s
z
HET „HOORSPEL” DOOR
DEN RADIO-OMROEP
z
pertinent was, dat den toeschouwer alleen al
door het bewegende beeld in bewondering zette,
kon men volstaan met *n min of meer geslaag
de cople van het zooveel oudere tooneel. Men
zal zich dan ook nog herinneren, dat de eerste
film-drama’s op dezelfde wyze als het tooneel
in bedrijven waren verdeeld, waartusschen door
de lampjes weer even aan gingen in de zaal.
Later liet men die bedrijven weliswaar achter-
elkander afdraaien, zonder pauze, maar het
filmbeeld zelf vertoonde de geykte decorwisse
ling van het „volgende bedrijf", terwyi de tltel-
projectie aanduidde hoeveel Jaren later deze
episode wel .speelde"!
DE VROME
KAARTSPELER
Oude tijden keeren
terug
T
T
'I
Mediteerende ver-
klaringen
Geen Wereldkampioen
Weet U...
z
stin
Uit het evenwicht
ji
T
5.-
tanige aw de viittia iomaffitin Me vistor aü»
Toch groot grootmeester
schaken
EEN SCHEPER, DIE ZIJN
BEROEP VERSTAAT
Sdsoard Startz, de leider txm den omroep HoOmd—lnMd en de acMjwr
eersten Juteterffhn" op het IfflUr m*9—
Olympisch kalm
De luisterfilm en het nieuwe
Philips-Miller-systeem
'J-'X teP uit de middeleeuwen stamt een der
I 1 meest begenadigde priesters van Caisra,
de godin van het edele, nobele spel der
spelen, het schaken, Akiba Rubinstein. Een ar
moedig, donker Jodenghetto in Russisch Polen
is het Bethlehem, waar dit licht te schijnen
begon. Rubinstein werd den 12en December 1882
te Stawiski, in het gouvernement Lomza, gebo
ren. Gedurende vele generaties waren zyn voor
vaderen rabbynen en Hebreeuwsche Schriftge
leerden, evenzeer beproefd in Uchameiyke ont
beringen als in scherpte van geest. Ook in Ru
binsteins vaderhuis was dit beide aanwezig-,
scherpzinnigheid des denkens en materieele
nood. Enkele weken voor Aklba’s geboorte sterft
de vader en laat zijn vrouw met twaalf kinde-
den verlaten achter. Akiba komt by byn groot
ouders in huis, die voortaan voor zyn opvoe
ding zorgdragen. De richtiynen dezer opvoe
ding zyn nauwgezet uitgestippeld: ook Akiba
Rubinstein zal worden wat zyn vader, zijn
grootvader en dier vaderen zyn geweest: Tal-
mudleeraars, Joodsche Schriftgeleerden. Zyn
opleidingsinstituut is de .Cheder,” de Joodsche
volksschool van het dorp, in de .Jezchiwah.”
een soort universlteit voor religieus weten. De
voertaal is het Hebreeuwsch; andere taal ver
staat Rubinstein niet en daaraan heeft hy ook
geen behoefte. Een sieraad van het Ghetto
wenscht hy te worden, meer niet.
SCHAPEN OP DE GOOISCHE HEIDE
I
BS
Lee
wr-
eiken avond
n
•t
t
J
t
Schaapherder De Heus met zfjn trouwen
herdershond, welke bewees het vak „erlelijk"
in het bloed te hebben
Westminster
ton dus:
ooals de film dat eens heeft moeten doen,
moet ook de radio baar eigen artistieken
weg zoeken. Toen de rolprent nog een ex-
sdch afspeelt. Door dit alles wordt de conti
nuïteit van de verbeelding verbroken, op dezelf-
de hinderlijke wyze, als bij het in „bedrijven’*
verbrokkelde tooneel
Onder de miUloenen oorlogsslachtoffers is
ook het schaakgenle Rubinstein. De Rubinstein
van na den oorlog is een andere, dan die. welke
in 1814 met Lasker om het wereldkampioen
schap sou spelen. De steeds labiel geweest zijn
de psyche van Rubinstein was door de krijgs-
ervaringen geheel uit haar evenwicht geraakt
en is nadien niet meer tot die innerlijke rust
gekomen, welke juist voor een speltype als dat
van Rubinstein als besliste voorwaarde moet
worden aangemerkt. Wel heeft hy ook nog in
den na-oorlogstyd schitterende concourssucces
sen en ettelijke eerste prijzen behaald en par
tijen gespeeld, die tot de «overgankelijke schat
ten der schaakliteratuur behooren. Maar Ru
binstein heeft het geloof in zichzelven ver
loren. HIJ houdt zich voor iemand, die overtol
lig geworden is, dien men in schaakconcoursen
niet meer noodig heeft en niet gaarne meer
ziet. Hfj is nog schuwer geworden dan zijn gan-
sche wezen vroeger reeds was.
Rubinstein is voor dit ruwe leven eigenlijk
een veel te nobele natuur. Zijn collega's schaak
meesters weten het t beste, welk een pijnlijk
compagneerd door de geluiden het zachte
kletteren van servies en het tinkelen van glas
en tafelzilver die men daar pleegt te h-jircn,
zit de luisteraar onmiddellijk „in medlis res”.
Men ziet de pilaren van de boot-eetzaal voor
zich, zonder dat de omroeper dat extra beeft
verteld, ja men „ruikt" de schotels!
Dit alles ia nog geen aanbeveling om in de
kerk met een kaartspel te gaan zitten medi-
teeren. Onze leners weten trouwens wel beter.
winnaar. De oude kampioen is onttroond en de
droomerlge jongeling uit het Poolsche dorp
voert den scepter.
Ben jaar later sehdt men Rubinstein reeds
naar het Russische Nationale Tournooi te
Klew, waar hij den vijfden prijs wint. Weer een
jaar later, 1906, betreedt hij de internationale
arena, te Barmen, en speelt mede in het Haupt -
turnier van den Duitschen Schaakbond met het
gevolg, dat hij met Duras den eersten prijs
deelt. Rubinstein is erkend schaakmeester; in
nauwelijks vier Jaar is hij van een speler, die
een toren voor krijgt, tot schaakheros opge
klommen.
Daarna boekt hij overwinning op overwin
ning. In Ostende 1906 wordt hjj derde van 36
De geschiedenis taal vele jaren terug en de
soldaat heette Richard Lee. Hij was voor den
rechter gebracht, omdat hij tijdens een gods
dienstoefening kaart had gespeeld. In de kerk.
Inderdaad een snood misdrijf. Ziehier het ver
loop van deze aangelegenheid, welke zich af
speelde te Glasgow;
Ben sergeant had de soldaten van zijn com
pagnie naar de kerk geleid. De geestelijke ging
voor, zooals te doen gebruikelijk, en de kerk
gangers hadden hun kerkboeken voor zich en
volgden zandachtig. Zooals het behoort. Onze
Lee echter had een spel kaarten voor zich en
bekeek iedere kaart met heel veel aandacht en
oplettendheid. Die aandacht en oplettendheid
lieten niets te wenschen over, maar de sergeant
vertrouwde zijn oogen niet. Hij fluisterde
toe:
„Richard, doe die kaarten weg; het is
niet de plaats voor zulke dingen!'
„Waarom niet?' antwoordde
soldaat ging rustig zijn gang.
dat de Big-Ben, de klok der
Abdy, een gewicht heeft van 13
13.000 K.O.
dat in de straten van Berlijn
méér dan 90.500 lantaarns branden;
dat de kistjes, die dienen ter verpakking van
sigaren, welke naar overzeesche landen moeten
worden verzonden, meestal uit mahoniehout
vervaardigd zijn.
-|-k ipulairder spel dan het kaartspel ml wei
P*moeilijk zijn aan te wijzen. Als wij de ge-
Khicdenis mogen gelooven. en waarom
zouden wij niet, is er bij menschenheugenls
kaart gespeeld. Zoo wordt verhaald, dat reeds
de Egyptenaren zeven eeuwen vóór Christus
het beoefenden. In die historie willen we ons
voor het oogenblik niet verdiepen; wij willen
enkel vertellen, hoe eens een soldaat In Enge
land van een kaartspel een godsdienstige ver
handeling maakte. Iets oneerbiedigs moet men
er niet achter zoekén.
Het is een kleine Hollandsche herder, die pas
anderhalf jaar oud is en wiens vader en groot
vader nimmer een schaap hebben gezien. Maar
toch zit de herders-roeping in het bloed. Want
zonder dat iemand het hem leerde, wist de kleine
viervoeter wat er van hem verwacht werd. Als
had hij het zijn leven lang gedaan, zoo drijft
w de kudde bij elkander, wanneer de herder
het noodig vindt de schaapskooi weer op te zoe
ken of wanneer hy een ander plaatsje wil gaan
bezetten. Op zyn eigen houtje gaat hy achter
de heuvels kyken om daar een afgedwaald
schaap op te jagen en weer by de kudde te
dryven. Nu er lammetjes zyn, draagt hy ten
muilkorf, om te voorkomen dat zyn dartele
terechtwyzlng een ondeugend lammetje leed zou
toebrengen. Maar dat is meer een uiting van
voorzorg dan van noodzaak.
Wie dezen zomer het Gooi bezoekt, verzuime
niet de kudde op te zoeken. Alleen, het is zaak
rustig toe te kyken en de dieren niet te ver
schrikken en vooral.... men late dé honden
thuis of lïóude ze aan den riem, want daarvoor
zyn de wollige dieren doodsbenauwd en helaas
niet ten onrechte zooals enkele bloedige „onge
lukken” bewezen.
Van tyd tot tijd breekt deze wilde, storm
achtige geest uit zyn kerker van Olympische
kalmte en dan ontstaan partyen als die on-
sterfeiyke party tegen Rotlewi, zooals geen
Anderssen, peen Morphy ze schooner gespeeld
zouden kunnen hebben. Maar zelfs wanneer
Rubinsteins schaakdenken den vulkanischen
hartstochten ruim baan geeft, dan biyft ook
het wildste onweder welgeordend in zyns schep
pers hand. Daar brengt Rubinstein b.v. In zyn
beroemde party tegen Duras, Weenen 1908,
midden in de opening, op den 9en set, een
schoon dame-offer, maar niet om den tegen
stander onmiddeliyk, In den styi van een Ja
nowski, overhoop te loopen. maar wel, om na
moetiyke verwikkelingen, die vooraf op het
nauwkeurigst doorgerekend moesten worden, als
eindeffect een plonnetje te verdienen; en niet
het dame-offer, maar 25 zetten later is het dat
plonnetje. waardoor hy den tegenstander met
mathematische zekerheid tot capitulate dwingt.
Ook de hartstocht is alzoo slechts een dienende
geest In de methodiek van Rubinstein’s schaak
denken. Echter, de gebonden daemon van den
hartstocht wreekt zich en hier vindt men de
oorzaak van het feit, waardoor deze dlamant-
heldere. van logica doordrenkte meester der
kunst af en toe fouten maakt als *n beginneling
en waardoor hy vooral steeds weer aan de
pressies onderworpen is. Zooveel als mensche-
lyke kracht vermag heeft Rubinstein In zyn
kunst den onbeheerschten hartstocht tot die
naar zyner scheppende zelfbeheerschlng ge
maakt en deze triomf is *t singuliere van Rubin
stein en van zyn voor de schaak geschiedenis
zoo beteekenlsvollen arbeid. Moge Rubinstein
die, zooals de geruchten luidden, by het hooren
van het bericht dat Euwe Aljechin geslagen
had in den kamp om het wereldkampioen
schap zich na een lang ziekbed plotseling weer
heel wel voelde nog lang de schaakwereld
met de geschenken van zyn onvergeiykeiyke
kunst gelukkig maken!
fyngevoeltg menach deze Rubinstein is: zyn
vrees, zyn partner der in gang zijnde party te
staren in zyn overpeinzingen gaat zoover, dat
hy steevast na eiken set de schaaktafel verlaat
en eerst dan terugkomt als de tegenstander zyn
zet gedaan heeft. Dat daardoor veel tyd ver
loren gaat en het eigen nadenken er onder W-
den moet is duldelyk en menig verbazingwek
kend partyverlies van Rubinstein is aan dit telt
toe te schrijven.
Evenwel niet alleen aan deze omstandigheid.
De oorzaken van menig échec van Rubinstein
liggen dieper, zy vinden haar oorsprong In den
aard van zyn schaakdenken. Het Is geen toeval
dat Rubinstein, hoewel hy nimmer een schaak
boek heeft geschreven en hoewel er slechts zeer
weinig partygfcaaen en theoretische verhande
lingen van hem bestaan, de openingzleer van *t
schaakspel in geweldige mate heeft verrijkt.
Het Is voorts geen toeval dat Rubinstein wel de
grootste elndspelkunstenaar aller tyden Is en
door zyn formidabel diepen blik eindspelen
heeft gewonnen, waarby men later aan heksery
of tooverij moest gelooven. Neen, dat is .geen
toeval: dat is Rubinsteins wezen, dat zich hier
in openbaart.
Rubinstein bouwt met kristalklare mathema
tische koelheid zyn schaakstelllngen op, nuch
ter en kalm, en toch van een grootsch vuur
doorgloeld, van dien hartstocht, welks geweld
en grootte slechts daardoor in toom worden ge
houden, doordat zy *n even geweldigen en even
grooten, vaak zelfs overdreven wil tot aelfcritiek.
tot onderwerping aan de macht der gedachte,
tegenover zich vinden. De spiegelgladde. won-
deriyk geiykmatlge en harmonische constructie
der Rubinstelnpartyen. de prachtige rust, die
eruit ademt. Is slechts de oppervlakte; daar
onder rumoert en dondert een In waarheid
stormachtige en revolutlonnaire geest.
-j--\ en der jongste vormen van kunst is het
H „radio-hoorspel”, waarby*7de kunstenaar
volkomen is aangewezen op fonetische
hulpmiddelen. Alleen door het gehoor kan hy
de luisteraars bereiken; tenminste zoolang de
televisie nog In haar kinderschoenen zal staan.
Nu is het gehoor zeer analytisch, in tegenstel
ling met het oog, dat synthetisch arbeidt. Wan
neer wy gele en blauwe stippeltjes op de juiste
wyze door elkander heen mengen, dan ervaart
het oog den totaal-lndruk als groen Dit groen
kan het oog niet onderscheiden van echt groen,
dat niet uit mengkleuren bestaat. Het oor daar
entegen ontleedt het meest gecompliceerde ac-
coord. Het geoefende oor aal zelfs de onderschei
den instrumenten kunnen bepalen, die aan een
gezameniyken geluidslndruk medewerken.
Het z.g. .hoorspel” is derhalve werkelijk een
Interessant gegeven voor den IntelUgenten
luisteraar. Want onwillekeurig stelt het gehoor
orgaan zich in als detective en wordt de geheele
geest daardoor geboeid.
Tot nog toe worden de z*. luister- of hoor
spelen onderverdeeld in tafereelen. Veelal on
derscheidt men die tafereelen nog door een
gongslag. De omroeper voelt zich vervolgens
verplicht nog eens extra-duideiyk te verkondl-
am M welke omgeving bet volgende tafereel
Dit is alles anders geworden. De filmregisseur
heeft begrepen, dat hy zich niets behoorde aan
te trekken van de tradltioneele tooneelsleur.
Pauzes, die de BUhne-techniek noodzakelyk
maakt, heeft de film niet noodig. Het oog van
de camera volgt het leven in alle omgevingen.
Wanneer een of andere voorgeschiedenis ver
teld moet worden, om een situatie te verduide-
lyken, dan behoeft de film niet haar redding
te zoeken in ellenlange dialogen, maar dan laat
zy het vliegensvlug even in beeld de revue pas-
seeren.
T"X T hebben dezer dagen den ouden scheper
Vy de Heus eens opgezocht In zyn eenzaam-
heid en troffen hem aan achter Hilver
sum, ter hoogte van het sanatorium „Zonne-
De kudde heeft zich dezen winter zeer
voorspoedig uitgebreid met een vyftigtal lam
metjes en telt daardoor thans reeds een hon-
derddertig stuks. Het is een buitengewoon aar
dig gezicht, de wollige viervoeters te zien rond
dwalen over het heideveld, naarstig zoekend
naar voedzame grassprietjes en andere kruiden
tusschen de heidestruikjes. De lammetjes doen
al yverig mee, net als de groote schapen. Maar
zoo nu en dan vlijen zy zich lekker warm tegen
moeders dichte wol om te drinken.
Kalm wandelt de scheper er achteraan en laat
zyn waakzame oogen gaan over zyn vreedzaam
volkje. Hy doet het met de rust en het zelfver
trouwen, die alleen geboorte en aanleg geven.
Het is iets erfeiyks, hetgeen zich trouwens op
dezelfde heriditalre wyze openbaart by den her
dershond.
deelnemers, slechts Schlechter en Maroczy zyn
voor hem, achter hem komen grootheden van
den laten rang als Bernstein, Teichmann. Mar
shall, Janowski en de Russen. Weer een Jaar
later stelt Rubinstein zich zelfs onder de groot
meesters aan de spits: te Ostende deelt hy met
Bernstein den eersten prijs en laat 28 rivalen
achter zich. In Karlsbad wint hy zonder deeling
den eersten prils en breekt door deze overwin
ning de majoriteit der zoogenaamde „Lasker-
sche plejade," dat is van de generatie van
grootmeesters, tydgenooten van Lasker, die van
ongeveer 1890 den toon aangaven. Met Rubin
steins triomf is de ban gebroken; hy is de ba
nierdrager van zyn generatie geworden: Capa-
blahca, Nlemzowitsch. Spielmann, Tartakower.
Vidmar en al de anderen, die thans den toon
aangaven.
In 1908 bewyst Rubinstein te Sint Petersburg
ook zyn volle geiykwaardlgheid met den
wereldkampioen dr. Lasker, dien hy in 41»
toumoolparty slaat en eerst in de laatste ronde
in puntental geiyk aan zich laat komén. zoodat
zy den eersten prys deelen. Rubinsteins triomf-
jaar is echter 1912, toen hy niet minder dan
vHf maal als eerste door de finish ging, een in
de schaakgeschiedenis voorbeeldeloos record,
voor- noch nadien ooit bereikt. Dat was ook
het jaar, waarin zich voor het eerst zielestoor-
nissen by hem voordeden. Maar desondanks:
de geheele wereld was het duldelyk geworden:
de toekomstige wereldkampioen zal Rubinstein
boeten.
Aan dese overtuiging vermocht Rubinsteins
verbazingwekkend échec te St. Petersburg In
1914, het eerste in zyn schaakcarrlère, niets te
veranderen. De groote kamp om het wereld
kampioenschap tusschen hem en dr. Lasker
wordt vastgesteld; daar breekt de wereldoorlog
uit!
naar de
eetsalon begaven, dan dreuride er eerst een slag
van de gong door den luidspreker. Daarna'
hoorde men den omroeper zyn keel schrapen
en met deftige stem mededeelen: „Geachte
luisteraars, het volgende bedrijf speelt in den
weelderigen eerste-klasse eetsalon van de „Mar-
nix van St. Aldegonde" vgn de Maatschappij
Nederland”. Gevolgd door een min,of meer ge
slaagde interieur-beschrijving van dezen eet
salon. haar bevolking en bedienden.
Startz laat zyn geselschap, dat ergens in de
bar zit te schertsen en te bitteren, zooals oud-
Indischgasten dat voor het diner plegen te
doen, eenvoudig opstaan, op de mededeell.ig van
een der aanwezigen, die zegt dat hy zich gaat
verkleeden voor het diner. Men hoort dan van
verre het welluidende dlner-aeolus-muziekje,
waarmede de Javaansche djongos langs de dek
ken en gangen loopen. om het diner aan te kon
digen. Het geroezemoes van stemmen zwelt aan,
men nadert met de microfoon de eetzaal....
daar hoort men al het strijkje. „Goeden mid
dag” zegt een stem. „Goeden middag, steward,”
antwoordt de stem van onze hoofdpersoon.
„Waar is mijn plaats?**
„Daar ginds achter de derde pilaar,” ant
woordt de steward.
En door dK.kffije-fUgBMÜeee dialoogje, «ezo-c1
ypiach is het resultaat van zyn nieuwe
techniek. Vroeger b.v. wanneer zich de
hoofdpersonen van het verhaal
de dagen van het Jaar.
„Alles goed en wei,” zeide de Mayor lachend.
,4e hebt voor ‘iedere kaart een mediteerende
verklaring gegeven, op één kaart na.”
•*n, ik weet het!” riep de soldaat uit. „De
Boer!!” Als uw edelachtbare het niet kwalyk
neemt, wil Ik daarvoor ook de verklaring
Reven.
„Als je er my niet mee beleecügt, ga dan je
gang!' zeide de Mayor.
.De grootste boer, dien Ik ken, is de man, die
my heeft hier gebracht,” zeide de soldaat met
een grimmigen blik naar de deur, waar de
gerechtsdienaar stond.
Lee en onze
tartz heeft met dit svst^g£ een geheel
nieuwen weg geopend voor bet hoorspel.
Zijn Juisterfilm” wint het in alle oprich
ten van de oude methode. Nog nimmer hebben
wy zóó geboeid zitten luisteren naar een drama
tisch gegeven door den luidspreker. Bovendien
zal dit systeem zich gemakkeiyk aanpassen aan
de televisie, wanneer deze zich over eenlge jaren
komt presenteeren naast onzen luidspreker.
Een technische noviteit nog was dat het ge
heele spél opgenomen was op het nieuwe Phllips-
Miller-systeem. een soort sprekende film, die
alleen het accoustlsche deel vastlegt. Deze
klankfilm (zonder optische beelden dus!) is dus
nog aanweag. wy hopen, dat de Nederlandsche
omroep haar ook nog eens uitaendt op de nor
male golflengte. Marie Holtrop en Jan van Ees
speelden het echtpaar de Witt, dat uit Indié
terugkeerde met het echtpaar Jansen, dat voor
gesteld werd door Janny van Oogen en Joh.
Elsensohn. Elly van Stekelenburg vertolkte de
stem van Margie Anderson.
Wy zyn zeer geïnteresseerd naar de volgende
producten van de scheppende fantasie onzer
omroepleiders, ontworpen naar dit systeem van
Starts.
Daar treedt het schaakspel In zyn leven. Toe
vallig spelen twee knapen in de „Jeschiwah."
Rubinstein kykt toe en het schaken wordt zyn
onsterfeiyke geliefde. De zestienjarige schaft
zich het eenlge in het Hebreeuwsch geschreven
schaakboek, .JBcheik schachmatt" van Sossnitz,
aan en leert het letteriyk van buiten. Thora-
studie, Talmudwlisheld vervlogen is deze
droom; slechts schaken bestaat nog voor hem,
schaken alleen, schrijft dr. J. Hannak in de
biografische Inleiding van het boek van Hans
Kmoch „Rubinstein gewlnnt.” De moeder bidt
dag en nacht dat God haar zoon op den rech
ten weg terugvoeren mag. maar Rubinstein is
in handen gevallen van den daemon, dien hy
zyn leven lang niet meer kan ontvluchten. Van
kleinen Ghetteroem en bespiegelend bestaan
voert zyn weg naar wereldglorie en zielenood.
Negentien jaar oud ervaart Rubinstein, dat in
de nabygelegen stad Lodz een werkeiyk schaak
meester woont: Georg Salwe. een kampioen, die
het zelfs tegen Tschlgorin kan opnemen.
Onmiddeliyk trekt Rubinstein naar Lodz, vindt
daar een onderkomen en is byna nergens an
ders meer te vinden dan in de schaakclub. Hy
speelt met menschen, wien Salwe een toren
voorgeeft, maar zelfs tegen déze prutsers steekt
de Jonge Akiba uit Stawiski niet scherp af.
Neen, de Ghettojongen deugt klaarbiykeiyk niet
voor het schaakspel.
Niemand gelooft in hem; alleen hijzelf. Ru
binstein keert naar zyn geboorteplaats terug en
een paar maanden hoort of ziet men niets van
hem. Opeens echter riet men hem weer in
Lodz. Hy neemt zyn weg naar de schaakclub.
Regelrecht stapt hy naar de tafel van schaak
meester Salwe en daagt hem uit. salwe lacht,
de omgeving van den meester spot en hoont.
Maar Rubinstein zet zich tegenover hem aan
het bord en.... wint! De heele club staat ver
stomd. Een macht tusschen hen wordt gearran
geerd; dese biyft remise: 5 tegen 5. Een tweede
match: Rubinstein biyft met 5 tegen 3 over-
eeer dagen waren wy als gast in de Phohi-
I I studio te Hilversum getuige van een ge-
heel nieuwe opvatting van het hoorspel
De omroepleider van den vermaarden wereld
omroep op de, ultra-kortegolf, de heer Edward
Startz, die' reeds diverse hoorspelen schreef,
heeft voor de eerste maal een geheel nieuw
systeem toegepast en wel het systeem van de
„luisterfilm”. Zooals de moderne camera-man
het object uit alle gezichtshoeken met zyn lens
benadert, alleen om den toeschouwer maar het
meest suggestieve beeld te geven, zoo volgt d«
man met de microfoon thans de spelenden, om
den luisteraar een plastischen indruk te geven
van het speelstuk.
Het nieuwe stuk, dat Startz volgens dit prin
cipe ontwierp en by welks artistieke uitwerking
Kommer, Kleyn hem hielp, noemde hy „Even
naar Holland”. Het heeft als onderwerp „één
dag aan boord van een mailboot der Maatschap-
py Nederland”. Het is een gezellig clubje oud-
Indlschgasten, dat rich met verlof naar Holland
begeeft. Startz. die dit leven by eigen ervaring
kent, typeert het meesteriyk. En om de span
ning er In te houden, heeft hy er een kleine
intrige doorheen geweven.
Maar toen de godsdienstoefening was afge-
loopen, trad een dienaar des gerechts op hem
toe, verklaarde hem tot zyn gevangene en
bracht hem voor den rechter.
„Wat heeft dese man gedaan?” vroeg da
Mayor.
„Hy heeft In de kerk kaart zitten spelen."
„Wat heb je tot je verdediging daartegen in
te brengen?" vroeg de rechter aan den soldaat.
„Heel veel, edelachtbare!” luidde het ant-
woord.
„Dat is voor je te hopen, want anders wacht
)r een zware straf."
En daarop begon Richard
dedlglng:
„Zes weken ben. ik al op marsch, en ik heb
geen kerkboek by me, maar wel een spel kaar
ten; dat nam ik mee naar de kerk, en ah u
hooren wilt, zult u vernemen met hoeveel god
vruchtige aandacht ik de kaarten heb be
schouwd.' Hy legde” de kaarten uit en aeide:
.J»e aas herinnert er my aan, dat er slechta
één God is; de twee in het spel doet me den
ken aan den Vader en den Zoon. By de drie
komt de H. Drieéenheid my in de gedachte.
Als ik de vier onder de oogen krijg, denk ik
aan de vier Evangelisten. De vyf brengt me de
vyf wyze Maagden in het geheugen, die voor
haar lampen zorgden. Er waren weliswaar tien,
maar vyf waren dwaas, de andere vyf echter
wys. De zes wijst my er op, dat God in aea
dagen Hémel en Aarde schiep. De seven her
innert me er aan. hoe God op den zevenden
dag uitrustte van zyn arbeid en dien dag hei
ligde. De acht roept my in de gedachte tefat
de acht rechtvaardigen, die vóór den zotaf
vloed werden gered, n.l. Noè en zyn vrouw,
zyn drie.zonen en schoondochters. By de negen
denk ik aan de negen melaatschen. die door
Christus werden genezen: het waren ondank
baren, want van de tien genezenen keerde
slechts een terug om zyn Weldoener te danken.
En by de tien? Waaraan zou ik anders kunnen
denken dan aan de tien geboden? De Konlng
of Heer herinnert my aan den Konlng der
Hemelen, de Koningin of Vrouw aan de vrien
din van Salomo, die een wyae vrouw was, aoo-
als hy was een wys man. Toen zy eens een be
zoek bracht aan zyn hof. had zy onder haar
gevolg vyftig jongens en vyftig meisjes, allen
echter in jongenskleedlng. zy vroeg den ko
nlng hoe hy de jongens van de meisjes soa
kunnen onderscheiden. De konlng was, aooals
bekend, een wijs man: hy liet een dienaar
water brengen en vroeg aan de honderd kin
deren, dat zy zich zouden wasschen. De jon
gens maakten hunne handen nat nauwelijks
tot aan de polsen: de meisjes echter waschten
ook de onderarmen tot minstens aan de elle
bogen. Het door de wyze vrouw gestelde vraag
stuk werd op deae wyze door den wijzen konlng
opgelost. Kn als ik alle teekens op de kaar
ten te samen tel. krijg ik het cyfer 365. zijnde
oen de eerste schilders, een halve eeuw on
geveer geleden, het Gooi „ontdekten”, wa
ren er nog geen fietsen en geen auto's, die
de stedelingen er met tienduizenden konden
heenvoeren, zooals thans het geval is. Toen
waren er ook geen villa's en landhuizen, die het
achoone gewest het aanzien geven van een
vriendeiyk tuindorp. Neen, toen strekte zich de
eindelooze heidevlakte uit, van de oude Naar-
densche veste over Bussum. Laren-Blaricum
naar de Lage Vuursche toe. Slechts doorscho
ten met kleine vriendeiyke akkers, waarop de
boeren hun magere zand-rogge en boekweit ver-
bouwden.
Opgaand hout en uitgestrekte bosschages on
derbraken het bruine of paarse heideveld en
hier en daar gaven fèlgele zandverstuivingen
een zonnigen toets aan het landschap.
De dorpen bestonden uit gezellige lage boeren
huizen. die onder hun groote strooien daken
rondom een brlnkpleln dommelden en het
slechts hier en daar met ronde keien verharde
karrespoor. dat als weg dienst deed, was be
volkt met klein hulsgedierte.
Op de heidevelden dwaalden de schapenkud
den. die samengesteld werden uit de levende
have van een groep boeren en onder de hoede
bleven van een vakkundigen scheper. Er is dan
ook geen Goolsch dorp of het bezit van oudsher
nog zijn „r ihapenmeent" of zyn „schapendrift",
namen, die herinneren aan dien ouden tyd van
weleer. Ook de weverijen, die men thans nog
allerwegen in het Goot aantreft, vinden hun oor
sprong in die schapenteelt. Op de helde zyn
een aantal hoogveen-plassen, waarin de scha
pen zoo nu en dan gewasschen werden. Ieder
Hilversummer kent zyn groote en kleine
„wasetuneer”, waarop men tegenwoordig des
winters schaatsenrijdt.
Voor de landschapschilders die zich in dit
gewest vestigden, waren dat allemaal prachtige
onderwerpen. En tot ver over de grenzen kocht
men de heeriyke tafereelen,' door de grooten
onder hen op het doek gebracht. In allerlei vor
men en situaties werden de heide, de boerde
rijen met hun groene luikjes en hun roode
geraniums en de meentlanden vereeuwigd. En
la menig patriciërshuis hangt nog de picturale
notitie van een schilderachtig zandweggetje
door witte berkenstammetjes en gestoffeerd met
een kudde schapen, die wollig aandromt onder
de hoede van haar scheper en zyn hond.
Ook gedurende de laatste decenniën hebben
de Gooische schilders nog deee schilderijen ver
vaardigd.. Alleen de ingewyde wist, dat uitslui
ten het landschap te danken was aan directe
Inspiratie, de schaapjes werden er uit de herin
nering, of aan de hand van oude schetsen, by-
gefantaseerd. Want.... er loopen al bijna veer
tig jaren geen kudden schapen meer over de
Gooische dreven.
enige jaren geleden, toen het aanwassende
H villa-tal het gevaar bracht, dat ook de laat-
■*-* ste resten van het landschappeiyk schoon
In dit geweest ten offer zouden vallen aan de
speculatiewoede der grondbezitters en bouwers, is
op initiatief van den Commissaris der Koningin
in Noord-Holland, jhr. mr. dr. A. Röell en met
medewerking van de Gooische burgemeesters
opgericht het Gooisch Natuurreservaat, dat van
het gemeenschappelyk boerenberit „Stad en
Lande van Gooiland” eer. groot stuk ongerepte
natuur kocht om dit te onttrekken aan „cul-
tureele” vernietiging. Als conservator over dit
schoone natuurreservaat, tot welks aankoop ook
de stad Amsterdam een belangrijk bedrag by-
droeg. werd aangesteld de bekwame natuurken
ner. Ir. Burdet. En zoo heeft men In de Hoofd
stad zoowel als In het Gooi de zekerheid, dat
ook onze kindskinderen nog zullen mogen
vertoeven In dit heeriyke stukje natuur.
Om het Gooische natuurreservaat de bescher
ming te bieden, die het noodig heeft, ook van
de zyde van het publiek, is verleden jaar de
vereeniging „Vrienden van het Gooische Na
tuurreservaat” opgericht. En een der eerste
daden van deze vereeniging was.... het aan
bieden aan dit reservaat van een kudde schapen.
De vereeniging was zoo gelukkig een schaap
herder te vinden, die het vak in zyn jongens
jaren nog had geleerd en wiens geslacht al
van vader op zoon het schaapherders-beroep
uitoefende. En de bezoeker van het Gooi heeft
thans dus weder de kans op zyn wandeling ver
rast te worden door den schilderachtigen aan
blik van een ouderwetsche kudde schapen.