EEN MODEDÉTAIL
IS GEEN TOEVAL
I
e
Vondel in één deel
J
M
lichte plek van devote rust
Als
a
1
rkest
s
Eindelijk thuis
5
Geluks- en ongeluks
dagen
BLOEMEN
Mozart's „Don Juan"
ZATERDAG 11 APRIL 1936
-s
Eenige gegevens
De macht van het bijgeloof
a
TEGEN SHIRLEY
BRABANTSCHE BRIEVEN
Zalig Paaschfeest
■I
(SS®
O
-
R. 1
hine
melk
PP”
RT
A ME
!T 65
)AM
IS
lver.
Milt
-
-
Succes of misluk
king van een toilet
hangt er dikwijls
van af
te tooveren?
met
te veranderen.
de
nog
de
hokkend kwam het er uit.
3
Meneer,
den
’nen Paasch als blan-
rustlooze jakkerende
En toen overwon de liefde!
De dood trad terug! Behouden!
6 eer
tLS
«ION
Sereen en koud als 'n witte kloostercel, zoo
staat t Voorjaar om oe henen.
Rein als ’nen hostie, zoo is den dag. Teer als
tuul, zoo waaiert 't zonnelicht om ’t geboomt.
Dat zijn de japonnen, die wij het liefste dra
gen waarin wij er het best gekleed uit zien
en die aan de meeste doeleinden beantwoorden.
dieuze ruimte aan den kop van de mouw
afneembaren goed waschbaren Jabot.
•adel
SIM
Er is ook gevraagd of
immers zoo goed als voll
dig is. Verwey is van n
theek. Voor de onontbeerlijke medewerking van
de W. B. in dezen zijn verzorger en uitgever ten
zeerste erkentelijk. En ten slotte een doorloopend
alfabetisch register, gerangschikt naar de titels
der gedichten.
ant.
vereld
r alle
ervJ
efkens schijnt stop te staan. Waar we óna
dorstende zielement kunnen drenken met *nen
koelen teug van diep geluk, die efkens balsem
is voor de zeere plekken van al die harde rots
punten. die er liggen langs onzen levensweg.
Waar we efkens rusten sullen aan t blanke
bergmeer, dat werendig Ujkt op de onendige
see. waar allen stroom tenslotte in vollen rijk
dom oplost....! Paasch. die efkens den hemel
op *n kier eet voor den goedwillenden menach.
Amico, in deus’ gedacht, ook namena Trui,
wensch ik oe “n Zalig Paaschfeest.
Veul groeten van Trui en als altlj geen borke
minder van oewen t- a. v.
DRE.
ntuii
ii
wn in
Uns
x>r d«
n«d*n.
Zwijgend stond haar man bij het bed.
Zuster, dokter! Allen ernstig.
En zij hijgend, streed de strijd met den dood
en de liefde.
„Het kindje"
„Carlchen"!
Zuster bracht het haar.
„Kalm nu. mevrouwtje....”
Ze omhelsde hem. kuste zijn roode lipjes, zijn
handje, alles aan het jongenslijfje.
En plots scheen het, of de dood langzaam te
rugweek. den strijd verloor.
Nog een laatst pogen!
Met haar oogen gericht op Carlchen streed zjj.
Snikkend!
RMM1W
<U ie
LENDE
El Dl.
reetie
haast
iclama
'an tal
irmalan
"tlC
nader
!0,
ozart, de begaafde componist die, zooals
u wel zult weten, de schepper is van het
ontroerend-schoone „Wiegelied”, waarvan
we de vertolking reeds menigmaal door de radio
hebben kunnen hooren (door middel o.a. der
gramofoonplaat van de Wiener SAngerknaben),
is ook de maker van de opera „Don Juan
Toen de jonge .componist aan dit werk bezig
was, woonde hjj te Praag.
Zekeren dag, nadat hjj uren achtereen aan
zijn nieuwe opera had gearbeid, zag hjj opeens,
Wandeltoilettenlinks-, donkergrijze wollen stof met
piqué garneering; rechts - donkerblauw met jabot
witte georgette
ten, waarin t zilveren wolkenspul schemert, of
er melk in gemorst is. Ik zie ze alweer gaan,
daar onder de groen-bedaauwde boomkruinen,
waaraan t zonnelicht hangt in blinkende pie
ken.
En altjj de klokskens, de klokskens, die klen-
gen. klengen, klaterend klengen den dubbelen
feesttoon, alsof ae den heelen hemel binnen ons
dorpke willen volklateren met dieën dubbelen
echo van brons en van goud.
"k Zie ae gaan, ons kerkske binnen, waar t
voorjaar gekropen is naar d' altaren. Waar de
schuimende en klonterende bloemenpracht te
flonkeren staat onder den gouwen sprenkel die
er vloeit van da honderden blanke waskeerse-
kens.
En aoo zie ik het Paaschfeest naderen als tl
lichte plek van devote rust, waarover den tijd
wit
van
Oeen nood! Het aller
nieuwste is: een donker
blauwe japon met een
groot vierkant wit vest
en witte halve wijde mou
wen. Vindt ge dit te be
smettelijk. kies dan licht
blauw of grijsblauw en
gij zult het laatste mode-
snufje dragen. vooral
wanneer gij er een blau
wen hoed met een lint
in de kleur van de mou
wen bij draagt. Dat alles
is nieuw.
bolle kussens langs de wegels gaan liggen.
Paasch! Hij riekt over de velden, In de geu
ren van den zwaren akkergrond, in de geuren
van de bosschen, in den koelen weerslag van
de diepblaauwe Mark, goyd gestreept van zon.
Hl) geurt uit den pruimenboogerd van mijnen
overbuur, waar den bruldswitten bloesem klon
tert aan de takken van seuvenhonderd vrucht-
boomenboekee's.
Paasch, ik zie 'm glanzen en blinken in
ons schoongemaakte, vemuuwde hulske. ik zie
'm spiegelen uit Trui's gelukkige oogen, waarin
den glans van heur spullekens is gaan vast
zitten!
Ah, t is ’n schoon tij!
Voorafgaand aan schooner dagen, de Paasch-
dagen eigens.
’Nen zegen voor de menschheid, zulke rust-
poozen in zijn bestaan, in z’n leven, dat snel
en driftig wegklayettert In den jachtenden
gang van 'nen bergstroom.
vloeit In de kalme, de serene rust van t berg-
meer, waarin den kokenden, ziedenden stroom
tot bezinkens komt, zoo zijn de feestelijke pe
rioden van ’n Kerst, van
ke. zilveren meren in M
bestaan metde veule rotspieken.
Als blanke, zilveren merën, waarover den tijd
schijnt stil te staan. Waarin alles bezinkt en
tot kleerte komt. Waarop den hemel zijn licht
ketst, tot den bojem toe!
Daar kan den levensstroom even tot bezin
kens komen, vrij als ie nou is van den jakke
renden gang over de scherpe, beseerende rots
punten.
Ja, zoo zijn deuze feestdagen altlj >nen
grooten zegen.
Zoo Is t ‘n groot geluk, dat temidden van
zijn parochie altjj z’n kerkske staat, roet den
natuurlijk in hun tijdsorde tot een hoofdgroep
gemaakt worden en ook de „verschelde” gedich
ten, onder den titel Verschillende Gedichten, in
Brandts kader bijeengebracht worden. Tegenover
belde groepen wordt echter een uitzondering
gemaakt voor alles wat Vondel tot in het jaar
1821 geschreven heeft. Tot in dat jaar valt de
tijd van zijn proefnemingen, van alles wat hij
later verwierp, ook van zijn Oude Rijmen. Hij
liet die wel herdrukken en ook Hierusalem Ver-
woeSt bleef hij erkennen, maar ten opzichte van
zijn eigenlijken arbeid zijn zü voorwerk en wij
doen beter ze daarbij in te lijven. De volgorde
wordt dus: Gedichten 1605—1821, daarna de
Tooneelspelen 16251668 en na de Harpzan
gen. die als een afzonderlijk geheel beschouwd
worden de Verschillende Gedichten 1621
1674. De Maagdebrieven en Johannes dé Boet
gezant zullen onder den titelVerhalen en legen
den dan den overgang vormen naar de Leerge
dichten. terwijl het geheele werk met de groots
Vertalingen besloten wordt.
De registers zullen den sluitsteen vormen. In
de eerste plaats een chronologisch register met
een doorloopende verwijzing naar de plaatsen
waar de genoemde gedichten voorkomen in de
uitgaven van Van Lennep en de Wereld-Blblio-
klokkentoren. die altlj naar den hemel wijst en
alto roept, van de kronkels weg, de kronkels
waarlangs den levensstroom kolkt, bruist en z’n
eigen pijn doet.
De klokskens die jubelen: „t is Paschen!”
„Christus is weer verrezen!'
De klokken, die den menach roepen naar de
blanke, zilveren plek van rust, van devotie, van
hemelsch licht, dat hier vallen kan In 1 be
zonken zielement, tot den bojem toe.
Heel vroeg song Ingrid al:
„Vandaag komt Mammie thuis
Met Carlchen".
Eh nu was vader met den wagen weg om
Mammie te balen en alles was even fijn, van de
nieuwe Jurk af, tot aan de taart toe, met „Ein
delijk thuis" er op.
De chauffeur opende den wagen: daar kwam
vader, hij strekte zijn handen uit. wat droeg hü
nu? "n Bundeltje!
Caflchen!
En toen moesje, nog zwak, maar stralend van
geluk.
En waar woorden tekort schoten, was hier in
nige omhelzing, een dankgebed tot God.
l 'l l!* JKrl-r 11.1 14' 1-I-I-I-l-iH
Daar wordt den mensch efkens rust gelaten.
Rust van loerende oogen in fabriek en kantoor
Rust van wangunst en nijd. Rust van eeuwigen
strijd om brood.
Daar kan s’n zielement bezinken en tot
kleerheld komen. De kleerhei<T van t zonbe
schenen meer, onder alleen den hemel, waar
niks meer tusschen staat dan misschien ‘nen
zingenden veugel.
Daar kan den menach weer even gaan den
ken om z’n bestemming, om zijn Goddelijke
roeping van zijn mensch-zljn en geen machine
onderdeel of stempeleer.
Paasch!
Da’s het kl-omvattende woord voor de stem
mingen op den buiten. Paasch! Die hangt in "t
strakke waterblaauw, daar aan den hoogen
Hemel.
Paasch! Die klatert al in 1 klokgelui door
den Witten Donderdag. Paasch! Die tintelt
door de goudblaauwe wemeling die door de
schepping huivert.
Paasch! Die wordt gefluisterd in t nog kale
hout, waarom den sluier vaagt van t zonne
licht. Paasch! Paasch, den buiten is er vol van.
HU wervelt door de lochten, in den confetti
■ww leln, ineengedoken lag ae in het groots
Oud moederke, na veel jaren van hard
werken.
Maar nu kon ze niet meer, ze was op. Op,
geestelijk en lichamelijk.
Al haar kinderen had ze goed groot gebracht
en nu was haar eenige troost nog de Kerk.
Haar kinderen, och, ze waren niet slecht,
heusch niet, maar ze waren haar ontgroeid.
En dan de omstandigheden.
Haar Jongste werkloos.
Haar oudste rijk getrouwd, maar niet ge
lukkig.
Ze was eerst op het hofje geweest, doch ae
werd daar te lastig.
Toen had een van haar kinderen haar een
kamertje boven aangeboden, maar ze was er
blij mee.
Hier kon ae rustig liggen denken, van vroe
ger en nu.
Kijken naar de lucht, die ze nog net zien
kon en naar de torenspits en de boomen.
O, had ze toch maar een tuintje, verzucht
te ze.
Vroeger, ja vroeger.
Het was klein geweest, maar teer waren de
kleine viooltjes en sneeuwklokjes.
Het was haar grootste trots Aan iedereen
liet ze de planten zien, die ze kweekte.
Hier kwamen nooit bloemen.
Haar dochter c_ 1. ~r~
geldverspilling.
Ze durfde niet 61 te veel zeggen. Het was
lente nu, en er waren seringen, bedacht ae.
Die bracht haar man wel mee vroeger, die
wist: ze hield er zoo van.
Ze doezelde weer in, met spiertrekkingen van
rheumatlek.
Then on eens; Ting. ting. ting.
Drie keer, dat is Joop, wist ae, baar oudste
kleindochter.
Flinke meid van achttien jaar. Ze zou boven
wel niet komen, niemand kwam hier graag.
Maar wat was dat?
De voetstappen kwamen haar kant op.
.Klop." ..Ja."
„Zoo. grootmoedertje.”
In den ingang stond Joop nu. in een zonne-
schlttering. frisch.
„Hier, ik kom U eens opzoeken, hoe vindt
U dat wel?”
„Fijn kind, wat maak je mij blü ermee.”
.JCn dit is voor.... grootmoedertje.”
Ze draaide zich om. een groote bos seringen
met amandelbloesem, zwaaiend in haar band.
„Nu?" „O. kindje.” Tranen verstikten baar
stem.
Moeder zei, grootmoeder houdt er zooveel van,
en toen heb ik ze gekocht, meteen maar, voor
het zakgeld op is.”
„Lieveling."
Niet lang bleef Joop. Ze werd altijd zoo week
hier, na een kwartiertje verdween ze.
En ae liet een vrouwtje achter, blij en ge
lukkig. opgevroohjkt door de gedachte aan de
liefde van haar grootsten schat.
En als een stilleven, stond naast haar bed. op
tafel de bos seringen met amandelbloesem.
a, daar was ieder het over eens. het was ’n
schat van een kindje.
Een jongen, zoo fUn. als ze nog zelden
gezien hadden.
Heel groote grUs-blauwe oogen en zwarte ha
ren. die omkrulden als vlokjes zU.
ZUn handjes en voetjes, alles was even fUn en
teer.
Den heelen dag sliep hU stil in zijn wieg naast
het groote ledikant, waarin zUn moeder lag.
Het lieve kleine vrouwtje, dat zoo heel, heel
gelukkig was. met dit fijne menschje.
Ee dikwijls dacht ze aan haar kleine meisje
thuis, hoe of die dit vinden zou.
Die had steeds de eerste plaats ingenomen,
maar nu was er ruimte gemaakt voor Carlchen.
Och alles zou wel goed loopen, dacht ze. Haar
eigen groote jongen zou alles wel in orde maken,
als zjj maar niet zoo zwak was.
Ze zag dokter en zuster samen fluisteren en
dan naar haar kUken en naar het wiegje, met
oogen vol medelUden.
Ze zou toch niet.
O God, dat kon eenvoudig niét, dat wilde ze
niet.
Haar Jongen alleen met Ingrid en Carlchen, kere hoogte, teruggekeerd. De drama's zullen
het ging niet.
Zoo dikwijls had ae gelezen van kindertjes,
die zonder moeder opgroeiden en hoe weinig
daar meestal van terecht kwam en altUd had ze
medelUden gevoeld, niet vermoedend....
ZU zelf? Nee. o nee!
„Alles, alles wil ik u offeren, doch laat mU
bU hen blUven.
Niets anders kon ze bedenken en o zoo dik
wijls. fluisterde zü dit zachtjes voor zich uit.
Of God het gebed verhoorde?
-w y »ar aanleiding van vele verzoeken om In-
1X1 lichtingen betreffende de goedkoope ult-
gave van Vondels werken, verzorgd en
ingeleid door Albert Verwey. welke in voorbe
reiding is bU de Fa. H. J. W. Becht te Amster
dam, deelt de uitgever ons het volgende mede
Het werk, dat een omvang zal hebben van
pijn. 1500 pagina's, zal al de gedichten en too
neelspelen van Vondel bevatten, oorspronke-
bjke, zoowel als vertaalde, benevens al zUn oor
spronkelijke prosa. Niet opgenomen zUn dus de
proza-vertallngen van Vlrglllus. Horatlus en
van de Heldlnnebrleven van Ovidlus. Wel wor
den opgenomen zUn perzoonlüke brieven.
Het boek komt dus wat onset betreft overeen
met de uitgave, die J. A. Alberdingk Thljm in
1886 beplande. Met deze en die van Van Vloten
heeft het de overbrenging in een hedendasg-
sebe spelling gemeen. Alleen Is deze spelling nu
anders, omdat de verzorger rekening had te
houden met de invoering van de nieuwe
schrUfwUze, die sedert kort op de scholen ge
leerd wordt Verwey volgt deze niet geheel. Het
zou nJ. dwaasheid zUn iets ajan Vondels bul
gings- en welluidendheids;
Deze worden onaangeroerd gelaten.
Afn nieuwe volledige.
4dige Vondel wel noo-
ieenlng. dat ze brood-
noodlg is. De Vondetatódle heeft alleen reden
van bestaan, Indien zjj gegrond is in een al-
gemeene erkenning en kennis van Vondel als
den voornaamsten dichter van 't Nederlandsche
volk. Eerst als men ieder zUn Vonoel in de
hand kan geven, en nopen hem te lezen, krU-
gen de kostbare uitgaven en de uitvoerige com
mentaren reden er óók te zUn. Dit hoek wed-
Uvert dan ook met die uitgaven geenszins. In
tegendeel verwijst het ernaar en hoopt hun
belang en beteekenls in de eerste plaats, die
der Wereld-Bibliotheek in wUder kring te
doen opmerken. Maar In de eerste pUots wil
net Vondel in handen brengen van zooveel mo-
gelUk Nederlanders.
Een punt van belang is de vraag In welke
orde de gedichten zullen worden afgedrukt.
Sedert Van Lennep ze alle In tUdaorde schikte,
heeft men hem daarin nagevolgd. Terecht, want
zoo alleen maakten ze Vondels levensgang en
ontwikkeling'zichtbaar. Nu we die kennen is
het niet ongepast ook aan zUn eigen indeeliug
weer haar recht te geven. Dit was er eene naar
soorten. Poen hU in 1650 de uitgaaf van zUn
Verschelde Gedichten, die zes jaar vroeger door
eenige liefhebbers van zUn kunst bezorgd was.
onder zUn eigen hoede nam, toen behield liU
goeddeels hun rangschikking: Zegezangen,
Klinkdichten Lof- en EerrUmen. Afbeeldingen
Lierdichten, Bruiloftsdichten, LUk- en Graf
dichten, Mengelrum en Zangen. HU laschte al
leen na de Bruiloftsdichten de Brieven, Klach
ten en Hekeldichten In en voegde een afdeehng
Oude RUmer. eraan toe. Boven den titel Ver
schelde Gedichten stelde ook hU als hoiifdtitel:
PoMU. waaronder hU dus alles verstond wat
niet tooneelspel, leerdicht, of andere uitvoeri
ger arbeid was. Na zUn dood heeft Brandt In
de uitgaat van 1682, titels en Indeeling overge
nomen, maar weer een aantal nieuwe groepen
Ingevoegd. Binnen zUn groepen handhaafde hU
vaak, hoewel niet altUd. de tUdsorde.
Deze wUs van Indeelen, die niet alleen bü de
uitgaaf van Vondels werken, maar bij die van
alle dichters werd In acht genomen, heeft dus
de waarde van een traditie. Tevens echter nog
een andere. ZU gaf namelük uitdrukking aan het
besef, dat er verschillende soorten van gedichten
waren, en dat het van belang was. makkeluk
te overzien, wat de dichter In elk van die soor
ten had tot stand gebracht.
Tot dit ordenen in soorten wordt, tot op ze-
Zoo zie Tt den Paaschmorgen door de wea-
reld breken, als t witte blanke licht, waarin
Christus opstond uit ZUn graf,
't Licht, dat ZUn bewakers schuwden, ’tlicht.
dat nóg veul geschuwd wordt op deuze wea-
X T en nuchteren
wind uit het
Noorden veegt
door den blanken Voor
jaarsbuiten.
Wit schemert den dag om alle dingen. Wit
valt ie op de glanzende velden. Fel schampt ie
langs t spieg’lend glas van de schoongemaakte
huizekens, die In ’t blakke Ucht van ’t Voor-
Jaarstu weer voor den dag-<ekropen z«n>
den peers-nevelenden kim waas.
Als duuzenden keersenvlammekens zoo flon
keren de bottels, ato de deinende takken, in
't zonnegoud, dat door de lochten wemelt
"n Koud, ’n nuchter Voorjaar, waarin de veu-
*eltjes heele dagen zwUgen soms. v“o bloaaemkens en bolsterbluaikens, die In
reld, die aoo waarheldsschuw is. dat ae Oorlog
Vrede noemt Na.... tweedulaend Paaschmor-
gens....l
In den schuldienden drift van t vallende
water, langs de harde rotsenpunten, waarop het
water kapot slaat in spattende peerls. Zoo
spreidt en zoo bezeert zich *t menschenlewen,
van de begintoppen langs den harden bergweg,
smal en onbegaanbaar over de scherpe rots
pieken. naar de ruimte, naar de vrijheid van
de zeeën in d'eeuwige onendlgheld.
Lang is den weg. waar den levensstroom langs
jakkert, maar snel is den gang.
En aooals^den bergstroom nou en dan ult-
weVers plaats had. En „Zwarte
werd ook genoemd de 14de April
geschapen. ZU noe-
laatste Woensdag der maand Sopha
de ongelukkigste dag van het
een wüd uitstaanden mg en driekwart wijde
mouwen. Langs de halsopening van de japon
worden vier uitgeknipte en opgeappliqueerde
bloemen van de mantelstof aangebracht.
Weer een ander idee gaf ons een zwarte japon
met gebloemden rug van matzUden foulard. De
van onderen wijdvallende zwarte mouwen droe
gen als versiering uit den foulard geknipte en
geappliqueerde bloemen. Het effect was aller
aardigst.
Hetzelfde idee kunnen wU toepassen, als wU
van een niet meer nieuw zjjnde gebloemde
avondjapon een middagjurk willen maken: wU
maken daartoe den rok voetvrU tot boven den
enkel en uit het vrUgekomen afgeknipte stuk
knippen wij bloemen, die wjj op lange van on
deren om den pols ruim ingerimpelde mouwen
van nieuwe stof appliqueeren. hetzU oplümen en
vaststrUken met een warmen bout, herzij op-
cordonneeren of stikken. BU een donkere japon
kiezen wij donkere tule in de kleur en bU een
lichte japon dezelfde kleur georgette als de
ondergrond van de bestaande stof.
Wilt u een aardige manier om van een mouw-
looze japon met kort manteltje een middagjapon
Blouse van blauw zilverlamé, met ingehaalde schouders,
pofmouwen en corsage van dezelfde stof
Maar toch zullen de klokskens weer luien,
weer roepen, weer klengen over ons dorpke.
door de hooge, diepblauwe lochten, met de zil
veren wolkengevaarten. Ze sullen Jubelen van
Paasch. deur feeatklankskena. die ver wegdrU-
ven op 1 hooge wlndeke over de bosschen. over
de velden, met leverans den echo in t zielement
van den kerkganger, die daar komt aangeetapt
op s’n paaschbeat!
En zie ae alweer gaan.
De «wartgekleede dorpelingen, met de blin
kend geschoren koppen, langs de Zondagache
wegels, waarlangs de boordenvoUe, heldere aloo-
«Nieuw zUn de witte
avondjaponnen, de van
achteren gespleten capes,
de korte ongevoerde man
teltjes van zwaar wit
piqué gedragen op zwart
of donkerblauw nieuw
zijn klein geruite man
teltjes bruin-beige op
beige en zwart-wlt op zwart.
Nieuw is borduursel van kleine witte kraal
tjes op donkerblauw en manteltjes, die zoo zün
gevoerd met de stof van de blouse, dat zij ook
binnenste buiten gedragen kunnen worden.
Nieuw zUn de wUde halve mouwen met aan
geknipte breede schouderstukken, die fUn ge
rimpeld tusschen voor- en achterpand van de
blouse worden Ingezet.
Nieuw zUn ook de witte, citroengele en licht
blauwe Jabots van piqué, ribzUde, georgette.
satUn en ninon.
WU kunnen onzen lezeressen niet beter aan
raden dan van wollen georgette die heerlUke.
practlsch- zomerdracht een eenvoudige japon
te maken zooals onze afbeelding er twee laat
zien, een goedzittende wandel japon, sober van
lUn met Ingeperste plooien in den rok. mo
dieuze ruimte aan den kop van de mouw en een
dat 1 al lang etenstUd was. Haastig greep hU
naar zUn hoed en stapte naar een restaurant.
Onderweg vielen hem telkens nieuwe wUzen in,
welke zUn denken zóó In beslag namen, dat-le
zonder erg reeds de restauratie was binnenge
stapt. daar werktuiglUk de spijskaart las en
soep bestelde.
De soep werd opgediend maar Mozart, in
gedachten verdiept, zag het niet eens. Er gin
gen tien minuten voorbU. vUftien minuten zelfs,
en nog hkd hü er geen enkelen lepel van genut
tigd. Een half uurtje later werd hU er zich
van bewust, waar hu was en bestelde visch.
De kellner wist niet, hoe hü t had. HU vond
het echter maar beter, om te doen wat 'ün
klant verlangde; dus werd de koude soep -seg-
gehaald en kwam er visch voor in de plaats.
Vreemd! De kellner kon er met zün verstand
niet bü. doch duidelük zag hü dat de bezoekei
ook de visch niet gebruikte. En zoo ging het
achtereenvolgens met de volgende gerechten op
dezelfde manier.
De kellner en de eigenaar van 't restaurant
dachten dan ook niet anders, of ze hadden met
een gevaarlüken gek te doen. Vandaar dat ae
den componist niets durfden vragen.
Eindelük.' toen er ongeveer twee uren waren
voorbü gegaan, sprong Mozart plotseling woest
op, terwül hü uitriep: ,Jk heb 'tl Ik heb 'tl”
Hü betaalde en holde het restaurant uit
Wat die driftige uitroep nu beteekende?
Wel, dat hü 1 slotstuk <de finale) van de der
de acte van zün „Don Juan” had gevonden.
De Engelsche paedagoog prof. Sidney Caroll
heeft onlangs te Londen een rede uitgesproken,
waarin de kleine Shirley Temple een rol speel
de. De professor constateerde, dat dit zesjarig
kind er In geslaagd was Shakespeare, van wien
zü vermoede! Uk nooit gehoord heeft, te verdrin
gen. Tachtig procent van de Engelsche kinde
ren, zoo zelde de spreker, babbelt tegenwoordig
over dit filmsterretje, wier naam niet meer uit
de spelen der kinderen te bannen is. De onder-
wüsmannen hebben vergeefs getracht deze Shlr-
ley-rage te temperen, doch het is onbegonnen
werk gebleken. Er sjjn meisjes en jongens, die
al of niet door hun ouders geholpen hun
haar in Bhlrley-lokken trachten te leggen. Er
zün duizenden poppen, die Shirley heeten en
deze naam dient bü de jeugd zoowel liefkoo-
aend als verwütend gebruikt. Op de kinderbals
en niet daar alleen dansen de imitatie-
Shlrley's bü tientallen rond en het is reeds zoo
ver gekomen met de ziekelüke Shlrley-aanbld-
ding, dat de regeering maatregelen overweegt
om dit sinistere gevaar te keeren.
Het oordeel van den Engelschman is niet
malsch, maar heeft hü geen gelük?
was te prozaïsch, vond bet
ude volken hadden hun geluks- en on-
II geluksdagen. Dat is trouwens nog zoo.
Want, zoo zegt het bügeloof nu nog. op
Vrüdag moet nooit een groote reis worden
aanvaard, want.dat loopt nooit goed af. I*aai
vroeger stonden geluks- en ongeluksdagen In
de kalenders vermeld en men kr er zeker van
zün. dat zü geloofd werden, evengoed als de
bekende voorspellingen van den Enkhuizer Al
manak van den lateren tüd.
Vroeger was men In oorlogstijden gewoon op
bepaalde dagen de wapenen neer te leggen en
op heilige- en feestdagen werd een wapenstil
stand gesloten. In latere tüden hebben de Cal
vinisten de viering van den
sabbath zóó overdreven, dat de
dienstmaagden dien dag niet
alleen geen werk mochten ver
richten. maar ook verplicht
waren elke godsdienstoefening
bü te wonen. Op dien dag werd
niet gekookt en brood, dat des
Zaterdags na zonsondergang
was gebakken, mocht niet wor
den gebruikt. Op den Zondag
mocht niet worden gewandeld,
wat we hier en daar nog wfl
aantreffen, al zal niemand wil
len beweren, dat dit iets met
bügeloof te maken heeft. En
als een dusdanig vieren van
den sabbath er bü veler begrip
pen niet In wil, dan kan daar
tegenover toch ook worden ge
steld de wijze, waarop de Zon
dag en de heiliging er van door
velen wordt misbruikt.
Ongeluk zou volgens bügeloo-
vig begrip echter komen over
dengene, die op den Zondag
zün baard schoor of zün nagels
knipte. Wie dit laatste deed
kreeg nünagels! In de Betuwe
heerschte langen tijd het büge
loof. dat als men des Zondags
een Ijjk liet overstaan, er bin
nen zes weken in datzelfde huis
wederom een sterfgeval zou
zün.
Voor velen was er geen on
gelukkiger dag dan de Maan
dag. Maandag spoed, zelden
goed, zoo is het spreekwoord.
Dit gold vooral tn de ommelan
den. Sedert 1345 had Gent zün
„quade Maandag”, wül op diet}
de strüd tusschen de
Van den rug van het man
teltje wordt een driehoek ge
knipt. die even hoog zün als
van 10 c.M. onder de ceintuur
ot aan het kuiltje van den
hals en van onderen even
□reed als van zünaad tot zü-
aaad De punt van den drie
hoek wordt met dezelfde stof
tegengevoerd. Hierin komt een
verticaal knoopsgat (gepo
peld). De onderkant wordt in den rok verwerkt
en de punten ter weerszüden in de zünaden. De
punt van boven wordt dubbel geslagen naar
voren toe.
Een groote platte ronde knoop in afstekende
kleur houdt in het knoopsgat de omgeslagen
punt vast.
Een schuin geknipt dubbel bandje wordt on
der die omgevouwen punt doorgestoken en ach
ter den hals vastgemaakt.
De beide open driehoekjes, die terzüde van
de punt der oude halsopening zichtbaar blüven.
zün zeer nieuw.
Zet men inplaats van de mantelmouwen nieu
we mouwen van effen donkere stof In do
japon, dan kieze men die in dezelfde kleur als
de knoop.
Heeft u een donkerblauwe japon waarvan u
de stof niet meer kunt bükrijgen en waarvan
de mouwen versleten zün?
k maak het zelf zei de jonge vrouw en zü
T voegde de daad bü het woord. Eerst ging
1 zü langs de winkels. Toen holde zü de mode-
riiows af. Daarna kocht zü goed en toen zette
zü zich aan het werk.
Ik kan maar een enkele japon koopen, dus
ik neem van alle modellen wat peinsde zü
en «M deed het °°k
Het effect was adembenemend!
Toen de japon klaar was vond zü haar
prachtig.
Heelemaal zeker voelde ons jonge vrouwtje
rich niet van haar zaak. Zü trok de japon aan
en ging uit. Zü keek in alle spiegelruiten. Zü
vergeleek dat wat zü aanhad met de etalage
poppen. Zü spiedde naar de blikken van voor-
bügangsters en toen zü thuis kwam, huilde
zü een deuntje van teleurstelling.
Het is een akelig opgedirkte japon zonder
snit of coupe en het lükt nergens naar geen
enkel model uit den winkel vertoont ook maar
de gartnaste gelükenls ermede snikte zü en
nu dacht Ik nogal zóó in de mode te zün
Tot zoover de jonge vrouw en haar teleur
stellende ervaring.
Als zü e*n beetje zou hebben nagedacht zou
hear die teleurstelling bespaard zün gebleven.
ZÜ ging naar de modeshows en keek zich de
ogen uit en toén dacht zü: ziezoo nu weet ik
het wel en zü vereenigde zooveel mogelük
nieuwe snufjes In een en dezelfde Japon.
Dat het effect leelük en overdadig was. be
hoeft niemand te verwonderen; immers ieder
modedétaU. wordt door de groote modeontwer
pers zorgvuldig gewikt en gewogen en als het
ware afgestemd op kleur, tint, materiaal en kwa
liteit der stof.
Een modedétall is geen toeval. maar een wel
overwogen voltooiing van het geheel.
Waar de huidige mode in het teeken staat van
het détail, waar de schünbaar onbelangrüke
modebükomstigheid beschikt over het wel en
wee, d w z over succes of mislukking van een
toilet, daar zullen wü verstandig doen een beetje
meer aandacht te besteden aan dat zoo gewich
tige détail.
Vooral de vrouw, die zelf haar kleeren ver
vaardigt, verwaarlooze dezen wenk niet.
Het is soms maar eeh nietige kleinigheid, die
aan een Japon dat büzonder confectlecachet ver
leent of ontneemt.
Een van de meest geduchte vüanden van de
huisnaaister is: overdaad. Dat eene beetje
ruimte teveel die extra knoop, die beter eraf
had gekund dat strookje, dat elgenlük niet
aan het oorspronkelijk mode! zat.... wü doen
het er maar bü in de gulheid onzes harten, in
de hoop, dat het mooier zal worden, maar het
wordt altüd leelüker ervan en smakeloozer,
want de duurste en fraaiste modellen munten
uit door soberheid.
Kijken op een modeshow kan iedereen, maar
zóó küken. dat wü het geziene werkelük prac-
tisch kunnen aanwenden en dienstbaar maken
aan onze omstandigheden, aan ons figuur en
Man de stof, die wü tot onze beschikking heb
ben zie dat is een heel aparte kunst, die
slechts weinigen verstaan.
De nieuwe voorjaarsmode biedt een oneindige I
verscheidenheid van plezierige mogelükheden.
waar wü iets aan kunnen hebben.
Als we een zwarte japon van verleden jaar
willen opfleuren en wü weten niet hoe (en we
hebben er niet te veel voor over) dan kunnen
wü ons inspireeren op een model van een der
laatste modeshows: een Japon van zwarte crêpe
mat vertoonde een schuin gestreepten bonten
pompadourrug en een ruime pompadour sjerp
midden voor gestrikt met lange afhangende
einden.
Een ander idee om een bestaande zwarte
japon op te knappen verschafte ons de volgen
de créatiebü een effen zwarte japon wordt een
kort manteltje van wit met zwarte bloemen be
drukte cloqué stof gedragen. Het manteltje heeft
vollers
Maandag”
1396 toen Eduard III den ongelukkiger) Paasch-
Maandag te Parüs doorbracht. Frederlk de
Groote wilde niet, dat Willem V met de Prin
ses van Pruisen op een Maandag trouwde,
wül hü op dien dag een veldslag verloren had.
In Franltrük werden alle dagen, waarin een
r voorkwam, dus bijv. Dinsdag (Mardi), voor
ongeluksdagen gehouden. Ook op dien dag
mocht men niet, evenals op Zondag en Vrijdag,
baard of nagels knippen. De Perzen beschouwen
den Woensdag als een gelukkigen dag. c’.aar op
dien dag het licht werd
men hem een „witten dag”, maar toch is voor
hen
(21 Februari)
Jaar Men is het er nooit geheel en al over eens
geweest, of de heksen des Woensdags of des
Donderdags sabbat houden en welke van die
dagen dus een „zwarte dag” is. Maar als „zwar
te dagen" zün te Rome lang beschouwd de Don
derdag en de Vrüdag. Men deed goed op die
dagen geen huwelüken te sluiten. Of dat
zoo is, weten we niet. Maar het heet:
Ne dl Venerdl, ne di Marti
Non si spanza e non si parti.
Toen Prins Willem III in 1672, nadat
Franschen Utrecht hadden verlaten, in -Je bis
schopsstad kwam, herinnerde men hem er aan,
dat de predikanten Van de Velde en Thcellnck
op een Donderdag uit Utrecht waren gebannen
en de Franschen er op een Donderdag waren
Ingekomen.
Frans I, koning van Frankrük hield den Vrü
dag voor den gelukkigsten dag der week, maar
Hendrik IV vond het den ongelukkigsten.
In de „Evangeliën van den spin rocke” (Am
sterdam 1662) heet het: „Die des saterdaegs laet
wolspinnen, en het vlas dat op den splnne ocke
bleef daer‘ af ghesponnen werd, zoo zou dit
vlas nimmer goet sün of blyken.” Hoezeer dit
soort bügeloof nog leefde in de 17de eeuw, kan
men leeren uit de werken van Theelinck, Hon-
dius, Smütegeld, Brakel en anderen. Zü waar
schuwen tegen heidensche superstitie, die dui-
velinne.
Maar niemand zal willen beweren, dat onze
verlichte eeuw alle bügeloof heeft vaarwel ge
zegd. Wü weten allen beter.