Op reis naar het Nabije Oosten
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
'OS
I
s
wui den daq
M
F 750.-
ALLE ABONNÊ’S
i
I
NEDERLANDHONGARJJE
et eiland der eenzamen
i
VRIJDAG 24 APRIL 1936
tk?
it
1
Het advies van
mijnheer Last
„Harem” in de tram
jï
Streekplan of Peelplan
t
el rriet
negende hoofdstuk
a
(Wordt vervolgt»)
VIA NAPELS EN
ATHENE
t
Mj verfiee van een hand,
een voet of een oog
Zonderlinge uithang
borden
~AAHGIFT£ MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN I-
It de haven van Alexandrië ziet
tsen thane alleen echooreteen-
pjjpen, geechuttorene en
petroleumtanhe
F 750»" doodeSjk2feTitoop F 250.-
U^ÈRLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
werd
vuurrood.
nu
kleine
Gezicht op Napels met op den achtergrond den Vesuvius
V
i
geheel
HERMAN KRAMER
■impe
de
kunl
hebt u
de overste,
AUda
«a
Mar-
s Hoo-
Gelukkig was de dokter el op. Toen hij Tuimeltje binnen zag
komen, trok hij gauw zijn witte jas aan en zette zijn bril op.
Wat is er gebeurd, kereltje, vroeg de dokter aan Tuimeltje en
deze vertelde onder gesnik, wat hü had uitgevoerd. Toen moest
Tuimeltje op een stoel gaan zitten. Nadat de dokter zijn oogen
had ultgewasschen met allerhande soorten water, kreeg Tui
meltje een zwarten bril op.
jaren.
Molen.
Een voikspletn te Athene, met een oude
moskee, die tegenwoordig als museum voor
Griekech handwerk is ingericht
Daags
negentig
t R. K.
davond
ib van
icht in
■Wijl er
rolgt
houten
«sloten
ihuli te
en dit
ing ko
ran on-
og niet
Roman van Paul Kellar
Vertaald door Louis de Bourbon
subsidie
in aan
ien uit-
op van
sent per
(Adv.)
>ER en
en aan
inigings
e afge
lat, dat
ekocht;
gd. Spr.
zen op—
om lag-
geweest
eren of
want ai
kiezen,
sds, dat
ss Ma
ra Bo
rn van
Maria
•5»
UU
,C. een
t Zand
plaats
-loeven
m ver
ven de
i mede-
-klezlng
:terloos,
zwoe-
Katho-
te was,
el ver-
neester,
had en
ekrenkt
en ult-
ich aan
Barsin-
gekeurd
bü het
emmlng
tterdam
t B. en
aldlenst
trs ner-
Het Is
esteden,
In eigen
die den
e voor
kunnen
ragen,
m, zoo
ien. De
i dienst
1 10—15
dat het
gebied,
tgewoon
«zitten,
e leger
ilzenden
onder-
er stuk
in kwa-
1 apart,
Virginia
n.
JUMPS
zorg-
t onder
een zóó
at vast-
if In de
rde, dat
og geen
uit
er Ged.
in de
de ge-
Op een
KX)O-gat
dl
/eneens
De be-
ir werd
20 aan
te sub-
i dames
iet ant-
on»
b deuk
dassen.
terrein
m. De
krijgen,
ïid niet
tvoerige
vuilnls-
ig daar
van al-
*ulk ge-
rorzitter
en ult-
stand-
vethou-
vertel niets, Mat weet u heel goed, meer bru
taal moogt u tegen mü niet zijn. We warei»
Immers altijd goede vrienden. Wat b«wielt u
dan opeens? Wat heb ik u gedaan?”
Toen werd de sombere man verlegen. Hjj iel
brommend: „U bent goed. ja. u bent zelfs de
eenige goede mensóh. die op de wereld be
nzin!*’ onderbrak' ztf hem. ..Die man daar
u ook gerust binnen laten. Hu is ook een
Sriuk mensch; hij vertelt ook niets. Hij le
«Vriend.”
hoer stond een poosje zwijgend voor zich
t staren, dan set hü:
'acht hier en!”
hij ging *sg.
(Jlothllde floot.
..Vlug. Gunther, er overheen!"
Gunther klom over den muur.
„Nu ben ik benieuwd.'* zei Clothllde. ..wat hier
gebeurd mag zijn. Bet HJkt wel, of hij een
vesting wil bouwen.”
De boer kwam terug en zei:
,Jn het huis moogt alleen u maar binnen
komen. Clothllde; ik aal met den jonker om
de akkers wandelen, als hij bet goedvindt.”
mijn1
De
uit t
„Wat ja? Maar man, je doet zoo vreemd."
,4a."
Mijnheer Last vond dat bet gesprek zoo goed
liep.
„Ba wanneer doe je suiker bil?" vroeg x*n
wederhelft weer.
„Hoeft niet."
„Hoeft niet, zeg je?”
„Neen, boter." -
„O, juist! Hoeveel?”
„Ken beetje."
„Wat is een beetje? Twee theelepels?"
.Ju.doe dat maar!"-
..En wat moet er dan gebeuren? Je wilt met
geloof ik, heelemaal niet helpen.”
Mijnheer Last dacht even na
,Jk zal het probeeren. sprak hij, met verhef
fing van stem.
„Dit is een zeer ernstig geval, ft hoop dat da
kleine jongen niet te veel pijn heeft.”
.Maar Bart.... wat vertel je me nou....?”
„Onthoud dit!” riep mijnheer Last weer. „Er
moet een beetje vloeistof, laten we zeggen wa
ter. bij. Onderbreek me niet. Of neem maar
melkJa. melk is beter. Neem maar oen
kopje.”
„Maar vent.... wsmrover.
„Goot dat maar bjj het droge mengsel, dan
glijdt het beter. Mssr wees voorzichtig! Neem
van tjjd tot tijd de temperatuur op.die mag
vooral niet te hoog worden. Schud hem dan
maar wat heen en weer!"
De gezichten van al de aanwezigen van mijn
heer Bagnett incluis, drukten nu diep mede
lijden uit.
..Let vooral op de oogen." ging mijnheer Bart
Laat voort, „en laat een beetje friasche lucht
door s’n neusgaten binnen komen! Doe verder
maar niets. Zoodra ik thuis kom. aal ik hem
zelf «rel verder behandelen. Btlekum met rust
latent Dag kind, houd maar moed, hoort”
Na al deze aanwijzingen legde mijnheer Laat
met een zucht den hoorn van de telefoon neer.
Z n gezicht zag nu purperrood.
Hier maakt men pruiken, om een leder
te gerieven,
Van levend menschenhaar, niet van
gehangen dieven.
.Meneer de dokter, ik kan zoo tochniet loopen." viel Tui
meltje uit, „het is heelemaal do nker om mij heen en ik kan niet
eens zien, waar ik loopen moet.„Hoor eens hier ventje." zei de
dokter toen, „als je wilt, dat Je niet altUd een bril zult moe
ten dragen, dan moet je gehoorzamen, want je hebt weer een
gekken streek uitgehaald en daarvoor moet je dan ook maar
boeten." Tuimeltje zag, dat er niets aan te doen viel en liep
tastend naar de deur waar kikker Karei hem opwachtte.
brandewijn verkoopt, gezegd heeft, dat het pa
pieren geld van den gek valsch is?”
„Hebt u dat dan gehoord?” zei Gunther ver
rast. „Hoe is dat mogelijk? Ik was er toch zelf.”
.Maar ik was er ook!” zei Clothllde. „Ik was
er nog eerder dan u; ik ben altijd overal, waar
iets te doen is.”
„Waar hebt u dan gezeten?"
„In den boom."
„Waar?”
„In den bdosn. waar u onder lag. Hij is van
boven zoo hol. dat we er allebei wel in hadden
gekund. Ik wilde u ook al voorzichtig op uw
hoedspugen, maar toen dacht ik, dat u dat
misschien weer direct kwalijk zou nemen.”
Gunther kon niets uitbrengen; hij schudde
slechts met het hoofd.
.Laat den gek nu maar rusten," begon zij
weer; „zet uw hoed op en kom mee; we zullen
eens naar den boer op de afgelegen hoeve
gaan. Het heeft vandaag gevroren; dan is de
weg goed. Anders blijf je meestal luüverwegen
L. de modder steken.”
HU nam hoed en stok en volgde haar, onder
weg lichtte zü hem in. De boer oo de afgelegen
hoeve was van alle eenzamen op het eiland
de eenzaamste. Zijn huis lag op een klein schier
eiland, ten noordoosten van het groote eiland en
hiermede slechts door een nauwelükk twee meter
bre dtong verbonden. Het kleine un-
hangsel van het eiland was net groot genoeg om
een huis te dragen en voer op te brengen voor
vier of vijf koeien.
De landtong, die de twee eilanden verbond, was
laag, moerassig, vaak zelfs overstroomd en dus
moskeeën en wekken herinneringen op -aan de
horizonten van Brabantsche helden, waar de
torens der vertrouwde dorpskerken rijzen....
-4.-
en van
ie haar
J. de
en schrijft ons uit Noord-Brabant:
De Streekplannendlenst in de provin
cie Limburg bestaat eerst sinds 1 Dec.
1934: hij was aanvankelijk ondergebracht bij
den Provincialen Waterstaat, doch sinds het
nieuwe gouvernementsgebouw in gebruik is ge
nomen, heeft ook deze dienst in dat ruime ge
bouw huisvesting gekregen, en wel op de hoog
ste verdieping. Misschien is dit een symbool,
want hoe hooger men zit, des te meer men kan
overzien. Hjj richt zich Immers op het geordend
gebruik van de ruimte in den meest ultgebrel-
den zin en de dingen, die niet hieronder vallen,
kan men optellen aan de vingers van één hand.
Deze streekplanorganisatie in Limburg berust
evenals die in Noord-Brabant op de woningwet
en de Gemeentewet, en is tot stand gekomen op
initiatief van den onlangs overleden gouver
neur van Limburg, Baron vin Hövell tot Wes-
terflier. Het ia voornamelijk het streekplan
Noord-Limburg, waarover we hier willen spre
ken, want dit houdt zich ook bezig met De
Peel en de ontginning van dit woeste gebied,
waarover we onlangs reeds een en ander heb
ben geschreven.
Dit „zich-bezig-houden-met-ontginning” is
niet zoo simpel ais men op het eerste gezicht
geneigd zou zijn aan te nemen. De grond im
mers, die ontgonnen moet worden, moet een
goede en doelmatige bestemming krijgen, die
overeenkomt met zijn geschiktheid; de ontgin
ning moet ook systematisch geschieden en niet
in het wilde weg, want deed men dit wel. dan
zou men kans loopen, dat er een verwarring
zou ontstaan, die op den duur door haar ban
deloosheid niet schoon en door haar verwarring
niet meer economisch zou zijn; bij de ontgin
ning moet ook rekening worden gehouden met
de economische en demografische ontwikkeling
in het verleden en haar waarschijnlijke ten
densen in de toekomst. Dit alles maakt duide-
luk, dat ontginnen een werk is van groote ver
antwoordelijkheid en van veel voorbereidende
studie.
Het werk van den streekplannendlenst kan
dan ook verdeeld worden in twee etappen: het
maken vin veiantwoorde en doelmatige plan
nen, die gebaseerd zijn op deze studies.
Daar de dienst zich bezig houdt met het ge
bruik van den bodem, moet h(j, alvorens hij kan
overgaan tot het maken vin plannen, een stu
die maken van dezen bodem en van de gebrui
kers van dezen bodem, en tot slot van het be
staande gebruik, dat in zoo velerlei vormen ge-
dus hebben
u. I
Je ziet er prachtig uit met dien bril.” zei kikker Karei tegen
Tuimeltje; „waaroor.' doe je ook zulke domme dingen?” „Plaag
me maar niet-' antwoordde Tuimeltje. „Ga Je wat niet me
wandelen?" Daar voelde kikker Karei veel voor. Ze hadden
zoo wat een kwartier geloopen. toen Tuimeltje ineens heel kwaad
zijn bril op den grond smeet en hard begon te rennen. ..Nou
loop ik net zoo lang tot ik geen pijn meer heb", zei hij tegen
kikker Karei en hij scheen woord te houden, want
E Lokkende ZtgeunerwiJzen
Vloeien smeltend door de taal.
Czardasklanken zingen luide
Hongarije’s wildste taal;
Hooger jubelen violen.
Stijgen op tot razernij,
Sleepen zielen met zich mede.
Maken geesten licht en vrij
Krachtig bruisen de accoorden
Van de klare cembalo.
Brengen hoorders tot verrukking,
Tot een daverend: „Bravo!*
Melodie van Ijle verten
Speelt verlokkend om ons hart,
Dat gebroken wordt door weemoed.
Weent en trilt in vreemde smart.
Stille roep van donk’re wouden,
Door de eeuwen heen bewaard,
H Tot het wilde lied der steppen
Alles meesleept in zijn vaart:
Snelle paarden, zwart en vurig.
Rennen aan ons oog voorbij,
De Zigeuner is Hun meester,
De Zigeuner, trotsch en vrij!
1 Is de stem van Hongarije,
3 Die ons lokt in het verschiet,
Want den band, dien kind*ren
vlochten,
S Dien vergeten wij toch niet.
5 Nederland en Hongarije
3 Houden vdst dien vriendschapsband,
Die nog hechter zal gaan worden
s Nu men vliegt van land tot land,
Nu de snelle zilveren vogel
Langs den blauwen Donau gaat
En ons brengt waar trouw en krachtig
S Hongarije”* hartklop slaat.
S
nl!lllll!lll
„Hallo!" riep Clothllde, .hallo, baas!”
Het bleef stil.
.Baas. Clothllde la hier!”
Geen antwoord.
.Ach baas, wees toch niet zoo onvriendelijk
tegen mij!”
.Ballo! Hallo! Clothllde te hier!”
.Boort u niet, dat Clothllde er is? Roep^Jpch.
mee. Gunther, uw stem Is krachtiger
mijne!"
Toen riep ook hij: Ballo! Baas! Clothllde
te hier!"
Tusschen de boomen werd een man zichtbaar.
HIJ was armoedig gekleed. Somber staarden de
halfdichtgeknepen oogen. Zijn leeftijd kon vari-
eeren tusschen de vijftig en zestig jaar Hij trad
langzaam en wantrouwend naderbij, tikte even
aan zijn muts.
„Wilt u ons niet binnen laten, baas? Waarom
hebt u een muur dwar» over den weg gebouwd?”
„Ik laat niemand hier binnen.'*
„Niemand? MD ook niet?”
Been."
„Waarom niet?"
„Dat zeg ik niet.”
„Aha. dan hebt u wat uitgevoerd. Dan hebt
u geen zuiver geweten. Dan moet ik zeker naar
binnen.”
„Ik Iaat niemand binnen.” zet de boer somber.
Maar met een koenen sprong was Clothllde
reeds op den muur geklommen en bet zich
bliksemsnel op het verboden terrein neer.
.Baar ben Ut!” zeide zij tegen den man. <De
van woede zachtjes snoof. „U moogt honderd
domme dingen gedaan hebben, boertje, ik
s In bet kader van de reportage
der opening van de Blauwe
Donau Express, die ons in SK
uur naar Boedapest brengt,
speelde Magyare Imre vóór
den KB.O.
i od dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen h' 7Ril bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen eJ\Jo verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen
pels-stad bedoeld hébben, maar Napels-omge-
rtg. of Napels op een afstand. Napels-stad is
wxr het grootste deel niet veel anders dan een
grandioze Europeesche achterbuurt, uiterst vuil
en uiterst schilderachtig. Inderdaad moeten de
menseben daar gemakkelijker sterven dan op
vele plaatsen elders, maar ook zoo zal boven-
genoemd woord wel niet gemeend zjjn geweest.
Maar geen kwaad gesproken van Napels! Dat
kan men zelfs niet meer, nadat men een mid
dag heeft rondgetuft door Athene, op bezoek
bjj de marmeren resten der Grieksche oudheid
le periode. De gelegenheid Athene te be-
jodftn werd ons geboden, doordat onze „Egltto"
een dag te laden en te lossen had in Pireos,
voorstad en haven van de Grieksche hoofdstad.
Onze gids te een gentleman, die perfect
Pransch en Dultsch spreekt, een zeer schap-
pelDken prijs vraagt voor rondleiding, auto en
chauffeur bU elkaar, en, wat meer beteekent.
een man, die verstand heeft van en liefde voor
de groote dingen, waarover hjj ons onderhoudt.
Met succes heeft de Grieksche regeering het
gideenwezen georganiseerd. Men behoeft thans
niet meer in handen te vallen van het Ooster-
sebe gespuis, dat den vreemdeling weleer om-
nrermde als vliegen een koek, maar kan zich
onder de schutse stellen yan een welopgevoeden.
belezen en van staatswege gediplomeerden gids,
die alle onaangenaams van u verre houdt. Zulk
een gids moet dan ook tot de Grieksche „intel
ligentie” gerekend woeden. Dat was de reden,
Marotn wij hem na-r den politleken toestand
na zijn land vroegen en naar de al of niet
tevredenheid van het volk met zijn pas „geres-
taureerden” koning. Ziehier het typische en van
zelfkennis getuigende antwoord:
.Och vandaag zjjn wij met hem tevreden.
Maar vandaag bevalt ons iemand, en wfl weten
niet, at hij het morgen ook nog doen zal. Dat
b het Grieksche karakter."
Bet lag ons op de tong te antwoorden: Bet
publiek in een café-chantant wil ook om de zoo
veel maanden de gezichten van een nieuwe
Mnd” zien.”
W(j hielden het antwoord echter binnen, daar
k mans vergenoegd ulterlljk niet deed vermoe
den, dat bet tot hem doordrong, dat deze poli
tieke lichtzinnigheid en wispelturigheid een der
hoofdoorzaken te van de armoede, vuilheid en
het verval van het moderne Griekenland. On
beschrijflijke stank, stof, hitte, armoede, vuil
heid, ellende, dat zjjn de indrukken, die men
mèéneenft uit Athene, wanneer men op een mid
dag de resten zijner oudheid bezoekt.
Ongelukkigerwijze te het op een Zondagmor
gen, dat wij de haven van Alexandrië komen
btenenvallen. Op reis is de Zondag altijd een
onaangename dag, maar heel ongelukkig is het
op een Zondag binnen te komen in een vAld-
vreemd land. WU hadden reeds laat in den
azend van Zaterdag in het zicht van Alexandrië
kunnen zijn, maar hadden dan buiten de haven
vd<* anker moeten gaan. In verband met de
•anwezigheid der enorme oorlogsvloot hand
haaft het commando der Engelsche vlootbasis
ha 8 uur *s avonds namelijk haven-,3perre”
Schepen, die na 8 uur aankomen, mogen eerst
*n volgenden dag binnenvaren. De kapitein
onzer Egltto voer daarom de laatste 150 mijl of
*oo liever halve kracht.
De haven van Alexandrië biedt thans een in-
teresaanten umbllk, het te alles schoorsteen-
Pijpen, geschuttorens en petroleumtanks, wat
®en «iet. De enkele ptdmkruinen op hoogen
•*sm ertuaachen, doen erg vreemd aan. Slag-
zelfs voor de eilandbewoners veelal ontoeganke
lijk.
Clothllde zeide, dat wanneer zjj niet nu en
dam bU den boer op bezoek ging, hij zelden of
nooit een mensch te zien zou krijgen. Zelfs
Kajetan niet. Want toen deze eens op het
schiereiland wilde landen, had de boer gedreigd
hem dood te slaan. Deze boer zou, naar het
heette, ook werkelijk vroeger in de wereld eens
iemand hebbtn doodge «en. maar niemand
wist daaromtrent iets met zekerheid.
Zjj wandelden tamelijk lang, gingen over een
lagen heuvelrug, die zich ten noordoosten van
het eiland verhief, en kwamen bU het dalen
1.. een kreupelbosch, dat bijna zoo dicht was als
een oerwoud.
.JJaar beneden wonen bevers en otters," zei
Clothllde, „later gaan we daar eens jagen, dat
te nog wat anders dan hazen schieten.”
Zjj kwamen bjj de landtong, die door de lichte
vorst goed begaanbaar was geworden. Van het
huls op het schiereiland was niets te zien, het
lag geheel achter hooge boomen verscholen.
„Wel verdraaid." zei Clothllde, en bleef ver
wonderd staan, .de boer heeft den toegang ver
sperd. Ziet u, daar te een muur, en tot nu toe
was er alleen maar een hek.”
De smalle, slechts eenige meters breede land
tong was aan de andere zijde werkelijk door
een muur van steenen Mgesloten. mur deze
was nog laag en scheen niet geheel klaar te
zün. In enkele minuten waren zij aan de over
zijde van de landtong. Van achter den muur
weerklonk een woedend geblaf. Gunther en
Clothllde bleven staan.
De pruikenmakers namelük gingen wel des
nachts naar *t Galgenveld, om gehangenen,
die van een fermen haardos voorzien waren,
daarvan te ontdoen....
Een bakker op de Lindengracht te Amster
dam had *t volgende, voor ons minder .sma
kelijk”, rijm op zün uithangbord laten aan
brengen:
Misgun geen bakker winst, gij goede
en kwade lién,
SU arbeyden het broot met lichaam,
voet en knieën. schiedt; hü moet
e opschriften op de uithangborden in
J vroeger tüd waren soms zeer zonderling
maar daarom toch voor de gewoonten dier
dagen niet minder leerzaam. Zoo liet een prui
kenmaker te Gent op zün uithangbord schil
deren;
r ie met het wanhoopsbesluit mocht rond-
VA/ loopen een maand of wat van zün kost-
V” bare leven te gaan verdoen in de avon
tuurlijke en zanderige contreien van het Nabije
Oosten, zü aangeraden de heenreis uit te voeren
over Napels en Athene. Ben betere voorberei-
I ding op het Oosten, nog op het Europeesche
continent, dan een kort oponthoud in deze beide
^eden, is wel niet denkbaar. Wat het voorge
borchte is voor de hel zün Napels en Athene
roor oen Nabüen Oriënt.
Schrijver dezes dacht binnen tweemaal 24
uren te Napels zeker een boot te zullen vinden,
vertrekkend met bestemming naar Egypte. In
normale tijden vindt men büna dagelijks zulk
een gelegenheid. De sancties echter hebben van
de Napolltaanscne haven een kerkhof gemaakt,
met uitzondering van de dagen, waarop troe
pentransportschepen vertrekken naar Oost-
Afrlka. Dan te de haven herschapen in een waar
legerkamp. Wü moesten nu een week wachter,
voor er een gelegenheid naar Egypte was. eer’
bootje van den Lloyd Triestino, niet veel meer
dan de vergroote uitgave van een hulk, den
naam „Egltto” dragend en 3000 ton metend. Eu
nog mochten wü van geluk spreken.
Wjj hadden ruimschoots gelegenheid in af
wachting van het vertrek in Napels-stad rond
tc neuzën. ons bewegend over het buitenge
meen geaccidenteerd terrein, dat daar het pla-
veiscl is.
De man, die vleugelen gaf aan het «Voord
jtapels Men en dan sterven", zal wel niet Na-
pels-stad bedoeld hebben, maar Napels-omge-
Uk aal Ja wel opbellen!' riep münheer Last
benauwd.
.Been, neen, lieve man; je moet het nee nu
zeggen. Ik heb nog honderden dingen te doen
en ze komen vroeg. Wat neem je ook al weer
eerst? Meng je niet eerst iets door elkaar?”
„Ja, juist,” set mijnheer Laat, terwül groote
zweetdruppels op z'n voorhoofd parelden; ^doe
dat maar."
„Wat?"
„Wel,” münheer Last
Wél.... kük....
het is zoo....”
Münheer Bagnett
en de reizigers
werden onrust
barend ongedul
dig. „Neem eerst
maar even twee”.
Hier kuchte hü-
„O. juist! Je neemt twee banden meel nlat?"
riep mevrouw Last weer; „groote of kleine
banden?”
„Koppen is beter." Münheer Last voelde steh
een beetje opgelucht.
„En meng je dat niet met een beetje soda,
bakmeel of iets dergelüks?” hield se aan.
-j. K ünheer Bagnett, de stroopwafelfabri-
kant, was niet erg tevreden met den
-k’A verhoop de afgeloopen maand. Daar
om liet hü al z*n reizigers op a*n kantoor ko
men, om daarover een ernstig woord met hen
te wisselen. Ze stonden om s’n bureau ge
schaard als een stel schooljongens om den les-
senaar van den meester.
,MUne heeren," zoo begon münheer Bagnett.
op indrukwekkenden toon en met een streng
gezicht, .xooals de zaken in den laatsten tüd
gaan
Hier' werd münheer Bagnett door z'n secre
taris. schuchter in de rede gevallen.
Mevrouw Last is aan de telefoon en vraagt
of ze even haar man kan spreken. Het te seer
dringend.”
Een beetje onwillig, maar met een genadig
knikje, stond de fabrikant van stroopwafelen
toe. dat de reiziger Last even z*n telefoon ter
hand nam.
Münheer Last nam dus den hoorn van den
haak en werd op *t zelfde oogenblik «eer bleek.
De andere reizigers keken hem in spanning en
meewarig aan. terwül het gebutt van mijnheer
Bagnett gelijkenis begon te vertoonen met dat
van den dondergod.
„Hallo!” zei münheer Last.
„O, lieveling," riep mevrouw Last aan den
anderen kant van de lün. „Er is iets verschrik
kelijks gebeurd. Münheer en mevrouw Schuim
hebben opgebeld en gezegd, dat ze vanmiddag
bü ons komen dineeren.”
„En?" vroeg münheer Last.
„En?” herhaalde s’n vrouw ongeduldig. „En?
Je weet drommels goed, wat dat beteekent. Ik
kan geen koekjes bakken en die moeten we
absoluut hebben." Ze schreeuwde nu door de
telefoon: „Hoe bak je die ook al weer?”
„Och.... ach!” steunde mijnheer Last.
De andere reizigers en zelfs münheer Bagnett,
drongen zich bü dien onheilspellenden uitroep
om hem samen.
over de samenstelling van den grond, over de
bevolking en over alle voorkomende gebrulks-
vormen: landbouw, nijverheid, handel, verkeer,
wonen enz. Daarna eerst kan men plannen
gaan maken; gaan bepalen, welk gedeelte van
den grond bestemd te voor gemeenschappelijk
gebruik, büv. pleinen, wegen, openbare gebou
wen, sportterreinen, e.d. en welk gedeelte be
stemd te voor privaat gebruik, waarbü men re
kening heeft te houden met de verschillende
doeleinden.
Het is te begrijpen, dat dit alles veel werk
vraagt en veel tüd, zoodat men over het alge
meen genomen jaren noodlg heeft om volkomen
op de hoogte te zün vim alle genoemde fac
toren. die bet streeki>lan kunnen beïnvloeden;
om plannen te HMken en deze naar behooren
uit te werken.
Deed de dienst der streekplannen niets an
ders dan dit, dan zou hü voorzeker nuttig en
noodzakelük werk verrichten, doch bet zou al
te gemakkelük kunnen voorkomen, dat een be
paald gebied zich in den loop der jaren zou
ontwikkelen In bepaalde richting en dan niet
meer in het plan zou passen; ofwel, als men de
ontwikkeling zooveel mogelük zou «rillen tegen
houden tot de plannen tot gereedheid zouden
zün gekomen, dat de dienst der «ti eek plannen
zou verstarren en zou ontaahlen-tot een be
lemmerend Instituut.
Om deze gevaren te vermüden. beeft de
streekplannendlenst van Limburg zich tot taak
gesteld niet alleen een wetenschappelühe dienst
te zün voor het goede gebruik van de ruimte in
de verdere toekomst, maar daarnaast wil hü
ook in dagelüksche stedebouwkundige behoeften
voorzien, door büvoorbeeld advteeerend op te
treden bü de gemeenten: door normen aan te
geven volgens welke meer samenhang in de ge
heele ontwikkeling verkregen kan worden.
Doch daarnaast houdt deze dienst ook zün
aandacht gericht op de urgente problemen van
documentatie streek en bevolking.
komt terug tot zün en onze groote vreugde met
een enorme waterpüp. De Arabische waterpÜP
gaan namelük de mannen rooken in de cMé’s,
waar de waard er altüd eenige In voorraad heeft
voor zün klanten. De schlscha, de waterpüp.
staat dan als nummer één op de lüst der ver-
krügbare consumpties. Wü bestellen echter af
en laten thee met baladi, kleine Egyptische ci
troenen zerveeren. Dat kennen wü.
daarna snelt de midda^expres met
kilometer-vaart door de Egyptische
delta, naar Kaïro. Aanvankelijk ziet het land-
achap er niet büzonder opvallend uit, het zouden
onze lage gronden kunnen zün, met slechts de
hooge palmen als variant. Geleidelük komt er
meer teekenlng in. Leemen hutten, kanalen,
waar donkere vrouwen het water ophalen door
middel van „trommels van Archimedes”, kudden
schapen en geiten, op stoffige wegen door her
ders in lange, zvMrte opperkleeden voortgedre
ven, voorzichtig tredende kameelen, bepakte en
beredene, ossen, die den primitieven ploeg door
de zwarte aarde trekken. Boven hooge kanaal
dijken steken de zéllen Ar e.jenaardlge Nül-
booten uit tusschen slanke palmenstammen
Tegen den einder, waar de zon begint heen te
Dwr trad tegenover de plaats, waar Gunther
verborgen hield, de overste uit de boschjes
voorschün. Met een nijdig sissen, als van een
“L <He gestoord wordt bü haar lievelingsmaal,
*tte de drinker de flesch neer.
-Valentin, schaam je Je niet?” riep de over-
He met krakende stem.
HU rukte den gek de reeds büna leege flesch
de hand en slingerde deze in de rivier. De
Mi begon te Jammeren en wierp zich in zün
>*ngte over de vier flesschen heen, die nog
grond lagen.
Ut j« nog ééns betrap met dien ellen-
mgen sluikhandelaar raasde de overste,
.veruflp (k JulUe
trok den kermenden man van den grond
slingerde de flesschen één voor één in
^**1». Dan gaf hü den heftig tegenstribbe-
7**”* gek een paar klinkende oorvügen en
h*m weg y>n poosje stond de overste nog
den oever. Hü stampte een paar maal
met den voet op den grond, dan
y*"* hü zich om en ging terug naar den
vanwaar hü gekomen was.
Englands macht ter zee.
Een der ongemakken van onze aankomst op
Zondag was, dat geen geldwisselaar aan boord
rwam eenerzüds minder erg, want deze lui
nemen gewoonlük een woekerwinst zooals ons
wii ov'rkwam van 10 tot 20 procent
Wü zaten echter zonder Egyptisch geld. De
eerste moeilükheld dientengevolge deed zich
voor toen wü den Arabier te betalen hadden,
die ons van het schip naar den wal gezeild had
“oest overreed worden betaling in
vreen'de munt aan te nemen. De eerste poging
k Fdi be*ntwoord niet luid gejammer en ten
uëhiol ge wot pen armen. Tenslotte nam de man
toch een mengsel aan van francs, lires, drach
men. dubbeltjes en rüksmark, waarmee hü bui-
aM xiJn Afgeweest, ware het
met dat hü zeker voor 50 procent zou worden
opgelicht bü het omwisselen. Het valsche twee-
piasterstuk, dat een medereiziger rijk was, wilde
de schipper nu nog wel op den koop toe aan
nemen. Valsch geld is een der moderne plagen
van Egypte, al moet gezegd worden, dat dc
POhtle üverig jacht maakt op de valschmunters
Het is een wonder, zoo gemakkelük als de nieu
weling valsch geld in banden krijgt en zoo moei-
lük als hü het weer ksrijt raakt.
Wanneer iemand nog geheel groen is in de
Oostersche landen, kan hü rare dingen beleven.
Den eersten dag kattm ik al terecht in een
„harem”. Geheel onschuldig overigens. Het was
in de electrische tram. De electrlsche trams be
vatten eerste klasse, tweede klasse en een com
partiment voor vrouwen. Dit vrouwencompar
timent heet „harem”, wat niets andere is dan
het Arabische meervoud van „vrouw”. Het
„vrouwen" dus van de Nederl. Spoorwegen. In
mün Onwetendheid en onoplettendheid nu nam
ik plaats in zoon „harem” van de electrische
tram van Alexandrië. Er bevonden zich echtei
geen vrouwen in dien harem, daar de Egyptische
dames wel zoo graag reizen in de gemeenschap-
pelijke afdeeling. Een electrlsche tram met een
„harem de nieuweling moet het toch even
verwerken.
Met een kennis van boord zit ik in een Ara
bisch café. Daar wü iets typisch willen gebrui
ken. echter de taal niet begrüpen, bestellen wü
op geluk af nummer één van de „kaart”, t.w.
„zchischa". Wj, bespeuren eenige aarzeling bü
den waard en herhalen dus, dat wü „schischa"
wenschen, waarom niet? De man verdwünt en
- zakken, staan de koejiels en minarets der dorps-
Ook Clothllde was op onderzoek uit geweest.
Zü kwam twee dagen na den bewusten avond
bü Gunther en vertelde trotech:
„Ik weet wat!”
„Wat weet u?”
„De gek teekent papieren geld."
Boe bent u daar achter gekomen?”
„Zoo!” zei zü en nam een bosje valsche sleu
tels uit haar zak.
„Hebt u hebt u bü hem ingebroken?”
vroeg hü.
4a, gisterenmiddag, toen hü niet thuis was,”
antwoordde zü onverschillig. „De deur gaat heel
gemakkelük open."
.Maar hoe kunt u toch zooiets doen, Clo
thllde?”
wah denkt u, dat hü mü vrijwillig zal
uitnootflgen om zün hut te doorzoeken? Als ik
u ooit onder verdenking krijg, dat breer ik bü
u ook in en zoek alles na.”
„U bent vreeselük, Clothllde.”
Heelemaal niet zoo vreeselük! Het gat in den
vloer, waar hü rijn teekenlngen en koperplaten
en flesschen bewaart en zoo'n groot ding met
een schroef, heb ik weer dicht gemaakt. En ver
klikken doe ik niets. Het kan mü ook niets
schelen, of hü valsch papieren geld maakt. Ik
wou het alleen maar zeker «reten
„Hoe bent u dan op de verdenking gekomen,
Clo bilde?”
Wel, Kajetan zei het toch eergisterenavond,
hü' zei toch, dat laaak, de Jood, die in de stad