EEN MODEDÉTAIL IS GEEN TOEVAL I e Vondel in één deel J M lichte plek van devote rust Als a 1 rkest s Eindelijk thuis 5 Geluks- en ongeluks dagen BLOEMEN Mozart's „Don Juan" ZATERDAG 11 APRIL 1936 -s Eenige gegevens De macht van het bijgeloof a TEGEN SHIRLEY BRABANTSCHE BRIEVEN Zalig Paaschfeest ■I (SS® O - R. 1 hine melk PP” RT A ME !T 65 )AM IS lver. Milt - - Succes of misluk king van een toilet hangt er dikwijls van af te tooveren? met te veranderen. de nog de hokkend kwam het er uit. 3 Meneer, den ’nen Paasch als blan- rustlooze jakkerende En toen overwon de liefde! De dood trad terug! Behouden! 6 eer tLS «ION Sereen en koud als 'n witte kloostercel, zoo staat t Voorjaar om oe henen. Rein als ’nen hostie, zoo is den dag. Teer als tuul, zoo waaiert 't zonnelicht om ’t geboomt. Dat zijn de japonnen, die wij het liefste dra gen waarin wij er het best gekleed uit zien en die aan de meeste doeleinden beantwoorden. dieuze ruimte aan den kop van de mouw afneembaren goed waschbaren Jabot. •adel SIM Er is ook gevraagd of immers zoo goed als voll dig is. Verwey is van n theek. Voor de onontbeerlijke medewerking van de W. B. in dezen zijn verzorger en uitgever ten zeerste erkentelijk. En ten slotte een doorloopend alfabetisch register, gerangschikt naar de titels der gedichten. ant. vereld r alle ervJ efkens schijnt stop te staan. Waar we óna dorstende zielement kunnen drenken met *nen koelen teug van diep geluk, die efkens balsem is voor de zeere plekken van al die harde rots punten. die er liggen langs onzen levensweg. Waar we efkens rusten sullen aan t blanke bergmeer, dat werendig Ujkt op de onendige see. waar allen stroom tenslotte in vollen rijk dom oplost....! Paasch. die efkens den hemel op *n kier eet voor den goedwillenden menach. Amico, in deus’ gedacht, ook namena Trui, wensch ik oe “n Zalig Paaschfeest. Veul groeten van Trui en als altlj geen borke minder van oewen t- a. v. DRE. ntuii ii wn in Uns x>r d« n«d*n. Zwijgend stond haar man bij het bed. Zuster, dokter! Allen ernstig. En zij hijgend, streed de strijd met den dood en de liefde. „Het kindje" „Carlchen"! Zuster bracht het haar. „Kalm nu. mevrouwtje....” Ze omhelsde hem. kuste zijn roode lipjes, zijn handje, alles aan het jongenslijfje. En plots scheen het, of de dood langzaam te rugweek. den strijd verloor. Nog een laatst pogen! Met haar oogen gericht op Carlchen streed zjj. Snikkend! RMM1W <U ie LENDE El Dl. reetie haast iclama 'an tal irmalan "tlC nader !0, ozart, de begaafde componist die, zooals u wel zult weten, de schepper is van het ontroerend-schoone „Wiegelied”, waarvan we de vertolking reeds menigmaal door de radio hebben kunnen hooren (door middel o.a. der gramofoonplaat van de Wiener SAngerknaben), is ook de maker van de opera „Don Juan Toen de jonge .componist aan dit werk bezig was, woonde hjj te Praag. Zekeren dag, nadat hjj uren achtereen aan zijn nieuwe opera had gearbeid, zag hjj opeens, Wandeltoilettenlinks-, donkergrijze wollen stof met piqué garneering; rechts - donkerblauw met jabot witte georgette ten, waarin t zilveren wolkenspul schemert, of er melk in gemorst is. Ik zie ze alweer gaan, daar onder de groen-bedaauwde boomkruinen, waaraan t zonnelicht hangt in blinkende pie ken. En altjj de klokskens, de klokskens, die klen- gen. klengen, klaterend klengen den dubbelen feesttoon, alsof ae den heelen hemel binnen ons dorpke willen volklateren met dieën dubbelen echo van brons en van goud. "k Zie ae gaan, ons kerkske binnen, waar t voorjaar gekropen is naar d' altaren. Waar de schuimende en klonterende bloemenpracht te flonkeren staat onder den gouwen sprenkel die er vloeit van da honderden blanke waskeerse- kens. En aoo zie ik het Paaschfeest naderen als tl lichte plek van devote rust, waarover den tijd wit van Oeen nood! Het aller nieuwste is: een donker blauwe japon met een groot vierkant wit vest en witte halve wijde mou wen. Vindt ge dit te be smettelijk. kies dan licht blauw of grijsblauw en gij zult het laatste mode- snufje dragen. vooral wanneer gij er een blau wen hoed met een lint in de kleur van de mou wen bij draagt. Dat alles is nieuw. bolle kussens langs de wegels gaan liggen. Paasch! Hij riekt over de velden, In de geu ren van den zwaren akkergrond, in de geuren van de bosschen, in den koelen weerslag van de diepblaauwe Mark, goyd gestreept van zon. Hl) geurt uit den pruimenboogerd van mijnen overbuur, waar den bruldswitten bloesem klon tert aan de takken van seuvenhonderd vrucht- boomenboekee's. Paasch, ik zie 'm glanzen en blinken in ons schoongemaakte, vemuuwde hulske. ik zie 'm spiegelen uit Trui's gelukkige oogen, waarin den glans van heur spullekens is gaan vast zitten! Ah, t is ’n schoon tij! Voorafgaand aan schooner dagen, de Paasch- dagen eigens. ’Nen zegen voor de menschheid, zulke rust- poozen in zijn bestaan, in z’n leven, dat snel en driftig wegklayettert In den jachtenden gang van 'nen bergstroom. vloeit In de kalme, de serene rust van t berg- meer, waarin den kokenden, ziedenden stroom tot bezinkens komt, zoo zijn de feestelijke pe rioden van ’n Kerst, van ke. zilveren meren in M bestaan metde veule rotspieken. Als blanke, zilveren merën, waarover den tijd schijnt stil te staan. Waarin alles bezinkt en tot kleerte komt. Waarop den hemel zijn licht ketst, tot den bojem toe! Daar kan den levensstroom even tot bezin kens komen, vrij als ie nou is van den jakke renden gang over de scherpe, beseerende rots punten. Ja, zoo zijn deuze feestdagen altlj >nen grooten zegen. Zoo Is t ‘n groot geluk, dat temidden van zijn parochie altjj z’n kerkske staat, roet den natuurlijk in hun tijdsorde tot een hoofdgroep gemaakt worden en ook de „verschelde” gedich ten, onder den titel Verschillende Gedichten, in Brandts kader bijeengebracht worden. Tegenover belde groepen wordt echter een uitzondering gemaakt voor alles wat Vondel tot in het jaar 1821 geschreven heeft. Tot in dat jaar valt de tijd van zijn proefnemingen, van alles wat hij later verwierp, ook van zijn Oude Rijmen. Hij liet die wel herdrukken en ook Hierusalem Ver- woeSt bleef hij erkennen, maar ten opzichte van zijn eigenlijken arbeid zijn zü voorwerk en wij doen beter ze daarbij in te lijven. De volgorde wordt dus: Gedichten 1605—1821, daarna de Tooneelspelen 16251668 en na de Harpzan gen. die als een afzonderlijk geheel beschouwd worden de Verschillende Gedichten 1621 1674. De Maagdebrieven en Johannes dé Boet gezant zullen onder den titelVerhalen en legen den dan den overgang vormen naar de Leerge dichten. terwijl het geheele werk met de groots Vertalingen besloten wordt. De registers zullen den sluitsteen vormen. In de eerste plaats een chronologisch register met een doorloopende verwijzing naar de plaatsen waar de genoemde gedichten voorkomen in de uitgaven van Van Lennep en de Wereld-Blblio- klokkentoren. die altlj naar den hemel wijst en alto roept, van de kronkels weg, de kronkels waarlangs den levensstroom kolkt, bruist en z’n eigen pijn doet. De klokskens die jubelen: „t is Paschen!” „Christus is weer verrezen!' De klokken, die den menach roepen naar de blanke, zilveren plek van rust, van devotie, van hemelsch licht, dat hier vallen kan In 1 be zonken zielement, tot den bojem toe. Heel vroeg song Ingrid al: „Vandaag komt Mammie thuis Met Carlchen". Eh nu was vader met den wagen weg om Mammie te balen en alles was even fijn, van de nieuwe Jurk af, tot aan de taart toe, met „Ein delijk thuis" er op. De chauffeur opende den wagen: daar kwam vader, hij strekte zijn handen uit. wat droeg hü nu? "n Bundeltje! Caflchen! En toen moesje, nog zwak, maar stralend van geluk. En waar woorden tekort schoten, was hier in nige omhelzing, een dankgebed tot God. l 'l l!* JKrl-r 11.1 14' 1-I-I-I-l-iH Daar wordt den mensch efkens rust gelaten. Rust van loerende oogen in fabriek en kantoor Rust van wangunst en nijd. Rust van eeuwigen strijd om brood. Daar kan s’n zielement bezinken en tot kleerheld komen. De kleerhei<T van t zonbe schenen meer, onder alleen den hemel, waar niks meer tusschen staat dan misschien ‘nen zingenden veugel. Daar kan den menach weer even gaan den ken om z’n bestemming, om zijn Goddelijke roeping van zijn mensch-zljn en geen machine onderdeel of stempeleer. Paasch! Da’s het kl-omvattende woord voor de stem mingen op den buiten. Paasch! Die hangt in "t strakke waterblaauw, daar aan den hoogen Hemel. Paasch! Die klatert al in 1 klokgelui door den Witten Donderdag. Paasch! Die tintelt door de goudblaauwe wemeling die door de schepping huivert. Paasch! Die wordt gefluisterd in t nog kale hout, waarom den sluier vaagt van t zonne licht. Paasch! Paasch, den buiten is er vol van. HU wervelt door de lochten, in den confetti ■ww leln, ineengedoken lag ae in het groots Oud moederke, na veel jaren van hard werken. Maar nu kon ze niet meer, ze was op. Op, geestelijk en lichamelijk. Al haar kinderen had ze goed groot gebracht en nu was haar eenige troost nog de Kerk. Haar kinderen, och, ze waren niet slecht, heusch niet, maar ze waren haar ontgroeid. En dan de omstandigheden. Haar Jongste werkloos. Haar oudste rijk getrouwd, maar niet ge lukkig. Ze was eerst op het hofje geweest, doch ae werd daar te lastig. Toen had een van haar kinderen haar een kamertje boven aangeboden, maar ze was er blij mee. Hier kon ae rustig liggen denken, van vroe ger en nu. Kijken naar de lucht, die ze nog net zien kon en naar de torenspits en de boomen. O, had ze toch maar een tuintje, verzucht te ze. Vroeger, ja vroeger. Het was klein geweest, maar teer waren de kleine viooltjes en sneeuwklokjes. Het was haar grootste trots Aan iedereen liet ze de planten zien, die ze kweekte. Hier kwamen nooit bloemen. Haar dochter c_ 1. ~r~ geldverspilling. Ze durfde niet 61 te veel zeggen. Het was lente nu, en er waren seringen, bedacht ae. Die bracht haar man wel mee vroeger, die wist: ze hield er zoo van. Ze doezelde weer in, met spiertrekkingen van rheumatlek. Then on eens; Ting. ting. ting. Drie keer, dat is Joop, wist ae, baar oudste kleindochter. Flinke meid van achttien jaar. Ze zou boven wel niet komen, niemand kwam hier graag. Maar wat was dat? De voetstappen kwamen haar kant op. .Klop." ..Ja." „Zoo. grootmoedertje.” In den ingang stond Joop nu. in een zonne- schlttering. frisch. „Hier, ik kom U eens opzoeken, hoe vindt U dat wel?” „Fijn kind, wat maak je mij blü ermee.” .JCn dit is voor.... grootmoedertje.” Ze draaide zich om. een groote bos seringen met amandelbloesem, zwaaiend in haar band. „Nu?" „O. kindje.” Tranen verstikten baar stem. Moeder zei, grootmoeder houdt er zooveel van, en toen heb ik ze gekocht, meteen maar, voor het zakgeld op is.” „Lieveling." Niet lang bleef Joop. Ze werd altijd zoo week hier, na een kwartiertje verdween ze. En ae liet een vrouwtje achter, blij en ge lukkig. opgevroohjkt door de gedachte aan de liefde van haar grootsten schat. En als een stilleven, stond naast haar bed. op tafel de bos seringen met amandelbloesem. a, daar was ieder het over eens. het was ’n schat van een kindje. Een jongen, zoo fUn. als ze nog zelden gezien hadden. Heel groote grUs-blauwe oogen en zwarte ha ren. die omkrulden als vlokjes zU. ZUn handjes en voetjes, alles was even fUn en teer. Den heelen dag sliep hU stil in zijn wieg naast het groote ledikant, waarin zUn moeder lag. Het lieve kleine vrouwtje, dat zoo heel, heel gelukkig was. met dit fijne menschje. Ee dikwijls dacht ze aan haar kleine meisje thuis, hoe of die dit vinden zou. Die had steeds de eerste plaats ingenomen, maar nu was er ruimte gemaakt voor Carlchen. Och alles zou wel goed loopen, dacht ze. Haar eigen groote jongen zou alles wel in orde maken, als zjj maar niet zoo zwak was. Ze zag dokter en zuster samen fluisteren en dan naar haar kUken en naar het wiegje, met oogen vol medelUden. Ze zou toch niet. O God, dat kon eenvoudig niét, dat wilde ze niet. Haar Jongen alleen met Ingrid en Carlchen, kere hoogte, teruggekeerd. De drama's zullen het ging niet. Zoo dikwijls had ae gelezen van kindertjes, die zonder moeder opgroeiden en hoe weinig daar meestal van terecht kwam en altUd had ze medelUden gevoeld, niet vermoedend.... ZU zelf? Nee. o nee! „Alles, alles wil ik u offeren, doch laat mU bU hen blUven. Niets anders kon ze bedenken en o zoo dik wijls. fluisterde zü dit zachtjes voor zich uit. Of God het gebed verhoorde? -w y »ar aanleiding van vele verzoeken om In- 1X1 lichtingen betreffende de goedkoope ult- gave van Vondels werken, verzorgd en ingeleid door Albert Verwey. welke in voorbe reiding is bU de Fa. H. J. W. Becht te Amster dam, deelt de uitgever ons het volgende mede Het werk, dat een omvang zal hebben van pijn. 1500 pagina's, zal al de gedichten en too neelspelen van Vondel bevatten, oorspronke- bjke, zoowel als vertaalde, benevens al zUn oor spronkelijke prosa. Niet opgenomen zUn dus de proza-vertallngen van Vlrglllus. Horatlus en van de Heldlnnebrleven van Ovidlus. Wel wor den opgenomen zUn perzoonlüke brieven. Het boek komt dus wat onset betreft overeen met de uitgave, die J. A. Alberdingk Thljm in 1886 beplande. Met deze en die van Van Vloten heeft het de overbrenging in een hedendasg- sebe spelling gemeen. Alleen Is deze spelling nu anders, omdat de verzorger rekening had te houden met de invoering van de nieuwe schrUfwUze, die sedert kort op de scholen ge leerd wordt Verwey volgt deze niet geheel. Het zou nJ. dwaasheid zUn iets ajan Vondels bul gings- en welluidendheids; Deze worden onaangeroerd gelaten. Afn nieuwe volledige. 4dige Vondel wel noo- ieenlng. dat ze brood- noodlg is. De Vondetatódle heeft alleen reden van bestaan, Indien zjj gegrond is in een al- gemeene erkenning en kennis van Vondel als den voornaamsten dichter van 't Nederlandsche volk. Eerst als men ieder zUn Vonoel in de hand kan geven, en nopen hem te lezen, krU- gen de kostbare uitgaven en de uitvoerige com mentaren reden er óók te zUn. Dit hoek wed- Uvert dan ook met die uitgaven geenszins. In tegendeel verwijst het ernaar en hoopt hun belang en beteekenls in de eerste plaats, die der Wereld-Bibliotheek in wUder kring te doen opmerken. Maar In de eerste pUots wil net Vondel in handen brengen van zooveel mo- gelUk Nederlanders. Een punt van belang is de vraag In welke orde de gedichten zullen worden afgedrukt. Sedert Van Lennep ze alle In tUdaorde schikte, heeft men hem daarin nagevolgd. Terecht, want zoo alleen maakten ze Vondels levensgang en ontwikkeling'zichtbaar. Nu we die kennen is het niet ongepast ook aan zUn eigen indeeliug weer haar recht te geven. Dit was er eene naar soorten. Poen hU in 1650 de uitgaaf van zUn Verschelde Gedichten, die zes jaar vroeger door eenige liefhebbers van zUn kunst bezorgd was. onder zUn eigen hoede nam, toen behield liU goeddeels hun rangschikking: Zegezangen, Klinkdichten Lof- en EerrUmen. Afbeeldingen Lierdichten, Bruiloftsdichten, LUk- en Graf dichten, Mengelrum en Zangen. HU laschte al leen na de Bruiloftsdichten de Brieven, Klach ten en Hekeldichten In en voegde een afdeehng Oude RUmer. eraan toe. Boven den titel Ver schelde Gedichten stelde ook hU als hoiifdtitel: PoMU. waaronder hU dus alles verstond wat niet tooneelspel, leerdicht, of andere uitvoeri ger arbeid was. Na zUn dood heeft Brandt In de uitgaat van 1682, titels en Indeeling overge nomen, maar weer een aantal nieuwe groepen Ingevoegd. Binnen zUn groepen handhaafde hU vaak, hoewel niet altUd. de tUdsorde. Deze wUs van Indeelen, die niet alleen bü de uitgaaf van Vondels werken, maar bij die van alle dichters werd In acht genomen, heeft dus de waarde van een traditie. Tevens echter nog een andere. ZU gaf namelük uitdrukking aan het besef, dat er verschillende soorten van gedichten waren, en dat het van belang was. makkeluk te overzien, wat de dichter In elk van die soor ten had tot stand gebracht. Tot dit ordenen in soorten wordt, tot op ze- Zoo zie Tt den Paaschmorgen door de wea- reld breken, als t witte blanke licht, waarin Christus opstond uit ZUn graf, 't Licht, dat ZUn bewakers schuwden, ’tlicht. dat nóg veul geschuwd wordt op deuze wea- X T en nuchteren wind uit het Noorden veegt door den blanken Voor jaarsbuiten. Wit schemert den dag om alle dingen. Wit valt ie op de glanzende velden. Fel schampt ie langs t spieg’lend glas van de schoongemaakte huizekens, die In ’t blakke Ucht van ’t Voor- Jaarstu weer voor den dag-<ekropen z«n> den peers-nevelenden kim waas. Als duuzenden keersenvlammekens zoo flon keren de bottels, ato de deinende takken, in 't zonnegoud, dat door de lochten wemelt "n Koud, ’n nuchter Voorjaar, waarin de veu- *eltjes heele dagen zwUgen soms. v“o bloaaemkens en bolsterbluaikens, die In reld, die aoo waarheldsschuw is. dat ae Oorlog Vrede noemt Na.... tweedulaend Paaschmor- gens....l In den schuldienden drift van t vallende water, langs de harde rotsenpunten, waarop het water kapot slaat in spattende peerls. Zoo spreidt en zoo bezeert zich *t menschenlewen, van de begintoppen langs den harden bergweg, smal en onbegaanbaar over de scherpe rots pieken. naar de ruimte, naar de vrijheid van de zeeën in d'eeuwige onendlgheld. Lang is den weg. waar den levensstroom langs jakkert, maar snel is den gang. En aooals^den bergstroom nou en dan ult- weVers plaats had. En „Zwarte werd ook genoemd de 14de April geschapen. ZU noe- laatste Woensdag der maand Sopha de ongelukkigste dag van het een wüd uitstaanden mg en driekwart wijde mouwen. Langs de halsopening van de japon worden vier uitgeknipte en opgeappliqueerde bloemen van de mantelstof aangebracht. Weer een ander idee gaf ons een zwarte japon met gebloemden rug van matzUden foulard. De van onderen wijdvallende zwarte mouwen droe gen als versiering uit den foulard geknipte en geappliqueerde bloemen. Het effect was aller aardigst. Hetzelfde idee kunnen wU toepassen, als wU van een niet meer nieuw zjjnde gebloemde avondjapon een middagjurk willen maken: wU maken daartoe den rok voetvrU tot boven den enkel en uit het vrUgekomen afgeknipte stuk knippen wij bloemen, die wjj op lange van on deren om den pols ruim ingerimpelde mouwen van nieuwe stof appliqueeren. hetzU oplümen en vaststrUken met een warmen bout, herzij op- cordonneeren of stikken. BU een donkere japon kiezen wij donkere tule in de kleur en bU een lichte japon dezelfde kleur georgette als de ondergrond van de bestaande stof. Wilt u een aardige manier om van een mouw- looze japon met kort manteltje een middagjapon Blouse van blauw zilverlamé, met ingehaalde schouders, pofmouwen en corsage van dezelfde stof Maar toch zullen de klokskens weer luien, weer roepen, weer klengen over ons dorpke. door de hooge, diepblauwe lochten, met de zil veren wolkengevaarten. Ze sullen Jubelen van Paasch. deur feeatklankskena. die ver wegdrU- ven op 1 hooge wlndeke over de bosschen. over de velden, met leverans den echo in t zielement van den kerkganger, die daar komt aangeetapt op s’n paaschbeat! En zie ae alweer gaan. De «wartgekleede dorpelingen, met de blin kend geschoren koppen, langs de Zondagache wegels, waarlangs de boordenvoUe, heldere aloo- «Nieuw zUn de witte avondjaponnen, de van achteren gespleten capes, de korte ongevoerde man teltjes van zwaar wit piqué gedragen op zwart of donkerblauw nieuw zijn klein geruite man teltjes bruin-beige op beige en zwart-wlt op zwart. Nieuw is borduursel van kleine witte kraal tjes op donkerblauw en manteltjes, die zoo zün gevoerd met de stof van de blouse, dat zij ook binnenste buiten gedragen kunnen worden. Nieuw zUn de wUde halve mouwen met aan geknipte breede schouderstukken, die fUn ge rimpeld tusschen voor- en achterpand van de blouse worden Ingezet. Nieuw zUn ook de witte, citroengele en licht blauwe Jabots van piqué, ribzUde, georgette. satUn en ninon. WU kunnen onzen lezeressen niet beter aan raden dan van wollen georgette die heerlUke. practlsch- zomerdracht een eenvoudige japon te maken zooals onze afbeelding er twee laat zien, een goedzittende wandel japon, sober van lUn met Ingeperste plooien in den rok. mo dieuze ruimte aan den kop van de mouw en een dat 1 al lang etenstUd was. Haastig greep hU naar zUn hoed en stapte naar een restaurant. Onderweg vielen hem telkens nieuwe wUzen in, welke zUn denken zóó In beslag namen, dat-le zonder erg reeds de restauratie was binnenge stapt. daar werktuiglUk de spijskaart las en soep bestelde. De soep werd opgediend maar Mozart, in gedachten verdiept, zag het niet eens. Er gin gen tien minuten voorbU. vUftien minuten zelfs, en nog hkd hü er geen enkelen lepel van genut tigd. Een half uurtje later werd hU er zich van bewust, waar hu was en bestelde visch. De kellner wist niet, hoe hü t had. HU vond het echter maar beter, om te doen wat 'ün klant verlangde; dus werd de koude soep -seg- gehaald en kwam er visch voor in de plaats. Vreemd! De kellner kon er met zün verstand niet bü. doch duidelük zag hü dat de bezoekei ook de visch niet gebruikte. En zoo ging het achtereenvolgens met de volgende gerechten op dezelfde manier. De kellner en de eigenaar van 't restaurant dachten dan ook niet anders, of ze hadden met een gevaarlüken gek te doen. Vandaar dat ae den componist niets durfden vragen. Eindelük.' toen er ongeveer twee uren waren voorbü gegaan, sprong Mozart plotseling woest op, terwül hü uitriep: ,Jk heb 'tl Ik heb 'tl” Hü betaalde en holde het restaurant uit Wat die driftige uitroep nu beteekende? Wel, dat hü 1 slotstuk <de finale) van de der de acte van zün „Don Juan” had gevonden. De Engelsche paedagoog prof. Sidney Caroll heeft onlangs te Londen een rede uitgesproken, waarin de kleine Shirley Temple een rol speel de. De professor constateerde, dat dit zesjarig kind er In geslaagd was Shakespeare, van wien zü vermoede! Uk nooit gehoord heeft, te verdrin gen. Tachtig procent van de Engelsche kinde ren, zoo zelde de spreker, babbelt tegenwoordig over dit filmsterretje, wier naam niet meer uit de spelen der kinderen te bannen is. De onder- wüsmannen hebben vergeefs getracht deze Shlr- ley-rage te temperen, doch het is onbegonnen werk gebleken. Er sjjn meisjes en jongens, die al of niet door hun ouders geholpen hun haar in Bhlrley-lokken trachten te leggen. Er zün duizenden poppen, die Shirley heeten en deze naam dient bü de jeugd zoowel liefkoo- aend als verwütend gebruikt. Op de kinderbals en niet daar alleen dansen de imitatie- Shlrley's bü tientallen rond en het is reeds zoo ver gekomen met de ziekelüke Shlrley-aanbld- ding, dat de regeering maatregelen overweegt om dit sinistere gevaar te keeren. Het oordeel van den Engelschman is niet malsch, maar heeft hü geen gelük? was te prozaïsch, vond bet ude volken hadden hun geluks- en on- II geluksdagen. Dat is trouwens nog zoo. Want, zoo zegt het bügeloof nu nog. op Vrüdag moet nooit een groote reis worden aanvaard, want.dat loopt nooit goed af. I*aai vroeger stonden geluks- en ongeluksdagen In de kalenders vermeld en men kr er zeker van zün. dat zü geloofd werden, evengoed als de bekende voorspellingen van den Enkhuizer Al manak van den lateren tüd. Vroeger was men In oorlogstijden gewoon op bepaalde dagen de wapenen neer te leggen en op heilige- en feestdagen werd een wapenstil stand gesloten. In latere tüden hebben de Cal vinisten de viering van den sabbath zóó overdreven, dat de dienstmaagden dien dag niet alleen geen werk mochten ver richten. maar ook verplicht waren elke godsdienstoefening bü te wonen. Op dien dag werd niet gekookt en brood, dat des Zaterdags na zonsondergang was gebakken, mocht niet wor den gebruikt. Op den Zondag mocht niet worden gewandeld, wat we hier en daar nog wfl aantreffen, al zal niemand wil len beweren, dat dit iets met bügeloof te maken heeft. En als een dusdanig vieren van den sabbath er bü veler begrip pen niet In wil, dan kan daar tegenover toch ook worden ge steld de wijze, waarop de Zon dag en de heiliging er van door velen wordt misbruikt. Ongeluk zou volgens bügeloo- vig begrip echter komen over dengene, die op den Zondag zün baard schoor of zün nagels knipte. Wie dit laatste deed kreeg nünagels! In de Betuwe heerschte langen tijd het büge loof. dat als men des Zondags een Ijjk liet overstaan, er bin nen zes weken in datzelfde huis wederom een sterfgeval zou zün. Voor velen was er geen on gelukkiger dag dan de Maan dag. Maandag spoed, zelden goed, zoo is het spreekwoord. Dit gold vooral tn de ommelan den. Sedert 1345 had Gent zün „quade Maandag”, wül op diet} de strüd tusschen de Van den rug van het man teltje wordt een driehoek ge knipt. die even hoog zün als van 10 c.M. onder de ceintuur ot aan het kuiltje van den hals en van onderen even □reed als van zünaad tot zü- aaad De punt van den drie hoek wordt met dezelfde stof tegengevoerd. Hierin komt een verticaal knoopsgat (gepo peld). De onderkant wordt in den rok verwerkt en de punten ter weerszüden in de zünaden. De punt van boven wordt dubbel geslagen naar voren toe. Een groote platte ronde knoop in afstekende kleur houdt in het knoopsgat de omgeslagen punt vast. Een schuin geknipt dubbel bandje wordt on der die omgevouwen punt doorgestoken en ach ter den hals vastgemaakt. De beide open driehoekjes, die terzüde van de punt der oude halsopening zichtbaar blüven. zün zeer nieuw. Zet men inplaats van de mantelmouwen nieu we mouwen van effen donkere stof In do japon, dan kieze men die in dezelfde kleur als de knoop. Heeft u een donkerblauwe japon waarvan u de stof niet meer kunt bükrijgen en waarvan de mouwen versleten zün? k maak het zelf zei de jonge vrouw en zü T voegde de daad bü het woord. Eerst ging 1 zü langs de winkels. Toen holde zü de mode- riiows af. Daarna kocht zü goed en toen zette zü zich aan het werk. Ik kan maar een enkele japon koopen, dus ik neem van alle modellen wat peinsde zü en «M deed het °°k Het effect was adembenemend! Toen de japon klaar was vond zü haar prachtig. Heelemaal zeker voelde ons jonge vrouwtje rich niet van haar zaak. Zü trok de japon aan en ging uit. Zü keek in alle spiegelruiten. Zü vergeleek dat wat zü aanhad met de etalage poppen. Zü spiedde naar de blikken van voor- bügangsters en toen zü thuis kwam, huilde zü een deuntje van teleurstelling. Het is een akelig opgedirkte japon zonder snit of coupe en het lükt nergens naar geen enkel model uit den winkel vertoont ook maar de gartnaste gelükenls ermede snikte zü en nu dacht Ik nogal zóó in de mode te zün Tot zoover de jonge vrouw en haar teleur stellende ervaring. Als zü e*n beetje zou hebben nagedacht zou hear die teleurstelling bespaard zün gebleven. ZÜ ging naar de modeshows en keek zich de ogen uit en toén dacht zü: ziezoo nu weet ik het wel en zü vereenigde zooveel mogelük nieuwe snufjes In een en dezelfde Japon. Dat het effect leelük en overdadig was. be hoeft niemand te verwonderen; immers ieder modedétaU. wordt door de groote modeontwer pers zorgvuldig gewikt en gewogen en als het ware afgestemd op kleur, tint, materiaal en kwa liteit der stof. Een modedétall is geen toeval. maar een wel overwogen voltooiing van het geheel. Waar de huidige mode in het teeken staat van het détail, waar de schünbaar onbelangrüke modebükomstigheid beschikt over het wel en wee, d w z over succes of mislukking van een toilet, daar zullen wü verstandig doen een beetje meer aandacht te besteden aan dat zoo gewich tige détail. Vooral de vrouw, die zelf haar kleeren ver vaardigt, verwaarlooze dezen wenk niet. Het is soms maar eeh nietige kleinigheid, die aan een Japon dat büzonder confectlecachet ver leent of ontneemt. Een van de meest geduchte vüanden van de huisnaaister is: overdaad. Dat eene beetje ruimte teveel die extra knoop, die beter eraf had gekund dat strookje, dat elgenlük niet aan het oorspronkelijk mode! zat.... wü doen het er maar bü in de gulheid onzes harten, in de hoop, dat het mooier zal worden, maar het wordt altüd leelüker ervan en smakeloozer, want de duurste en fraaiste modellen munten uit door soberheid. Kijken op een modeshow kan iedereen, maar zóó küken. dat wü het geziene werkelük prac- tisch kunnen aanwenden en dienstbaar maken aan onze omstandigheden, aan ons figuur en Man de stof, die wü tot onze beschikking heb ben zie dat is een heel aparte kunst, die slechts weinigen verstaan. De nieuwe voorjaarsmode biedt een oneindige I verscheidenheid van plezierige mogelükheden. waar wü iets aan kunnen hebben. Als we een zwarte japon van verleden jaar willen opfleuren en wü weten niet hoe (en we hebben er niet te veel voor over) dan kunnen wü ons inspireeren op een model van een der laatste modeshows: een Japon van zwarte crêpe mat vertoonde een schuin gestreepten bonten pompadourrug en een ruime pompadour sjerp midden voor gestrikt met lange afhangende einden. Een ander idee om een bestaande zwarte japon op te knappen verschafte ons de volgen de créatiebü een effen zwarte japon wordt een kort manteltje van wit met zwarte bloemen be drukte cloqué stof gedragen. Het manteltje heeft vollers Maandag” 1396 toen Eduard III den ongelukkiger) Paasch- Maandag te Parüs doorbracht. Frederlk de Groote wilde niet, dat Willem V met de Prin ses van Pruisen op een Maandag trouwde, wül hü op dien dag een veldslag verloren had. In Franltrük werden alle dagen, waarin een r voorkwam, dus bijv. Dinsdag (Mardi), voor ongeluksdagen gehouden. Ook op dien dag mocht men niet, evenals op Zondag en Vrijdag, baard of nagels knippen. De Perzen beschouwen den Woensdag als een gelukkigen dag. c’.aar op dien dag het licht werd men hem een „witten dag”, maar toch is voor hen (21 Februari) Jaar Men is het er nooit geheel en al over eens geweest, of de heksen des Woensdags of des Donderdags sabbat houden en welke van die dagen dus een „zwarte dag” is. Maar als „zwar te dagen" zün te Rome lang beschouwd de Don derdag en de Vrüdag. Men deed goed op die dagen geen huwelüken te sluiten. Of dat zoo is, weten we niet. Maar het heet: Ne dl Venerdl, ne di Marti Non si spanza e non si parti. Toen Prins Willem III in 1672, nadat Franschen Utrecht hadden verlaten, in -Je bis schopsstad kwam, herinnerde men hem er aan, dat de predikanten Van de Velde en Thcellnck op een Donderdag uit Utrecht waren gebannen en de Franschen er op een Donderdag waren Ingekomen. Frans I, koning van Frankrük hield den Vrü dag voor den gelukkigsten dag der week, maar Hendrik IV vond het den ongelukkigsten. In de „Evangeliën van den spin rocke” (Am sterdam 1662) heet het: „Die des saterdaegs laet wolspinnen, en het vlas dat op den splnne ocke bleef daer‘ af ghesponnen werd, zoo zou dit vlas nimmer goet sün of blyken.” Hoezeer dit soort bügeloof nog leefde in de 17de eeuw, kan men leeren uit de werken van Theelinck, Hon- dius, Smütegeld, Brakel en anderen. Zü waar schuwen tegen heidensche superstitie, die dui- velinne. Maar niemand zal willen beweren, dat onze verlichte eeuw alle bügeloof heeft vaarwel ge zegd. Wü weten allen beter.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9