EEN MODEDETAIL
IS GEEN TOEVAL
Als
Vondel in één deel
ÖÈ&f
WN&L
J
devote rust...
lichte plek van
s
n.
ül»
Eindelijk thuis
BLOEMEN
L
test
Geluks- en ongeluks
dagen
Mozart's „Don juan"
'<T -£v 5?-
ZATERDAG 11 APRIL 1936
Succes of misluk-
I
van
SF*
Eenige gegevens
De macht van het bijgeloof
TEGEN SHIRLEY
BRABANTSCHE BRIEVEN
Zalig Paaschfeest'
-
P
T
r
n
king van een toilet
hangt er dikwijls
af
-7^
‘r
Ik
-ie
rug en driekwart wijde
IDE
te tooveren?
Uil
INE
i.
3
IN
Zwjjgend stond haar man bü het bed.
Zuster, dokter! Allen ernstig.
En zü hijgend, streed de strijd met den dood
en de liefde.
„Het kindje”hokkend kwam het er uit,
..Carichen"!
Zuster bracht het haar.
„Kalm nu. mevrouwtje....”
Ze omhelsde hem. kuste zijn roode lipjes, zijn
handje, allee aan het JongenslüfJe.
En plots scheen het, of de dood langzaam te
rugweek. den strijd verloor.
Nog een laatst pogen!
Met haar oogen gericht op Carichen streed zjj.
Snikkend!
wit
van
Heel vroeg zong Ingrid al:
„Vandaag komt Mammie thuis
Met Carichen".
En nu was vader met den wagen weg om
Mammie te halen en alles was even fijn, van de
nieuwe jurk af. tot aan de taart toe, met -Zin
delijk thuis” er op.
De chauffeur opende den wagen: daar kwam
vader, hü strekte zijn handen uit. wat droeg hij
nuf ‘n Bundeltje!
Carichen!
En toen moesje, nog zwak, maar stralend van
geluk.
En waar woorden tekort schoten, was hier in
nige omhelzing, een dankgebed tot God.
En toen overwon de liefde!
De dood trad terug! Behouden!
theek. Voor de onontbeerlijke medewerking van
de W. B. In dezen zijn verzorger en uitgever ten
zeerste erkentelijk. En ten slotte een doorloopend
alfabetisch register, gerangschikt naar de titels
der gedichten.
it
reld
alle
TV.)
MI
mW
L 1
31»!
piqué gameering; rechts donkerblauw
witte georgette
a, daar was leder het over eens. bet was ’n
schat van een kindje.
Een jongen, zoo fijn, als ze nog zelden
gezien hadden.
Heel groote grüs-blauwe oogen en zwarte ha
ren, die omkrulden als vlokjes zij.
Zijn handjes en voetjes, alles was even fijn en
teer.
Den heelen dag sliep, hij stil in. zijn wieg naast
het groote ledikant, waarin zijn moeder lag.
Wandeltoilettenlinks: donkergrijze wollen stof met
met jabot
Ze zag dokter en zuster samen fluisteren en
dan naar haar kijken en naar het wiegje, met
oogen vol medelijden.
Ze zou toch niet....
O God. dat kon eenvoudig niét, dat wilde ze
niet.
Haar Jongen alleen met Ingrid en Carichen,
het ging niet.
Zoo dikwijls had ze gelezen van kindertjes,
die zonder moeder opgroeiden en hoe weinig
daar meestal van terecht kwam en altijd had ze
medelijden gevoeld, niet vermoedend
Z}j zelf? Nee. o nee!
„Alles, alles wil ik u offeren, doch laat mU
bil hen blijven.
Niets anders kon ze bedenken en o zoo dik
wijls, fluisterde zij dit zachtjes voor zich uit
Of God het gebed verhoorde?
ten, waarin X zilveren wolkenspul schemert, of
er melk In gemorst ia Ik zie ze alweer gaan,
daar onder de groen-bedaauwde boomkruinen,
waaraan X zonnelicht hangt in blinkende pie
ken.
En altjj de klokskens, de klokskens, die Hen
gen. klengen. klaterend Hengen den dubbelen
feesttooi), alsof ze den heelen hemel binnen ons
dorpke willen volklateren met dleën dubbelen
echo van brons en van goud.
Tr Zie ze gaan, ons kerkske binnen, waar X
voorjaar gekropen is naar d'altaren. Waar de
schuimende en klonterende bloemenpracht te
flonkeren staat onder den gouwen sprenkel die
er vloeit van de honderden blanke waskeerse-
kens.
En zoo zie ik het Paaschfeest naderen als *n
lichte plek van devote rust, waarover den tijd
eikens schijnt stop te staan. Waar we ons
dorstende zlelement kunnen drenken met *nen
koelen teug van diep geluk, die efkens balsem
ia voor de seere plekken van al die harde rots
punten. die er liggen langs onzen levensweg.
Waar we efkens rusten zullen aan t blanke
bergmeer, dat werendlg lijkt op de onendige
zee. waar allen stroom tenslotte in vollen rijk
dom oplost....! Paasch. die efkens den hemel
op 'n kier zet voor den goedwillenden mensch.
Amlco. in deux’ gedacht, ook namens Trui,
wensch ik oe h Zalig Paaschfeest.
Veul groeten van Trui en als altjj geen horke
minder van oevzen t. a. v.
ORE.
Zoo zie "k den Paaschroorgen door de wea-
reld breken, als X witte blanke licht, waarin
Christus opstond uit Zijn graf,
t Licht, dat Zijn bewakers schuwden. X Ucht,
dat nóg veul geschuwd wordt op deuze wea-
reld, die zoo waarheldsschuw is, dat ze Oorlog
Vrede noemt. Na.... tweeduizend Paaschmor-
gens.,,,1
vloeit in de kalme, de serene rust van X berg
meer, waarin den kokenden, ziedenden stroom
tot bezinkens komt, zoo zijn de feestelijke pe
rioden van ’n Kerst, van ’nen Pnasch sta Uta"-
ke, zilveren meren in X rustlooze •'jakkeren?^
bestAan met.... de veule rotspieken.
Als blanke, zilveren meren, waarover den tijd
schijnt stil te staan. Waarin alles bezinkt en
tot kleerte komt. Waarop den hemel zijn licht
ketst, tot den bojem toe!
-■ y T
-
Dat zijn de japonnen, die wij het liefsje dra
gen waarin wü er het best gekleed uit zien
en die aan de meeste doeleinden beantwoorden.
Geen nood! Het aller
nieuwste Is: een donker
blauwe japon met een
groot vierkant wit vest
en witte halve wijde mou
wen. Vindt ge dit te be
smet'eljjk, kies dan licht
blauw of grijsblauw en
gü zult het laatste mode-
snufje dragen, vooral
wanneer gif er een blau
wen hoed met een lint
in de kleur van de mou
wen bij draagt. Dat alles
is nieuw.
Wit schemert den dag om alle dingen. Wit
valt le op de glanzende velden. Fel schampt ie
langs X spieglend glas van de schoongemaakte
hulzekens. die in X blakke licht van X Voor-
jaarstu weer voor den dag gekropen rijn, aan
den peers-nevelenden kimwaas.
Als duuzenden ktersenvlammekens zöo flon
keren de bottels, aan de deinende Ukken, in
X zonnegoud, dat door de tochten wemelt,
■n Koud, -n nuchter Voorjaar, waarin de veu-
ïelties heele dagen zwiieen soms.
Paasch!
Da’s het Al-omvattende woord voor de stem
mingen op den buiten. Paasch! Die hangt in X
strakke waterblaauw, daar aan den hoogen
Hemel.
Paasch! Die klatert al in X klokgelui door
den Witten Donderdag. Paasch! Die tintelt
door de goudblaauwe wemeling die door de
schepping huivert.
Paasch! Die wordt gefluisterd in X nog kale
hout, waarom den sluier vaagt van X zonne
licht. Paasch! Paasch, den buiten is er vol van
HU wervelt door de lochten, in den confetti
|van blossemkens en bolsterblaaikens, die In
Daar kan den levensstroom eVen tot bezin-
kens komen, vrij als ie nou is van den Jakke
renden gang over de scherpe, bezeerende rots
punten.
Ja, zoo zijn deuze feestdagen altu "nen
grooten zegen.
Zoo is X 'n groot geluk, dat temidden van
zijn parochie altjj z'n kerkske staat, met den
-» a- ozart, de begaafde-componist die, zooals
I1 u wel zult weten, de schepper is van het
■kvA ontroerend-schoone „Wiegelied”, waarvan
we de vertolking reeds menigmaal door de radio
hebben kunnen hooren (door middel os. der
gramofoonplaat van de Wiener SAngerknaben),
is ook de maker van de opera „Don Juan."
Toen de jonge componist aan dit werk bezig
was, woonde hij te Praag.
Zekeren dag, nadat hij uren achtereen aan
zijn nieuwe opera had gearbeid, zag hij opeens.
Van den rug van het man
teltje wordt een driehoek ge
knipt. die even hoog zijn als
van 10 c.M. onder de ceintuur
ot aan het kuiltje van den
hals en van onderen even
oreed als van zijnaad tot zij
naad De punt van den drie
hoek wordt met dezelfde stof
tegengevoerd. Hierin komt een
verticaal knoopsgat (gepas-
kant wordt in den rok verwerkt
t weerszijden in de zijnaden. De
naar
T »- tain, ineengedoken lag ze in het groots
K ledikant.
Oud moederke. na veel jaren van hard
werken.
Maar nu kon ze niet meer, ze was op. Op,
geestelijk en lichamelijk.
Al haar kinderen had ze goed groot gebracht
en nu was haar eenige troost nog de Kerk.
Haar kinderen, och. ze waren niet slecht,
heuseb niet, maar ze waren haar ontgroeid.
En dan de omstandigheden.
Haar jongste werkloos.
Haar oudste rijk getrouwd, maar niet ge
lukkig. -
Ze was eerst op het hofje geweest, doch ze
werd daar te lastig.
Toen had een van haar kinderen haar een
kamertje boven aangeboden, maar ze eras er
blij mee.
Hier kon ze rustig liggen denken, van vroe
ger en nu.
Kijken naar de lucht, die ze nog net zien
kon en naar de torenspits en de boomen.
O, had ze toch maar een tuintje, verzucht
te ze.
Vroeger, Ja vroeger.
Het was klein geweest, maar teer waren de
kleine viooltjes en sneeuwklokjes.
Het was haar grootste trots. Aan iedereen
liet ze de planten zien, die ze kweekte.
Hier kwamen nooit bloemen.
Haar dochter was te prozaïsch, vond het
geldverspilling.
Ze durfde niet Al te veel zeggen. Het was
lente nu, en er waren seringen, bedacht ze.
Die bracht haar man wel mee vroeger, die
wist: ze hield er zoo van.
Ze doezelde weer in, met spiertrekkingen van
rheumatlek.
Then oo eens: Ting, ting, ting.
Drie keer, dat is Joop, wist ze. haar oudste
kleindochter.
Flinke meid van achttien Jaar. Ze zou boven
wel niet komen, niemand kwam hier graag.
Maar wat was dat?
De voetstappen kwamen haar kant op.
„Klop.” .Ja.”
„Zoo. grootmoedertje.”
In den ingang stond Joop nu. in een zonne-
schittering, frisch.
„Hier, ik kom U eens opaoeken, hoe vindt
U dat wel?”
„FUn kind, wat maak je mij blij ermee.”
„En dit is voor.... grootmoedertje.”
Ze draaide zich om. een groote bos seringen
met amandelbloesem, zwaaiend in haar hand.
„Nu?” „O. kindje." Tranen verstikten haar
stem.
Moeder zei, grootmoeder houdt er zooveel van.
en toen heb ik ze gekocht, meteen maar, voor
bet zakgeld op is.”
„Lieveling."
Niet lang bleef Joop. Ze werd altijd zoo week
hier, na een kwartiertje verdween ze.
En ze liet een vrouwtje achter, blij en ge
lukkig. opgevroplükt door de gedachte aan de
liefde van haar grootsten schat.
En als een stilleven, stond naast haar bed. op
tafel de bos seringen met amandelbloesem.
peld). De ond
en de punten
punt van boven wordt dubbel geslagen
voren toe.
Een groote platte ronde knoop in afstekende
kleur houdt in het knoopsgat de omgeslagen
punt vast.
Een schuin geknipt dubbel bandje wordt on
der die omgevouwen punt doorgestoken en ach
ter den hals vastgemaakt.
De belde open driehoekjes, die terzijde van
de punt der oude halsopening zichtbaar blijven,
zjjn zeer nieuw.
Zet men inplaats van de mantelmouwen nieu
we mouwen van effen donkere stof in do
Japon, dan kieze men die in dezelfde kleur als
de knoop.
Heeft u een donkerblauwe japon waarvan u
de stof niet meer kunt bükrügen en waarvan
de mouwen versleten zijn?
Het lieve kleine vrouwtje, dat zöo heel, heel
gelukkig was. met dit fijne menschje.
Ec dikwijls dacht ze aan haar kleine meisje
thuis, hoe of die dit vinden zou.
Die had steeds de eerste plaats Ingenomen,
maar nu was er ruimte gemaakt voor Carichen.
Och alles zou wel goed loopen, dacht ze. Haar
eigen groote Jongen zou alles wel in orde maken,
als zij maar niet zoo zwak was.
dat X al lang etenstijd wak. Haastig greep hij
naar zijn hoed en stapte naar een restaurant.
Onderweg vielen hem telkens nieuwe wijzen in,
welke zijn denken zóó in beslag namen, dat-ie
zonder erg reeds de restauratie was binnenge
stapt, daar werktuiglijk de spijskaart las en
soep bestelde.
De soep werd opgediend maar Moeart. in
gedachten verdiept, zag bet niet eens. Er gin
gen tien minuten voorbij, vijftien minuten zelfs,
en nog had hij er geen enkelen lepel van genut
tigd. Een half uurtje later werd hjj er zich
van bewust, waar hij was en bestelde visch.
De kellner wist niet, hoe hij X had. Hij vond
het echter maar beter, om te doen wat zün
klant verlangde; dus werd de koude soep «eg-
gehaald en kwam er visch voor in de plaats.
Vreemd! De kellner kon er met zijn verstand
niet bij, doch duidelijk zag hij dat de bezoeker
ook de visch niet gebruikte. En zoo ging het
achtereenvolgens met de volgende gerechten op
dezelfde manier.
De kellner en de eigenaar van X restaurant
dachten dan ook niet anders, of ze hadden met
een gevaarlijken gek te doen. Vandaar dat ze
den componist niets durfden vragen.
Eindelijk, toen er ongeveer twee uren waren
voorbij gegaan, sprong Mozart plotseling woest
op, terwijl hij uitriep: „Ik heb X! Ik heb X!"
HU betaalde en holde het restaurant uit....
Wat die driftige uitroep nu beteekende?
Wel, dat hu X slotstuk (de finale) van de der
de acte van zUn „Don,Juan" had gevonden.
X aanleiding van vele verzoeken om tn-
lichtingen betreffende de goedkoooe uit-
gave van Vondels werken, verzorgd en
ingeleid door Albert Verwey, welke in voorbe
reiding Is oU de Fa. H. J. W. Becht te Amster
dam. deelt de uitgever ons het volgende medt
Het werk, dat een gimvang zal hebben van
pl.m. 1500 pagina’s, zat al de gedichten en loo-
neelspelen van Vondel bevatten, oorspronke
lijke, zoowel als vertaalde, benevens al zijn oor
spronkelijke proza. Niet opgenomen zUn dus de
proza-vertallngen van Vlrglllus. Horatlus en
van de Heldlnnebrieven van Ovldius. Wel wer
den opgenomen zUn persoonlijke brieven.
Het boek komt dus wat opzet betreft overeen
met de uitgave, die J. A. Alberdingk Thlim in
IBM beplande. Met deze en die van Van Vloten
heeft het de overbrenging in een bedenda sg-
sche spelling gemeen. Alleen is deze spelling nu
anders, omdat de verzorger rekening had te
houden met de Invoering van de nieuwe
schrijfwijze, die sedert kort op de scholen ge
leerd wordt Verwey volgt deze niet geheel. Het
sou nJ. dwaasheid zUn iets aan Vondels bul
gings- en welluldendhelds-n te veranderen.
Deze worden onaangeroerd gelaten.
Er is ook gevraagd of een nieuwe volledige,
immers zoo goed als volledige Vondel wel noo-
dlg is. Verwey Is van meenlng, dat ze brood-
noodlg is. De Vondelstudie heeft alleen reden
van bestaan, indien zij gegrond is in een al-
gemeene erkenning en kennis van Vondel als
den voomaamsten dichter van X Nederlandsche
volk. Eerst als men ieder zijn Vonoel in de
hand kan geven, en nopen hem te lezen, krij
gen de kostbare uitgaven en de uitvoerige com
mentaren reden er óók te zUn. Dit boek wed-
Uvert dan ook met die uitgaven geenszins. In
tegendeel verwijst het ernaar en hoopt hun
belang en teteekenis in de eerste piaats, die
der Wereld-Bibliotheek in wijder kring te
doen opmerken. Maar in de eerste plaats wil
bet Vondel in banden brengen van zooveel tno-
gelUk, Nederlanders.
Een punt van belang is de vraag in welke
orde de gedichten zullen worden afgedrukt.
Sedert Van Lennep ze alle in rijdsorde schikte,
beeft men hem daarin nagevolgd. Terec'-t. want
zoo alleen maakten ze Vondels levensgang en
ontwikkeling zichtbaar. Nu we die kennen is
het niet ongepast ook aan zjjn eigen indeelhig
weer haar recht te geven. Dit was er eene naar
soorten, roen hU in 1650'de uitgaaf van zijn
Verschelde Gedichten, die zes Jaar vroeger door
eenige liefhebbers van zUn kunst bezorgd was,
onder zijn eigen hoede nam, toen behield hU
goeddeels hun rangschikking: Zegezangen,
Klinkdichten Lof- en Eerrijmen. Afbeeldlng-n
Lierdichten, Bruiloftsdichten, LUk- en Graf
dichten, Mengelrijm en Zangen. HU laschte al
leen na de Bruiloftsdichten de Brieven, Klach
ten en Hekeldichten in en voegde een afdee'ung
Oude Rümer. eraan toe. Boven den titel Ver
schelde Gedichten stelde ook hu als hoofdtltcl:
PoezU. waaronder hu dus alles verstond wat
niet tooneelspel, leerdicht, of andere uitvoeri
ger arbeid was. Na zUn dood heeft Brandt in
de uitgaaf van 1682. titels en indeeling overge
nomen, maar weer een aantal nieuwe groepen
ingevoegd. Binnen zUn groepen handhaafde hU
vaak, hoewel niet altUd, de tUdsorde.
Deze wijs van Ihdeelen. die niet alleen bU de
uitgaaf van Vondels werken, maar bü die van
alle dichters werd in acht genomen, heeft dus
de waarde van een traditie. Tevens echter nog
een andere. ZU gaf namelUk uitdrukking aan het
besef, dat er verschillende soorten van gedichten
waren, en dat het van belang was. makkeluk
te overzien, wat de dichter in elk van die soor
ten had tot stand gebracht.
Tot dit ordenen in soorten wordt, tot op ze
kere hoogte, teruggekeerd. De drama's zullen
natuurlUk in hun tUdsorde tot een hoofdgroep
gemaakt worden en ook de „verschelde" gedich
ten. onder den titel Verschillende Gedichten, in
Brandts kader bijeengebracht worden. Tegenover
beide groepen wordt echter een uitzondering
gemaakt voor alles wat Vondel tot In het jaar
1621 geschreven heeft. Tot in dat jaar valt de
tijd van zUn proefnemingen, van alles wat hU
later verwierp, ook van zUn Oude Rijmen. HU
liet die wel herdrukken en ook Hierusalem Ver
woest bleef hU erkennen, maar ten opzichte van
zijn eigenlijken arbeid zUn zU voorwerk en wU
doen beter ze daarbU in te lUven. De volgorde
wordt dus: Gedichten 1605—1621. daarna de
Tooneelspelen 1625—1668 en na de Harpzan
gen, die als een afzonderlUk geheel hesnhfliiwd
worden de Verschillende Gedichten 1621'*
1674 De Maagdebrieven en Johannes de Boet
gezant zullen onder den titel: Verhalen en legen
den dan den overgang vormen naar de Leerge
dichten. tcrwUl het geheele werk met de groote
Vertalingen besloten wordt.
De registers zullen den sluitsteen vormen. In
de eerste plaats een chronologisch register met
een doorloopende verwUzing naar de plaatsen
waar de genoemde gedichten voorkomen In de
uitgaven van Van Lennep en de Wereld-Blblio-
ude volken hadden hun geluks- en on-
II geluksdagen. Dat is trouwens nog zoo.
Want, zoo zegt het bUgeloof nu nog, op
Vrijdag moet nooit een groote reis worden
aanvaard, want dat loopt nooit goed af. I*aai
vroeger stonden geluks- en ongeluksdagen in
de kalenders vermeld en men kan er reker van
zUn, dat rij geloofd werden, evengoed als de
bekende voorspellingen van den Enkhuizer Al
manak van den lateren tijd.
Vroeger was men in oorlogstijden gewoon op
bepaalde dagen de wapenen neer te leggen en
op heilige- en feestdagen werd een wapenstil
stand gesloten.
Sereen en koud als Xi witte kloostercel, zoo
staat X Voorjaar om oe henen.
Rein als ’nen hostie, zoo is den dag. Teer als
tuul, zoo waaiert X zonnelicht om X geboomt.
In den schuimenden drift van X vallende
water, tangs de harde rotsenpunten, waarop het
water kapot staat In spattende peerta Zoo
spreidt en zoo bezeert zich X menschenleven.
van de beglntoppen langs den harden bergweg,
smal en onbegaanbaar over de scherpe rots
pieken, naar de ruimte, naar de vrUheld van
de zeeën in d’ eeuwige onendigheid.
Lang is den weg. waar den levensstroom langs
jakkert, maar snel Is den gang.
En zooals den bergstroom nou en dan ult-
i. In latere tUden hebben de Cal
vinisten de viering van den
sabbath zóó overdreven, dat de
dienstmaagden dien dag niet
alleen geen werk mochten ver
richten, maar ook verplicht
waren elke godsdienstoefening
bij te wonen. Op dien dag werd
niet gekookt en brood, dat des
Zaterdags na zonsondergang
was gebakken, mocht niet wor
den gebruikt. Op den Zondag
mocht niet worden gewandeld,
wat we hier en daar nog wel
aantreffen, al zal niemand wil
len beweren, dat dit lets met
bUgeloof te maken heeft. En
als een dusdanig vieren van
den sabbath er bU veler begrip
pen niet h> wil. dan kan daar
tegenover toch ook worden ge
steld de wijze, waarop ^ie Zon
dag en de heiliging er van door
velen wordt misbruikt.
Ongeluk zou volgens bUgeloo-
vig begrip echter komen over
dengene, die op den Zondag
zUn baard schoor of zUn nagels
knipte. Wie dit laatste deed
kreeg nUnagels! In de Betuwe
heerschte langen tUd het bUge
loof, dat als men des Zondags
een Ijjk liet overstaan, er bln-
nen zes weken in datzelfde huis
wederom een sterfgeval zou
zUn.
Voor velen was er geen on
gelukkiger dag dan de Maan
dag. Maandag spoed, zelden
goed, zoo is het spreekwoord.
Dit gold vooral in de ommelan
den. Sedert 1345 had Gent zUn
„quade Maandag”, wUl op dien
dag de strUd tusschen de
k maak het »lf^— ze!i~de jonge vrouw en zU leen wUd ultstaanden rug en driekwart wijde
I mouwen. Langs de halsopening van de japon
worden vier uitgeknipte en opgeappliqueerde
bloemen van de mantelstof aangebracht.
Weer een ander idee gaf ons een zwarte Japon
met gebloemden rug van matzUden foulard. De
van onderen wijdvallende zwarte mouwen droe
gen als versiering uit den foulard geknipte en
geappliqueerde bloemen. Het effect was aller
aardigst.
Hetzelfde idee kunnen wij toepassen, als w(j
van een niet meer nieuw zUnde gebloemde
avondjapon een mlddagjurk willen maken: wU
make» daartoe den rok voetvrU tot boven den
enkel en uit het vrijgekomen afgeknipte stuk
knippen wU bloemen, die wU op lange van on
deren om den pols ruim Ingerimpelde mouwen
van nieuwe stof appUqueeren. hetzU oplUmen en
vasts, rijken met een warmen bout, herzU op-
cordonneeren of stikken. BU een donkere japon
kiezen wij donkere tule in de kleur en bij een
lichte Japon dezelfde kleur georgette als de
ondergrond van de bestaande stof.
Wilt u een aardige manier om van een mouw-
looze japon met kort manteltje een mlddagjapon
Da Engelache paedagoog prof. Sidney Care»!
heeft onlangs te Londen een rede uitgesproken,
waarin de kleine Shirley Temple een rol speel
de. De professor constateerde, dat dit zesjarig
kind er in geslaagd was Shakespeare, van wien
zU vermoedelük nooit gehoord heeft, te verdrin
gen. Tachtig procent van de Engelsche kinde
ren, zoo zeide de spreker, babbelt tegenwoordig
over dit filmsterretje, wier naam niet meer uit
de spelen der kinderen te bannen Is. De onder
wijsmannen hebben vergeefs getracht deze Shir-
ley-rage te temperen, doch bet is onbegonnen
werk gebleken. Er zjjn meisjes en jongens, die
al of niet door hun ouders geholpen hun
haar in Shlrley-lokken trachten te leggen. Er
zU» duizenden poppen, die Shirley heeten en
deze naam dient bU de jeugd zoowel llefkoo-
send als verwUtend gebruikt. Op de kinderbals
en niet daar alleen dansen de Imltatle-
Shlrley’s bU tientallen rond en het is reeds zoo
ver gekomen met de ziekelUke Shlrley-aanbid-
dlng, dat de regeering maatregelen overweegt
om dit sinistere gevaar te keeren.
Het oordeel van den Engelschman is niet
malsch, maar heeft hU geen geluk?
Maar toch zullen de klokskens weer luien,
weer roepen, weer klengen over ons dorpke.
door de hooge. diepblauwe lochten, met de zil
veren wolkengevaarten. Ze zullen jubelen van
Paasch. deur feestklankskens, die ver wegdrij-
ven op X hooge wlndeke over de bosschen, over
de velden, met leverans den echo In X zlelement
van den kerkganger, die daar komt aangestapt
op z’n paaschbest!
Ito *k zie ze alweer gaan.
De zwartgekleede dorpelingen, met de blin
kend geschoren koppen, langs de Zondagsche
wegels, waarlangs de boordenvolle, heldere sloo-
Blouse van blauw zilverlamé, met ingehaalde schouders,
pofmouwen en corsage van dezelfde stof
Daar wordt den mensch efkens rust getated.
Rust van loerende oogen In fabriek en'kantoer
Rust van wangunst en nijd. Rust van eeuwigen
strijd om bróód.
Daar kan s'n zlelement bezinken en tot
kleerheid komen. De kleerheld van X zonbe
schenen meer, onder alleen den hemel, waar
niks meer tusschen staat dan misschien Xien
zingenden veugel.
Daar kan den mensch weer even gaan den
ken om z’n bestemming, om rijn GoddelUke
roeping van zUn mensch-zUn en geen machine
onderdeel of stempeleer.
vollers wevers plaats had. En „Zwarte
Maandag" werd ook genoemd de 14de April
1396 toen Eduard TH den ongelukkigen Paasch-
Maandag te Parijs doorbracht. Frederik de
Groote wilde niet, dat Willem V met de Prin
ses van Pruisen op een Maandag trouwde,
wUl hU op dien dag een veldslag verloren had.
In Frankrijk werden alle dagen, waarin een
r voorkwam, dus bUv. Dinsdag (Mardi), voor
ongeluksdagen gehouden. Ook op dien dag
mocht men niet, evenals op Zondag en VrUdag.
baard of nagels knippen. De Perzen beschouwen
den Woensdag als een gelukkigen dag, daar op
dien dag het licht werd geschapen. ZU noe
men hem een „witten dag”, maar toch is voor
hen de laatste Woensdag der maand Sopha
(31 Februari) de ongelukkigste dar van- het
jaar Men is het er nooit geheel en al over eens
geweest, of de heksen des Woensdags of des
Donderdags sabbat houden en welke van die
dagen dus een „zwarte dag" is. Maar als ..zwar
te dagen" zün te Rome tang beschouwd de Don
derdag en de Vrijdag. Men deed goed op die
dagen geen huwelUken te sluiten. Of det nog
zoo is, weten we niet. Maar het heet:
Ne dl Venerdl, ne dl Marti
Non si spanza e non sl porti.
Toen Prins Willem 'in in 1672, nadat de
Franschen Utrecht hadden verlaten, in Je bis
schopsstad kwam, herinnerde men hem er aan,
dat de predikanten Van de Velde en Theellnck
op een Donderdag uit Utrecht waren gebannen
en de Franschen er op een Donderdag waren
Ingekomen.
Frans I, koning van FrankrUk hield den VrU
dag voor den gelukklgsten dag der week, maar
Hendrik IV vond het den ongelukkigs ten.
In de „Evangeliën van den spin rocke” (Am
sterdam 1662) heet bet: „Die des saterdaegs laet I
wolspinnen, en het vlas dat op den splnne ocke
bleef daer af ghesponnen werd, zoo zou dit
vlas nimmer goet sUn of blyken." Hoezeer dit
soort bUgeloof nog leefde in de 17de eeuw, kan
men leeren uit de werken van Theellnck, Hon-
dius, Smütegeld, Brakel en anderen. ZU waar
schuwen tegen heidensche superstitie, die dui-
vellnne.
Maar niemand zal willen beweren, dat onze
verlichte eeuw alle bUgeloof heeft vaarwel ge
zegd. WU weten allen beter.
Nieuw zün de witte
avondjaponnen, de van
achteren gespleten capes,
de korte ongevoerde man
teltjes van zwaar wit
piqué gedragen op zwart
of donkerblauw nieuw
zün klein geruite man
teltjes bruin-beige op
beige en zwart-wit op zwart.
Nieuw Is borduursel van kleine witte kraal
tjes op donkerblauw en manteltjes, die aoo ȟn
gevoerd met de stof van de blouse, dat zij ook
binnenste buiten gedragen kunnen worden.
Nieuw zün de wüde halve mouwen met un-
geknipte breede schouderstukken, die fün ge
rimpeld tusschen voor- en achterpand van de
blouse worden ingezet.
Nieuw zün ook de witte, citroengele en licht
blauwe jabots van piqué, ribzüde, georgette,
satün en ninon.
WU kunnen onzen lezeressen niet beter aan-
radsn dan van wollen georgette die heerlüke.
practischc zomerdracht -- een eenvoudige japon
te maken zooals onze afbeelding er twee laat
zien, een goedzittende wandel Japon, sober van
lün met Ingeperste plooien In den rok. mo
dieuze ruimte aan den kop van de mouw en een
afneembaren goed waschbaren Jabot.
klokkentoren, die altu naar den hemel wUst en
altu roept, van de kronkels weg, de kronkels
waarlangs den levensstroom kolkt, bruist en z’n
eigen pUn doet.
De klokskens die jubelen: „X is Paschenl”
„Christus is weer verrezen!"
X De klokken, die den mensch roepen naar de
nlanke, zilveren plek van rust, van devotie, van
Remelsch licht, dat hier vallen kan in X be-
'zonken zlelement, tot den bojem toe.
T voegde de daad bü het woord. Eerst ging
1 zü langs de winkels. Toen holde zü de mode
shows af. Daarna kocht rif goed en toen zette
nj zich aan het werk.
Ik kan maar een enkele japon koopen. dus
ik neem van alle modellen wat peinsde rij
en zü deed het ook.
Het effect was adembenemend!
Toen de Jabon klaar was vond zü haar
prachtig. r
Heelemaal zeker voelde ons jonge vrouwtje
sich niet van haar zaak. Zü trok'de japon aan
en ging uit. Zü keek in alle, spiegelruiten. Zü
vergeleek dat wat zü aanhad met de etalage
poppen. Zü spiedde naar de blikken van voor-
bügangsters en toen zü thuis kwam, huilde
zü een deuntje van teleurstelling.
Het is een akelig opgedlrkte japon zonder
snit of coupe en het lükt nergens naar geen
enkel model uit den winkel vertoont ook maar
de geringste gelükenis ermede snikte zü en
nu dacht Ik nogal zóó in de mode te zün.
Tot zoover de Jonge vrouw en haar teleur
stellende ervaring.
Als zü een beetje zou hebben nagedacht zou
haar die teleurstelling bespaard zUn gebleven.
ZU ging naar de modeshows en keek zich de
egen uit en toen dacht zü: ziezoo nu weet Ik
het wel en zü vereenigdé zooveel mogelük
nieuwe snufjes In een en dezelfde japon.
Dat het effect leelük en overdadig was, be
hoeft niemand te verwonderen; immers leder
modedétall. wordt door de groote modeontwer
pers zorgvuldig gewikt en gewogen en als het
ware afgestemd op kleur, tint, materiaal en kwa
liteit der stof.
Een modedétall Is geen toeval. maar een wel
overwogen voltooiing van het geheel.
Waar de huidige mode in bet teeken staat van
het détail, waar de schijnbaar onbetangrüke
modebükomstigheid beschikt over het wel en
wee, d w.z. over succes of mislukking van een
tollet, daar zullen wü verstandig doen een beetje
meer aandacht te besteden aan dat zoo gewich
tige détail.
Vooral de vrouw, die zelf haar kleeren ver
vaardigt, verwaarlooze dezen wenk niet.
Het is soms maar een nietige kleinigheid, die
aan een japon dat büzonder confectlecachet ver
leent of ontneemt.
Een van de meest geduchte vijanden van de
huisnaaister is: overdaad. Dat eene' beetje
ruimte teveel die extra knoop, die beter eraf
had gekund dat strookje, dat eigenlük niet
aan het oorspronkelük model zat.... wü doen
het er maar bf) in de gulheid onzes harten. In
de hoop, dat het mooier zal worden, maar het
wordt altüd leelüker ervan en smakeloozer,
want de duurste en fraaiste modellen munten
uit door soberheid.
Küken op een modeshow kan Iedereen, maar
zóó rijken, dat wü het geziene werkelük prac-
tisch kunnen aanwenden en dienstbaar maken
aan onze omstandigheden, aan ons figuur en
aan de stof, die wü tot onze beschikking heb
ben zie dat is een heel aperte kunst, die
slechts weinigen verstaan.
De nieuwe voorjaarsmode biedt een oneindige
verscheidenheid van plezierige mogelükheden.
waar wü iets aan kunnen hebben.
Als we een zwarte japon van verleden jaar
willen opfleuren en wij weten niet hoe (en we
hebben er niet te veel voor over) dan kunnen
Wü ons inspireeren op een model van een der
laatste modeshows: een japon van zwarte crêpe
mat vertoonde een schuin gestreepten bonten
pompadourrug en een ruime pompadour sjerp
midden vpor gestrikt met lange afhangende
einden.
Een ander idee om een bestaande zwarte
japon op te knappen verschafte ons de volgen
de creatie; bü een effen zwarte Japon wordt een
kort manteltje van wit met zwarte bloemen be
drukte cloqué stof gedragen. Het manteltje heeft
bolle kussens langs de wegels gaan liggen.
Paasch! HU riekt over de velden in de geu
ren van den zwaren akkergrond, In de geuren
van de bosschen, In den koelen weerslag van
de diepbtaauwe Mark, goud gestreept van zon.
HU geurt uit den pruimen booger d van münen
overbuur, waar den bruldswltten bloesem klon
tert aan de takken van zeuvenhonderd vrucht-
boomenboekee’s.
Paasch, ik zie Xn glanzen en blinken in
ons schoongemaakte, vemuuwde huiske. Ik zie
’m spiegelen uit Trul’s gelukkige oogen, waarin
den glans van beur spullekens is gaan vast
zitten!
Ah. X is *n schoon tü!
Voorafgaand aan schooner dagen, de Paasch-
dagen eigens.
"Nen zegen voor de menschheld, zulke rust-
poozen In zün bestaan, in z'n leven, dat snel
en driftig wegklavettert in den jachtenden
gang van ’nen bergstroom.