Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
I
JCrf ucïAaal van den daq
De Bataven
t
F 750.-
ALLE ABONNÊ’S
85<±.pfeej-
F 750.- F 750.- ssssfïs F 250.-
Cultuurmonument
et eiland der eenzamen
WOENSDAG 8 Al»RIL 1936
De mannen van
den Sherif
Sint Jorisprentje
Pou du Ciel
Historische waarheid
en sprookjes
Mj verBea van een hand,
een voet ot aan oog
„Hemellma” gebouwd door een
mieeionarie
Ala men one opgraaft.
AAAGZFTf MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR N^ HET ONGEVAL
l
k
De burcht te Ubbergen
J. RENAUD
totaal van
Woningen en dorpen
tos
I
H
riep
VIERDE HOOFDSTUK
schoenmaker, wisn groots
De
0"
Wat hadden ze een massa hout bü elkaar gebracht. Tuimeltje
ging op een laddertje staan en stapelde het bout hoe langer hoe
hooger op. De ooievaar was gelukkig niet in het nest en kwam
pas terug toen het al donker begon te worden. De kikkers en
Tuimeltje hielden rich stil en toen het nacht werd slopen se
naar den brandstapel.
Roman van Paul Keiler
•Vertaald door Louis do Bourbon
Lode Sengers heeft een prentje van St. Joris
geteekend, dat wjj hierbij afbeelden. Men riet
den patroon der verkenners in gevecht met
den draak. Het prentje wordt uitgegeven door
de fa. Wed. J. R. van Rossum te Utrecht en
is natuurlijk In de eerste plaats bestemd om aan
verkenners en welpen ten geschenke gegeven te
worden.
Diepe
passen
Ze namen een brandende kaars en zetten die onder den
houtstapel. Deze begon te rocken en In enkele minuten stond
alles in brand. De ooievaar lag nog altijd in rijn nest te slapen
en toen hü wakker werd van den rook en weg wilde vliegen,
raakten zijn vleugels in brand. Zoo gauw hij kon vloog hij naar
een sloot en dook onder water, maar toen hij er uit kwam, ont
dekte hij tot zijn schrik, dat hij niet meer kon vliegen; maar
dat was nog niet alles.
strekt, is moeilijk uit te maken. Zoo wjjst b.v.
een te Rummel (N.-Br.) gevonden inscriptie
op de aanwezigheid van Bataven. Maar men
zou geneigd zijn aan te nemen, dat de Bataven
In den aanvang slechts de Brabantsche en Ve-
luwsche oevers der vruchtbare kleistreek heb
ben bewoond, om later zich neer te zetten in
de Betuwe. Eerst dan kan er met recht gespro
ken Worden van een „Eiland der Bataven”.
en weer. „Er is nog werk genoeg.” sei ze.
De weduwe zweeg en Lorry steunde. Neg lan
ger werken? Nog langer z’n gulden vrijheid
2
Wanneer kwamen de Batavgn
in on» land?
zijn kaal hoofd heen en weer
verscheen het gezicht van den
grtmmigen snorrebaard Lucas aan het venster,
spiedde of alles veilig was en spoedig daarop
kroop de geduchte krijgsman op handen en
voeten het kamertje binnen en legde de mag
neetstaaf terug op de tafel, vanwaar hij haar
had weggenomen, want hij was een eerlijk man.
In de ziekenkamer werd met nauwgezetheid
gewaakt. De gewonde was nog bulten bewust
zijn; hij had zeer veel bloed verloren en zijn
polsslag was nauwelijks voelbaar.
,De hoofdzaak te. dat hij zich niet beweegt!”
zei de graaf, „zoodat er geen nieuwe bloeding
ontstaat
Daarom hielden zij den zieke met geweld
vast, wanneer hü zich wUde omdraaien. Tegen
den morgen werd Ounther rustig, en sliep In
De graaf had met de blinde den geheelen
nacht geen woord gewisseld, behoudens de
onvermijdelijke aanwijzingen, die hij moest
geven.
Pas toen het morgenlicht door het venster
scheen, set hü: ..Madeleine, je hebt gisteren
avond weer op den overste gescholden!'
De blinde wees met een handbeweging naar
den zieke en aside: „Weer zijn werk!”
.Neen," zei de graaf met zachte, toornige
stem, „niet zijn werk, maar het werk van dezen
overmoedlgen knaap zelf, die wederrechtelijk
missen?
„Vrouw Mack.”
begon hij, .er
zijn allerlei
soorten van man
nen. goeie en
slechte. ijverige
en luieWü
behooren tot de
slechte, de luie, de nietsnutten
„O, maar jullie zijn zoo ijverig geweest,”
fluisterde vrouw Judith en Lorry voelde met
ontzetting, dat zich een voet onder de tafel op
dien van hem plantte.
„O neen,” repliceerde hjj. ,4k ben een echte
deugniet, t Is wel prettig, dat u aoo tevreden
over ons bent. maar ja, hoe moet ik t
zeggen, zoon fatsoenlijk, geregeld leven houden
wij niet uit! We zijn vagebonden, zwervers en
dat blijven we.”
.Anne stakker.” steunde vrouw Mack.
„De rijken gaan óók wel voor hun plezier op
reis!” zei Lorry weer, „ik kan niet stil ritten. Er
zün nog een massa treinen, waar ik nog nooit
stlekum in meegereden’ heb. Er .zijn nog zoo’n
massa landen en steden.
.Maar man. hoe kom je aan aoo iets? Wat
zal je dikwijls honger en dorst hebben."
„Ja, dat hoort er nu eenmaal bij.”
Lorry stond op om een half uurtje te gaan
wandelen. Hij wilde vrouw Mack ontvluchten,
die van hem een eeuwigen boerenknecht wilde
maken.
Simmy at intuaschen z’n negende stuk appel-
koek.
„Je vindt hem toch wel lekker, hé?” vroeg de
weduwe, „maar Je vriend is toch’een rare.”
..Lorry?" verbaasde zich Simmy. ,Mlj is een
reuzenjongen. We zijn nu al aes jaar bij el
kander en bij heeft me altijd overal door heen
geholpen.”
„Vind j|j dat zwerversleven ook aoo heerlijk?”
.JSosns wel, soms ook niet.”
Nu hield de slimme weduwe d'r hand voor
haar oogen en loerde tusschen dT vingers door
naar Simmy.
„Wat Is er? vroeg de knecht,
streek.
Jk ben aoo ongelukkig, Ik ben een arme, een
zame vrouw, waar niemand om geeft. Blijf bij
me, je zult het goed hebben.”
Het resultaat was dat Simmy bleef.
Lorry, de zwerver, was een man van de
wereld. Toen hij na ah wandeling weer in de
kamer kwam en z’n kameraad hem stotterend
z’n trouwplan met de wed. Judith Mack mee
deelde. gaf hjj geen blijk van verwondering,
maar wenschte bet paar met een stevlgen
onze beschaving en onsterfelijkheid Incluis, wat
al te zwaarwichtig opnemen, omdat we vergeten,
dat heel de aarde maar een doperwtje is. ver
geleken bij de kleinste ster? Erf wat is dan deze
kleinste ster zelf, temidden van de geweldig
heden des heelals? Zoo beschouwd, lijkt niets
meer groot en gewichtig. Op Hitler na, natuur
lijk!"
wezen, als de twee vrienden weer weg zouden
zijn.
Zoo rijpte in baar krachtlgen geest een vast
besluit. Ze kookte voor het avondeten pekel
vlees h met kooi en konijnen en bakte een
appeltaart. Van haar overleden man had as
alles weten gedaan te krijgen door zoo’n appel-
koek. Waarom zou die ook op andere mannen
niet aoo werken? De koek werd een succes.
„Smaakt ae?” vroeg ae met barscbe stem en
een lachend gericht.
„Fijn," ari simmy en nam nog een stuk.
,gen meesterstuk.” prees Lorry, „en meteen
ons galgenmaal Morgen zjjn we klaar.”
Vrouw Judith bloosde en schoof onrustig heen
Op bet terrein der historie hebben de onder
zoekingen van Dr. Holwerda en anderen een
geheel nieuwen kijk gegeven op de prae-histo-
rie van ons land. Ook de Bataven heeft het
bodemonderzoek in zijn nasporingen betrokken.
Wanneer ik de Bataven noem, denkt de lezer
onmiddellijk aan dat gemakkelijke jaartal 100
j. v. O. Velen sullen zich bovendien nog wel
iets herinneren van verhalen, waarin dieren
vellen. armzalige hutten en andere ongeriefe
lijkheden een voorname rol speeldefi. Bij onze
spruiten blijken die Verhalen nog onveranderd
voort te leven. De onderwijsmenschen, die dlT
Geschiedenis des Vaderlands voor de leer
gierige jeugd toegankelijk trachten te maken,
schijnen wel zeer voorzichtig te zijn met het
verwerken van de resultaten van het m'xierne
onderzoek. Nu van jaar tot jaar onze kennis
verrijkt wordt, zjjfi er verworvenheden, die
langzamerhand hun intrede in de school wel
eens mochten doen.
Wat weten we eigenlijk op het oogenblik var.
de Bataven? In de eerste plaats dit, dat het
Jaartal 100 V. O. zonder meer op fantasie be
rust. Nog niet zoo heel lang geleden putte men I
de kennis van onze voorvaderen uit de weinige
overgeleverde berichten bij de klassieke schrij
vers. Nu echter heeft de spade die getulgenis-
„Wat blijft mij dan nog over?" zal de opvoe
der der jeugd vragen. Ik moet toegeven, dat er
wel danig het mes gezet wordt in de overge
leverde stof. Er is nog wel meer dat aan een
gerechtvaardigde critiek onderworpen kan
worden.
In u en mij is nog wel zoo iets blijven hangen
van poovere alleenstaande hutten. Nu wil het
geluk, dat onze archeologen Bathvenwoningen
hebben teruggevonden. Op de blootgelegde fun
damenten laat zich echter een vrij samenge-
Want Tuimeltje en de kikkers hadden alles afgekeken en
toen ze dichterbij kwamen wilde de, ooievaar hard wegloopen.
Maar Tuimeltje liep hem met zijn korte beentjes heel vlug
achterna en haalde een touwjte uit zijn zak, dat hij om den
nek van den ooievaar sloeg. Toen riep hjj, dat de kikkers een
wkgentje moesten brengen en met hun allen zetten ze den
ooievaar er in. Lachend trok Tuimeltje den ooievaar in bat
wagentje voort.
senop hun geloofwaardigheid onderzocht en ze
dikwijls in tegenspraak met de werkelijkheid
bevonden.
Toch behoeven we de schrijvers niet geheel
terzijde te stellen; ook zij dragen hun steentje
soms bij tot de veranderde voorstelling van za
ken. Zoo heeft tekstcritiek op Caesar uitge
maakt. dat deze Romeinsche veldheer de Bate-
ven zeer waarschijnlijk niet in onze strecen ge
kend heeft. Hl) spreekt over hen In zeer vage
termen, als van „booren zeggen”,
Tacitus echter is en blijft onze voornaamste
bron. Hij toch vertelt, hoe ’s keizers veldheeren
ingrepen in de woelingen onder de stammen
der Chatten en een stam *n nieuwe woonplaats
toewezen, hetgeen dankbaar aanvaard schijnt
te zijn. Zoo iets gebeurde meer: soms werd
zoo’n verhuizing opgedrongen. Hoewel de As-
syriërs dit stelsel reeds toepasten, behoeven we
niet zoover van huis om een voorbeeld; Agrip
pa deed het in 37 v. C. met de Ubters.
Het laat zich aan de hand van een en ander
met vrij groote zekerheid vaststellen, dat de
Bataven eerst in de laatsfe tientallen jaren
van de eerste eeuw vóór Christus deze streken
hebben bezet.
tranen in de oogen waren gekomen, toen hij
zag, welk een stillen gast men in zijn huis
bracht, en die zoo trouw had afgewacht, of men
hem niet bij de ziekenverpleging noodlg zou
hebben, was spoedig op zijn krukje Ingeslapen.
Terwijl nu
schommelde,
De eerste NemeUute’ in bet Oosten aldus
lazen wü in The Irish Weekly and Ulster Exa
miner ia gebouwd door een missionaris to
Rangoon. Pater Picot uit Parijs beeft in zün
vrijen tijd de machine gebouwd in overeenstem
ming met de aanwijzingen, gegeven door Henri
Mlgnet, uitvinder van den Pou du del. De kleine
motor voor den Pou werd hem uit Frankrijk
toegestuurd.
De machine van Pater Picot weegt 350 pond.
Het dashboard draagt de ccntróle-lnstrumenten
van een motorfiets. Met zijn 35 P-K. Poinaard-
machlne kan de Pou een snelheid bereiken van
80 mijl per uur, bij een actieradius van 360
mijl. Voor dezen afstand is M liter benzine
noodlg.
De aandacht van Pater Ticot werd op de
„Hemelluis” gevestigd door een artikel in een
dagblad, en hij liet dadelijk een boek komen
waarin de constructie werd beschreven. Zijn na
tuurlijke aanleg voor machinebouw kwam hem
bij het bouwen van zijn eigen Pou natuurlijk
goed te pas.
De „Matth&us-Pasrion”;' aldus vernam A. B.
Kleerekooper uit een krant, (hij maakt er een
„Oproerige Krabbel” van voor Het Volk), is een
bet eiland is binnengedrongen, den ovente door
brutale beleedigingen tot een duel uitdaagde en
hem daarbij het eerst verwondde. Dat hij ten
slotte de mindere in den strijd bleek, te stjn
ongeluk, maar niet de schuld van den overste
„De overste heeft nooit schuld." setde ztf
vermoeid; „maar toch brengt hü altijd onge
luk I”
„Met jou valt daarover niet te praten!'
.Neen,” antwoordde sü.
Daarna zwegen sü- De musschen tjilpten
voor het venster, de spreeuwen floten, en bet
morgenlicht straalde helderder en wekte even
plagerig als altijd het schoenmakertje; de zon
scheen op zijn oogleden, aoodat hij moest niesen -
en door den schok daarvan ontwaakte.
Dezen ochtend streek meester Fridoiin eerst
langen tijd over zijn voorhoofd, trachtte zich
te herinneren, waarom hij niet in zjjn bed lag,
doch integendeel met stijve beenen op zijn
schoenmakersbankje zat, oriënteerde eerst stjn
geheugen en in aansluiting daaraan zijn ge
voelens en gelaatsuitdrukking, en betrad met
een doodgraverageslcht de ziekenkamer.
.Leeft hij nog?” vroeg hij snikkend.
De graaf knikte.
.Ach God ach God. ik heb den heden
nacht....”
„Geslapen!” viel de graaf hem njw tn de
rede. „Ga naar bulten en maak je ontbQt
klaar!"
van de schragen, die gebruikt werden voor het
vervoeren van hooi en die in grooten getale op
het eiland verspreid stonden. Daarop legden ztf
den gewonde.
.Naar het huis van den schoenmaker,” ge
bood de blinde, „dat is het dichtst bij.”
Clothilde en de zangeres moesten leder een
dwarshout vooraan vastnemen, de beide
achterste dwarshouten nam de blinde. Zoo ging
het stille transport over de weide.
Intusschen kwam de politieman Lucas aan
draven. Uit de verte al riep hj):
„De graaf laat zeggen naar het huis van
den schoenmaker! Hij komt dadelijk met het
verband."
Clothilde riep terug, dat Lucas niet zoo
brullen moest, hü kon toch zien, dat zij een
ernstlgen zieke droegen, en bet was volkomen
vanzelfsprekend, dat ‘men naar het huis var
den schoenmaker ging.
Reeds was Lucas met zün zevenmijlslaarzen
bij hen, legde zijn lans over den schouder en
gaf den vrouwen en haar last het militair ge
leide.
De schoenmaker, een schraal mannetje mei
een sneeuwwit puntbaardje en spiegelgladden
schedel, kwam uit zijn klein huisje naar bulten
loopen en toen hij gag welk een stille gast hem
werd gebracht, vulden
oogjes met tranen.
Gunther werd voorzichtig op het bed gelegd
Spoedig daarna kwam de graaf. Hij waa een
rijzige verschijning en droeg een lange, zwarte
gekleede Jas.
Zwijgend boog hü zich over den gewonde.
Toen legde de politieman Lucas zijn lans over
den schouder en snelde weg.
„Is hij dood?” vroeg Clothilde, en boog zich
met wijd geopende oogen over Ounther heen.
„Neen,” zei de overste, „de steek zit hoog,
vlak onder den rechterschouder." Hjj opende
Gunther’s wambuis en drukte een zachten doek
op de wonde.
Daar kwam een vrouw langzaam over het
weiland aan de blinde. Toen de overste haar
gewaar werd, richtte hij zich op en bleef
sprakeloos en onbeweeglijk staan. De blinde
kwam naderbij, boog zich diep over den ge
kwetste heen, zocht met het laatste licht, dat
haar oogen nog bezaten, naar de wonde,
richtte zich dan op, en vroeg met een stem,
die van haat*was vervuld:
„Hebt u er weer een op uw geweten?”
De overste lachte spottend.
.Jawel, mevrouw! De zucht naar menachen-
bloed heeft zich weer eens van mij meester
gemaakt, en daarom heb ik dezen onschuldigen
jongeling, die mi) met vriéndelijke woorden
tegemoet kwam, overhoop gestoken. Ik beveel
hem in uwe zorgen aan.”
Vervolgens wendde hij zich om en ging been.
De blinde knle'de bü den gewonde neer Ook
Clothilde zonk langzaam op haar knieën Maar
haar gezicht drukte veeleer nieuwsgierigheid
dan medelijden uit.
*Wat zal er met hem gebeuren?” vroeg ae
met spanning.
De blinde antwoordde niet op haar vraag.
„Haal een draagbaar.” ze’de rij.
De zangeres en Clothilde brachten snel een
maar wenschte het paar
handdruk geluk.
Midden in den nacht stond hjj echter stil op
en sloop onhoorbaar bet huls uit. Buiten, in
het maanlicht, bleef hij even staan, keek naar
t huis en schudde treurig het hoof*
.Die arme stakker.” mompelde Mj, „die arme
Simmy.”
Toen, met groote stappen van z’n lange
beenen, verdween hij in de duisternis.
stelde hoeve denken. Een Batavenwoerd moet
een nederzetting geweest zijn, bestaanoe uit
hoofd- en bijgebouwen met ietwat gebrekkig
rechthoekige grondplannen. Op liggende fun-
damentbalken waren stijlen vastgemaakt, waar-
tusschen rijshout was gevlochten. Met leem be
streken vormde deze vakbouw de wanden. Het
hoofdgebouw doet in zijn indeeling denken aan
de vroegste vormen der Romeinsche noeven in
Zuid-Limburg. Midden door het huis liep een
lange gang; ter weerszijden verdeelden dwars-
muren de ruimte in vertrekken. Voor de wo
ning bevond zich een open hof, terwijl het ge
heel door een palissadeering werd omgeven De
kleinere woningen weken in hun indeeling nog
al af van het hoofdgebouw. De binnenwanden
maakten soms een tamelijk scherpen hoek met
den buitenwand. Ook hier echter was een hof
en palissadeering aanwezig. Tusschen deze
bouwsels liepen talrijke afvoergoten en bevon
den zich overal afvalgaten Het aardewerk da
teert ook hier de bewoningsperiode. In de
laatste tientallen der eerste eeuw en de geheele
tweede eeuw door hebben er Bataafsche boeren
geleefd. Een woerd als de bovenbeschrevene is
o.a. gevonden te Maurlk. De bevolking schijnt
zelfs in steen te hebtftn gebouwd. Kan het ons
in het licht van deze gegevens nog verwonde
ren, dat Tacitus ergens spreekt van de „villae”
der Batavl? Opmerkelijk is het. dat men in dien
tijd klaarblijkelijk niets van het water te vree-
zen had. Er zijn geen sporen gevonden van
eenlge verdediging tegen de rivieren. Men ver
gelijkt daarom deze nederzetting wel eens met
de terpen in hun eerste bewoningsperiode.
Krijgskundige versterkingen ontbreken even
eens geheel; de tijd der Bate ven woerden moet
in alle opzichten een zeer rustige geweest zijn.
Ook binnen den rihgwal bij Ubbergen het
vroegst dateerbare Bataafsche verschijnsel
werden gebouwen gevonden en wel voorname
lijk het kleinere type van de woerdën. Met hun
Indeeling schijnen zij op een eigen, inheemschen
bouwvorm te wijzen. Bovendien werd daar een
aanleg gevonden, die als de fundamenten van
een tempel wordt verklaard. Alzoo moet dus de
vluchtburcnt ook beteekenls gehad hebben als
godsdienstig middelpunt.
'Hoever het Batavengebled zich heeft uitge-, {monument der cultuur, dat de eeuwen trotsee-
En weliswaar zal een komende oorlog de
West-Eurppeesche beschaving vernietigen, maar
enkele resten zullen dan toch in een latere be
schaving voor de onze blijven getuigen zooals
w{j nog altijd optrekken met enkele klassieken
van de Grieken en Romeinen. Zulk een woord'
wordt dan mettertijd sok de ..Matthkus".
Dit is een groote troost voor ons. Mits er dan
tenminste, na idem zooveel eezwen. ook weer
een bAndelssohn bi) de hand is, die uit de ruines
Back's werk niet alleen te voorschijn haalt,
maar er odk dlreet het grootschëain herkent
en dat aan zijn tjjdgenooten voorlegt. Men kan
dan nog altijd dezen ontdekker, bij wijze van
bezoldiging voor den bewezen dienst, de uit
voering van zijn eigen muziek verbieden, omdat
z ij n afstamming óók alweer herinnert aan een
ver«(oeste beschaving, waarvan enkele klassieke
scherven tot ons gekomen zjjn.' Zoo onder an
dere die droeve maar schoone historie zelve,
welke in de ..Passion" is belichaamd.
Ja, er is veel troostrijks op deze wereld. Mits
men maar het oog gevestigd houdt op hare
schoone puinhoopen-in-hope. Maar vooral niet
minder op haar verhoudingen en afmetingen.
Want lees ik daar niet, dat de allerkleinste
ster aan het uitspansel (u weet: er zijn er zóó
veel. dat zij het symbool van de ontelbaarheid
zelve zijn geworden)waar w&s ik ook
weer?.... ja, dat .de kleinste ster aan den
hemel nog Vwee en een half maal zoo groot is
als de zon? En hoeveel maaj is die zon ook weer
zoo groo| als de aarde? Als men° nu zoo het
heelal bekijkt, dan beteekent het vergaan valf
We-L-Europa, met besenaving en al, niet véél
meer dan dat er een korrel suiker valt van de
boterham van mijn kleindochter, waarvan
waarachtig het huls niet trillen zal op z’n fün-
deeringen.
Er is nog een ander bewijs voor de boven
staande dateering aan te voeren. Elk bezoeker
van Nijmegen, dagjesmensen*'" of logeergast,
gaat op het Valkhof van het schoone ultzicnt
over de Waal genieten. Het Is hém dan een
verrassing op het bekepde bordje te lezen, hoe
reeds Claudius Oivllis op deze plek gestaan
moet hebben, terwijl hij „knarsetandend” de
Romeinsche legerscharen zag naderen. Als we
het goed met de historie meenen, zullen we
tijdgenooten en nakomelingen deze opwinding
moeten ontzeggen. Want het Oppidum Bata-
vorum vanwaar Civilis naar het Zuiden stond
te turen, is al jaëen geleden door Dr. Hol
werda bij Ubbergen teruggevonden. Hier heeft
de volksburcht der Bataven gelegen, die door
den aanvoerder aan de vlammen werd prijs
gegeven. De sterk verkoolde overblijfselen van
de paüssadeerlngen laten geen twijfel.
In het Germanenland zijp zulke volks-
burchten gewone verschijningen. Bij Altenburg
in den Taunus b.v. meent men den vluchtburcht
der Chatten gevonden te hebben. Zoo’n ver
sterking deed alleen dienst in tijden van gevaar
en was zoo groot, dat de gansche stam ei rich
kon bergen. In normale omrtandlgheden woon
den er waarschijnlijk slechts enkele gezinnen.
Naar oude zeden hebben de Bataven ir de pas
bezette streken zich al spoedig een steunpunt
gebouwd. Door aardewerkvondsten waar
onder de vroegste in ons land gevonden Ro
meinsche stukken kan een bewoningsperiode
vastgesteld worden loopende van omstreeks 35
v. C. tot het jaar 70 n. C. Zooals boven reeds
vermeld werd, is in de Jaren van den bekenden
opstand de sterkte dcor de* Bataven zelf vol-
'edlg verwoest.
I Dit vroege Romeinsche aardewerk geeft mij
neteen de gelegenheid een ander onderwerp
aan te snijden. Het bewijst ons nJ. hoe sterk
deze Germanenstam al onder RomeinscKen in
vloed stond. Toen ik daar straks Tacitus aan
haalde, liet ik met opzet iets achterwege. De
schrijver vertelt daar nl tevens, dat een oud
bondgenootschap tusschen de Romeinen en een
stam der Chatten ondanks de verhuizing van
dien stam bleef bestaan. We hebben alle reden
om aan te nemen, dat bet onze Batavl waren,
die reeds in hun stamland zoo bevriend met
de Romeinen waren. Het sluiten van dat ver
bond speelt in de 'schoolboekjes nog een voor
name rol; men laat bet echter op vaderland-
schen bodem plaats grijpen en hiervoor ont
breekt alle historische grond.
r zijn zoo van die denkbeelden, die van ge-
1T slacht op geslacht overgedragen worden;
opvattingen die maar niet door nieuwere
inzichten gewijzigd worden. Het onderwijs
werkt daar in niet geringe mate aan mee. Waar
de wetenschap in onze twintigste eeuw een
Hinken vooruitgang*7 te boeken heeft, moet zelfs
een buitenstaander wel opmerken, hoe uiterst
langzaam de resultaten doorwerken. Dit te den
leeraren en onderwijzers niet zoo heel kwalijk
te nemen. De overvolle klassen, de stijgende
moeilijkheden om het programma af te werken,
maken het dikwijls ónmogelijk om op de hoogte
van den tijd te blijven. Een factor, die even
eens veel gewicht in de schaal legt, te het exa
men. Vrij veel veteranen trachten In de exa
mencommissies hun laatste sporen te verdie
nen. Er zijn voorbeelden bekend, dat een
leeraar zich genoodzaakt zag zjjn pupillen
zoowel oude als nieuwe Inzichten bij te bren
gen om ze voor een nederlaag op dat punt te
behoeden. Wanneer de candldaat slaagt en na
zijn examen aan het vak in kwestie niets meer
doet, moet er in zijn geheugen wel een ver
broedering van oud en nieuw plaats vitMen.
e sherif Oraytown In den tarwestaat
I 1 Indiana stond te loeren naar een aantai
leege tarwewagens. die op een zijspoor
waren gezet. HU wachtte achter eed stapel
dwarsliggers, terwijl de locomotief werd afge
koppeld. Met zoo’n trein kwamen allicht een
paar landloopers mee. Vijftien minuten bewoog
zich niets. Dan ging zacht knarsend een der
goederenwagens open.
Aha!" zei de sherif.
Een mager bean kwam te voorschijn, een twee
de volgde, een lang bovenlijf schoof achter
aan, één sprong, en een landlooperig individu,
mager, met een groote snor, stond naast de
rails.
.Kom d’r maar uit. Sinunyl" riep de lange.
„We treffen t slecht. Ik heb nog nooit zoo’n
dooie, suffe streek..,."
„Morgen heeren!” riep de sherif, vanachter de
dwarsliggers te voorschijn komend en een brow
ning in de hand. „Mag Ik u verzoeken uw han
den een eindje in de hoogte te houden?”
Een tweede individu sprong nu uit den wagen,
kleiner, gezetter. De sherif lachte. Met wat
mlnzamen aandrang, dacht hU. zouden ze'wel
aan t werk te krijgen zjjn.
„MUnheer de .sherif,” zei de lange, „ik heet
Lorry en dat is m’n vriend Blmmy.”
„We hebben arbeiders noodlg voor den oogst,”
antwoordde de vader der wet. „U moet werken
bu een weduwe.”
.Die mijnheer la een beetje in de war, Sim
my." meende de lange. .NU weet niet dat we
maling hebben .aan den oogbt in Indiana, aan
de boeren hier."
•Dan zal ik de heeren in hechtenis moeten
nemen," sprak de sherif kalm.
.DuldelUk genoeg." zuchtte Simmy. „Dus we
gaan de kast in. als we niet willen werken voor
die weduwe?"
..Precies.'’
„Vooruit dan maar,” zei de lange, „Sherif, u
hebt gewonnen.”
„Bah." zei Sttnmy met een vies gezicht,
„maaien, oogsten en nog een weduwe ook er
bU! Als 't maar niet zoo lang duurt.”
„Een dag of tien.” lachte de sherif.
Een wandeling van een kwartiertje tusschen
tarwevelden door, bracht Lorry, Simmy en den
sherif voor een boerderij met eëh moestuin er
omheen.
„Vrouw Mack!" riep de sherif.
„Ik kom!” antwoordpa-cen basstem uit het
huls.
Het was een ongewoon ruige stem voor een
vrouw. Ze was bUna twee meter lang, droeg een
paar ontzaglijke laarzen, had een sterk, beenig
gelaat met sproeten; ze had rood haar en grijs
groene, staalharde, dreigende oogen.
„Allemachles,” mompelde Simmy bü *t aan
schouwen van deze dame.
.Morgen sherif,” groette ae, .zijn dat de
mannen, die je me beloofd hebt?”
.Dat zijn ze."
„Zoo; veel zaaks lijken ae ntet. Zullen jullie
Hink aanpakken?”
Lorry wilde antwoorden, maar z’n kameraad
was hem voor. HU deed z’n best om nog kleiner
te schijnen dan hij was en verzekerde met.een
grafstem, dat hjj door tegenslag en ontbering
heelemaal was verzwakt en juist tegenover
zoo’n eerbiedwaardige dame zou h|j t vreeselük
vinden, als hü niet genoeg presteeren kon voor
z’n loon. Daarom
.Klets niet,” viel de weduwe hem in de rede
„Nu, dag sherif. Kom mee mannen!"
De twee vrienden volgden de cordate weduwe
-eruiKen naar *>innen' Daar werd hun brood met boter
Zou het ook kunnen zijn, dat we onszelf* aardappelen voorgezet Na t eten
gingen ze t veld in. Ze merkten al gauw, dat ze
voor een geduchte vrouw werkten; ze werkten
dus zooals ze nog nooit gedaan hadden.
Eerst vertrouwde de weduwe het niet; se
nam lederen avond een revolver mee naar bed.
maar na een dag of acht was ae zeer met de
twee mannen ingenomen. Herhaaldelijk dacht
ze er aan, hoe eenzaam het op de boerderij sou
stelde als een dokten» een onderzoek naar zijn
toestand in, legde een verband en nam dan
morgenvroeg blijf ik hier!” zeide hij
„Wie verzorgt hem daarna?"
„Ik!” sei de blinde, die geheel terzijde was
gaan staan toen de graaf binnenkwam. HJ
knikte zwijgend.
Tot zjjn dochter Clothilde en de zangeres,
die hand in hand tegen den muur leunden, zei
hü na een poosje: „Ga naar huis!”
Zü gingen. En zoo was de graaf met de
blinde bü den zieke alleen. De schoenmaker zat
in het zijkamertje op een voetbank en wachtte
geduldig af of hem iets zou worden opge
dragen.
Buiten werd het donker; de maan verdween
achter de wolken, de krekels en de vuurpadden
zwegen. Een trage nachtwind zong rondom hel
kleine huis, waarin een jong leven worstelde
met den dood.
stilte. Slechts hoorde men. een paar
van het huis van den schoenmaker
iemand zachtJe^, tellen: achthonderd acht en
tachtig, acht honderd negen en tachtig, acht
honderd negentig!
Lucas, de politieman, had van de geiegen-
heid gebruik gemaakt om den schoenmaker zün
zich zün trouwhartige magneetstaaf te ontfutselen, en bestreek daar
mee zün lans.
Duizendmaal!
Opnieuw minuten van grimmlgen strijd. Het
Hoed stroomde van het gelaat van den overste.
„Verder! Kerel, met jou, is het de moeite
te vechten!”
De degens kletterden, de strijdenden hügden,
het meisje liet korte opgewonden kreten hooren.
de zangeres wrong haar handen, de politieman
Neef voorzichtig terzüde. aan weerszücfcn geen
succes, maar steeds wilder werd de strijdlust,
•teeds onversaagder werden aanval en af weer
Na genilmen tüd bleek, dat de overste de
■terkste zenuwen had; spoedig daarnd zat
kling in Gun’her'z rechter long.
.Aoo! zóó vecht een nachtwaker!” riep
da overwinnaar in grimmige vreugde uit. Dan
hoog hü zich over den bjwustelooaen jongen
.Hét te een flinke kerel!” M hü met waar-
deering, zelf volslagen uitgeput. „Roep den
«raaf.”
JCerel” riep hü den politieman toe, die
««heri bulten zichzelf stond toe te kijken. .Jiaal
den graaf, loop hard, of ik sla je krom en
206
Hond en kat in de voorjaarszon bl)
vroolijk spel