Op reis naar het Nabije Oosten Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden 'OS I s wui den daq M F 750.- ALLE ABONNÊ’S i I NEDERLANDHONGARJJE et eiland der eenzamen i VRIJDAG 24 APRIL 1936 tk? it 1 Het advies van mijnheer Last „Harem” in de tram jï Streekplan of Peelplan t el rriet negende hoofdstuk a (Wordt vervolgt») VIA NAPELS EN ATHENE t Mj verfiee van een hand, een voet of een oog Zonderlinge uithang borden ~AAHGIFT£ MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN I- It de haven van Alexandrië ziet tsen thane alleen echooreteen- pjjpen, geechuttorene en petroleumtanhe F 750»" doodeSjk2feTitoop F 250.- U^ÈRLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL werd vuurrood. nu kleine Gezicht op Napels met op den achtergrond den Vesuvius V i geheel HERMAN KRAMER ■impe de kunl hebt u de overste, AUda «a Mar- s Hoo- Gelukkig was de dokter el op. Toen hij Tuimeltje binnen zag komen, trok hij gauw zijn witte jas aan en zette zijn bril op. Wat is er gebeurd, kereltje, vroeg de dokter aan Tuimeltje en deze vertelde onder gesnik, wat hü had uitgevoerd. Toen moest Tuimeltje op een stoel gaan zitten. Nadat de dokter zijn oogen had ultgewasschen met allerhande soorten water, kreeg Tui meltje een zwarten bril op. jaren. Molen. Een voikspletn te Athene, met een oude moskee, die tegenwoordig als museum voor Griekech handwerk is ingericht Daags negentig t R. K. davond ib van icht in ■Wijl er rolgt houten «sloten ihuli te en dit ing ko ran on- og niet Roman van Paul Kellar Vertaald door Louis de Bourbon subsidie in aan ien uit- op van sent per (Adv.) >ER en en aan inigings e afge lat, dat ekocht; gd. Spr. zen op— om lag- geweest eren of want ai kiezen, sds, dat ss Ma ra Bo rn van Maria •5» UU ,C. een t Zand plaats -loeven m ver ven de i mede- -klezlng :terloos, zwoe- Katho- te was, el ver- neester, had en ekrenkt en ult- ich aan Barsin- gekeurd bü het emmlng tterdam t B. en aldlenst trs ner- Het Is esteden, In eigen die den e voor kunnen ragen, m, zoo ien. De i dienst 1 10—15 dat het gebied, tgewoon «zitten, e leger ilzenden onder- er stuk in kwa- 1 apart, Virginia n. JUMPS zorg- t onder een zóó at vast- if In de rde, dat og geen uit er Ged. in de de ge- Op een KX)O-gat dl /eneens De be- ir werd 20 aan te sub- i dames iet ant- on» b deuk dassen. terrein m. De krijgen, ïid niet tvoerige vuilnls- ig daar van al- *ulk ge- rorzitter en ult- stand- vethou- vertel niets, Mat weet u heel goed, meer bru taal moogt u tegen mü niet zijn. We warei» Immers altijd goede vrienden. Wat b«wielt u dan opeens? Wat heb ik u gedaan?” Toen werd de sombere man verlegen. Hjj iel brommend: „U bent goed. ja. u bent zelfs de eenige goede mensóh. die op de wereld be nzin!*’ onderbrak' ztf hem. ..Die man daar u ook gerust binnen laten. Hu is ook een Sriuk mensch; hij vertelt ook niets. Hij le «Vriend.” hoer stond een poosje zwijgend voor zich t staren, dan set hü: 'acht hier en!” hij ging *sg. (Jlothllde floot. ..Vlug. Gunther, er overheen!" Gunther klom over den muur. „Nu ben ik benieuwd.'* zei Clothllde. ..wat hier gebeurd mag zijn. Bet HJkt wel, of hij een vesting wil bouwen.” De boer kwam terug en zei: ,Jn het huis moogt alleen u maar binnen komen. Clothllde; ik aal met den jonker om de akkers wandelen, als hij bet goedvindt.” mijn1 De uit t „Wat ja? Maar man, je doet zoo vreemd." ,4a." Mijnheer Last vond dat bet gesprek zoo goed liep. „Ba wanneer doe je suiker bil?" vroeg x*n wederhelft weer. „Hoeft niet." „Hoeft niet, zeg je?” „Neen, boter." - „O, juist! Hoeveel?” „Ken beetje." „Wat is een beetje? Twee theelepels?" .Ju.doe dat maar!"- ..En wat moet er dan gebeuren? Je wilt met geloof ik, heelemaal niet helpen.” Mijnheer Last dacht even na ,Jk zal het probeeren. sprak hij, met verhef fing van stem. „Dit is een zeer ernstig geval, ft hoop dat da kleine jongen niet te veel pijn heeft.” .Maar Bart.... wat vertel je me nou....?” „Onthoud dit!” riep mijnheer Last weer. „Er moet een beetje vloeistof, laten we zeggen wa ter. bij. Onderbreek me niet. Of neem maar melkJa. melk is beter. Neem maar oen kopje.” „Maar vent.... wsmrover. „Goot dat maar bjj het droge mengsel, dan glijdt het beter. Mssr wees voorzichtig! Neem van tjjd tot tijd de temperatuur op.die mag vooral niet te hoog worden. Schud hem dan maar wat heen en weer!" De gezichten van al de aanwezigen van mijn heer Bagnett incluis, drukten nu diep mede lijden uit. ..Let vooral op de oogen." ging mijnheer Bart Laat voort, „en laat een beetje friasche lucht door s’n neusgaten binnen komen! Doe verder maar niets. Zoodra ik thuis kom. aal ik hem zelf «rel verder behandelen. Btlekum met rust latent Dag kind, houd maar moed, hoort” Na al deze aanwijzingen legde mijnheer Laat met een zucht den hoorn van de telefoon neer. Z n gezicht zag nu purperrood. Hier maakt men pruiken, om een leder te gerieven, Van levend menschenhaar, niet van gehangen dieven. .Meneer de dokter, ik kan zoo tochniet loopen." viel Tui meltje uit, „het is heelemaal do nker om mij heen en ik kan niet eens zien, waar ik loopen moet.„Hoor eens hier ventje." zei de dokter toen, „als je wilt, dat Je niet altUd een bril zult moe ten dragen, dan moet je gehoorzamen, want je hebt weer een gekken streek uitgehaald en daarvoor moet je dan ook maar boeten." Tuimeltje zag, dat er niets aan te doen viel en liep tastend naar de deur waar kikker Karei hem opwachtte. brandewijn verkoopt, gezegd heeft, dat het pa pieren geld van den gek valsch is?” „Hebt u dat dan gehoord?” zei Gunther ver rast. „Hoe is dat mogelijk? Ik was er toch zelf.” .Maar ik was er ook!” zei Clothllde. „Ik was er nog eerder dan u; ik ben altijd overal, waar iets te doen is.” „Waar hebt u dan gezeten?" „In den boom." „Waar?” „In den bdosn. waar u onder lag. Hij is van boven zoo hol. dat we er allebei wel in hadden gekund. Ik wilde u ook al voorzichtig op uw hoedspugen, maar toen dacht ik, dat u dat misschien weer direct kwalijk zou nemen.” Gunther kon niets uitbrengen; hij schudde slechts met het hoofd. .Laat den gek nu maar rusten," begon zij weer; „zet uw hoed op en kom mee; we zullen eens naar den boer op de afgelegen hoeve gaan. Het heeft vandaag gevroren; dan is de weg goed. Anders blijf je meestal luüverwegen L. de modder steken.” HU nam hoed en stok en volgde haar, onder weg lichtte zü hem in. De boer oo de afgelegen hoeve was van alle eenzamen op het eiland de eenzaamste. Zijn huis lag op een klein schier eiland, ten noordoosten van het groote eiland en hiermede slechts door een nauwelükk twee meter bre dtong verbonden. Het kleine un- hangsel van het eiland was net groot genoeg om een huis te dragen en voer op te brengen voor vier of vijf koeien. De landtong, die de twee eilanden verbond, was laag, moerassig, vaak zelfs overstroomd en dus moskeeën en wekken herinneringen op -aan de horizonten van Brabantsche helden, waar de torens der vertrouwde dorpskerken rijzen.... -4.- en van ie haar J. de en schrijft ons uit Noord-Brabant: De Streekplannendlenst in de provin cie Limburg bestaat eerst sinds 1 Dec. 1934: hij was aanvankelijk ondergebracht bij den Provincialen Waterstaat, doch sinds het nieuwe gouvernementsgebouw in gebruik is ge nomen, heeft ook deze dienst in dat ruime ge bouw huisvesting gekregen, en wel op de hoog ste verdieping. Misschien is dit een symbool, want hoe hooger men zit, des te meer men kan overzien. Hjj richt zich Immers op het geordend gebruik van de ruimte in den meest ultgebrel- den zin en de dingen, die niet hieronder vallen, kan men optellen aan de vingers van één hand. Deze streekplanorganisatie in Limburg berust evenals die in Noord-Brabant op de woningwet en de Gemeentewet, en is tot stand gekomen op initiatief van den onlangs overleden gouver neur van Limburg, Baron vin Hövell tot Wes- terflier. Het ia voornamelijk het streekplan Noord-Limburg, waarover we hier willen spre ken, want dit houdt zich ook bezig met De Peel en de ontginning van dit woeste gebied, waarover we onlangs reeds een en ander heb ben geschreven. Dit „zich-bezig-houden-met-ontginning” is niet zoo simpel ais men op het eerste gezicht geneigd zou zijn aan te nemen. De grond im mers, die ontgonnen moet worden, moet een goede en doelmatige bestemming krijgen, die overeenkomt met zijn geschiktheid; de ontgin ning moet ook systematisch geschieden en niet in het wilde weg, want deed men dit wel. dan zou men kans loopen, dat er een verwarring zou ontstaan, die op den duur door haar ban deloosheid niet schoon en door haar verwarring niet meer economisch zou zijn; bij de ontgin ning moet ook rekening worden gehouden met de economische en demografische ontwikkeling in het verleden en haar waarschijnlijke ten densen in de toekomst. Dit alles maakt duide- luk, dat ontginnen een werk is van groote ver antwoordelijkheid en van veel voorbereidende studie. Het werk van den streekplannendlenst kan dan ook verdeeld worden in twee etappen: het maken vin veiantwoorde en doelmatige plan nen, die gebaseerd zijn op deze studies. Daar de dienst zich bezig houdt met het ge bruik van den bodem, moet h(j, alvorens hij kan overgaan tot het maken vin plannen, een stu die maken van dezen bodem en van de gebrui kers van dezen bodem, en tot slot van het be staande gebruik, dat in zoo velerlei vormen ge- dus hebben u. I Je ziet er prachtig uit met dien bril.” zei kikker Karei tegen Tuimeltje; „waaroor.' doe je ook zulke domme dingen?” „Plaag me maar niet-' antwoordde Tuimeltje. „Ga Je wat niet me wandelen?" Daar voelde kikker Karei veel voor. Ze hadden zoo wat een kwartier geloopen. toen Tuimeltje ineens heel kwaad zijn bril op den grond smeet en hard begon te rennen. ..Nou loop ik net zoo lang tot ik geen pijn meer heb", zei hij tegen kikker Karei en hij scheen woord te houden, want E Lokkende ZtgeunerwiJzen Vloeien smeltend door de taal. Czardasklanken zingen luide Hongarije’s wildste taal; Hooger jubelen violen. Stijgen op tot razernij, Sleepen zielen met zich mede. Maken geesten licht en vrij Krachtig bruisen de accoorden Van de klare cembalo. Brengen hoorders tot verrukking, Tot een daverend: „Bravo!* Melodie van Ijle verten Speelt verlokkend om ons hart, Dat gebroken wordt door weemoed. Weent en trilt in vreemde smart. Stille roep van donk’re wouden, Door de eeuwen heen bewaard, H Tot het wilde lied der steppen Alles meesleept in zijn vaart: Snelle paarden, zwart en vurig. Rennen aan ons oog voorbij, De Zigeuner is Hun meester, De Zigeuner, trotsch en vrij! 1 Is de stem van Hongarije, 3 Die ons lokt in het verschiet, Want den band, dien kind*ren vlochten, S Dien vergeten wij toch niet. 5 Nederland en Hongarije 3 Houden vdst dien vriendschapsband, Die nog hechter zal gaan worden s Nu men vliegt van land tot land, Nu de snelle zilveren vogel Langs den blauwen Donau gaat En ons brengt waar trouw en krachtig S Hongarije”* hartklop slaat. S nl!lllll!lll „Hallo!" riep Clothllde, .hallo, baas!” Het bleef stil. .Baas. Clothllde la hier!” Geen antwoord. .Ach baas, wees toch niet zoo onvriendelijk tegen mij!” .Ballo! Hallo! Clothllde te hier!” .Boort u niet, dat Clothllde er is? Roep^Jpch. mee. Gunther, uw stem Is krachtiger mijne!" Toen riep ook hij: Ballo! Baas! Clothllde te hier!" Tusschen de boomen werd een man zichtbaar. HIJ was armoedig gekleed. Somber staarden de halfdichtgeknepen oogen. Zijn leeftijd kon vari- eeren tusschen de vijftig en zestig jaar Hij trad langzaam en wantrouwend naderbij, tikte even aan zijn muts. „Wilt u ons niet binnen laten, baas? Waarom hebt u een muur dwar» over den weg gebouwd?” „Ik laat niemand hier binnen.'* „Niemand? MD ook niet?” Been." „Waarom niet?" „Dat zeg ik niet.” „Aha. dan hebt u wat uitgevoerd. Dan hebt u geen zuiver geweten. Dan moet ik zeker naar binnen.” „Ik Iaat niemand binnen.” zet de boer somber. Maar met een koenen sprong was Clothllde reeds op den muur geklommen en bet zich bliksemsnel op het verboden terrein neer. .Baar ben Ut!” zeide zij tegen den man. <De van woede zachtjes snoof. „U moogt honderd domme dingen gedaan hebben, boertje, ik s In bet kader van de reportage der opening van de Blauwe Donau Express, die ons in SK uur naar Boedapest brengt, speelde Magyare Imre vóór den KB.O. i od dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen h' 7Ril bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen eJ\Jo verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen pels-stad bedoeld hébben, maar Napels-omge- rtg. of Napels op een afstand. Napels-stad is wxr het grootste deel niet veel anders dan een grandioze Europeesche achterbuurt, uiterst vuil en uiterst schilderachtig. Inderdaad moeten de menseben daar gemakkelijker sterven dan op vele plaatsen elders, maar ook zoo zal boven- genoemd woord wel niet gemeend zjjn geweest. Maar geen kwaad gesproken van Napels! Dat kan men zelfs niet meer, nadat men een mid dag heeft rondgetuft door Athene, op bezoek bjj de marmeren resten der Grieksche oudheid le periode. De gelegenheid Athene te be- jodftn werd ons geboden, doordat onze „Egltto" een dag te laden en te lossen had in Pireos, voorstad en haven van de Grieksche hoofdstad. Onze gids te een gentleman, die perfect Pransch en Dultsch spreekt, een zeer schap- pelDken prijs vraagt voor rondleiding, auto en chauffeur bU elkaar, en, wat meer beteekent. een man, die verstand heeft van en liefde voor de groote dingen, waarover hjj ons onderhoudt. Met succes heeft de Grieksche regeering het gideenwezen georganiseerd. Men behoeft thans niet meer in handen te vallen van het Ooster- sebe gespuis, dat den vreemdeling weleer om- nrermde als vliegen een koek, maar kan zich onder de schutse stellen yan een welopgevoeden. belezen en van staatswege gediplomeerden gids, die alle onaangenaams van u verre houdt. Zulk een gids moet dan ook tot de Grieksche „intel ligentie” gerekend woeden. Dat was de reden, Marotn wij hem na-r den politleken toestand na zijn land vroegen en naar de al of niet tevredenheid van het volk met zijn pas „geres- taureerden” koning. Ziehier het typische en van zelfkennis getuigende antwoord: .Och vandaag zjjn wij met hem tevreden. Maar vandaag bevalt ons iemand, en wfl weten niet, at hij het morgen ook nog doen zal. Dat b het Grieksche karakter." Bet lag ons op de tong te antwoorden: Bet publiek in een café-chantant wil ook om de zoo veel maanden de gezichten van een nieuwe Mnd” zien.” W(j hielden het antwoord echter binnen, daar k mans vergenoegd ulterlljk niet deed vermoe den, dat bet tot hem doordrong, dat deze poli tieke lichtzinnigheid en wispelturigheid een der hoofdoorzaken te van de armoede, vuilheid en het verval van het moderne Griekenland. On beschrijflijke stank, stof, hitte, armoede, vuil heid, ellende, dat zjjn de indrukken, die men mèéneenft uit Athene, wanneer men op een mid dag de resten zijner oudheid bezoekt. Ongelukkigerwijze te het op een Zondagmor gen, dat wij de haven van Alexandrië komen btenenvallen. Op reis is de Zondag altijd een onaangename dag, maar heel ongelukkig is het op een Zondag binnen te komen in een vAld- vreemd land. WU hadden reeds laat in den azend van Zaterdag in het zicht van Alexandrië kunnen zijn, maar hadden dan buiten de haven vd<* anker moeten gaan. In verband met de •anwezigheid der enorme oorlogsvloot hand haaft het commando der Engelsche vlootbasis ha 8 uur *s avonds namelijk haven-,3perre” Schepen, die na 8 uur aankomen, mogen eerst *n volgenden dag binnenvaren. De kapitein onzer Egltto voer daarom de laatste 150 mijl of *oo liever halve kracht. De haven van Alexandrië biedt thans een in- teresaanten umbllk, het te alles schoorsteen- Pijpen, geschuttorens en petroleumtanks, wat ®en «iet. De enkele ptdmkruinen op hoogen •*sm ertuaachen, doen erg vreemd aan. Slag- zelfs voor de eilandbewoners veelal ontoeganke lijk. Clothllde zeide, dat wanneer zjj niet nu en dam bU den boer op bezoek ging, hij zelden of nooit een mensch te zien zou krijgen. Zelfs Kajetan niet. Want toen deze eens op het schiereiland wilde landen, had de boer gedreigd hem dood te slaan. Deze boer zou, naar het heette, ook werkelijk vroeger in de wereld eens iemand hebbtn doodge «en. maar niemand wist daaromtrent iets met zekerheid. Zjj wandelden tamelijk lang, gingen over een lagen heuvelrug, die zich ten noordoosten van het eiland verhief, en kwamen bU het dalen 1.. een kreupelbosch, dat bijna zoo dicht was als een oerwoud. .JJaar beneden wonen bevers en otters," zei Clothllde, „later gaan we daar eens jagen, dat te nog wat anders dan hazen schieten.” Zjj kwamen bjj de landtong, die door de lichte vorst goed begaanbaar was geworden. Van het huls op het schiereiland was niets te zien, het lag geheel achter hooge boomen verscholen. „Wel verdraaid." zei Clothllde, en bleef ver wonderd staan, .de boer heeft den toegang ver sperd. Ziet u, daar te een muur, en tot nu toe was er alleen maar een hek.” De smalle, slechts eenige meters breede land tong was aan de andere zijde werkelijk door een muur van steenen Mgesloten. mur deze was nog laag en scheen niet geheel klaar te zün. In enkele minuten waren zij aan de over zijde van de landtong. Van achter den muur weerklonk een woedend geblaf. Gunther en Clothllde bleven staan. De pruikenmakers namelük gingen wel des nachts naar *t Galgenveld, om gehangenen, die van een fermen haardos voorzien waren, daarvan te ontdoen.... Een bakker op de Lindengracht te Amster dam had *t volgende, voor ons minder .sma kelijk”, rijm op zün uithangbord laten aan brengen: Misgun geen bakker winst, gij goede en kwade lién, SU arbeyden het broot met lichaam, voet en knieën. schiedt; hü moet e opschriften op de uithangborden in J vroeger tüd waren soms zeer zonderling maar daarom toch voor de gewoonten dier dagen niet minder leerzaam. Zoo liet een prui kenmaker te Gent op zün uithangbord schil deren; r ie met het wanhoopsbesluit mocht rond- VA/ loopen een maand of wat van zün kost- V” bare leven te gaan verdoen in de avon tuurlijke en zanderige contreien van het Nabije Oosten, zü aangeraden de heenreis uit te voeren over Napels en Athene. Ben betere voorberei- I ding op het Oosten, nog op het Europeesche continent, dan een kort oponthoud in deze beide ^eden, is wel niet denkbaar. Wat het voorge borchte is voor de hel zün Napels en Athene roor oen Nabüen Oriënt. Schrijver dezes dacht binnen tweemaal 24 uren te Napels zeker een boot te zullen vinden, vertrekkend met bestemming naar Egypte. In normale tijden vindt men büna dagelijks zulk een gelegenheid. De sancties echter hebben van de Napolltaanscne haven een kerkhof gemaakt, met uitzondering van de dagen, waarop troe pentransportschepen vertrekken naar Oost- Afrlka. Dan te de haven herschapen in een waar legerkamp. Wü moesten nu een week wachter, voor er een gelegenheid naar Egypte was. eer’ bootje van den Lloyd Triestino, niet veel meer dan de vergroote uitgave van een hulk, den naam „Egltto” dragend en 3000 ton metend. Eu nog mochten wü van geluk spreken. Wjj hadden ruimschoots gelegenheid in af wachting van het vertrek in Napels-stad rond tc neuzën. ons bewegend over het buitenge meen geaccidenteerd terrein, dat daar het pla- veiscl is. De man, die vleugelen gaf aan het «Voord jtapels Men en dan sterven", zal wel niet Na- pels-stad bedoeld hebben, maar Napels-omge- Uk aal Ja wel opbellen!' riep münheer Last benauwd. .Been, neen, lieve man; je moet het nee nu zeggen. Ik heb nog honderden dingen te doen en ze komen vroeg. Wat neem je ook al weer eerst? Meng je niet eerst iets door elkaar?” „Ja, juist,” set mijnheer Laat, terwül groote zweetdruppels op z'n voorhoofd parelden; ^doe dat maar." „Wat?" „Wel,” münheer Last Wél.... kük.... het is zoo....” Münheer Bagnett en de reizigers werden onrust barend ongedul dig. „Neem eerst maar even twee”. Hier kuchte hü- „O. juist! Je neemt twee banden meel nlat?" riep mevrouw Last weer; „groote of kleine banden?” „Koppen is beter." Münheer Last voelde steh een beetje opgelucht. „En meng je dat niet met een beetje soda, bakmeel of iets dergelüks?” hield se aan. -j. K ünheer Bagnett, de stroopwafelfabri- kant, was niet erg tevreden met den -k’A verhoop de afgeloopen maand. Daar om liet hü al z*n reizigers op a*n kantoor ko men, om daarover een ernstig woord met hen te wisselen. Ze stonden om s’n bureau ge schaard als een stel schooljongens om den les- senaar van den meester. ,MUne heeren," zoo begon münheer Bagnett. op indrukwekkenden toon en met een streng gezicht, .xooals de zaken in den laatsten tüd gaan Hier' werd münheer Bagnett door z'n secre taris. schuchter in de rede gevallen. Mevrouw Last is aan de telefoon en vraagt of ze even haar man kan spreken. Het te seer dringend.” Een beetje onwillig, maar met een genadig knikje, stond de fabrikant van stroopwafelen toe. dat de reiziger Last even z*n telefoon ter hand nam. Münheer Last nam dus den hoorn van den haak en werd op *t zelfde oogenblik «eer bleek. De andere reizigers keken hem in spanning en meewarig aan. terwül het gebutt van mijnheer Bagnett gelijkenis begon te vertoonen met dat van den dondergod. „Hallo!” zei münheer Last. „O, lieveling," riep mevrouw Last aan den anderen kant van de lün. „Er is iets verschrik kelijks gebeurd. Münheer en mevrouw Schuim hebben opgebeld en gezegd, dat ze vanmiddag bü ons komen dineeren.” „En?" vroeg münheer Last. „En?” herhaalde s’n vrouw ongeduldig. „En? Je weet drommels goed, wat dat beteekent. Ik kan geen koekjes bakken en die moeten we absoluut hebben." Ze schreeuwde nu door de telefoon: „Hoe bak je die ook al weer?” „Och.... ach!” steunde mijnheer Last. De andere reizigers en zelfs münheer Bagnett, drongen zich bü dien onheilspellenden uitroep om hem samen. over de samenstelling van den grond, over de bevolking en over alle voorkomende gebrulks- vormen: landbouw, nijverheid, handel, verkeer, wonen enz. Daarna eerst kan men plannen gaan maken; gaan bepalen, welk gedeelte van den grond bestemd te voor gemeenschappelijk gebruik, büv. pleinen, wegen, openbare gebou wen, sportterreinen, e.d. en welk gedeelte be stemd te voor privaat gebruik, waarbü men re kening heeft te houden met de verschillende doeleinden. Het is te begrijpen, dat dit alles veel werk vraagt en veel tüd, zoodat men over het alge meen genomen jaren noodlg heeft om volkomen op de hoogte te zün vim alle genoemde fac toren. die bet streeki>lan kunnen beïnvloeden; om plannen te HMken en deze naar behooren uit te werken. Deed de dienst der streekplannen niets an ders dan dit, dan zou hü voorzeker nuttig en noodzakelük werk verrichten, doch bet zou al te gemakkelük kunnen voorkomen, dat een be paald gebied zich in den loop der jaren zou ontwikkelen In bepaalde richting en dan niet meer in het plan zou passen; ofwel, als men de ontwikkeling zooveel mogelük zou «rillen tegen houden tot de plannen tot gereedheid zouden zün gekomen, dat de dienst der «ti eek plannen zou verstarren en zou ontaahlen-tot een be lemmerend Instituut. Om deze gevaren te vermüden. beeft de streekplannendlenst van Limburg zich tot taak gesteld niet alleen een wetenschappelühe dienst te zün voor het goede gebruik van de ruimte in de verdere toekomst, maar daarnaast wil hü ook in dagelüksche stedebouwkundige behoeften voorzien, door büvoorbeeld advteeerend op te treden bü de gemeenten: door normen aan te geven volgens welke meer samenhang in de ge heele ontwikkeling verkregen kan worden. Doch daarnaast houdt deze dienst ook zün aandacht gericht op de urgente problemen van documentatie streek en bevolking. komt terug tot zün en onze groote vreugde met een enorme waterpüp. De Arabische waterpÜP gaan namelük de mannen rooken in de cMé’s, waar de waard er altüd eenige In voorraad heeft voor zün klanten. De schlscha, de waterpüp. staat dan als nummer één op de lüst der ver- krügbare consumpties. Wü bestellen echter af en laten thee met baladi, kleine Egyptische ci troenen zerveeren. Dat kennen wü. daarna snelt de midda^expres met kilometer-vaart door de Egyptische delta, naar Kaïro. Aanvankelijk ziet het land- achap er niet büzonder opvallend uit, het zouden onze lage gronden kunnen zün, met slechts de hooge palmen als variant. Geleidelük komt er meer teekenlng in. Leemen hutten, kanalen, waar donkere vrouwen het water ophalen door middel van „trommels van Archimedes”, kudden schapen en geiten, op stoffige wegen door her ders in lange, zvMrte opperkleeden voortgedre ven, voorzichtig tredende kameelen, bepakte en beredene, ossen, die den primitieven ploeg door de zwarte aarde trekken. Boven hooge kanaal dijken steken de zéllen Ar e.jenaardlge Nül- booten uit tusschen slanke palmenstammen Tegen den einder, waar de zon begint heen te Dwr trad tegenover de plaats, waar Gunther verborgen hield, de overste uit de boschjes voorschün. Met een nijdig sissen, als van een “L <He gestoord wordt bü haar lievelingsmaal, *tte de drinker de flesch neer. -Valentin, schaam je Je niet?” riep de over- He met krakende stem. HU rukte den gek de reeds büna leege flesch de hand en slingerde deze in de rivier. De Mi begon te Jammeren en wierp zich in zün >*ngte over de vier flesschen heen, die nog grond lagen. Ut j« nog ééns betrap met dien ellen- mgen sluikhandelaar raasde de overste, .veruflp (k JulUe trok den kermenden man van den grond slingerde de flesschen één voor één in ^**1». Dan gaf hü den heftig tegenstribbe- 7**”* gek een paar klinkende oorvügen en h*m weg y>n poosje stond de overste nog den oever. Hü stampte een paar maal met den voet op den grond, dan y*"* hü zich om en ging terug naar den vanwaar hü gekomen was. Englands macht ter zee. Een der ongemakken van onze aankomst op Zondag was, dat geen geldwisselaar aan boord rwam eenerzüds minder erg, want deze lui nemen gewoonlük een woekerwinst zooals ons wii ov'rkwam van 10 tot 20 procent Wü zaten echter zonder Egyptisch geld. De eerste moeilükheld dientengevolge deed zich voor toen wü den Arabier te betalen hadden, die ons van het schip naar den wal gezeild had “oest overreed worden betaling in vreen'de munt aan te nemen. De eerste poging k Fdi be*ntwoord niet luid gejammer en ten uëhiol ge wot pen armen. Tenslotte nam de man toch een mengsel aan van francs, lires, drach men. dubbeltjes en rüksmark, waarmee hü bui- aM xiJn Afgeweest, ware het met dat hü zeker voor 50 procent zou worden opgelicht bü het omwisselen. Het valsche twee- piasterstuk, dat een medereiziger rijk was, wilde de schipper nu nog wel op den koop toe aan nemen. Valsch geld is een der moderne plagen van Egypte, al moet gezegd worden, dat dc POhtle üverig jacht maakt op de valschmunters Het is een wonder, zoo gemakkelük als de nieu weling valsch geld in banden krijgt en zoo moei- lük als hü het weer ksrijt raakt. Wanneer iemand nog geheel groen is in de Oostersche landen, kan hü rare dingen beleven. Den eersten dag kattm ik al terecht in een „harem”. Geheel onschuldig overigens. Het was in de electrische tram. De electrlsche trams be vatten eerste klasse, tweede klasse en een com partiment voor vrouwen. Dit vrouwencompar timent heet „harem”, wat niets andere is dan het Arabische meervoud van „vrouw”. Het „vrouwen" dus van de Nederl. Spoorwegen. In mün Onwetendheid en onoplettendheid nu nam ik plaats in zoon „harem” van de electrische tram van Alexandrië. Er bevonden zich echtei geen vrouwen in dien harem, daar de Egyptische dames wel zoo graag reizen in de gemeenschap- pelijke afdeeling. Een electrlsche tram met een „harem de nieuweling moet het toch even verwerken. Met een kennis van boord zit ik in een Ara bisch café. Daar wü iets typisch willen gebrui ken. echter de taal niet begrüpen, bestellen wü op geluk af nummer één van de „kaart”, t.w. „zchischa". Wj, bespeuren eenige aarzeling bü den waard en herhalen dus, dat wü „schischa" wenschen, waarom niet? De man verdwünt en - zakken, staan de koejiels en minarets der dorps- Ook Clothllde was op onderzoek uit geweest. Zü kwam twee dagen na den bewusten avond bü Gunther en vertelde trotech: „Ik weet wat!” „Wat weet u?” „De gek teekent papieren geld." Boe bent u daar achter gekomen?” „Zoo!” zei zü en nam een bosje valsche sleu tels uit haar zak. „Hebt u hebt u bü hem ingebroken?” vroeg hü. 4a, gisterenmiddag, toen hü niet thuis was,” antwoordde zü onverschillig. „De deur gaat heel gemakkelük open." .Maar hoe kunt u toch zooiets doen, Clo thllde?” wah denkt u, dat hü mü vrijwillig zal uitnootflgen om zün hut te doorzoeken? Als ik u ooit onder verdenking krijg, dat breer ik bü u ook in en zoek alles na.” „U bent vreeselük, Clothllde.” Heelemaal niet zoo vreeselük! Het gat in den vloer, waar hü rijn teekenlngen en koperplaten en flesschen bewaart en zoo'n groot ding met een schroef, heb ik weer dicht gemaakt. En ver klikken doe ik niets. Het kan mü ook niets schelen, of hü valsch papieren geld maakt. Ik wou het alleen maar zeker «reten „Hoe bent u dan op de verdenking gekomen, Clo bilde?” Wel, Kajetan zei het toch eergisterenavond, hü' zei toch, dat laaak, de Jood, die in de stad

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 11