niet ■cr-
laten, hü ad rooit den vrede van zün buur
man verstoren.”
Met een breed gebaar herhaalde Ibn Saud:
„Water, waterIk heb water noodig, de "rucht
bare uitdeellng van water. Wü moeten onze
ertsmijnen openleggen, en ik zal olleputten la
ten boren. Allah schiep de aarde opdat
's menschen leven gemakkelHk zou *ün. HU
den menschen de aarde, opdat hü er
schatten uit zou halen, die onder
oppervlak
gedwongen maagdelüken staat met twee thaler
oosten!
Er heeft dus iets bestaan in vroegere jaren,
als wü nu hier en daar bü ons ook weer hooren
aanbevelen: de „vrügezellenbelasting”.
Intusschen meenen we. dat bü het vorenstaan
de wel enkele artikelen zün, welke zich mis
schien in de belangstelling van onzen minister
van Financiën zouden kunen verheugen. Wie
weet, belasting op....
Maar dan zou 't waarlijk worden, om een
pruik op te zetten,, zü het dan ook de....
bokken pruik!
plantte. Bén oogenblik attentie! De baat*
waachvrouw zou urenlang op dezen zakdoek
moeten boenen en dan wa* ie nog niet helder.
Twee seconden wrijven met Vlekkendood en de
operatie is gebeurd!Toe, Joch, sta niet te
suffen, haal er ’n* een pakje uit?!
Stan krabde rich achter het oor. De bengel
reikte een van de pakjes over aan Billy. Deze
vouwde het als een llkeurbonbon open. Het
hompje witte zeep scheen nauwelijks den zak
doek te raken. Toen een spoelen in den emmer,
een gewrijf, een
op bollen van ge
weldige vlokken
schuim, nog
naspoelen en....
de zakdoek was
nog nooit zoo
helder geweest.
De hulselük aangelegden onder de massa
stonden perplex. Tien minuten later was de
heele voorraad uitverkocht.
*n Dikke vüftig dollar winst! zei Billy
toen ze in een treincoupé zaten. De-United
States tellen dorpen en stadjes bü de vleet,
zcodat we een rustlgen ouden dag tegemoet
gaan. Staven witte zeep verkoopen ze overal!
Allemaal goed en wel. bromde stan. Maar
seg nou eerst 's hoe dat zit met t wagensmeff
Ik snap er geen bal van.
Uilskuiken, grünsde Billy met een knip
oogje. Denk je werkelük dat ik die assen met
wagensmeer had Inge wreven? tWas vulgaire
groene zeep!
goed van mün vader, dié Heft hëel anders
u. Hü is ongeveer van uw leeftüd en'
postuur, alleen is hü veel onhandigrr en
dommer dan u. Maar wat voor een leven heeft
hü! Hü is tolwachj^r. Den hee'en dag zit hü
in een leunstoel voor zün rm ooi tolhuis in de
schaduw en houdt zün voeten cp een bankje met
Kussens. De slagboom verspert de s^pat. en als
er een deftige koets komt, dan stügt de edele
heer zelf uit, neemt z’n hoed af «p zegt:
„münheer de tolwachter, laat mü alstublieft
door*’. Dan houdt de tolwachter zün hand op.
waarin de edele heer eeh zilverstuk legt, ver
volgens neemt de knecht den slagboom weg, de
-edele heer stügt in den wagen, groet en rüdt
weg, en de knecht sluit den tol weer."5
Kajetan zette groote oogen op.
„O! o!" meer kon hü niet uitbrengen.
„Het wordt nog mooier.", ging Gunther be- jj^ onsamenhangenden uitleg en zei ten soltte:
daard verder. ,BU het tolhuis hoort een her-
berg, 's Avonds verschünen de burgers uit de
stad, de tolwachter gaat bij hen aan, tafel
zitten,en dan begint het verhalen vertellen.
Alles wat er in de wereld gebeurt, wordt ver
teld. Zoo büvoorbeeld d!e geschiedenis van
de Grieken en het houten paard. Dat wist onze
tolwachter al drie maanden ^ejeden: de koe-
<Men kan thans Inteekenen op
e«n leenlng voor uitbreiding van
bet Stadion te Amsterdam, waarbü
men als rente recht op een vrije
plaats bij interlandwedstrijden
krijgt i
■a r erkwaardlg, zooals de geschiedenis zich
lY'l soms herhaalt! Onder de regeering van
Frederik I werd in Pruisen naar het ont
werp van een Franschman. Ella Papus de Lau-
verdaugie gebeeten, een pruikenbelasting
Ingëvoerd. en met hem een formeel pachtcon-
tract gesloten, volgens hetwelk de heffing van
deze en de koetsenbelasting aan hem was over
gelaten. AUe in gebruik zijnde pruiken moesten
dientengevolge naar het zegelkantoor gebracht
worden, waar zü naar haar oorspronkelijke
waarde geschat, met zes procent belast en met
goudlak verzegeld werden. Elke in het land ge
maakte pruik Was daaraan onderworpen, en
opdat de inheemsche nüverheid er niet onder
lijden zou, werd elke uit het buitenland inge
voerde pruik met een vüfde van den koopprüs
bezwaard. Het bleek weldra, dat men zich oü
het sluiten van het pachtcontract verrekend
had. Hoe luider de klachten over de pruiken
belasting werden, des te eer kwam men er toe
den generalen pachter Lauverdaugie de pacht
weer af te nemen, en die in een jaarlüksche
personeele belasting te veranderen, die voor
ministers, officieren tot den rang van generaal-
majoor op 2 thaler 12 groschen, voor geheitr.-
raads en hoofdofficieren op 2 thaler, voor offi
cieren van den rang van kapitein tot den vaan
drig, voor overheidspersonen, advocaten, onder
geschikte ambtenaren, kooplieden en kunste
naars op 1 thaler 8 groschen, en voor de overige
hof- en civielambtenaren, kramers en hand
werkslieden op 12 groschen gesteld werd.
Men zou gemeend hebben, dat niets de dra
gers van pruiken er meer tegen kon maken dm
deze belasting. Dat was echter geenszins het
geval; in dien tüd behoorde het tot den bon
ton, een pruik te dragen, en leder, die op een
maatschappelüke positie aanspraak maakte, on
derwierp zich, bü den weelderlgsten haargroe-
liever aan deze belasting dan zich dit zinnebeeld
van niet minder dan een ander te ontzeggen.
Alleen geestelüken, schoolmeesters, scholieren
huisbedienden, onderofficieren en gemeene sol
daten waren van die belasting vrijgesteld.
In. het Jaar 1704 werden ook de laarzen
schoenen, pantoffels, kousen en hoeden belast
Van elk moest een groschen betaald worden,
en wie op zün kleeren gouden of zilveren ga
lons wilde dragen, moest de vergunning daar
toe jaarlijks mét een thaler betalen. Zelfs d"
ongehuwde staat werd belast; iedere vrouw on
der de veertig jaar moest haar vrüwilligen of