Samuel Pickwick herdacht I Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden ^CctwïAaal wuv den da^ De Maastrichtsche ruïne I F 750.- I Een les DE HISTORISCHE TOCHT NAAR ROCHESTER et eiland der eenzamen ZATERDAG 4 APRIL 1936 De ruïne Lichtenberg en Thym-almanak dat u bent over- IWtordt vervolgd) Grootsche en roemrijke aankomst De Broeders van de Christelijke Scholen ey ten Een </«r populairate figuren die Dicken* ooit in zyn werken heeft laten optreden bij verUes van gen een voet of een Het slot Lichtenberg ATT T? A >C! °p bla<1 Ingevolge de veraekerlngsvoorwaarden tegen 17 7^0 b,J levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^fl bU ongeval met f7 7^0 ZAI «I «r\ AA r>V/l w I W r« 3 ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen VV»" verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen <JWe" doodelljken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL g 9 n F- was, namen ze hun bezittingen en gingen de Ukken achterna. DERDE HOOFDSTUK I om den ooievaar te vangen”, aal Tulmeltje. ,Jk wil dat jullie allemaal weggaat” en daar Tulmeltje niet erg goed gehumeurd Het was een heele landverhuizing. Alle kikkers liepen met tafels, tapijten, zakken linnengoed en andere dingen weg. Er waren er by die bijna niet meer voort konden, zoo moe als ze waren, maar ze moesten wel, «rilden ze niet opgegeten worden. Ze liepen en liepen tot het avond werd en ’s nachts moesten ze allemaal buiten slapen. Dien nacht sliep Tulmeltje niet. Hij hoorde den ooievaar onrustig op en neer vliegen en zat te overdenken, wat hij met het dier moest beginnen. Toen nam hU een besluit. Ik ga met een mand eieren en de vredesvlag naar den ooievaar, dacht hij by zichzelf en zoo gezegd, zoo gedaan. Den volgenden morgen ging hij er al vroeg op uit. Toen Gertrude baronesse du Cheaumont dien middag thuiskwam, lagen de bolero, bet avond toilet en de paarlen collier weer op hun plaats. Maar Elly heeft sindsdien haar zucht naar groot-doen verleerd. niet noodlg. Strijk er zal Ut de kwestie nemen!” Roman van Paul Keiler Vertaald door Louis de Bourbon kan blijven en weer een knecht moet hebben." ,Jk zal doen, wat u wenacht en u too vast binden, dat zelfs de meest ongeloovige moet inzien, dat u het onschuldig offer van een ge welddaad bent geworden!” Onderwijl zy in de taxi naar bet feestgebouw reed, begon nu toch langzamerhand baar ge weten een woordje mee te spreken. 'Feitelijk was het toch heelemaal niet in den haak, dat zy daar tijdens afwezigheid van haar meesteres het huishouden in den steek Het en omhangen met die kostbare kleeding en het waardevolle collier, de groote dame ging spelen Maar toen de auto met een ruk voor het hel verlichte gebouw stilhield en een in livrei ge. stoken bediende gedienstig het portier opende, was er van terugkrabbelen reeds geen sprake te 1 Hendrik mdrik van Nu was de droom voor Elly voorbij. Weldra had zy de villa van haar meesteres bereikt. Zij maakte licht, ontdeed zich van haar feestkleedlng, en stond zichzelf daarna weder om, aooals zy in haar eigen kleeding waa, voor den spiegel te bekijken. Of deae haar eigen een voudige kleeding haar eigenlijk niet beter stond dan die zwaar-zjjden robe en die....? En toen, plotseling, met een hevlgen schok, kwam zij tot de ontdekking dat het paarlen collier van de barones aan haar hals ontbrak. Verschillende llchtkevertj^s wilden by Tulmeltje blijven, maar Tulmeltje zei, dat ze allemaal moesten vluchten. „Ik blijf hier Den Slen Maart 1836 verscheen de eerste af levering van de „Pickwick Papers”. Een van de beroemdste werken in Engelands schatrijke lite ratuur aanschouwde het licht, maar tevens werd een van de beroemdste burgers van het Rijk der Fantasie geboren: Samuel Pickwick. Engeland herdenkt hem alsof hy een man van vleesch en bloed geweest was. Dickens was Juist 24 jaar geworden toen de eerste afleve- .Pickwick Papers" uitkwam. Hjj zou in ren veel edeler meesterwerken voort- zoo- met den schrijver blijven vereenzelvigen als -1 ge- zoo na aan Elly had het gevoel alsof bet samenzijn niet langer dan hoogstens een uur geduurd had. toen een blik op de klok, die op half twaalf wees, haar plotseling tot de werkelijkheid terugbracht. Nu heette het dus capltuleeren. En wel zoo spoedig mogelijk. Want ten eerste was het reeds meer dan hoog tyd om huiswaarts te keeren, maar bovenal wilde zij voor niets ter wereld het risico loopen. om straks te middernacht bij het démasqué mogelijk door een der aanwezigen herkend te worden. Haar partner had rich reeds by bet begin van den avond als monsieur Charles Lebrun aan haar voorgesteldudoch Elly had er de voor keur aan gegeven ztcfr in een waas van geheim zinnigheid te hullen. Op zijn aandringen had zij hem echter toegeaegd. later, na eenlge da gen. zich schrifteltjk aan hem bekend te zullen maken. Dit leek haar onder de-gegeven om standigheden de meest veilige weg, en mon sieur Lebrun diende zich hierin te schikken. En toen Elly opgestaan «ras. geleidde mon. sieur Charles haar hoffelijk naar den uitgang, legde haar galant de bolero om de schouders en reikte haar bjj het instijgen in een der ge reedstaande huurauto’s de hulpzame band. Tot nadere kennismaking dan, zeer ver eerde dame, waren zijn laatste woorden. meer. Tot haar geruststelling bedacht zij nog snel dat niemand der bezoekers baar immers kende, en zeer zeker niet herkennen sou vóór bet démasqué, als zy reeds lang weer huis waarts gekeerd sou zyn. Het was stampvol in de balzaal. T>sonde nks bemerkte sy dat haar verschynlng eenig opzien teweeg bracht. Hoe lang reeds was bat geleden sinds zy. toen haar goed gesitueerde ouden nog leefden, in zulk een schitterende omgeving ver toefd had? Terwyi haar gedachten zich bezig hielden met de herinnering aan haar aorgelooee jeugd, hoorde zy plotseling naast zich «en aangenaam-klin- kende stem, die haar voor een wals ultnoodlgde, en opziende keek zy in het prettig, sportieve gelaat van een gedistingeerd heer. Zy nam de ultnoodiglng aan. Waarom ook niet? Wat kwam zy dan op een gemaskerd bal - doen, als zy niet danste? Haar partner danste uitstekend, verrukken», zalig.... en van dat oogenbllk af gevoelde sH zich volkomen In haar rol thuis. Korten tyd daarop zaten zij tezamen te midden van een uitgelezen gezelschap, in de met palmen ver sierde serre aan een gezellig tafeltje en dranken een glas champagne. Wat zullen wy nu trachten te achterhalen, wat die twee jongelui elkander te vertellen hadden....? drie gouden dukaten voor hem in syn boot •obterlaten, als ik des morgens terugkeerde.” Kajetan keek angstig langs den rand van het “osch, vanwaar zyn knecht moest komen Na *®nigen tyd kwam er werkeWk een man aan, ™*n Kajetan Ijlings tegemoet liep. Het wzs «ehtar niet zyn knecht, doch een landlooper, 1 Naast hem praatte, schold en jammerde de visscher; Gunther luisterde er niet naar. Hy **g op zyn rug en keek naar den blauwen hemel. Aan de overzyde van het water leefde een Doornroosje; hy had haar gezien en nu sou gewis geen doornhaag hem tegenhouden om tot de schoone door te dringen. -Nog deaen nacht zal ik naar het eiland varen,” sprak hy voor zich heen. „Zwijg, buur man, laat my praten! Nog voor de maan opgaat zal ik de boot van visscher Kajetan los maken en naar den overkant roeien. Zou ge noemde Kajetan my dat willen beletter., dan *ou ik hem beetpakken en met het hoofd drie minuten lang onder water houden, tot hy ge noeg gedronken had. om stil te zijn. Zou hy rtch als een verstandig man gedragen, dan zou n de republiek Costa-Rica werd te San José door toedoen van den Pauseiyken Nuntius aldaar, een tehuis voor de verwaarloosde jeugd van dit land aan de zorgen van de Broeders der Chr. Scholen toevertrouwd. In het Turksche district van de Congregatie met name te Constantlnopel en Smyrna, heb ben de Broeders als gevolg van de nieuwe wet geving het kloostereewaad tegen het burgerlek kleed moeten verwisselen, teneinde aldaar al thans voorloopig hun onderwljs-lnrlchtingen in stand te kunnen houden. Enkele bloeiende scholen in deze twee steden moesten ech'er reeds gesloten worden, aangezien sedert vier jaren de leerplichtige kinderen door inland- sche leerkrachten onderwezen moeten worden. In de drie Spaansche districten is een nieuw- opleving te constateeren geweest in den vorm van een grooten toeloop naar de opleidlngs- hulzen en scholen der Congregatie. Het klooster van Turon, dat eenigen tyd geleden na den marteldood van acht der broeders was opge heven (eind 1934) is opnieuw door vijf broeders betrokken en kan zyn werk ten bate van de jeugd weer voortzetten. Er zyn evenwel nog geen berichten na de jongste regeeringswyziging ont vangen. In de republiek Peru kwam de leiding van de kweekschool van Lima in handen van de Broeders, tengevolge van het dringend ver zoek van den Pauseiyken Nuntius aldaar en van den rector der universiteit. In het zoo droevig in de geschiedenis der Congregatie bekend geworden Mexico, waar het lager en het vervolg-onderwijs op soclalis- tlschen en ongodsdienstigen grondslag nog strenger verplicht werd gesteld en waar pries ters en religieuzen weder leven als In den tyd der Catacomben, houden de 60 nog aldaar ver toevende Broeders zich bezig met het geven van handelsonderwHs en voorbereidend onder wijs tot de unlverslteits-opleldlng. Hun andere confraters zyn met ettelijke tientallen het on derwijzend personeel der Broederscholen in de naburige staten Cuba en San Domingo gaan versterken, aangezien de in opleiding zynde leden der Congregatie in Mexico (juvenisten, novicen en kweekellngen) voor zoover zy van hun ouders daartoe de toestemming krygen, aan hun roeping trouw bleven en zich in deze naburige districten verder aan hun opleiding wytien. Naar wy vernemen, zal dezer dagen van den Thym-almanak. die reeds Is uitverkocht, een herdruk het licht zien. van IJchaesberg. Zoo ging het slot in eigendom over aan oe Schaesbergs. Dezen bleven er tot aan het einde der XVIIIde eeuw. Door koop kwam Lichtenberg toen aan de familie Coene- gracht en later aan de families Stractmans en Creta Tegenwoordig behoort het oude slot met de bybehoorende hoeve en een groot gedeelte van den Sint Pietersberg aan de cementfabriek de „Enci”. die voor hare productie mergel uit den berg wint. Uit de geschiedenis van Lichtenberg Ir nog te melden, dat een der heeren, Jan van Eynat ten. in 1455 in de nabyheld van zyn kasteel een kluis stichtte, waaruit in 1489 het bekende klooster van Slavante ontstond. Meermalen werd Lichtenberg ook bekend uit de krijgsbe drijven. In 1568 vestigde de hertog van Alva zyn hoofdkwartier op het kasteel en. toen in 1633 Maastricht belegerd werd door Prederik Hendrik, verbleef kolonel Plnaen van der Aa eveneens in het slot. Eene latere bestudeertng der bronnen zal ongetwyfeld nog meer belang rijke momenten uit Lichtenbergs historie, spe ciaal in verband met het krijgsgeschiedkundig verleden der stad MaastrichL^don ontdekken. Maastricht. FR. DAZERT Elly bracht een angstvollen nacht door.... Toen na lange bange uren elndelyk oe dag waa aangebroken, had zy toet besluit genomen de geheele geschiedenis ronduit aan haar mees teres, die dien middag thuis sou komen, op te biechten. Om elf uur werd er gebeld. Het dienstmeisje meldde het bezoek van twee heeren, die drin gend baronesse du Cheaumont wenschten te spreken. Elly Het de heeren verzoeken een oogenblik In de ontvangkamer plaats te nemen en kwam kort daarop binnen met de mededee- Hng dat de barones eerst des middags thuis zou komen. Of zy de heeren Inmiddels in eenig opzicht van dienst kon zyn? Toen herkende zy eensklaps in een der heeren monsieur Lebrun van den vorlgen avond. En monsieur Lebrun herkende haar stem.... Elly stond als aan den grond genageld, zy kon geen woord uitbrengen en van bet bezoek begreep zy aanvankeiyk niets. Monsieur Lebrun echter verzocht haar plaats te nemen en zei, half-ernstig, half-glimlachend Aan u. zeer vereerde dame, behoef ik my niet meer voor te stellen, en myn nicht Ger trude kent my sinds myn prilste jeugd. Mijn beaoek op dit vroege uur geldt dit collier. Hy toonde haar bet kostbare sieraad. EUy bleef nu niets anders over dan een open hartige verklaring af te leggen. Monsieur Char les begreep spoedig de geheele toedracht en maakte met de hand een afwerend gebaar. „De zaak is hiermede opgelost. Vergeven en vergeten, sem ik zeggen. Ik herkende gisteren avond bet collier van myn nicht, en daar o weigerde zich bekend te maken, heb ik het t veiligst geacht voor langvlnger te fungeeren." Hy hief quasl-dreigend don wijsvinger om hoog. Vergeven en vergeten! Mits voor de eerste en tevens voor de laatste maal! ring later brengen. Maar geen boek is het nageslacht zeer i diens eerste groote werk; geen door Dickens schapen figuur ligt den Engelschman het hart als Samuel Pickwick; van geen boek heeft de atmosfeer voor hem een grootere aan trekkingskracht behouden dan van de „Pldkwlck Papers". In de eerste aflevering komt de vermaard ge worden beschrijving voor van de reis, welke Mr. Pickwick en diens drie clubgenooten per diligence maakten van Charing Cross, Londen, naar Ro chester. De viering van Mr. Pickwick’s eeuwfeest door de.Dickens Fellowship” bereikte dezer dagen haar hoogtepunt, toen van de plaats waar (een maal bet Golden Cross Hotel, by Charing Cross, gestaan had, evenals precies honderd Jaren ge leden een zwart-en-gele Commodore Coach ver trok. bespannen met vier prachtige paarden. De leidsels waren in handen van een „coaatre man", die in werkeiykheld Mr. Bertram Mills, de eigenaar van het grootste Engelsche circus, was, maar die in het kader van honderd Jaren geleden volkomen zou gepast hebben. Naast hem zat, op den hoogen bok, Mr. Pickwick, in groene Jas, nauwsluitende broek, „halve" laarzen, het hoofd gedekt door een platten hoed, de oogen gewapend met een voorvaderiyken bril Niets is gemakkeiyker dan zich als Napoleon of Mr. Pickwick te vermommen, «rant geen andere menschen zyn ooit precies zóó gekleed gegaan, of hebben dezelfde figuur gehad als deze twee merkwaardige tydgenooten. Men behoeft maar het costuum aan te trekken, en iedereen zegt: „Dat moet Napoleon voorstellen" of „Dat moet Pickwick voorstellen", ook al is de uitbeelder twee voet te lang en al draagt hy een baard. Maar de Pickwick, die thans hoog op den bok der Rochester-coach troonde om den histo- rischen tocht der Pickwicklans te copieeren, kon, volgens het procédé van een film-teeken-truc, uit een van de beroemde illustraties van „Phlz." de wereld ingewandeld zyn. En geen wonder. Toen we Mr. Alfred Rust eenlge Jaren geleden ontmoetten zonder te weten, dat hy een bekend lid der Dickens Fellowship was, stonden we ver baasd over zyn treffende geiykenis met Mr. Pickwick. Later, toen we menigmaal met hem tezamen waren, leerden we dezen Londenschen schoolmeester ook kennen als de inneriyke re ïncarnatie van Dickens’ hulseiyken filosoof. En nu zat hy, in de kleeren van Mr. Pickwick, op een authentieke „stage coach” en zag door zyn vriendeiyk-glanzende brilleglazen neer op het gewoel van Charing Cross. Achter hem zaten Mr. Winkle, Mr. Putman, Mr. Snodgrass, Mr. Jingle benevens de hoofdzakeiyk door dames vertegenwoordigde anonyme „crowd”. Klokslag negen uur zette de coach zich in beweging. Mr. Pickwick, een en al stralende glimlach, groette de opgetogen menigte met zyn platten hoogen hoed. De paarden voelden zich minder op hun gemak midden in het automati sche verkeer van het hedendaagsche Londen, en dachten waarschyniyk met weemoed terug aan den goeden ouden tyd, toen zy de onbe perkte heerschappy voerden over de straten en wegen. De twee voorsten liepen het trottoir op, maar Mr. Mills wist hen weldra te beteugelen. Hy zou al zyn bedrevenheid noodlg hebben om het geweldige gevaarte te loodsen door de ver- keersbrandlng van het West-End naar de West- minsterbrug en vandaar door Zuid Londen naar het groote kruispunt Elephant and Castle en langs de Old Kent Road naar New Cross. Dit was de route, welke honderd Jaren geleden de Commodore genomen had, en de moderne Pickwicklans hielden «Ich niet alleen strikt aan de route, maar ook aan den tyd. zy bereikten Eltham. dat in Dickens’ jaren nog ver buiten de hoofdstad lag, maar er thans een buitenwyk van vormt, onder nobel zweepgeklap, en volgens alle regelen der kunst werden paarden gewis seld te Swanacombe, waar Mr. Jingle zichzelf en zyn tyd zoover vergat, dat hy een sigaret op stak. Wy willen niet pogen de gedachten te rteilen van Mr. Pickwick toen de coach haar weg vervolg- le langs den grooten Rochester By-pass, met haar verkeerslichten, garages en bezine-pompen, waar zich eenmaal groene velden hadden uitgestrekt, maar de oude tyd herleefde voor hem toen ge stopt werd aan de „Throe Blackbirds" te Blen den en de „Black Prince” te Bexley, en de pos tiljon syn hoofd door de deuropening der tap kamer stak en riep: „Coach, gentlemen nlease!” Even voor Rochester wuifde Mr. Pickwick met den hoed naar een groot groen huis aan den lin kerkant. Het was Dickens* eigen huis te Gadshill. Het Mekka der Dickensianen was nu spoedig bereikt. Precies om 1 uur stond de Commodore voor het befaamde Buil hotel te Ro chester. De Coachman der twintigste eeuw bad zyn confraters van honderd jaren geleden ten volle geëvenaard. Maar de aankomst der Pickwicklans was grootscher en roemryker dan die van hun voor gangers, want dichte menschenmassa's juich ten hen toe, en aan het stadhuis werden zy in statie ontvangen door den burgemeester en den bisschep van Rochester en door driehonderd Dickensianen. „Waarom gaat u niet verder?" Ounther schrok en Het een zachten kreet van verbazing hooren. Vóór hem stond een vrouw in een zwart gewaad. Over het hoofd droeg zy een weduwensluier, zy was nog niet oud, nauweiyks dertig jaren, en een rUkdom van blonde haren golfed onder den sluier uit; in haar gezicht echter waren diepe voren »an verbittering en harteleed gegrift, het gelaat was hard en de oogen hadden een levenloóaen blik. „Waarom gaat u niet verder?" herhaalde zy: „bent u bang?” Gunther overwon met moeite het pyniyke gevoel, betrapt te syn. „Neem my niet kwaïyk, dwt ik hier woont u op dit eiland?" „Ja. En ik hoorde u komen. Waarom bent u hierheen gekomen?" „Uit nieuwsgierigheid!" gaf Gunther toe „Dat is een goede reden," aelde zy vnende- lyk, „een goede reden, wanneer men jong ts. Ga nu en kyk rond, maar laat u niet betrappen Ik zal onderwyi over de roeiboot waken, dat zy niet ontdekt wordt. Want al hebt u ook den visscher Kajetan aan zHn tafelpoot vastgeoon- den, ditmaal zal men niet meer gelooven, dat hy overvallen werd.” .Aha heeft hy dat heeft hy dat al meer zoo gedaan?” vroeg Gunther verrast. „Hy heeft het al tweemaal zoo gedaan,” zelde zy, en om haar harden mond zweefde een glimlach. „Ga nu." vervolgde zy. nog steeds op een milden toon: „maar seg my eerst nog, of u een wapen draagt." w-« Uy nam een paar likeur-bonbons uit de H zilveren bonbonnière. vlijde zich met een gracieuae beweging op de zijden divan kussens en ging geaeUig Uggen knabbelen. Elgenlyk had se toch het beste leventje wat er bestond, zy was kamenier by Gertrude ba. zonesse du Cheaumont. een alleenstaande dame, die op 15 KM. afstand van de groote stad een luxueus ingerichte villa bewoonde. Aan aardsche goederen scheen het haar meesteres geenszins te ontbreken en in dit sorgenvrye milieu genoot Elly mede nagenoeg van alle geneugten, die de baronesse zoo ruimschoots ten deel vielen. Dese aangename betrekking had Elly behalve aan haar pUchtsgetrouwe levensopvatting, voor een niet gering gedeelte aan haar knap, inne mend uiteriyk en haar goede manieren te dan ken en, hoewel ze nog niet zoo heel lang in dienst van de baronesse was. genoot sy toch reeds haar volste vertrouwen. Elly wipte van de sofa en liep toen naar den spiegel, waarin sy haar verschynlng opmerk zaam gadesloeg. Het was toch elgenlyk jam mer. dacht ze by zichzelf, dat ze hier in haar eentje op de villa moest passen, terwijl de baro nesse voor eenlge dagen op famlUebeaoek in de provincie was. Daar was je nu Jong en knap voor, om hier in die saaie omgeving te ver kniezen. En de ledigheid, die al zoo vaak des duivels oorkussen was, blies haar een plannetje in. waarvan de verwezeniyklng haar nog lang zoo oiunogeiyk niet leek. Wat stak er tenslotte voor kwaad in. als zy eens een van Gertrude’s elegante toiletten aan trok en brutaal-weg naar een gemaskerd Car- raval-bal in de stad ging, waarvoor het entree biljet hier voor het grypen lag en waarvan haar meesteres immers toch geen gebruik zou maken? Moest dan de geldigheid van dit biljet gaan verloopen, zonder dat een sterveling er iets aan gehad zou hebben? Even, heel even sprak er een stem in haar binnenste, die haar vermaande dat dit plan netje niet deugde, dat het niet in den haak was. Desondanks liep zy naar Gertrude’s goedge vulde kleedkast. opende ze en had spoedig een schitterend avondtoilet uitgekozen. Wat haar dit prachtig stond! En het zat haar of het voor haar gemaakt, was.’ Daarop sloeg zy zich een moderne bolero om. en toen zy voor den spiegel stond, moest zy glimlachend voor zich zelf de verklaring afleg gen dat zy een zeer knappe, elegante en aris tocratische jongedame geleek, die furore kon maken. Zy dreef het spelletje nog verder, zy opende Gertrude’s Juweelen-cassette, nam er een lange, waardevolle paarlen-colller uit en legde re om den hals. waa gekleed ala «en soldaat uit den tijd van keiaer Joseph en hield een lans vast, waarvan zijn makker, een klein, mager mannetje in een werkmanskiel, de punt met regelmatige streken wreef, terwijl hy hardop telde: uaegentig. eenennegentig, achtennegentig negenenne gentig, honderd!" „Honderdmaal nu zullen wy eena zien, of hy magnetisch is!” zei het mannetje. „Ja, dat sullen we eena sten," antwoordde de krijgsman en nam een reusachtlgen sleutel uit zyn zak. dien hy aan bet staal van de lans hield; de sleutel viel in het gras. .Je lykt wel gek. Lucas!" riep de ander, „misschien wil je direct het aanbeeld van Marcel aan je lans hangen! Hier, kijk eens hier," hy nam een klein, blinkend ding uit zyn zak „kyk hier, hoe dat bhjft hangen, boe Ik je lans magnetisch heb gemaakt!" „Om aoo’n stuiver vast te laten kleven geef ik je toch zeker m’n tabaksdoos niet." gromde Lucas, de krijgsman, wrevelig; „dan kleef ik Immen, als ik wil, met spuug veel svraardere dingen aan m’n lans en heb je heelen magneet duisêndmaal Uinfs, dan met die doos in overweging „Je rug sal Ik strijken, jou lomperd!" rteo de kleine driftig. „Ofwel je geeft my oogenblik- keiyk die doos, of Ik strijk de lans tegen den draad tn en maak sa onmagnetiach. schledenis kennis maakten, schynt nu eenmaal, in de oogen van velen, de auctor te zyn geweest van al het antieke, dat er In Zuid-Lunburg verspreid ligt. Ook omtrent de lotgevallen van het gebouw geeft de geschiedenis nog weinig opheldering. Hetgeen er op den dag van heden is overgeble ven. is biykbaar alleen een toren. Eene over levering zegt, dat hy zou gebouwd zyn als ba ken voor de schippers, die de Maas op- en af voeren. Maar annex aan dezen toren moet er toch een slot geweest zijn. De ruimte, die in de ruïne ligt zal toch wel niet voldoende geweest zyn voor de adeliyke families, die on L.chten- berg gewoond hebben. Ook zyn er geen vol doende vensteropeningen zichtbaar. In 1740 stond, biykens de geschiedschrijvers, het kas teel er nog in zyn volle Integriteit. Zeven Jaar later bleef er nog slechts het tegenwoordige restant van over. Biykbaar hebben de vele oor logen, die om Maastricht gewoed he’ooen, ook Lichtenberg niet gespaard. Meer is ons bekend van de patricische ge slachten, die, tn den loop der tyden, op bet slot Lichtenberg gevestigd waren. Achtereen volgens woonden daar, voorzoover de geschie denis reikt, de families Lichtenberg, Happart, Bock, van Eynatten en Schaesberg. Zy noem den zich „heeren van Lichtenberg", doch onder .heeren” moet hier alleen verstaan worden „eigenaars”. De vertegenwoordigers van ge noemde huizen bezaten niet, wat men noemt, heeriyke rechten, zy regeerden niet over het dorp Sint Pieter. Heer hierover was de olsschop van Luik. Wel hebben verschillende heeren van Lichtenberg magistraatsambten te Sint Pieter bekleed. Onder hen zyn bekend van Lichtenberg en Herman en Hen< Eynatten. De oudst bekende bewoner van Lichtenberg, behoorende tot de familie Lichtenberg, stierf vóór 1267. Op het einde der XlVde eeuw over leed de laatste van dit geslacht en 't is «raar- schyniyk door aankoop, dat toen de Hanparts, eene familie, stammende uit Wyk-Maastricht. in het bezit van het kasteel kwamen. Van dit huls heeft slechts één lid, te wetep Jan Hap part, op Lichtenberg gewoond. Tengevolge var. de oorlogen moest hy bet slot verkoppen: daarna verliet hy het land. Nu treedt op de familie Bock, welke afkomstig was uit het land van Valkenburg. De eerste van de Bocks, die zich omstreeks 1410 op Lichtenberg vestigde, droeg den voornaam Rogier. Een dame uit dit huis. Aleldis Bock van Lichtenberg, huwde in 1439 met Jan van Eynat ten en zoo ging Lichtenberg aan dit geslacht over. De Eynattens bleven in bet bezit van het kasteel tot 1659. toen Maria Fiorentina van Eynatten huwde met Wolfgang Willem baron „U ziet het,” zei Gunther, ,4k draag myn degen en ik heb een pistool." „Ik kan het niet zien," antwoordde zy, .want Ik ben byna blind. Laat de wapens hier achter!" „Ik ontdoe my nooit van myn wapens!" „Dan zal hy u tot een duel uitdagen, als hy u betrapt." „De graaf?" „Neen, een ander." „Wie?” „Ik noem zyn naam niet. Hy zal u dooden* „Aha!" riep Ounther vrooiyk. „my heeft nog nooit iemand gedood, die my tot een duel heeft uitgedaagd.’ „Ga!" zelde zy en maakte een handbewe ging, die een afscheid moest beteekenen. Ounther maakte een buiging. ,4k dank u voor uw goedheid, mevrouw," zei hy, en ging. Een boschweg voerde dicht langs den 'rivier oever; elzenhout en olmen stonden aan weers- zyden. De weg was met gras begroeid, en Gunther's stap bleef onhoorbaar. Eenmaal schrok hy terug voor een witte gestalte: hy bemerkte echter spoedig, dat het een verweerde Bocchusfiguur was, wellicht een gedenktoefcen uit oen vrooiyker tyd. Aan den overkant van de rivier ging de mun op. Het was nog niet lang na volle maan, en dus was het licht zeer helder. Heel voorzichtig ging Ounther voort, steeds in de schaduw der boomen. By een open plek in het boech bleef hy staan. In den hel deren maneechyn lag een weide en in het midden daarvan zaten twee mannen. De een met een haveloos uiteriyk, die hem met half dronken stem toeriep: „Bent u de visscher Kajetan?" „Die ben ik." .Dan moet ik u groeten van uw knecht. Hy laat u zeggen, dat u een oude, luie ezel bent en dat hy niet meer by u terugkomt." „Wat? niet meer terug en en myn jenever?” „De jenever waa goed.” schreeuwde de land looper, en verdween ylings in het kreupelbosch, toen hy Ounther bemerkte. Kajetan wierp zich languit neer, op de plaats waar hy stond, sloeg met de handen en voeten op den grond, huilde en riep: „Ik heb geen knecht ik heb geen geld ik heb geen jenever, en 't is nog wel myn naamfeest." „Dan hebt u toch iets!” zei Gunther vanaf den oever. Hy liet den man Jammeren en zich zóó ver diepen in zyn vertwyfellng, dat hy tenslotte zei: .Deem de boot, vaar er mee over. My Is alles om het even alles ik moet nu Immers toch verhongeren!" Na een tydje echter kvpun de angst weer terug en hy zei: „Wanneer u nu met alle geweld naar den overkant wilt, doe my dan tenminste het ge noegen, van te voren myn handen en voeten vast te binden." .Aha,” zei Gunther, „opdat u, als het toch uitlekt, de uitvlucht hebt, vallen en overweldigd." „Zoo is het.” zei de pientere bewaker, „en opdat de graaf moge insien, dat ik niet alleen De son was allang achter een ver, blauw boech verzonken, de late maan school nog achter den horizon, toen Gunther Kajetan’s handen en voeten tezamen bond, hem bovendien nog met een touw aan een der pooten van een geweldige eikenhouten tafel, die in de vls- schershut stond, vastmaakte, den jammerenden man een rustigen nacht toewenschte, en naar buiten trad in het donker. Spoedig gleed de roeiboot onhoorbaar over het water. In de nabyheld van de steenen trap, daar waar het kreupelhout over het water neerhing verborg Gunther de boot en betrad het ver boden land. Een paar krekels sjirpten in hel gras, een paar vuurpadden riepen vanuit het water, verder was alles in diepe rust. Zelfs de bladeren van de boomen bewogen zich niet; slechts nachtvlinders wiegden zich in een reidans op den bonten dansvloer van sluimerende bloemen. Een tijdlang stond Gunther daar zonder zich te bewegen. Het bloed steeg hem naar het gezicht, schaamte begon in hem op te komen, omdat by ongevraagd was binnengedrongen in een zoo diepen vrede. Terwyi hy zoo stond, sprak sen stem dicht achter hem: -■--y e oude ruïne van het slot Lichtenberg 1 op den Sint Pietersberg by Maastricht, was gedurende eenige Jaren. wegens bouwvalligheid, voor het toeristenverkeer ge sloten. Niet aUeen de tyd, doch ook de nieuwe cementfabriek, die maar steeds mergel uit den berg haalt, zullen wel hun werk nebben ge daan. Verleden zomer evenwel is. nadat de vereischte herstellingen waren aangebracht, de oude burcht opnieuw toegankeiyk gesteld en druk wordt hy weer bestegen door Nederlan ders en vreemdelingen. Wat wel de bezoekers van Zuid-Limburg en speciaal Maastricht ertoe noopt, vooral Lich tenberg niet te vergeten? Er zyn mJ. drie rede nen; Vooreerst de bekooriykheid van.... het •ude. Een oud kasteel trekt steeds de aandacht op zich en prikkelt de nieuwsgierigheid. Hoe lang zou die burcht daar al staan? Wie zou daar vroeger hebben gewoond? Zoo vraagt de toeschouwer zich af. Op de tweede plaats de omgeving. Reeds verschillende eeuwen achter elkander hebben de geschiedschrijvers gewezen op het aesthetlsche, poëtische, romantische van de oosteiyke helling van den Sint Pietersberg. Wat evenwel het meest de toeristen lokt, is wel het onvergeiykeiyk vergezicht, dat het bo venste vzn de ruïne biedt op het voormalig land van Overmaas. Meer nog dan van Slavante uit valt hier te genieten. Opent zich op deze plek niet voor het bewonderend oog uren ver de groene vallei der Maas, waardoor de rivier zel ve zich als een blauw lint slingert? Laten zich hier niet met één enkelen blik' een twaalftal dorpen aan elkander rijen? Hoe druk was het op dit antieke slot en zyne omgeving in de eerste dagen van 1914, toen het mogelyk was, van dit punt uit, de ontelbare Dultsche helr- scharen gade te slaan, die zich te Visé in het Maasdal startten en dat schoone Belgische stadje in brand staken! Uitgebreid spreken de gedrukte gidsen ge- wooniyk over Slavante en zyne geschiedenis, maar even beknopt zyn ze ten aanzien van Lichtenberg. Even halen ze de ruïne aan en dat is alles. Allicht vindt deze beperktheid wel hare oorzaak daarin, dat er zoo weinig van het kasteel zelf bekend is. Wanneer is het ge bouwd? Op den dag van heden weten we het nog niet, al komen sinds lang vindingrijke geesten ons vertellen, dat Julius Caesar het heeft opgetrokken. Die beroemde veldheer, de eerste, met wlen we in onz^ vaderlandsche ge- 197 <JB

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 19