EEN MODEDETAIL IS GEEN TOEVAL Als Vondel in één deel ÖÈ&f WN&L J devote rust... lichte plek van s n. ül» Eindelijk thuis BLOEMEN L test Geluks- en ongeluks dagen Mozart's „Don juan" '<T -£v 5?- ZATERDAG 11 APRIL 1936 Succes of misluk- I van SF* Eenige gegevens De macht van het bijgeloof TEGEN SHIRLEY BRABANTSCHE BRIEVEN Zalig Paaschfeest' - P T r n king van een toilet hangt er dikwijls af -7^ ‘r Ik -ie rug en driekwart wijde IDE te tooveren? Uil INE i. 3 IN Zwjjgend stond haar man bü het bed. Zuster, dokter! Allen ernstig. En zü hijgend, streed de strijd met den dood en de liefde. „Het kindje”hokkend kwam het er uit, ..Carichen"! Zuster bracht het haar. „Kalm nu. mevrouwtje....” Ze omhelsde hem. kuste zijn roode lipjes, zijn handje, allee aan het JongenslüfJe. En plots scheen het, of de dood langzaam te rugweek. den strijd verloor. Nog een laatst pogen! Met haar oogen gericht op Carichen streed zjj. Snikkend! wit van Heel vroeg zong Ingrid al: „Vandaag komt Mammie thuis Met Carichen". En nu was vader met den wagen weg om Mammie te halen en alles was even fijn, van de nieuwe jurk af. tot aan de taart toe, met -Zin delijk thuis” er op. De chauffeur opende den wagen: daar kwam vader, hü strekte zijn handen uit. wat droeg hij nuf ‘n Bundeltje! Carichen! En toen moesje, nog zwak, maar stralend van geluk. En waar woorden tekort schoten, was hier in nige omhelzing, een dankgebed tot God. En toen overwon de liefde! De dood trad terug! Behouden! theek. Voor de onontbeerlijke medewerking van de W. B. In dezen zijn verzorger en uitgever ten zeerste erkentelijk. En ten slotte een doorloopend alfabetisch register, gerangschikt naar de titels der gedichten. it reld alle TV.) MI mW L 1 31»! piqué gameering; rechts donkerblauw witte georgette a, daar was leder het over eens. bet was ’n schat van een kindje. Een jongen, zoo fijn, als ze nog zelden gezien hadden. Heel groote grüs-blauwe oogen en zwarte ha ren, die omkrulden als vlokjes zij. Zijn handjes en voetjes, alles was even fijn en teer. Den heelen dag sliep, hij stil in. zijn wieg naast het groote ledikant, waarin zijn moeder lag. Wandeltoilettenlinks: donkergrijze wollen stof met met jabot Ze zag dokter en zuster samen fluisteren en dan naar haar kijken en naar het wiegje, met oogen vol medelijden. Ze zou toch niet.... O God. dat kon eenvoudig niét, dat wilde ze niet. Haar Jongen alleen met Ingrid en Carichen, het ging niet. Zoo dikwijls had ze gelezen van kindertjes, die zonder moeder opgroeiden en hoe weinig daar meestal van terecht kwam en altijd had ze medelijden gevoeld, niet vermoedend Z}j zelf? Nee. o nee! „Alles, alles wil ik u offeren, doch laat mU bil hen blijven. Niets anders kon ze bedenken en o zoo dik wijls, fluisterde zij dit zachtjes voor zich uit Of God het gebed verhoorde? ten, waarin X zilveren wolkenspul schemert, of er melk In gemorst ia Ik zie ze alweer gaan, daar onder de groen-bedaauwde boomkruinen, waaraan X zonnelicht hangt in blinkende pie ken. En altjj de klokskens, de klokskens, die Hen gen. klengen. klaterend Hengen den dubbelen feesttooi), alsof ze den heelen hemel binnen ons dorpke willen volklateren met dleën dubbelen echo van brons en van goud. Tr Zie ze gaan, ons kerkske binnen, waar X voorjaar gekropen is naar d'altaren. Waar de schuimende en klonterende bloemenpracht te flonkeren staat onder den gouwen sprenkel die er vloeit van de honderden blanke waskeerse- kens. En zoo zie ik het Paaschfeest naderen als *n lichte plek van devote rust, waarover den tijd eikens schijnt stop te staan. Waar we ons dorstende zlelement kunnen drenken met *nen koelen teug van diep geluk, die efkens balsem ia voor de seere plekken van al die harde rots punten. die er liggen langs onzen levensweg. Waar we efkens rusten zullen aan t blanke bergmeer, dat werendlg lijkt op de onendige zee. waar allen stroom tenslotte in vollen rijk dom oplost....! Paasch. die efkens den hemel op 'n kier zet voor den goedwillenden mensch. Amlco. in deux’ gedacht, ook namens Trui, wensch ik oe h Zalig Paaschfeest. Veul groeten van Trui en als altjj geen horke minder van oevzen t. a. v. ORE. Zoo zie "k den Paaschroorgen door de wea- reld breken, als X witte blanke licht, waarin Christus opstond uit Zijn graf, t Licht, dat Zijn bewakers schuwden. X Ucht, dat nóg veul geschuwd wordt op deuze wea- reld, die zoo waarheldsschuw is, dat ze Oorlog Vrede noemt. Na.... tweeduizend Paaschmor- gens.,,,1 vloeit in de kalme, de serene rust van X berg meer, waarin den kokenden, ziedenden stroom tot bezinkens komt, zoo zijn de feestelijke pe rioden van ’n Kerst, van ’nen Pnasch sta Uta"- ke, zilveren meren in X rustlooze •'jakkeren?^ bestAan met.... de veule rotspieken. Als blanke, zilveren meren, waarover den tijd schijnt stil te staan. Waarin alles bezinkt en tot kleerte komt. Waarop den hemel zijn licht ketst, tot den bojem toe! -■ y T - Dat zijn de japonnen, die wij het liefsje dra gen waarin wü er het best gekleed uit zien en die aan de meeste doeleinden beantwoorden. Geen nood! Het aller nieuwste Is: een donker blauwe japon met een groot vierkant wit vest en witte halve wijde mou wen. Vindt ge dit te be smet'eljjk, kies dan licht blauw of grijsblauw en gü zult het laatste mode- snufje dragen, vooral wanneer gif er een blau wen hoed met een lint in de kleur van de mou wen bij draagt. Dat alles is nieuw. Wit schemert den dag om alle dingen. Wit valt le op de glanzende velden. Fel schampt ie langs X spieglend glas van de schoongemaakte hulzekens. die in X blakke licht van X Voor- jaarstu weer voor den dag gekropen rijn, aan den peers-nevelenden kimwaas. Als duuzenden ktersenvlammekens zöo flon keren de bottels, aan de deinende Ukken, in X zonnegoud, dat door de tochten wemelt, ■n Koud, -n nuchter Voorjaar, waarin de veu- ïelties heele dagen zwiieen soms. Paasch! Da’s het Al-omvattende woord voor de stem mingen op den buiten. Paasch! Die hangt in X strakke waterblaauw, daar aan den hoogen Hemel. Paasch! Die klatert al in X klokgelui door den Witten Donderdag. Paasch! Die tintelt door de goudblaauwe wemeling die door de schepping huivert. Paasch! Die wordt gefluisterd in X nog kale hout, waarom den sluier vaagt van X zonne licht. Paasch! Paasch, den buiten is er vol van HU wervelt door de lochten, in den confetti |van blossemkens en bolsterblaaikens, die In Daar kan den levensstroom eVen tot bezin- kens komen, vrij als ie nou is van den Jakke renden gang over de scherpe, bezeerende rots punten. Ja, zoo zijn deuze feestdagen altu "nen grooten zegen. Zoo is X 'n groot geluk, dat temidden van zijn parochie altjj z'n kerkske staat, met den -» a- ozart, de begaafde-componist die, zooals I1 u wel zult weten, de schepper is van het ■kvA ontroerend-schoone „Wiegelied”, waarvan we de vertolking reeds menigmaal door de radio hebben kunnen hooren (door middel os. der gramofoonplaat van de Wiener SAngerknaben), is ook de maker van de opera „Don Juan." Toen de jonge componist aan dit werk bezig was, woonde hij te Praag. Zekeren dag, nadat hij uren achtereen aan zijn nieuwe opera had gearbeid, zag hij opeens. Van den rug van het man teltje wordt een driehoek ge knipt. die even hoog zijn als van 10 c.M. onder de ceintuur ot aan het kuiltje van den hals en van onderen even oreed als van zijnaad tot zij naad De punt van den drie hoek wordt met dezelfde stof tegengevoerd. Hierin komt een verticaal knoopsgat (gepas- kant wordt in den rok verwerkt t weerszijden in de zijnaden. De naar T »- tain, ineengedoken lag ze in het groots K ledikant. Oud moederke. na veel jaren van hard werken. Maar nu kon ze niet meer, ze was op. Op, geestelijk en lichamelijk. Al haar kinderen had ze goed groot gebracht en nu was haar eenige troost nog de Kerk. Haar kinderen, och. ze waren niet slecht, heuseb niet, maar ze waren haar ontgroeid. En dan de omstandigheden. Haar jongste werkloos. Haar oudste rijk getrouwd, maar niet ge lukkig. - Ze was eerst op het hofje geweest, doch ze werd daar te lastig. Toen had een van haar kinderen haar een kamertje boven aangeboden, maar ze eras er blij mee. Hier kon ze rustig liggen denken, van vroe ger en nu. Kijken naar de lucht, die ze nog net zien kon en naar de torenspits en de boomen. O, had ze toch maar een tuintje, verzucht te ze. Vroeger, Ja vroeger. Het was klein geweest, maar teer waren de kleine viooltjes en sneeuwklokjes. Het was haar grootste trots. Aan iedereen liet ze de planten zien, die ze kweekte. Hier kwamen nooit bloemen. Haar dochter was te prozaïsch, vond het geldverspilling. Ze durfde niet Al te veel zeggen. Het was lente nu, en er waren seringen, bedacht ze. Die bracht haar man wel mee vroeger, die wist: ze hield er zoo van. Ze doezelde weer in, met spiertrekkingen van rheumatlek. Then oo eens: Ting, ting, ting. Drie keer, dat is Joop, wist ze. haar oudste kleindochter. Flinke meid van achttien Jaar. Ze zou boven wel niet komen, niemand kwam hier graag. Maar wat was dat? De voetstappen kwamen haar kant op. „Klop.” .Ja.” „Zoo. grootmoedertje.” In den ingang stond Joop nu. in een zonne- schittering, frisch. „Hier, ik kom U eens opaoeken, hoe vindt U dat wel?” „FUn kind, wat maak je mij blij ermee.” „En dit is voor.... grootmoedertje.” Ze draaide zich om. een groote bos seringen met amandelbloesem, zwaaiend in haar hand. „Nu?” „O. kindje." Tranen verstikten haar stem. Moeder zei, grootmoeder houdt er zooveel van. en toen heb ik ze gekocht, meteen maar, voor bet zakgeld op is.” „Lieveling." Niet lang bleef Joop. Ze werd altijd zoo week hier, na een kwartiertje verdween ze. En ze liet een vrouwtje achter, blij en ge lukkig. opgevroplükt door de gedachte aan de liefde van haar grootsten schat. En als een stilleven, stond naast haar bed. op tafel de bos seringen met amandelbloesem. peld). De ond en de punten punt van boven wordt dubbel geslagen voren toe. Een groote platte ronde knoop in afstekende kleur houdt in het knoopsgat de omgeslagen punt vast. Een schuin geknipt dubbel bandje wordt on der die omgevouwen punt doorgestoken en ach ter den hals vastgemaakt. De belde open driehoekjes, die terzijde van de punt der oude halsopening zichtbaar blijven, zjjn zeer nieuw. Zet men inplaats van de mantelmouwen nieu we mouwen van effen donkere stof in do Japon, dan kieze men die in dezelfde kleur als de knoop. Heeft u een donkerblauwe japon waarvan u de stof niet meer kunt bükrügen en waarvan de mouwen versleten zijn? Het lieve kleine vrouwtje, dat zöo heel, heel gelukkig was. met dit fijne menschje. Ec dikwijls dacht ze aan haar kleine meisje thuis, hoe of die dit vinden zou. Die had steeds de eerste plaats Ingenomen, maar nu was er ruimte gemaakt voor Carichen. Och alles zou wel goed loopen, dacht ze. Haar eigen groote Jongen zou alles wel in orde maken, als zij maar niet zoo zwak was. dat X al lang etenstijd wak. Haastig greep hij naar zijn hoed en stapte naar een restaurant. Onderweg vielen hem telkens nieuwe wijzen in, welke zijn denken zóó in beslag namen, dat-ie zonder erg reeds de restauratie was binnenge stapt, daar werktuiglijk de spijskaart las en soep bestelde. De soep werd opgediend maar Moeart. in gedachten verdiept, zag bet niet eens. Er gin gen tien minuten voorbij, vijftien minuten zelfs, en nog had hij er geen enkelen lepel van genut tigd. Een half uurtje later werd hjj er zich van bewust, waar hij was en bestelde visch. De kellner wist niet, hoe hij X had. Hij vond het echter maar beter, om te doen wat zün klant verlangde; dus werd de koude soep «eg- gehaald en kwam er visch voor in de plaats. Vreemd! De kellner kon er met zijn verstand niet bij, doch duidelijk zag hij dat de bezoeker ook de visch niet gebruikte. En zoo ging het achtereenvolgens met de volgende gerechten op dezelfde manier. De kellner en de eigenaar van X restaurant dachten dan ook niet anders, of ze hadden met een gevaarlijken gek te doen. Vandaar dat ze den componist niets durfden vragen. Eindelijk, toen er ongeveer twee uren waren voorbij gegaan, sprong Mozart plotseling woest op, terwijl hij uitriep: „Ik heb X! Ik heb X!" HU betaalde en holde het restaurant uit.... Wat die driftige uitroep nu beteekende? Wel, dat hu X slotstuk (de finale) van de der de acte van zUn „Don,Juan" had gevonden. X aanleiding van vele verzoeken om tn- lichtingen betreffende de goedkoooe uit- gave van Vondels werken, verzorgd en ingeleid door Albert Verwey, welke in voorbe reiding Is oU de Fa. H. J. W. Becht te Amster dam. deelt de uitgever ons het volgende medt Het werk, dat een gimvang zal hebben van pl.m. 1500 pagina’s, zat al de gedichten en loo- neelspelen van Vondel bevatten, oorspronke lijke, zoowel als vertaalde, benevens al zijn oor spronkelijke proza. Niet opgenomen zUn dus de proza-vertallngen van Vlrglllus. Horatlus en van de Heldlnnebrieven van Ovldius. Wel wer den opgenomen zUn persoonlijke brieven. Het boek komt dus wat opzet betreft overeen met de uitgave, die J. A. Alberdingk Thlim in IBM beplande. Met deze en die van Van Vloten heeft het de overbrenging in een bedenda sg- sche spelling gemeen. Alleen is deze spelling nu anders, omdat de verzorger rekening had te houden met de Invoering van de nieuwe schrijfwijze, die sedert kort op de scholen ge leerd wordt Verwey volgt deze niet geheel. Het sou nJ. dwaasheid zUn iets aan Vondels bul gings- en welluldendhelds-n te veranderen. Deze worden onaangeroerd gelaten. Er is ook gevraagd of een nieuwe volledige, immers zoo goed als volledige Vondel wel noo- dlg is. Verwey Is van meenlng, dat ze brood- noodlg is. De Vondelstudie heeft alleen reden van bestaan, indien zij gegrond is in een al- gemeene erkenning en kennis van Vondel als den voomaamsten dichter van X Nederlandsche volk. Eerst als men ieder zijn Vonoel in de hand kan geven, en nopen hem te lezen, krij gen de kostbare uitgaven en de uitvoerige com mentaren reden er óók te zUn. Dit boek wed- Uvert dan ook met die uitgaven geenszins. In tegendeel verwijst het ernaar en hoopt hun belang en teteekenis in de eerste piaats, die der Wereld-Bibliotheek in wijder kring te doen opmerken. Maar in de eerste plaats wil bet Vondel in banden brengen van zooveel tno- gelUk, Nederlanders. Een punt van belang is de vraag in welke orde de gedichten zullen worden afgedrukt. Sedert Van Lennep ze alle in rijdsorde schikte, beeft men hem daarin nagevolgd. Terec'-t. want zoo alleen maakten ze Vondels levensgang en ontwikkeling zichtbaar. Nu we die kennen is het niet ongepast ook aan zjjn eigen indeelhig weer haar recht te geven. Dit was er eene naar soorten, roen hU in 1650'de uitgaaf van zijn Verschelde Gedichten, die zes Jaar vroeger door eenige liefhebbers van zUn kunst bezorgd was, onder zijn eigen hoede nam, toen behield hU goeddeels hun rangschikking: Zegezangen, Klinkdichten Lof- en Eerrijmen. Afbeeldlng-n Lierdichten, Bruiloftsdichten, LUk- en Graf dichten, Mengelrijm en Zangen. HU laschte al leen na de Bruiloftsdichten de Brieven, Klach ten en Hekeldichten in en voegde een afdee'ung Oude Rümer. eraan toe. Boven den titel Ver schelde Gedichten stelde ook hu als hoofdtltcl: PoezU. waaronder hu dus alles verstond wat niet tooneelspel, leerdicht, of andere uitvoeri ger arbeid was. Na zUn dood heeft Brandt in de uitgaaf van 1682. titels en indeeling overge nomen, maar weer een aantal nieuwe groepen ingevoegd. Binnen zUn groepen handhaafde hU vaak, hoewel niet altUd, de tUdsorde. Deze wijs van Ihdeelen. die niet alleen bU de uitgaaf van Vondels werken, maar bü die van alle dichters werd in acht genomen, heeft dus de waarde van een traditie. Tevens echter nog een andere. ZU gaf namelUk uitdrukking aan het besef, dat er verschillende soorten van gedichten waren, en dat het van belang was. makkeluk te overzien, wat de dichter in elk van die soor ten had tot stand gebracht. Tot dit ordenen in soorten wordt, tot op ze kere hoogte, teruggekeerd. De drama's zullen natuurlUk in hun tUdsorde tot een hoofdgroep gemaakt worden en ook de „verschelde" gedich ten. onder den titel Verschillende Gedichten, in Brandts kader bijeengebracht worden. Tegenover beide groepen wordt echter een uitzondering gemaakt voor alles wat Vondel tot In het jaar 1621 geschreven heeft. Tot in dat jaar valt de tijd van zUn proefnemingen, van alles wat hU later verwierp, ook van zUn Oude Rijmen. HU liet die wel herdrukken en ook Hierusalem Ver woest bleef hU erkennen, maar ten opzichte van zijn eigenlijken arbeid zUn zU voorwerk en wU doen beter ze daarbU in te lUven. De volgorde wordt dus: Gedichten 1605—1621. daarna de Tooneelspelen 1625—1668 en na de Harpzan gen, die als een afzonderlUk geheel hesnhfliiwd worden de Verschillende Gedichten 1621'* 1674 De Maagdebrieven en Johannes de Boet gezant zullen onder den titel: Verhalen en legen den dan den overgang vormen naar de Leerge dichten. tcrwUl het geheele werk met de groote Vertalingen besloten wordt. De registers zullen den sluitsteen vormen. In de eerste plaats een chronologisch register met een doorloopende verwUzing naar de plaatsen waar de genoemde gedichten voorkomen In de uitgaven van Van Lennep en de Wereld-Blblio- ude volken hadden hun geluks- en on- II geluksdagen. Dat is trouwens nog zoo. Want, zoo zegt het bUgeloof nu nog, op Vrijdag moet nooit een groote reis worden aanvaard, want dat loopt nooit goed af. I*aai vroeger stonden geluks- en ongeluksdagen in de kalenders vermeld en men kan er reker van zUn, dat rij geloofd werden, evengoed als de bekende voorspellingen van den Enkhuizer Al manak van den lateren tijd. Vroeger was men in oorlogstijden gewoon op bepaalde dagen de wapenen neer te leggen en op heilige- en feestdagen werd een wapenstil stand gesloten. Sereen en koud als Xi witte kloostercel, zoo staat X Voorjaar om oe henen. Rein als ’nen hostie, zoo is den dag. Teer als tuul, zoo waaiert X zonnelicht om X geboomt. In den schuimenden drift van X vallende water, tangs de harde rotsenpunten, waarop het water kapot staat In spattende peerta Zoo spreidt en zoo bezeert zich X menschenleven. van de beglntoppen langs den harden bergweg, smal en onbegaanbaar over de scherpe rots pieken, naar de ruimte, naar de vrUheld van de zeeën in d’ eeuwige onendigheid. Lang is den weg. waar den levensstroom langs jakkert, maar snel Is den gang. En zooals den bergstroom nou en dan ult- i. In latere tUden hebben de Cal vinisten de viering van den sabbath zóó overdreven, dat de dienstmaagden dien dag niet alleen geen werk mochten ver richten, maar ook verplicht waren elke godsdienstoefening bij te wonen. Op dien dag werd niet gekookt en brood, dat des Zaterdags na zonsondergang was gebakken, mocht niet wor den gebruikt. Op den Zondag mocht niet worden gewandeld, wat we hier en daar nog wel aantreffen, al zal niemand wil len beweren, dat dit lets met bUgeloof te maken heeft. En als een dusdanig vieren van den sabbath er bU veler begrip pen niet h> wil. dan kan daar tegenover toch ook worden ge steld de wijze, waarop ^ie Zon dag en de heiliging er van door velen wordt misbruikt. Ongeluk zou volgens bUgeloo- vig begrip echter komen over dengene, die op den Zondag zUn baard schoor of zUn nagels knipte. Wie dit laatste deed kreeg nUnagels! In de Betuwe heerschte langen tUd het bUge loof, dat als men des Zondags een Ijjk liet overstaan, er bln- nen zes weken in datzelfde huis wederom een sterfgeval zou zUn. Voor velen was er geen on gelukkiger dag dan de Maan dag. Maandag spoed, zelden goed, zoo is het spreekwoord. Dit gold vooral in de ommelan den. Sedert 1345 had Gent zUn „quade Maandag”, wUl op dien dag de strUd tusschen de k maak het »lf^— ze!i~de jonge vrouw en zU leen wUd ultstaanden rug en driekwart wijde I mouwen. Langs de halsopening van de japon worden vier uitgeknipte en opgeappliqueerde bloemen van de mantelstof aangebracht. Weer een ander idee gaf ons een zwarte Japon met gebloemden rug van matzUden foulard. De van onderen wijdvallende zwarte mouwen droe gen als versiering uit den foulard geknipte en geappliqueerde bloemen. Het effect was aller aardigst. Hetzelfde idee kunnen wij toepassen, als w(j van een niet meer nieuw zUnde gebloemde avondjapon een mlddagjurk willen maken: wU make» daartoe den rok voetvrU tot boven den enkel en uit het vrijgekomen afgeknipte stuk knippen wU bloemen, die wU op lange van on deren om den pols ruim Ingerimpelde mouwen van nieuwe stof appUqueeren. hetzU oplUmen en vasts, rijken met een warmen bout, herzU op- cordonneeren of stikken. BU een donkere japon kiezen wij donkere tule in de kleur en bij een lichte Japon dezelfde kleur georgette als de ondergrond van de bestaande stof. Wilt u een aardige manier om van een mouw- looze japon met kort manteltje een mlddagjapon Da Engelache paedagoog prof. Sidney Care»! heeft onlangs te Londen een rede uitgesproken, waarin de kleine Shirley Temple een rol speel de. De professor constateerde, dat dit zesjarig kind er in geslaagd was Shakespeare, van wien zU vermoedelük nooit gehoord heeft, te verdrin gen. Tachtig procent van de Engelsche kinde ren, zoo zeide de spreker, babbelt tegenwoordig over dit filmsterretje, wier naam niet meer uit de spelen der kinderen te bannen Is. De onder wijsmannen hebben vergeefs getracht deze Shir- ley-rage te temperen, doch bet is onbegonnen werk gebleken. Er zjjn meisjes en jongens, die al of niet door hun ouders geholpen hun haar in Shlrley-lokken trachten te leggen. Er zU» duizenden poppen, die Shirley heeten en deze naam dient bU de jeugd zoowel llefkoo- send als verwUtend gebruikt. Op de kinderbals en niet daar alleen dansen de Imltatle- Shlrley’s bU tientallen rond en het is reeds zoo ver gekomen met de ziekelUke Shlrley-aanbid- dlng, dat de regeering maatregelen overweegt om dit sinistere gevaar te keeren. Het oordeel van den Engelschman is niet malsch, maar heeft hU geen geluk? Maar toch zullen de klokskens weer luien, weer roepen, weer klengen over ons dorpke. door de hooge. diepblauwe lochten, met de zil veren wolkengevaarten. Ze zullen jubelen van Paasch. deur feestklankskens, die ver wegdrij- ven op X hooge wlndeke over de bosschen, over de velden, met leverans den echo In X zlelement van den kerkganger, die daar komt aangestapt op z’n paaschbest! Ito *k zie ze alweer gaan. De zwartgekleede dorpelingen, met de blin kend geschoren koppen, langs de Zondagsche wegels, waarlangs de boordenvolle, heldere sloo- Blouse van blauw zilverlamé, met ingehaalde schouders, pofmouwen en corsage van dezelfde stof Daar wordt den mensch efkens rust getated. Rust van loerende oogen In fabriek en'kantoer Rust van wangunst en nijd. Rust van eeuwigen strijd om bróód. Daar kan s'n zlelement bezinken en tot kleerheid komen. De kleerheld van X zonbe schenen meer, onder alleen den hemel, waar niks meer tusschen staat dan misschien Xien zingenden veugel. Daar kan den mensch weer even gaan den ken om z’n bestemming, om rijn GoddelUke roeping van zUn mensch-zUn en geen machine onderdeel of stempeleer. vollers wevers plaats had. En „Zwarte Maandag" werd ook genoemd de 14de April 1396 toen Eduard TH den ongelukkigen Paasch- Maandag te Parijs doorbracht. Frederik de Groote wilde niet, dat Willem V met de Prin ses van Pruisen op een Maandag trouwde, wUl hU op dien dag een veldslag verloren had. In Frankrijk werden alle dagen, waarin een r voorkwam, dus bUv. Dinsdag (Mardi), voor ongeluksdagen gehouden. Ook op dien dag mocht men niet, evenals op Zondag en VrUdag. baard of nagels knippen. De Perzen beschouwen den Woensdag als een gelukkigen dag, daar op dien dag het licht werd geschapen. ZU noe men hem een „witten dag”, maar toch is voor hen de laatste Woensdag der maand Sopha (31 Februari) de ongelukkigste dar van- het jaar Men is het er nooit geheel en al over eens geweest, of de heksen des Woensdags of des Donderdags sabbat houden en welke van die dagen dus een „zwarte dag" is. Maar als ..zwar te dagen" zün te Rome tang beschouwd de Don derdag en de Vrijdag. Men deed goed op die dagen geen huwelUken te sluiten. Of det nog zoo is, weten we niet. Maar het heet: Ne dl Venerdl, ne dl Marti Non si spanza e non sl porti. Toen Prins Willem 'in in 1672, nadat de Franschen Utrecht hadden verlaten, in Je bis schopsstad kwam, herinnerde men hem er aan, dat de predikanten Van de Velde en Theellnck op een Donderdag uit Utrecht waren gebannen en de Franschen er op een Donderdag waren Ingekomen. Frans I, koning van FrankrUk hield den VrU dag voor den gelukklgsten dag der week, maar Hendrik IV vond het den ongelukkigs ten. In de „Evangeliën van den spin rocke” (Am sterdam 1662) heet bet: „Die des saterdaegs laet I wolspinnen, en het vlas dat op den splnne ocke bleef daer af ghesponnen werd, zoo zou dit vlas nimmer goet sUn of blyken." Hoezeer dit soort bUgeloof nog leefde in de 17de eeuw, kan men leeren uit de werken van Theellnck, Hon- dius, Smütegeld, Brakel en anderen. ZU waar schuwen tegen heidensche superstitie, die dui- vellnne. Maar niemand zal willen beweren, dat onze verlichte eeuw alle bUgeloof heeft vaarwel ge zegd. WU weten allen beter. Nieuw zün de witte avondjaponnen, de van achteren gespleten capes, de korte ongevoerde man teltjes van zwaar wit piqué gedragen op zwart of donkerblauw nieuw zün klein geruite man teltjes bruin-beige op beige en zwart-wit op zwart. Nieuw Is borduursel van kleine witte kraal tjes op donkerblauw en manteltjes, die aoo »ün gevoerd met de stof van de blouse, dat zij ook binnenste buiten gedragen kunnen worden. Nieuw zün de wüde halve mouwen met un- geknipte breede schouderstukken, die fün ge rimpeld tusschen voor- en achterpand van de blouse worden ingezet. Nieuw zün ook de witte, citroengele en licht blauwe jabots van piqué, ribzüde, georgette, satün en ninon. WU kunnen onzen lezeressen niet beter aan- radsn dan van wollen georgette die heerlüke. practischc zomerdracht -- een eenvoudige japon te maken zooals onze afbeelding er twee laat zien, een goedzittende wandel Japon, sober van lün met Ingeperste plooien In den rok. mo dieuze ruimte aan den kop van de mouw en een afneembaren goed waschbaren Jabot. klokkentoren, die altu naar den hemel wUst en altu roept, van de kronkels weg, de kronkels waarlangs den levensstroom kolkt, bruist en z’n eigen pUn doet. De klokskens die jubelen: „X is Paschenl” „Christus is weer verrezen!" X De klokken, die den mensch roepen naar de nlanke, zilveren plek van rust, van devotie, van Remelsch licht, dat hier vallen kan in X be- 'zonken zlelement, tot den bojem toe. T voegde de daad bü het woord. Eerst ging 1 zü langs de winkels. Toen holde zü de mode shows af. Daarna kocht rif goed en toen zette nj zich aan het werk. Ik kan maar een enkele japon koopen. dus ik neem van alle modellen wat peinsde rij en zü deed het ook. Het effect was adembenemend! Toen de Jabon klaar was vond zü haar prachtig. r Heelemaal zeker voelde ons jonge vrouwtje sich niet van haar zaak. Zü trok'de japon aan en ging uit. Zü keek in alle, spiegelruiten. Zü vergeleek dat wat zü aanhad met de etalage poppen. Zü spiedde naar de blikken van voor- bügangsters en toen zü thuis kwam, huilde zü een deuntje van teleurstelling. Het is een akelig opgedlrkte japon zonder snit of coupe en het lükt nergens naar geen enkel model uit den winkel vertoont ook maar de geringste gelükenis ermede snikte zü en nu dacht Ik nogal zóó in de mode te zün. Tot zoover de Jonge vrouw en haar teleur stellende ervaring. Als zü een beetje zou hebben nagedacht zou haar die teleurstelling bespaard zUn gebleven. ZU ging naar de modeshows en keek zich de egen uit en toen dacht zü: ziezoo nu weet Ik het wel en zü vereenigdé zooveel mogelük nieuwe snufjes In een en dezelfde japon. Dat het effect leelük en overdadig was, be hoeft niemand te verwonderen; immers leder modedétall. wordt door de groote modeontwer pers zorgvuldig gewikt en gewogen en als het ware afgestemd op kleur, tint, materiaal en kwa liteit der stof. Een modedétall Is geen toeval. maar een wel overwogen voltooiing van het geheel. Waar de huidige mode in bet teeken staat van het détail, waar de schijnbaar onbetangrüke modebükomstigheid beschikt over het wel en wee, d w.z. over succes of mislukking van een tollet, daar zullen wü verstandig doen een beetje meer aandacht te besteden aan dat zoo gewich tige détail. Vooral de vrouw, die zelf haar kleeren ver vaardigt, verwaarlooze dezen wenk niet. Het is soms maar een nietige kleinigheid, die aan een japon dat büzonder confectlecachet ver leent of ontneemt. Een van de meest geduchte vijanden van de huisnaaister is: overdaad. Dat eene' beetje ruimte teveel die extra knoop, die beter eraf had gekund dat strookje, dat eigenlük niet aan het oorspronkelük model zat.... wü doen het er maar bf) in de gulheid onzes harten. In de hoop, dat het mooier zal worden, maar het wordt altüd leelüker ervan en smakeloozer, want de duurste en fraaiste modellen munten uit door soberheid. Küken op een modeshow kan Iedereen, maar zóó rijken, dat wü het geziene werkelük prac- tisch kunnen aanwenden en dienstbaar maken aan onze omstandigheden, aan ons figuur en aan de stof, die wü tot onze beschikking heb ben zie dat is een heel aperte kunst, die slechts weinigen verstaan. De nieuwe voorjaarsmode biedt een oneindige verscheidenheid van plezierige mogelükheden. waar wü iets aan kunnen hebben. Als we een zwarte japon van verleden jaar willen opfleuren en wij weten niet hoe (en we hebben er niet te veel voor over) dan kunnen Wü ons inspireeren op een model van een der laatste modeshows: een japon van zwarte crêpe mat vertoonde een schuin gestreepten bonten pompadourrug en een ruime pompadour sjerp midden vpor gestrikt met lange afhangende einden. Een ander idee om een bestaande zwarte japon op te knappen verschafte ons de volgen de creatie; bü een effen zwarte Japon wordt een kort manteltje van wit met zwarte bloemen be drukte cloqué stof gedragen. Het manteltje heeft bolle kussens langs de wegels gaan liggen. Paasch! HU riekt over de velden in de geu ren van den zwaren akkergrond, In de geuren van de bosschen, In den koelen weerslag van de diepbtaauwe Mark, goud gestreept van zon. HU geurt uit den pruimen booger d van münen overbuur, waar den bruldswltten bloesem klon tert aan de takken van zeuvenhonderd vrucht- boomenboekee’s. Paasch, ik zie Xn glanzen en blinken in ons schoongemaakte, vemuuwde huiske. Ik zie ’m spiegelen uit Trul’s gelukkige oogen, waarin den glans van beur spullekens is gaan vast zitten! Ah. X is *n schoon tü! Voorafgaand aan schooner dagen, de Paasch- dagen eigens. "Nen zegen voor de menschheld, zulke rust- poozen In zün bestaan, in z'n leven, dat snel en driftig wegklavettert in den jachtenden gang van ’nen bergstroom.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 21