Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden I JCrf ucïAaal van den daq De Bataven t F 750.- ALLE ABONNÊ’S 85<±.pfeej- F 750.- F 750.- ssssfïs F 250.- Cultuurmonument et eiland der eenzamen WOENSDAG 8 Al»RIL 1936 De mannen van den Sherif Sint Jorisprentje Pou du Ciel Historische waarheid en sprookjes Mj verBea van een hand, een voet ot aan oog „Hemellma” gebouwd door een mieeionarie Ala men one opgraaft. AAAGZFTf MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR N^ HET ONGEVAL l k De burcht te Ubbergen J. RENAUD totaal van Woningen en dorpen tos I H riep VIERDE HOOFDSTUK schoenmaker, wisn groots De 0" Wat hadden ze een massa hout bü elkaar gebracht. Tuimeltje ging op een laddertje staan en stapelde het bout hoe langer hoe hooger op. De ooievaar was gelukkig niet in het nest en kwam pas terug toen het al donker begon te worden. De kikkers en Tuimeltje hielden rich stil en toen het nacht werd slopen se naar den brandstapel. Roman van Paul Keiler •Vertaald door Louis do Bourbon Lode Sengers heeft een prentje van St. Joris geteekend, dat wjj hierbij afbeelden. Men riet den patroon der verkenners in gevecht met den draak. Het prentje wordt uitgegeven door de fa. Wed. J. R. van Rossum te Utrecht en is natuurlijk In de eerste plaats bestemd om aan verkenners en welpen ten geschenke gegeven te worden. Diepe passen Ze namen een brandende kaars en zetten die onder den houtstapel. Deze begon te rocken en In enkele minuten stond alles in brand. De ooievaar lag nog altijd in rijn nest te slapen en toen hü wakker werd van den rook en weg wilde vliegen, raakten zijn vleugels in brand. Zoo gauw hij kon vloog hij naar een sloot en dook onder water, maar toen hij er uit kwam, ont dekte hij tot zijn schrik, dat hij niet meer kon vliegen; maar dat was nog niet alles. strekt, is moeilijk uit te maken. Zoo wjjst b.v. een te Rummel (N.-Br.) gevonden inscriptie op de aanwezigheid van Bataven. Maar men zou geneigd zijn aan te nemen, dat de Bataven In den aanvang slechts de Brabantsche en Ve- luwsche oevers der vruchtbare kleistreek heb ben bewoond, om later zich neer te zetten in de Betuwe. Eerst dan kan er met recht gespro ken Worden van een „Eiland der Bataven”. en weer. „Er is nog werk genoeg.” sei ze. De weduwe zweeg en Lorry steunde. Neg lan ger werken? Nog langer z’n gulden vrijheid 2 Wanneer kwamen de Batavgn in on» land? zijn kaal hoofd heen en weer verscheen het gezicht van den grtmmigen snorrebaard Lucas aan het venster, spiedde of alles veilig was en spoedig daarop kroop de geduchte krijgsman op handen en voeten het kamertje binnen en legde de mag neetstaaf terug op de tafel, vanwaar hij haar had weggenomen, want hij was een eerlijk man. In de ziekenkamer werd met nauwgezetheid gewaakt. De gewonde was nog bulten bewust zijn; hij had zeer veel bloed verloren en zijn polsslag was nauwelijks voelbaar. ,De hoofdzaak te. dat hij zich niet beweegt!” zei de graaf, „zoodat er geen nieuwe bloeding ontstaat Daarom hielden zij den zieke met geweld vast, wanneer hü zich wUde omdraaien. Tegen den morgen werd Ounther rustig, en sliep In De graaf had met de blinde den geheelen nacht geen woord gewisseld, behoudens de onvermijdelijke aanwijzingen, die hij moest geven. Pas toen het morgenlicht door het venster scheen, set hü: ..Madeleine, je hebt gisteren avond weer op den overste gescholden!' De blinde wees met een handbeweging naar den zieke en aside: „Weer zijn werk!” .Neen," zei de graaf met zachte, toornige stem, „niet zijn werk, maar het werk van dezen overmoedlgen knaap zelf, die wederrechtelijk missen? „Vrouw Mack.” begon hij, .er zijn allerlei soorten van man nen. goeie en slechte. ijverige en luieWü behooren tot de slechte, de luie, de nietsnutten „O, maar jullie zijn zoo ijverig geweest,” fluisterde vrouw Judith en Lorry voelde met ontzetting, dat zich een voet onder de tafel op dien van hem plantte. „O neen,” repliceerde hjj. ,4k ben een echte deugniet, t Is wel prettig, dat u aoo tevreden over ons bent. maar ja, hoe moet ik t zeggen, zoon fatsoenlijk, geregeld leven houden wij niet uit! We zijn vagebonden, zwervers en dat blijven we.” .Anne stakker.” steunde vrouw Mack. „De rijken gaan óók wel voor hun plezier op reis!” zei Lorry weer, „ik kan niet stil ritten. Er zün nog een massa treinen, waar ik nog nooit stlekum in meegereden’ heb. Er .zijn nog zoo’n massa landen en steden. .Maar man. hoe kom je aan aoo iets? Wat zal je dikwijls honger en dorst hebben." „Ja, dat hoort er nu eenmaal bij.” Lorry stond op om een half uurtje te gaan wandelen. Hij wilde vrouw Mack ontvluchten, die van hem een eeuwigen boerenknecht wilde maken. Simmy at intuaschen z’n negende stuk appel- koek. „Je vindt hem toch wel lekker, hé?” vroeg de weduwe, „maar Je vriend is toch’een rare.” ..Lorry?" verbaasde zich Simmy. ,Mlj is een reuzenjongen. We zijn nu al aes jaar bij el kander en bij heeft me altijd overal door heen geholpen.” „Vind j|j dat zwerversleven ook aoo heerlijk?” .JSosns wel, soms ook niet.” Nu hield de slimme weduwe d'r hand voor haar oogen en loerde tusschen dT vingers door naar Simmy. „Wat Is er? vroeg de knecht, streek. Jk ben aoo ongelukkig, Ik ben een arme, een zame vrouw, waar niemand om geeft. Blijf bij me, je zult het goed hebben.” Het resultaat was dat Simmy bleef. Lorry, de zwerver, was een man van de wereld. Toen hij na ah wandeling weer in de kamer kwam en z’n kameraad hem stotterend z’n trouwplan met de wed. Judith Mack mee deelde. gaf hjj geen blijk van verwondering, maar wenschte bet paar met een stevlgen onze beschaving en onsterfelijkheid Incluis, wat al te zwaarwichtig opnemen, omdat we vergeten, dat heel de aarde maar een doperwtje is. ver geleken bij de kleinste ster? Erf wat is dan deze kleinste ster zelf, temidden van de geweldig heden des heelals? Zoo beschouwd, lijkt niets meer groot en gewichtig. Op Hitler na, natuur lijk!" wezen, als de twee vrienden weer weg zouden zijn. Zoo rijpte in baar krachtlgen geest een vast besluit. Ze kookte voor het avondeten pekel vlees h met kooi en konijnen en bakte een appeltaart. Van haar overleden man had as alles weten gedaan te krijgen door zoo’n appel- koek. Waarom zou die ook op andere mannen niet aoo werken? De koek werd een succes. „Smaakt ae?” vroeg ae met barscbe stem en een lachend gericht. „Fijn," ari simmy en nam nog een stuk. ,gen meesterstuk.” prees Lorry, „en meteen ons galgenmaal Morgen zjjn we klaar.” Vrouw Judith bloosde en schoof onrustig heen Op bet terrein der historie hebben de onder zoekingen van Dr. Holwerda en anderen een geheel nieuwen kijk gegeven op de prae-histo- rie van ons land. Ook de Bataven heeft het bodemonderzoek in zijn nasporingen betrokken. Wanneer ik de Bataven noem, denkt de lezer onmiddellijk aan dat gemakkelijke jaartal 100 j. v. O. Velen sullen zich bovendien nog wel iets herinneren van verhalen, waarin dieren vellen. armzalige hutten en andere ongeriefe lijkheden een voorname rol speeldefi. Bij onze spruiten blijken die Verhalen nog onveranderd voort te leven. De onderwijsmenschen, die dlT Geschiedenis des Vaderlands voor de leer gierige jeugd toegankelijk trachten te maken, schijnen wel zeer voorzichtig te zijn met het verwerken van de resultaten van het m'xierne onderzoek. Nu van jaar tot jaar onze kennis verrijkt wordt, zjjfi er verworvenheden, die langzamerhand hun intrede in de school wel eens mochten doen. Wat weten we eigenlijk op het oogenblik var. de Bataven? In de eerste plaats dit, dat het Jaartal 100 V. O. zonder meer op fantasie be rust. Nog niet zoo heel lang geleden putte men I de kennis van onze voorvaderen uit de weinige overgeleverde berichten bij de klassieke schrij vers. Nu echter heeft de spade die getulgenis- „Wat blijft mij dan nog over?" zal de opvoe der der jeugd vragen. Ik moet toegeven, dat er wel danig het mes gezet wordt in de overge leverde stof. Er is nog wel meer dat aan een gerechtvaardigde critiek onderworpen kan worden. In u en mij is nog wel zoo iets blijven hangen van poovere alleenstaande hutten. Nu wil het geluk, dat onze archeologen Bathvenwoningen hebben teruggevonden. Op de blootgelegde fun damenten laat zich echter een vrij samenge- Want Tuimeltje en de kikkers hadden alles afgekeken en toen ze dichterbij kwamen wilde de, ooievaar hard wegloopen. Maar Tuimeltje liep hem met zijn korte beentjes heel vlug achterna en haalde een touwjte uit zijn zak, dat hij om den nek van den ooievaar sloeg. Toen riep hjj, dat de kikkers een wkgentje moesten brengen en met hun allen zetten ze den ooievaar er in. Lachend trok Tuimeltje den ooievaar in bat wagentje voort. senop hun geloofwaardigheid onderzocht en ze dikwijls in tegenspraak met de werkelijkheid bevonden. Toch behoeven we de schrijvers niet geheel terzijde te stellen; ook zij dragen hun steentje soms bij tot de veranderde voorstelling van za ken. Zoo heeft tekstcritiek op Caesar uitge maakt. dat deze Romeinsche veldheer de Bate- ven zeer waarschijnlijk niet in onze strecen ge kend heeft. Hl) spreekt over hen In zeer vage termen, als van „booren zeggen”, Tacitus echter is en blijft onze voornaamste bron. Hij toch vertelt, hoe ’s keizers veldheeren ingrepen in de woelingen onder de stammen der Chatten en een stam *n nieuwe woonplaats toewezen, hetgeen dankbaar aanvaard schijnt te zijn. Zoo iets gebeurde meer: soms werd zoo’n verhuizing opgedrongen. Hoewel de As- syriërs dit stelsel reeds toepasten, behoeven we niet zoover van huis om een voorbeeld; Agrip pa deed het in 37 v. C. met de Ubters. Het laat zich aan de hand van een en ander met vrij groote zekerheid vaststellen, dat de Bataven eerst in de laatsfe tientallen jaren van de eerste eeuw vóór Christus deze streken hebben bezet. tranen in de oogen waren gekomen, toen hij zag, welk een stillen gast men in zijn huis bracht, en die zoo trouw had afgewacht, of men hem niet bij de ziekenverpleging noodlg zou hebben, was spoedig op zijn krukje Ingeslapen. Terwijl nu schommelde, De eerste NemeUute’ in bet Oosten aldus lazen wü in The Irish Weekly and Ulster Exa miner ia gebouwd door een missionaris to Rangoon. Pater Picot uit Parijs beeft in zün vrijen tijd de machine gebouwd in overeenstem ming met de aanwijzingen, gegeven door Henri Mlgnet, uitvinder van den Pou du del. De kleine motor voor den Pou werd hem uit Frankrijk toegestuurd. De machine van Pater Picot weegt 350 pond. Het dashboard draagt de ccntróle-lnstrumenten van een motorfiets. Met zijn 35 P-K. Poinaard- machlne kan de Pou een snelheid bereiken van 80 mijl per uur, bij een actieradius van 360 mijl. Voor dezen afstand is M liter benzine noodlg. De aandacht van Pater Ticot werd op de „Hemelluis” gevestigd door een artikel in een dagblad, en hij liet dadelijk een boek komen waarin de constructie werd beschreven. Zijn na tuurlijke aanleg voor machinebouw kwam hem bij het bouwen van zijn eigen Pou natuurlijk goed te pas. De „Matth&us-Pasrion”;' aldus vernam A. B. Kleerekooper uit een krant, (hij maakt er een „Oproerige Krabbel” van voor Het Volk), is een bet eiland is binnengedrongen, den ovente door brutale beleedigingen tot een duel uitdaagde en hem daarbij het eerst verwondde. Dat hij ten slotte de mindere in den strijd bleek, te stjn ongeluk, maar niet de schuld van den overste „De overste heeft nooit schuld." setde ztf vermoeid; „maar toch brengt hü altijd onge luk I” „Met jou valt daarover niet te praten!' .Neen,” antwoordde sü. Daarna zwegen sü- De musschen tjilpten voor het venster, de spreeuwen floten, en bet morgenlicht straalde helderder en wekte even plagerig als altijd het schoenmakertje; de zon scheen op zijn oogleden, aoodat hij moest niesen - en door den schok daarvan ontwaakte. Dezen ochtend streek meester Fridoiin eerst langen tijd over zijn voorhoofd, trachtte zich te herinneren, waarom hij niet in zjjn bed lag, doch integendeel met stijve beenen op zijn schoenmakersbankje zat, oriënteerde eerst stjn geheugen en in aansluiting daaraan zijn ge voelens en gelaatsuitdrukking, en betrad met een doodgraverageslcht de ziekenkamer. .Leeft hij nog?” vroeg hij snikkend. De graaf knikte. .Ach God ach God. ik heb den heden nacht....” „Geslapen!” viel de graaf hem njw tn de rede. „Ga naar bulten en maak je ontbQt klaar!" van de schragen, die gebruikt werden voor het vervoeren van hooi en die in grooten getale op het eiland verspreid stonden. Daarop legden ztf den gewonde. .Naar het huis van den schoenmaker,” ge bood de blinde, „dat is het dichtst bij.” Clothilde en de zangeres moesten leder een dwarshout vooraan vastnemen, de beide achterste dwarshouten nam de blinde. Zoo ging het stille transport over de weide. Intusschen kwam de politieman Lucas aan draven. Uit de verte al riep hj): „De graaf laat zeggen naar het huis van den schoenmaker! Hij komt dadelijk met het verband." Clothilde riep terug, dat Lucas niet zoo brullen moest, hü kon toch zien, dat zij een ernstlgen zieke droegen, en bet was volkomen vanzelfsprekend, dat ‘men naar het huis var den schoenmaker ging. Reeds was Lucas met zün zevenmijlslaarzen bij hen, legde zijn lans over den schouder en gaf den vrouwen en haar last het militair ge leide. De schoenmaker, een schraal mannetje mei een sneeuwwit puntbaardje en spiegelgladden schedel, kwam uit zijn klein huisje naar bulten loopen en toen hij gag welk een stille gast hem werd gebracht, vulden oogjes met tranen. Gunther werd voorzichtig op het bed gelegd Spoedig daarna kwam de graaf. Hij waa een rijzige verschijning en droeg een lange, zwarte gekleede Jas. Zwijgend boog hü zich over den gewonde. Toen legde de politieman Lucas zijn lans over den schouder en snelde weg. „Is hij dood?” vroeg Clothilde, en boog zich met wijd geopende oogen over Ounther heen. „Neen,” zei de overste, „de steek zit hoog, vlak onder den rechterschouder." Hjj opende Gunther’s wambuis en drukte een zachten doek op de wonde. Daar kwam een vrouw langzaam over het weiland aan de blinde. Toen de overste haar gewaar werd, richtte hij zich op en bleef sprakeloos en onbeweeglijk staan. De blinde kwam naderbij, boog zich diep over den ge kwetste heen, zocht met het laatste licht, dat haar oogen nog bezaten, naar de wonde, richtte zich dan op, en vroeg met een stem, die van haat*was vervuld: „Hebt u er weer een op uw geweten?” De overste lachte spottend. .Jawel, mevrouw! De zucht naar menachen- bloed heeft zich weer eens van mij meester gemaakt, en daarom heb ik dezen onschuldigen jongeling, die mi) met vriéndelijke woorden tegemoet kwam, overhoop gestoken. Ik beveel hem in uwe zorgen aan.” Vervolgens wendde hij zich om en ging been. De blinde knle'de bü den gewonde neer Ook Clothilde zonk langzaam op haar knieën Maar haar gezicht drukte veeleer nieuwsgierigheid dan medelijden uit. *Wat zal er met hem gebeuren?” vroeg ae met spanning. De blinde antwoordde niet op haar vraag. „Haal een draagbaar.” ze’de rij. De zangeres en Clothilde brachten snel een maar wenschte het paar handdruk geluk. Midden in den nacht stond hjj echter stil op en sloop onhoorbaar bet huls uit. Buiten, in het maanlicht, bleef hij even staan, keek naar t huis en schudde treurig het hoof* .Die arme stakker.” mompelde Mj, „die arme Simmy.” Toen, met groote stappen van z’n lange beenen, verdween hij in de duisternis. stelde hoeve denken. Een Batavenwoerd moet een nederzetting geweest zijn, bestaanoe uit hoofd- en bijgebouwen met ietwat gebrekkig rechthoekige grondplannen. Op liggende fun- damentbalken waren stijlen vastgemaakt, waar- tusschen rijshout was gevlochten. Met leem be streken vormde deze vakbouw de wanden. Het hoofdgebouw doet in zijn indeeling denken aan de vroegste vormen der Romeinsche noeven in Zuid-Limburg. Midden door het huis liep een lange gang; ter weerszijden verdeelden dwars- muren de ruimte in vertrekken. Voor de wo ning bevond zich een open hof, terwijl het ge heel door een palissadeering werd omgeven De kleinere woningen weken in hun indeeling nog al af van het hoofdgebouw. De binnenwanden maakten soms een tamelijk scherpen hoek met den buitenwand. Ook hier echter was een hof en palissadeering aanwezig. Tusschen deze bouwsels liepen talrijke afvoergoten en bevon den zich overal afvalgaten Het aardewerk da teert ook hier de bewoningsperiode. In de laatste tientallen der eerste eeuw en de geheele tweede eeuw door hebben er Bataafsche boeren geleefd. Een woerd als de bovenbeschrevene is o.a. gevonden te Maurlk. De bevolking schijnt zelfs in steen te hebtftn gebouwd. Kan het ons in het licht van deze gegevens nog verwonde ren, dat Tacitus ergens spreekt van de „villae” der Batavl? Opmerkelijk is het. dat men in dien tijd klaarblijkelijk niets van het water te vree- zen had. Er zijn geen sporen gevonden van eenlge verdediging tegen de rivieren. Men ver gelijkt daarom deze nederzetting wel eens met de terpen in hun eerste bewoningsperiode. Krijgskundige versterkingen ontbreken even eens geheel; de tijd der Bate ven woerden moet in alle opzichten een zeer rustige geweest zijn. Ook binnen den rihgwal bij Ubbergen het vroegst dateerbare Bataafsche verschijnsel werden gebouwen gevonden en wel voorname lijk het kleinere type van de woerdën. Met hun Indeeling schijnen zij op een eigen, inheemschen bouwvorm te wijzen. Bovendien werd daar een aanleg gevonden, die als de fundamenten van een tempel wordt verklaard. Alzoo moet dus de vluchtburcnt ook beteekenls gehad hebben als godsdienstig middelpunt. 'Hoever het Batavengebled zich heeft uitge-, {monument der cultuur, dat de eeuwen trotsee- En weliswaar zal een komende oorlog de West-Eurppeesche beschaving vernietigen, maar enkele resten zullen dan toch in een latere be schaving voor de onze blijven getuigen zooals w{j nog altijd optrekken met enkele klassieken van de Grieken en Romeinen. Zulk een woord' wordt dan mettertijd sok de ..Matthkus". Dit is een groote troost voor ons. Mits er dan tenminste, na idem zooveel eezwen. ook weer een bAndelssohn bi) de hand is, die uit de ruines Back's werk niet alleen te voorschijn haalt, maar er odk dlreet het grootschëain herkent en dat aan zijn tjjdgenooten voorlegt. Men kan dan nog altijd dezen ontdekker, bij wijze van bezoldiging voor den bewezen dienst, de uit voering van zijn eigen muziek verbieden, omdat z ij n afstamming óók alweer herinnert aan een ver«(oeste beschaving, waarvan enkele klassieke scherven tot ons gekomen zjjn.' Zoo onder an dere die droeve maar schoone historie zelve, welke in de ..Passion" is belichaamd. Ja, er is veel troostrijks op deze wereld. Mits men maar het oog gevestigd houdt op hare schoone puinhoopen-in-hope. Maar vooral niet minder op haar verhoudingen en afmetingen. Want lees ik daar niet, dat de allerkleinste ster aan het uitspansel (u weet: er zijn er zóó veel. dat zij het symbool van de ontelbaarheid zelve zijn geworden)waar w&s ik ook weer?.... ja, dat .de kleinste ster aan den hemel nog Vwee en een half maal zoo groot is als de zon? En hoeveel maaj is die zon ook weer zoo groo| als de aarde? Als men° nu zoo het heelal bekijkt, dan beteekent het vergaan valf We-L-Europa, met besenaving en al, niet véél meer dan dat er een korrel suiker valt van de boterham van mijn kleindochter, waarvan waarachtig het huls niet trillen zal op z’n fün- deeringen. Er is nog een ander bewijs voor de boven staande dateering aan te voeren. Elk bezoeker van Nijmegen, dagjesmensen*'" of logeergast, gaat op het Valkhof van het schoone ultzicnt over de Waal genieten. Het Is hém dan een verrassing op het bekepde bordje te lezen, hoe reeds Claudius Oivllis op deze plek gestaan moet hebben, terwijl hij „knarsetandend” de Romeinsche legerscharen zag naderen. Als we het goed met de historie meenen, zullen we tijdgenooten en nakomelingen deze opwinding moeten ontzeggen. Want het Oppidum Bata- vorum vanwaar Civilis naar het Zuiden stond te turen, is al jaëen geleden door Dr. Hol werda bij Ubbergen teruggevonden. Hier heeft de volksburcht der Bataven gelegen, die door den aanvoerder aan de vlammen werd prijs gegeven. De sterk verkoolde overblijfselen van de paüssadeerlngen laten geen twijfel. In het Germanenland zijp zulke volks- burchten gewone verschijningen. Bij Altenburg in den Taunus b.v. meent men den vluchtburcht der Chatten gevonden te hebben. Zoo’n ver sterking deed alleen dienst in tijden van gevaar en was zoo groot, dat de gansche stam ei rich kon bergen. In normale omrtandlgheden woon den er waarschijnlijk slechts enkele gezinnen. Naar oude zeden hebben de Bataven ir de pas bezette streken zich al spoedig een steunpunt gebouwd. Door aardewerkvondsten waar onder de vroegste in ons land gevonden Ro meinsche stukken kan een bewoningsperiode vastgesteld worden loopende van omstreeks 35 v. C. tot het jaar 70 n. C. Zooals boven reeds vermeld werd, is in de Jaren van den bekenden opstand de sterkte dcor de* Bataven zelf vol- 'edlg verwoest. I Dit vroege Romeinsche aardewerk geeft mij neteen de gelegenheid een ander onderwerp aan te snijden. Het bewijst ons nJ. hoe sterk deze Germanenstam al onder RomeinscKen in vloed stond. Toen ik daar straks Tacitus aan haalde, liet ik met opzet iets achterwege. De schrijver vertelt daar nl tevens, dat een oud bondgenootschap tusschen de Romeinen en een stam der Chatten ondanks de verhuizing van dien stam bleef bestaan. We hebben alle reden om aan te nemen, dat bet onze Batavl waren, die reeds in hun stamland zoo bevriend met de Romeinen waren. Het sluiten van dat ver bond speelt in de 'schoolboekjes nog een voor name rol; men laat bet echter op vaderland- schen bodem plaats grijpen en hiervoor ont breekt alle historische grond. r zijn zoo van die denkbeelden, die van ge- 1T slacht op geslacht overgedragen worden; opvattingen die maar niet door nieuwere inzichten gewijzigd worden. Het onderwijs werkt daar in niet geringe mate aan mee. Waar de wetenschap in onze twintigste eeuw een Hinken vooruitgang*7 te boeken heeft, moet zelfs een buitenstaander wel opmerken, hoe uiterst langzaam de resultaten doorwerken. Dit te den leeraren en onderwijzers niet zoo heel kwalijk te nemen. De overvolle klassen, de stijgende moeilijkheden om het programma af te werken, maken het dikwijls ónmogelijk om op de hoogte van den tijd te blijven. Een factor, die even eens veel gewicht in de schaal legt, te het exa men. Vrij veel veteranen trachten In de exa mencommissies hun laatste sporen te verdie nen. Er zijn voorbeelden bekend, dat een leeraar zich genoodzaakt zag zjjn pupillen zoowel oude als nieuwe Inzichten bij te bren gen om ze voor een nederlaag op dat punt te behoeden. Wanneer de candldaat slaagt en na zijn examen aan het vak in kwestie niets meer doet, moet er in zijn geheugen wel een ver broedering van oud en nieuw plaats vitMen. e sherif Oraytown In den tarwestaat I 1 Indiana stond te loeren naar een aantai leege tarwewagens. die op een zijspoor waren gezet. HU wachtte achter eed stapel dwarsliggers, terwijl de locomotief werd afge koppeld. Met zoo’n trein kwamen allicht een paar landloopers mee. Vijftien minuten bewoog zich niets. Dan ging zacht knarsend een der goederenwagens open. Aha!" zei de sherif. Een mager bean kwam te voorschijn, een twee de volgde, een lang bovenlijf schoof achter aan, één sprong, en een landlooperig individu, mager, met een groote snor, stond naast de rails. .Kom d’r maar uit. Sinunyl" riep de lange. „We treffen t slecht. Ik heb nog nooit zoo’n dooie, suffe streek..,." „Morgen heeren!” riep de sherif, vanachter de dwarsliggers te voorschijn komend en een brow ning in de hand. „Mag Ik u verzoeken uw han den een eindje in de hoogte te houden?” Een tweede individu sprong nu uit den wagen, kleiner, gezetter. De sherif lachte. Met wat mlnzamen aandrang, dacht hU. zouden ze'wel aan t werk te krijgen zjjn. „MUnheer de .sherif,” zei de lange, „ik heet Lorry en dat is m’n vriend Blmmy.” „We hebben arbeiders noodlg voor den oogst,” antwoordde de vader der wet. „U moet werken bu een weduwe.” .Die mijnheer la een beetje in de war, Sim my." meende de lange. .NU weet niet dat we maling hebben .aan den oogbt in Indiana, aan de boeren hier." •Dan zal ik de heeren in hechtenis moeten nemen," sprak de sherif kalm. .DuldelUk genoeg." zuchtte Simmy. „Dus we gaan de kast in. als we niet willen werken voor die weduwe?" ..Precies.'’ „Vooruit dan maar,” zei de lange, „Sherif, u hebt gewonnen.” „Bah." zei Sttnmy met een vies gezicht, „maaien, oogsten en nog een weduwe ook er bU! Als 't maar niet zoo lang duurt.” „Een dag of tien.” lachte de sherif. Een wandeling van een kwartiertje tusschen tarwevelden door, bracht Lorry, Simmy en den sherif voor een boerderij met eëh moestuin er omheen. „Vrouw Mack!" riep de sherif. „Ik kom!” antwoordpa-cen basstem uit het huls. Het was een ongewoon ruige stem voor een vrouw. Ze was bUna twee meter lang, droeg een paar ontzaglijke laarzen, had een sterk, beenig gelaat met sproeten; ze had rood haar en grijs groene, staalharde, dreigende oogen. „Allemachles,” mompelde Simmy bü *t aan schouwen van deze dame. .Morgen sherif,” groette ae, .zijn dat de mannen, die je me beloofd hebt?” .Dat zijn ze." „Zoo; veel zaaks lijken ae ntet. Zullen jullie Hink aanpakken?” Lorry wilde antwoorden, maar z’n kameraad was hem voor. HU deed z’n best om nog kleiner te schijnen dan hij was en verzekerde met.een grafstem, dat hjj door tegenslag en ontbering heelemaal was verzwakt en juist tegenover zoo’n eerbiedwaardige dame zou h|j t vreeselük vinden, als hü niet genoeg presteeren kon voor z’n loon. Daarom .Klets niet,” viel de weduwe hem in de rede „Nu, dag sherif. Kom mee mannen!" De twee vrienden volgden de cordate weduwe -eruiKen naar *>innen' Daar werd hun brood met boter Zou het ook kunnen zijn, dat we onszelf* aardappelen voorgezet Na t eten gingen ze t veld in. Ze merkten al gauw, dat ze voor een geduchte vrouw werkten; ze werkten dus zooals ze nog nooit gedaan hadden. Eerst vertrouwde de weduwe het niet; se nam lederen avond een revolver mee naar bed. maar na een dag of acht was ae zeer met de twee mannen ingenomen. Herhaaldelijk dacht ze er aan, hoe eenzaam het op de boerderij sou stelde als een dokten» een onderzoek naar zijn toestand in, legde een verband en nam dan morgenvroeg blijf ik hier!” zeide hij „Wie verzorgt hem daarna?" „Ik!” sei de blinde, die geheel terzijde was gaan staan toen de graaf binnenkwam. HJ knikte zwijgend. Tot zjjn dochter Clothilde en de zangeres, die hand in hand tegen den muur leunden, zei hü na een poosje: „Ga naar huis!” Zü gingen. En zoo was de graaf met de blinde bü den zieke alleen. De schoenmaker zat in het zijkamertje op een voetbank en wachtte geduldig af of hem iets zou worden opge dragen. Buiten werd het donker; de maan verdween achter de wolken, de krekels en de vuurpadden zwegen. Een trage nachtwind zong rondom hel kleine huis, waarin een jong leven worstelde met den dood. stilte. Slechts hoorde men. een paar van het huis van den schoenmaker iemand zachtJe^, tellen: achthonderd acht en tachtig, acht honderd negen en tachtig, acht honderd negentig! Lucas, de politieman, had van de geiegen- heid gebruik gemaakt om den schoenmaker zün zich zün trouwhartige magneetstaaf te ontfutselen, en bestreek daar mee zün lans. Duizendmaal! Opnieuw minuten van grimmlgen strijd. Het Hoed stroomde van het gelaat van den overste. „Verder! Kerel, met jou, is het de moeite te vechten!” De degens kletterden, de strijdenden hügden, het meisje liet korte opgewonden kreten hooren. de zangeres wrong haar handen, de politieman Neef voorzichtig terzüde. aan weerszücfcn geen succes, maar steeds wilder werd de strijdlust, •teeds onversaagder werden aanval en af weer Na genilmen tüd bleek, dat de overste de ■terkste zenuwen had; spoedig daarnd zat kling in Gun’her'z rechter long. .Aoo! zóó vecht een nachtwaker!” riep da overwinnaar in grimmige vreugde uit. Dan hoog hü zich over den bjwustelooaen jongen .Hét te een flinke kerel!” M hü met waar- deering, zelf volslagen uitgeput. „Roep den «raaf.” JCerel” riep hü den politieman toe, die ««heri bulten zichzelf stond toe te kijken. .Jiaal den graaf, loop hard, of ik sla je krom en 206 Hond en kat in de voorjaarszon bl) vroolijk spel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9