Samuel Pickwick herdacht
I
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
^CctwïAaal wuv den da^
De Maastrichtsche
ruïne
I
F 750.-
I
Een les
DE HISTORISCHE TOCHT
NAAR ROCHESTER
et eiland der eenzamen
ZATERDAG 4 APRIL 1936
De ruïne Lichtenberg
en
Thym-almanak
dat u bent over-
IWtordt vervolgd)
Grootsche en roemrijke
aankomst
De Broeders van de
Christelijke Scholen
ey
ten
Een </«r populairate figuren die
Dicken* ooit in zyn werken
heeft laten optreden
bij verUes van gen
een voet of een
Het slot Lichtenberg
ATT T? A >C! °p bla<1 Ingevolge de veraekerlngsvoorwaarden tegen 17 7^0 b,J levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^fl bU ongeval met f7 7^0
ZAI «I «r\ AA r>V/l w I W r« 3 ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen VV»" verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen <JWe" doodelljken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
g
9
n
F-
was, namen ze hun bezittingen en gingen de Ukken achterna.
DERDE HOOFDSTUK
I
om den ooievaar te vangen”, aal Tulmeltje. ,Jk wil dat jullie
allemaal weggaat” en daar Tulmeltje niet erg goed gehumeurd
Het was een heele landverhuizing. Alle kikkers liepen met
tafels, tapijten, zakken linnengoed en andere dingen weg. Er
waren er by die bijna niet meer voort konden, zoo moe als ze
waren, maar ze moesten wel, «rilden ze niet opgegeten worden.
Ze liepen en liepen tot het avond werd en ’s nachts moesten ze
allemaal buiten slapen.
Dien nacht sliep Tulmeltje niet. Hij hoorde den ooievaar
onrustig op en neer vliegen en zat te overdenken, wat hij met
het dier moest beginnen. Toen nam hU een besluit. Ik ga met
een mand eieren en de vredesvlag naar den ooievaar, dacht hij
by zichzelf en zoo gezegd, zoo gedaan. Den volgenden morgen
ging hij er al vroeg op uit.
Toen Gertrude baronesse du Cheaumont dien
middag thuiskwam, lagen de bolero, bet avond
toilet en de paarlen collier weer op hun plaats.
Maar Elly heeft sindsdien haar zucht naar
groot-doen verleerd.
niet noodlg. Strijk er
zal Ut de kwestie
nemen!”
Roman van Paul Keiler
Vertaald door Louis de Bourbon
kan blijven en weer een knecht moet hebben."
,Jk zal doen, wat u wenacht en u too vast
binden, dat zelfs de meest ongeloovige moet
inzien, dat u het onschuldig offer van een ge
welddaad bent geworden!”
Onderwijl zy in de taxi naar bet feestgebouw
reed, begon nu toch langzamerhand baar ge
weten een woordje mee te spreken.
'Feitelijk was het toch heelemaal niet in den
haak, dat zy daar tijdens afwezigheid van haar
meesteres het huishouden in den steek Het en
omhangen met die kostbare kleeding en het
waardevolle collier, de groote dame ging spelen
Maar toen de auto met een ruk voor het hel
verlichte gebouw stilhield en een in livrei ge.
stoken bediende gedienstig het portier opende,
was er van terugkrabbelen reeds geen sprake
te
1 Hendrik
mdrik van
Nu was de droom voor Elly voorbij.
Weldra had zy de villa van haar meesteres
bereikt. Zij maakte licht, ontdeed zich van haar
feestkleedlng, en stond zichzelf daarna weder
om, aooals zy in haar eigen kleeding waa, voor
den spiegel te bekijken. Of deae haar eigen een
voudige kleeding haar eigenlijk niet beter stond
dan die zwaar-zjjden robe en die....?
En toen, plotseling, met een hevlgen schok,
kwam zij tot de ontdekking dat het paarlen
collier van de barones aan haar hals ontbrak.
Verschillende llchtkevertj^s wilden by Tulmeltje blijven, maar
Tulmeltje zei, dat ze allemaal moesten vluchten. „Ik blijf hier
Den Slen Maart 1836 verscheen de eerste af
levering van de „Pickwick Papers”. Een van de
beroemdste werken in Engelands schatrijke lite
ratuur aanschouwde het licht, maar tevens werd
een van de beroemdste burgers van het Rijk der
Fantasie geboren: Samuel Pickwick.
Engeland herdenkt hem alsof hy een man
van vleesch en bloed geweest was. Dickens was
Juist 24 jaar geworden toen de eerste afleve-
.Pickwick Papers" uitkwam. Hjj zou in
ren veel edeler meesterwerken voort-
zoo-
met den schrijver blijven vereenzelvigen als
-1 ge-
zoo na aan
Elly had het gevoel alsof bet samenzijn niet
langer dan hoogstens een uur geduurd had. toen
een blik op de klok, die op half twaalf wees,
haar plotseling tot de werkelijkheid terugbracht.
Nu heette het dus capltuleeren. En wel zoo
spoedig mogelijk. Want ten eerste was het reeds
meer dan hoog tyd om huiswaarts te keeren,
maar bovenal wilde zij voor niets ter wereld
het risico loopen. om straks te middernacht bij
het démasqué mogelijk door een der aanwezigen
herkend te worden.
Haar partner had rich reeds by bet begin
van den avond als monsieur Charles Lebrun
aan haar voorgesteldudoch Elly had er de voor
keur aan gegeven ztcfr in een waas van geheim
zinnigheid te hullen. Op zijn aandringen had
zij hem echter toegeaegd. later, na eenlge da
gen. zich schrifteltjk aan hem bekend te zullen
maken. Dit leek haar onder de-gegeven om
standigheden de meest veilige weg, en mon
sieur Lebrun diende zich hierin te schikken.
En toen Elly opgestaan «ras. geleidde mon.
sieur Charles haar hoffelijk naar den uitgang,
legde haar galant de bolero om de schouders
en reikte haar bjj het instijgen in een der ge
reedstaande huurauto’s de hulpzame band.
Tot nadere kennismaking dan, zeer ver
eerde dame, waren zijn laatste woorden.
meer. Tot haar geruststelling bedacht zij nog
snel dat niemand der bezoekers baar immers
kende, en zeer zeker niet herkennen sou vóór
bet démasqué, als zy reeds lang weer huis
waarts gekeerd sou zyn.
Het was stampvol in de balzaal. T>sonde nks
bemerkte sy dat haar verschynlng eenig opzien
teweeg bracht. Hoe lang reeds was bat geleden
sinds zy. toen haar goed gesitueerde ouden nog
leefden, in zulk een schitterende omgeving ver
toefd had?
Terwyi haar gedachten zich bezig hielden met
de herinnering aan haar aorgelooee jeugd, hoorde
zy plotseling naast zich «en aangenaam-klin-
kende stem, die haar voor een wals ultnoodlgde,
en opziende keek zy in het prettig, sportieve
gelaat van een gedistingeerd heer.
Zy nam de ultnoodiglng aan. Waarom ook
niet? Wat kwam zy dan op een gemaskerd bal -
doen, als zy niet danste?
Haar partner danste uitstekend, verrukken»,
zalig.... en van
dat oogenbllk af
gevoelde sH zich
volkomen In haar
rol thuis. Korten
tyd daarop zaten
zij tezamen te
midden van een
uitgelezen gezelschap, in de met palmen ver
sierde serre aan een gezellig tafeltje en dranken
een glas champagne.
Wat zullen wy nu trachten te achterhalen,
wat die twee jongelui elkander te vertellen
hadden....?
drie gouden dukaten voor hem in syn boot
•obterlaten, als ik des morgens terugkeerde.”
Kajetan keek angstig langs den rand van het
“osch, vanwaar zyn knecht moest komen Na
*®nigen tyd kwam er werkeWk een man aan,
™*n Kajetan Ijlings tegemoet liep. Het wzs
«ehtar niet zyn knecht, doch een landlooper,
1
Naast hem praatte, schold en jammerde de
visscher; Gunther luisterde er niet naar. Hy
**g op zyn rug en keek naar den blauwen
hemel. Aan de overzyde van het water leefde een
Doornroosje; hy had haar gezien en nu sou
gewis geen doornhaag hem tegenhouden om tot
de schoone door te dringen.
-Nog deaen nacht zal ik naar het eiland
varen,” sprak hy voor zich heen. „Zwijg, buur
man, laat my praten! Nog voor de maan
opgaat zal ik de boot van visscher Kajetan los
maken en naar den overkant roeien. Zou ge
noemde Kajetan my dat willen beletter., dan
*ou ik hem beetpakken en met het hoofd drie
minuten lang onder water houden, tot hy ge
noeg gedronken had. om stil te zijn. Zou hy
rtch als een verstandig man gedragen, dan zou
n de republiek Costa-Rica werd te San José
door toedoen van den Pauseiyken Nuntius
aldaar, een tehuis voor de verwaarloosde
jeugd van dit land aan de zorgen van de
Broeders der Chr. Scholen toevertrouwd.
In het Turksche district van de Congregatie
met name te Constantlnopel en Smyrna, heb
ben de Broeders als gevolg van de nieuwe wet
geving het kloostereewaad tegen het burgerlek
kleed moeten verwisselen, teneinde aldaar al
thans voorloopig hun onderwljs-lnrlchtingen in
stand te kunnen houden. Enkele bloeiende
scholen in deze twee steden moesten ech'er
reeds gesloten worden, aangezien sedert vier
jaren de leerplichtige kinderen door inland-
sche leerkrachten onderwezen moeten worden.
In de drie Spaansche districten is een nieuw-
opleving te constateeren geweest in den vorm
van een grooten toeloop naar de opleidlngs-
hulzen en scholen der Congregatie. Het klooster
van Turon, dat eenigen tyd geleden na den
marteldood van acht der broeders was opge
heven (eind 1934) is opnieuw door vijf broeders
betrokken en kan zyn werk ten bate van de
jeugd weer voortzetten. Er zyn evenwel nog geen
berichten na de jongste regeeringswyziging ont
vangen.
In de republiek Peru kwam de leiding van
de kweekschool van Lima in handen van de
Broeders, tengevolge van het dringend ver
zoek van den Pauseiyken Nuntius aldaar en
van den rector der universiteit.
In het zoo droevig in de geschiedenis der
Congregatie bekend geworden Mexico, waar het
lager en het vervolg-onderwijs op soclalis-
tlschen en ongodsdienstigen grondslag nog
strenger verplicht werd gesteld en waar pries
ters en religieuzen weder leven als In den tyd
der Catacomben, houden de 60 nog aldaar ver
toevende Broeders zich bezig met het geven
van handelsonderwHs en voorbereidend onder
wijs tot de unlverslteits-opleldlng. Hun andere
confraters zyn met ettelijke tientallen het on
derwijzend personeel der Broederscholen in de
naburige staten Cuba en San Domingo gaan
versterken, aangezien de in opleiding zynde
leden der Congregatie in Mexico (juvenisten,
novicen en kweekellngen) voor zoover zy van
hun ouders daartoe de toestemming krygen,
aan hun roeping trouw bleven en zich in deze
naburige districten verder aan hun opleiding
wytien.
Naar wy vernemen, zal dezer dagen van den
Thym-almanak. die reeds Is uitverkocht, een
herdruk het licht zien.
van IJchaesberg. Zoo ging het slot in eigendom
over aan oe Schaesbergs. Dezen bleven er tot
aan het einde der XVIIIde eeuw. Door koop
kwam Lichtenberg toen aan de familie Coene-
gracht en later aan de families Stractmans en
Creta Tegenwoordig behoort het oude slot met
de bybehoorende hoeve en een groot gedeelte
van den Sint Pietersberg aan de cementfabriek
de „Enci”. die voor hare productie mergel uit
den berg wint.
Uit de geschiedenis van Lichtenberg Ir nog
te melden, dat een der heeren, Jan van Eynat
ten. in 1455 in de nabyheld van zyn kasteel
een kluis stichtte, waaruit in 1489 het bekende
klooster van Slavante ontstond. Meermalen
werd Lichtenberg ook bekend uit de krijgsbe
drijven. In 1568 vestigde de hertog van Alva
zyn hoofdkwartier op het kasteel en. toen in
1633 Maastricht belegerd werd door Prederik
Hendrik, verbleef kolonel Plnaen van der Aa
eveneens in het slot. Eene latere bestudeertng
der bronnen zal ongetwyfeld nog meer belang
rijke momenten uit Lichtenbergs historie, spe
ciaal in verband met het krijgsgeschiedkundig
verleden der stad MaastrichL^don ontdekken.
Maastricht. FR. DAZERT
Elly bracht een angstvollen nacht door....
Toen na lange bange uren elndelyk oe dag
waa aangebroken, had zy toet besluit genomen
de geheele geschiedenis ronduit aan haar mees
teres, die dien middag thuis sou komen, op te
biechten.
Om elf uur werd er gebeld. Het dienstmeisje
meldde het bezoek van twee heeren, die drin
gend baronesse du Cheaumont wenschten te
spreken. Elly Het de heeren verzoeken een
oogenblik In de ontvangkamer plaats te nemen
en kwam kort daarop binnen met de mededee-
Hng dat de barones eerst des middags thuis
zou komen.
Of zy de heeren Inmiddels in eenig opzicht
van dienst kon zyn?
Toen herkende zy eensklaps in een der heeren
monsieur Lebrun van den vorlgen avond. En
monsieur Lebrun herkende haar stem....
Elly stond als aan den grond genageld, zy
kon geen woord uitbrengen en van bet bezoek
begreep zy aanvankeiyk niets.
Monsieur Lebrun echter verzocht haar plaats
te nemen en zei, half-ernstig, half-glimlachend
Aan u. zeer vereerde dame, behoef ik my
niet meer voor te stellen, en myn nicht Ger
trude kent my sinds myn prilste jeugd. Mijn
beaoek op dit vroege uur geldt dit collier.
Hy toonde haar bet kostbare sieraad.
EUy bleef nu niets anders over dan een open
hartige verklaring af te leggen. Monsieur Char
les begreep spoedig de geheele toedracht en
maakte met de hand een afwerend gebaar.
„De zaak is hiermede opgelost. Vergeven en
vergeten, sem ik zeggen. Ik herkende gisteren
avond bet collier van myn nicht, en daar o
weigerde zich bekend te maken, heb ik het t
veiligst geacht voor langvlnger te fungeeren."
Hy hief quasl-dreigend don wijsvinger om
hoog.
Vergeven en vergeten! Mits voor de eerste en
tevens voor de laatste maal!
ring
later
brengen. Maar geen boek is het nageslacht
zeer i
diens eerste groote werk; geen door Dickens
schapen figuur ligt den Engelschman
het hart als Samuel Pickwick; van geen boek
heeft de atmosfeer voor hem een grootere aan
trekkingskracht behouden dan van de „Pldkwlck
Papers".
In de eerste aflevering komt de vermaard ge
worden beschrijving voor van de reis, welke Mr.
Pickwick en diens drie clubgenooten per diligence
maakten van Charing Cross, Londen, naar Ro
chester. De viering van Mr. Pickwick’s eeuwfeest
door de.Dickens Fellowship” bereikte dezer dagen
haar hoogtepunt, toen van de plaats waar (een
maal bet Golden Cross Hotel, by Charing Cross,
gestaan had, evenals precies honderd Jaren ge
leden een zwart-en-gele Commodore Coach ver
trok. bespannen met vier prachtige paarden.
De leidsels waren in handen van een „coaatre
man", die in werkeiykheld Mr. Bertram Mills,
de eigenaar van het grootste Engelsche circus,
was, maar die in het kader van honderd Jaren
geleden volkomen zou gepast hebben. Naast hem
zat, op den hoogen bok, Mr. Pickwick, in groene
Jas, nauwsluitende broek, „halve" laarzen, het
hoofd gedekt door een platten hoed, de oogen
gewapend met een voorvaderiyken bril Niets is
gemakkeiyker dan zich als Napoleon of Mr.
Pickwick te vermommen, «rant geen andere
menschen zyn ooit precies zóó gekleed gegaan,
of hebben dezelfde figuur gehad als deze twee
merkwaardige tydgenooten. Men behoeft maar
het costuum aan te trekken, en iedereen zegt:
„Dat moet Napoleon voorstellen" of „Dat moet
Pickwick voorstellen", ook al is de uitbeelder
twee voet te lang en al draagt hy een baard.
Maar de Pickwick, die thans hoog op den
bok der Rochester-coach troonde om den histo-
rischen tocht der Pickwicklans te copieeren, kon,
volgens het procédé van een film-teeken-truc,
uit een van de beroemde illustraties van „Phlz."
de wereld ingewandeld zyn. En geen wonder.
Toen we Mr. Alfred Rust eenlge Jaren geleden
ontmoetten zonder te weten, dat hy een bekend
lid der Dickens Fellowship was, stonden we ver
baasd over zyn treffende geiykenis met Mr.
Pickwick. Later, toen we menigmaal met hem
tezamen waren, leerden we dezen Londenschen
schoolmeester ook kennen als de inneriyke re
ïncarnatie van Dickens’ hulseiyken filosoof. En
nu zat hy, in de kleeren van Mr. Pickwick, op
een authentieke „stage coach” en zag door zyn
vriendeiyk-glanzende brilleglazen neer op het
gewoel van Charing Cross. Achter hem zaten
Mr. Winkle, Mr. Putman, Mr. Snodgrass, Mr.
Jingle benevens de hoofdzakeiyk door dames
vertegenwoordigde anonyme „crowd”.
Klokslag negen uur zette de coach zich in
beweging. Mr. Pickwick, een en al stralende
glimlach, groette de opgetogen menigte met zyn
platten hoogen hoed. De paarden voelden zich
minder op hun gemak midden in het automati
sche verkeer van het hedendaagsche Londen,
en dachten waarschyniyk met weemoed terug
aan den goeden ouden tyd, toen zy de onbe
perkte heerschappy voerden over de straten en
wegen. De twee voorsten liepen het trottoir op,
maar Mr. Mills wist hen weldra te beteugelen.
Hy zou al zyn bedrevenheid noodlg hebben om
het geweldige gevaarte te loodsen door de ver-
keersbrandlng van het West-End naar de West-
minsterbrug en vandaar door Zuid Londen naar
het groote kruispunt Elephant and Castle en
langs de Old Kent Road naar New Cross. Dit
was de route, welke honderd Jaren geleden de
Commodore genomen had, en de moderne
Pickwicklans hielden «Ich niet alleen strikt aan
de route, maar ook aan den tyd. zy bereikten
Eltham. dat in Dickens’ jaren nog ver buiten
de hoofdstad lag, maar er thans een buitenwyk
van vormt, onder nobel zweepgeklap, en volgens
alle regelen der kunst werden paarden gewis
seld te Swanacombe, waar Mr. Jingle zichzelf
en zyn tyd zoover vergat, dat hy een sigaret op
stak.
Wy willen niet pogen de gedachten te rteilen van
Mr. Pickwick toen de coach haar weg vervolg-
le langs den grooten Rochester By-pass, met haar
verkeerslichten, garages en bezine-pompen, waar
zich eenmaal groene velden hadden uitgestrekt,
maar de oude tyd herleefde voor hem toen ge
stopt werd aan de „Throe Blackbirds" te Blen
den en de „Black Prince” te Bexley, en de pos
tiljon syn hoofd door de deuropening der tap
kamer stak en riep: „Coach, gentlemen nlease!”
Even voor Rochester wuifde Mr. Pickwick met
den hoed naar een groot groen huis aan den lin
kerkant. Het was Dickens* eigen huis te
Gadshill. Het Mekka der Dickensianen was nu
spoedig bereikt. Precies om 1 uur stond de
Commodore voor het befaamde Buil hotel te Ro
chester.
De Coachman der twintigste eeuw bad zyn
confraters van honderd jaren geleden ten volle
geëvenaard.
Maar de aankomst der Pickwicklans was
grootscher en roemryker dan die van hun voor
gangers, want dichte menschenmassa's juich
ten hen toe, en aan het stadhuis werden zy in
statie ontvangen door den burgemeester en den
bisschep van Rochester en door driehonderd
Dickensianen.
„Waarom gaat u niet verder?"
Ounther schrok en Het een zachten kreet
van verbazing hooren. Vóór hem stond een
vrouw in een zwart gewaad. Over het hoofd
droeg zy een weduwensluier, zy was nog niet
oud, nauweiyks dertig jaren, en een rUkdom van
blonde haren golfed onder den sluier uit; in
haar gezicht echter waren diepe voren »an
verbittering en harteleed gegrift, het gelaat was
hard en de oogen hadden een levenloóaen blik.
„Waarom gaat u niet verder?" herhaalde zy:
„bent u bang?”
Gunther overwon met moeite het pyniyke
gevoel, betrapt te syn.
„Neem my niet kwaïyk, dwt ik hier woont
u op dit eiland?"
„Ja. En ik hoorde u komen. Waarom bent u
hierheen gekomen?"
„Uit nieuwsgierigheid!" gaf Gunther toe
„Dat is een goede reden," aelde zy vnende-
lyk, „een goede reden, wanneer men jong ts.
Ga nu en kyk rond, maar laat u niet betrappen
Ik zal onderwyi over de roeiboot waken, dat
zy niet ontdekt wordt. Want al hebt u ook den
visscher Kajetan aan zHn tafelpoot vastgeoon-
den, ditmaal zal men niet meer gelooven, dat
hy overvallen werd.”
.Aha heeft hy dat heeft hy dat al
meer zoo gedaan?” vroeg Gunther verrast.
„Hy heeft het al tweemaal zoo gedaan,”
zelde zy, en om haar harden mond zweefde een
glimlach.
„Ga nu." vervolgde zy. nog steeds op een
milden toon: „maar seg my eerst nog, of u
een wapen draagt."
w-« Uy nam een paar likeur-bonbons uit de
H zilveren bonbonnière. vlijde zich met een
gracieuae beweging op de zijden divan
kussens en ging geaeUig Uggen knabbelen.
Elgenlyk had se toch het beste leventje wat
er bestond, zy was kamenier by Gertrude ba.
zonesse du Cheaumont. een alleenstaande dame,
die op 15 KM. afstand van de groote stad een
luxueus ingerichte villa bewoonde. Aan aardsche
goederen scheen het haar meesteres geenszins
te ontbreken en in dit sorgenvrye milieu genoot
Elly mede nagenoeg van alle geneugten, die de
baronesse zoo ruimschoots ten deel vielen.
Dese aangename betrekking had Elly behalve
aan haar pUchtsgetrouwe levensopvatting, voor
een niet gering gedeelte aan haar knap, inne
mend uiteriyk en haar goede manieren te dan
ken en, hoewel ze nog niet zoo heel lang in
dienst van de baronesse was. genoot sy toch
reeds haar volste vertrouwen.
Elly wipte van de sofa en liep toen naar den
spiegel, waarin sy haar verschynlng opmerk
zaam gadesloeg. Het was toch elgenlyk jam
mer. dacht ze by zichzelf, dat ze hier in haar
eentje op de villa moest passen, terwijl de baro
nesse voor eenlge dagen op famlUebeaoek in de
provincie was. Daar was je nu Jong en knap
voor, om hier in die saaie omgeving te ver
kniezen.
En de ledigheid, die al zoo vaak des duivels
oorkussen was, blies haar een plannetje in.
waarvan de verwezeniyklng haar nog lang zoo
oiunogeiyk niet leek.
Wat stak er tenslotte voor kwaad in. als zy
eens een van Gertrude’s elegante toiletten aan
trok en brutaal-weg naar een gemaskerd Car-
raval-bal in de stad ging, waarvoor het entree
biljet hier voor het grypen lag en waarvan haar
meesteres immers toch geen gebruik zou maken?
Moest dan de geldigheid van dit biljet gaan
verloopen, zonder dat een sterveling er iets aan
gehad zou hebben?
Even, heel even sprak er een stem in haar
binnenste, die haar vermaande dat dit plan
netje niet deugde, dat het niet in den haak was.
Desondanks liep zy naar Gertrude’s goedge
vulde kleedkast. opende ze en had spoedig een
schitterend avondtoilet uitgekozen. Wat haar dit
prachtig stond! En het zat haar of het voor
haar gemaakt, was.’
Daarop sloeg zy zich een moderne bolero om.
en toen zy voor den spiegel stond, moest zy
glimlachend voor zich zelf de verklaring afleg
gen dat zy een zeer knappe, elegante en aris
tocratische jongedame geleek, die furore kon
maken.
Zy dreef het spelletje nog verder, zy opende
Gertrude’s Juweelen-cassette, nam er een lange,
waardevolle paarlen-colller uit en legde re om
den hals.
waa gekleed ala «en soldaat uit den tijd van
keiaer Joseph en hield een lans vast, waarvan
zijn makker, een klein, mager mannetje in een
werkmanskiel, de punt met regelmatige streken
wreef, terwijl hy hardop telde: uaegentig.
eenennegentig, achtennegentig negenenne
gentig, honderd!"
„Honderdmaal nu zullen wy eena zien, of
hy magnetisch is!” zei het mannetje.
„Ja, dat sullen we eena sten," antwoordde
de krijgsman en nam een reusachtlgen sleutel
uit zyn zak. dien hy aan bet staal van de lans
hield; de sleutel viel in het gras.
.Je lykt wel gek. Lucas!" riep de ander,
„misschien wil je direct het aanbeeld van
Marcel aan je lans hangen! Hier, kijk eens
hier," hy nam een klein, blinkend ding
uit zyn zak „kyk hier, hoe dat bhjft hangen,
boe Ik je lans magnetisch heb gemaakt!"
„Om aoo’n stuiver vast te laten kleven geef
ik je toch zeker m’n tabaksdoos niet." gromde
Lucas, de krijgsman, wrevelig; „dan kleef ik
Immen, als ik wil, met spuug veel svraardere
dingen aan m’n lans en heb je heelen magneet
duisêndmaal Uinfs, dan
met die doos in overweging
„Je rug sal Ik strijken, jou lomperd!" rteo de
kleine driftig. „Ofwel je geeft my oogenblik-
keiyk die doos, of Ik strijk de lans tegen den
draad tn en maak sa onmagnetiach.
schledenis kennis maakten, schynt nu eenmaal,
in de oogen van velen, de auctor te zyn geweest
van al het antieke, dat er In Zuid-Lunburg
verspreid ligt.
Ook omtrent de lotgevallen van het gebouw
geeft de geschiedenis nog weinig opheldering.
Hetgeen er op den dag van heden is overgeble
ven. is biykbaar alleen een toren. Eene over
levering zegt, dat hy zou gebouwd zyn als ba
ken voor de schippers, die de Maas op- en af
voeren. Maar annex aan dezen toren moet er
toch een slot geweest zijn. De ruimte, die in de
ruïne ligt zal toch wel niet voldoende geweest
zyn voor de adeliyke families, die on L.chten-
berg gewoond hebben. Ook zyn er geen vol
doende vensteropeningen zichtbaar. In 1740
stond, biykens de geschiedschrijvers, het kas
teel er nog in zyn volle Integriteit. Zeven Jaar
later bleef er nog slechts het tegenwoordige
restant van over. Biykbaar hebben de vele oor
logen, die om Maastricht gewoed he’ooen, ook
Lichtenberg niet gespaard.
Meer is ons bekend van de patricische ge
slachten, die, tn den loop der tyden, op bet
slot Lichtenberg gevestigd waren. Achtereen
volgens woonden daar, voorzoover de geschie
denis reikt, de families Lichtenberg, Happart,
Bock, van Eynatten en Schaesberg. Zy noem
den zich „heeren van Lichtenberg", doch onder
.heeren” moet hier alleen verstaan worden
„eigenaars”. De vertegenwoordigers van ge
noemde huizen bezaten niet, wat men noemt,
heeriyke rechten, zy regeerden niet over het
dorp Sint Pieter. Heer hierover was de olsschop
van Luik. Wel hebben verschillende heeren
van Lichtenberg magistraatsambten te Sint
Pieter bekleed. Onder hen zyn bekend
van Lichtenberg en Herman en Hen<
Eynatten.
De oudst bekende bewoner van Lichtenberg,
behoorende tot de familie Lichtenberg, stierf
vóór 1267. Op het einde der XlVde eeuw over
leed de laatste van dit geslacht en 't is «raar-
schyniyk door aankoop, dat toen de Hanparts,
eene familie, stammende uit Wyk-Maastricht.
in het bezit van het kasteel kwamen. Van dit
huls heeft slechts één lid, te wetep Jan Hap
part, op Lichtenberg gewoond. Tengevolge var.
de oorlogen moest hy bet slot verkoppen:
daarna verliet hy het land. Nu treedt op de
familie Bock, welke afkomstig was uit het land
van Valkenburg. De eerste van de Bocks, die
zich omstreeks 1410 op Lichtenberg vestigde,
droeg den voornaam Rogier.
Een dame uit dit huis. Aleldis Bock van
Lichtenberg, huwde in 1439 met Jan van Eynat
ten en zoo ging Lichtenberg aan dit geslacht
over. De Eynattens bleven in bet bezit van het
kasteel tot 1659. toen Maria Fiorentina van
Eynatten huwde met Wolfgang Willem baron
„U ziet het,” zei Gunther, ,4k draag myn
degen en ik heb een pistool."
„Ik kan het niet zien," antwoordde zy, .want
Ik ben byna blind. Laat de wapens hier
achter!"
„Ik ontdoe my nooit van myn wapens!"
„Dan zal hy u tot een duel uitdagen, als hy
u betrapt."
„De graaf?"
„Neen, een ander."
„Wie?”
„Ik noem zyn naam niet. Hy zal u dooden*
„Aha!" riep Ounther vrooiyk. „my heeft
nog nooit iemand gedood, die my tot een duel
heeft uitgedaagd.’
„Ga!" zelde zy en maakte een handbewe
ging, die een afscheid moest beteekenen.
Ounther maakte een buiging.
,4k dank u voor uw goedheid, mevrouw," zei
hy, en ging.
Een boschweg voerde dicht langs den 'rivier
oever; elzenhout en olmen stonden aan weers-
zyden. De weg was met gras begroeid, en
Gunther's stap bleef onhoorbaar. Eenmaal
schrok hy terug voor een witte gestalte: hy
bemerkte echter spoedig, dat het een verweerde
Bocchusfiguur was, wellicht een gedenktoefcen
uit oen vrooiyker tyd. Aan den overkant van
de rivier ging de mun op. Het was nog niet
lang na volle maan, en dus was het licht zeer
helder. Heel voorzichtig ging Ounther voort,
steeds in de schaduw der boomen. By een open
plek in het boech bleef hy staan. In den hel
deren maneechyn lag een weide en in het
midden daarvan zaten twee mannen. De een
met een haveloos uiteriyk, die hem met half
dronken stem toeriep:
„Bent u de visscher Kajetan?"
„Die ben ik."
.Dan moet ik u groeten van uw knecht. Hy
laat u zeggen, dat u een oude, luie ezel bent
en dat hy niet meer by u terugkomt."
„Wat? niet meer terug en en myn
jenever?”
„De jenever waa goed.” schreeuwde de land
looper, en verdween ylings in het kreupelbosch,
toen hy Ounther bemerkte. Kajetan wierp zich
languit neer, op de plaats waar hy stond, sloeg
met de handen en voeten op den grond, huilde
en riep: „Ik heb geen knecht ik heb geen
geld ik heb geen jenever, en 't is nog wel
myn naamfeest."
„Dan hebt u toch iets!” zei Gunther vanaf
den oever.
Hy liet den man Jammeren en zich zóó ver
diepen in zyn vertwyfellng, dat hy tenslotte
zei:
.Deem de boot, vaar er mee over. My Is
alles om het even alles ik moet nu Immers
toch verhongeren!" Na een tydje echter kvpun
de angst weer terug en hy zei:
„Wanneer u nu met alle geweld naar den
overkant wilt, doe my dan tenminste het ge
noegen, van te voren myn handen en voeten
vast te binden."
.Aha,” zei Gunther, „opdat u, als het toch
uitlekt, de uitvlucht hebt,
vallen en overweldigd."
„Zoo is het.” zei de pientere bewaker, „en
opdat de graaf moge insien, dat ik niet alleen
De son was allang achter een ver, blauw
boech verzonken, de late maan school nog
achter den horizon, toen Gunther Kajetan’s
handen en voeten tezamen bond, hem bovendien
nog met een touw aan een der pooten van een
geweldige eikenhouten tafel, die in de vls-
schershut stond, vastmaakte, den jammerenden
man een rustigen nacht toewenschte, en naar
buiten trad in het donker. Spoedig gleed de
roeiboot onhoorbaar over het water.
In de nabyheld van de steenen trap, daar
waar het kreupelhout over het water neerhing
verborg Gunther de boot en betrad het ver
boden land. Een paar krekels sjirpten in hel
gras, een paar vuurpadden riepen vanuit het
water, verder was alles in diepe rust. Zelfs
de bladeren van de boomen bewogen zich niet;
slechts nachtvlinders wiegden zich in een reidans
op den bonten dansvloer van sluimerende
bloemen.
Een tijdlang stond Gunther daar zonder zich
te bewegen.
Het bloed steeg hem naar het gezicht,
schaamte begon in hem op te komen, omdat
by ongevraagd was binnengedrongen in een zoo
diepen vrede. Terwyi hy zoo stond, sprak sen
stem dicht achter hem:
-■--y e oude ruïne van het slot Lichtenberg
1 op den Sint Pietersberg by Maastricht,
was gedurende eenige Jaren. wegens
bouwvalligheid, voor het toeristenverkeer ge
sloten. Niet aUeen de tyd, doch ook de nieuwe
cementfabriek, die maar steeds mergel uit den
berg haalt, zullen wel hun werk nebben ge
daan. Verleden zomer evenwel is. nadat de
vereischte herstellingen waren aangebracht, de
oude burcht opnieuw toegankeiyk gesteld en
druk wordt hy weer bestegen door Nederlan
ders en vreemdelingen.
Wat wel de bezoekers van Zuid-Limburg en
speciaal Maastricht ertoe noopt, vooral Lich
tenberg niet te vergeten? Er zyn mJ. drie rede
nen; Vooreerst de bekooriykheid van.... het
•ude. Een oud kasteel trekt steeds de aandacht
op zich en prikkelt de nieuwsgierigheid. Hoe
lang zou die burcht daar al staan? Wie zou
daar vroeger hebben gewoond? Zoo vraagt de
toeschouwer zich af. Op de tweede plaats de
omgeving. Reeds verschillende eeuwen achter
elkander hebben de geschiedschrijvers gewezen
op het aesthetlsche, poëtische, romantische van
de oosteiyke helling van den Sint Pietersberg.
Wat evenwel het meest de toeristen lokt, is
wel het onvergeiykeiyk vergezicht, dat het bo
venste vzn de ruïne biedt op het voormalig land
van Overmaas. Meer nog dan van Slavante uit
valt hier te genieten. Opent zich op deze plek
niet voor het bewonderend oog uren ver de
groene vallei der Maas, waardoor de rivier zel
ve zich als een blauw lint slingert? Laten zich
hier niet met één enkelen blik' een twaalftal
dorpen aan elkander rijen? Hoe druk was het
op dit antieke slot en zyne omgeving in de
eerste dagen van 1914, toen het mogelyk was,
van dit punt uit, de ontelbare Dultsche helr-
scharen gade te slaan, die zich te Visé in het
Maasdal startten en dat schoone Belgische
stadje in brand staken!
Uitgebreid spreken de gedrukte gidsen ge-
wooniyk over Slavante en zyne geschiedenis,
maar even beknopt zyn ze ten aanzien van
Lichtenberg. Even halen ze de ruïne aan en dat
is alles. Allicht vindt deze beperktheid wel
hare oorzaak daarin, dat er zoo weinig van het
kasteel zelf bekend is. Wanneer is het ge
bouwd? Op den dag van heden weten we het
nog niet, al komen sinds lang vindingrijke
geesten ons vertellen, dat Julius Caesar het
heeft opgetrokken. Die beroemde veldheer, de
eerste, met wlen we in onz^ vaderlandsche ge-
197
<JB