s z HET „HOORSPEL” DOOR DEN RADIO-OMROEP z pertinent was, dat den toeschouwer alleen al door het bewegende beeld in bewondering zette, kon men volstaan met *n min of meer geslaag de cople van het zooveel oudere tooneel. Men zal zich dan ook nog herinneren, dat de eerste film-drama’s op dezelfde wyze als het tooneel in bedrijven waren verdeeld, waartusschen door de lampjes weer even aan gingen in de zaal. Later liet men die bedrijven weliswaar achter- elkander afdraaien, zonder pauze, maar het filmbeeld zelf vertoonde de geykte decorwisse ling van het „volgende bedrijf", terwyi de tltel- projectie aanduidde hoeveel Jaren later deze episode wel .speelde"! DE VROME KAARTSPELER Oude tijden keeren terug T T 'I Mediteerende ver- klaringen Geen Wereldkampioen Weet U... z stin Uit het evenwicht ji T 5.- tanige aw de viittia iomaffitin Me vistor aü» Toch groot grootmeester schaken EEN SCHEPER, DIE ZIJN BEROEP VERSTAAT Sdsoard Startz, de leider txm den omroep HoOmd—lnMd en de acMjwr eersten Juteterffhn" op het IfflUr m*9— Olympisch kalm De luisterfilm en het nieuwe Philips-Miller-systeem 'J-'X teP uit de middeleeuwen stamt een der I 1 meest begenadigde priesters van Caisra, de godin van het edele, nobele spel der spelen, het schaken, Akiba Rubinstein. Een ar moedig, donker Jodenghetto in Russisch Polen is het Bethlehem, waar dit licht te schijnen begon. Rubinstein werd den 12en December 1882 te Stawiski, in het gouvernement Lomza, gebo ren. Gedurende vele generaties waren zyn voor vaderen rabbynen en Hebreeuwsche Schriftge leerden, evenzeer beproefd in Uchameiyke ont beringen als in scherpte van geest. Ook in Ru binsteins vaderhuis was dit beide aanwezig-, scherpzinnigheid des denkens en materieele nood. Enkele weken voor Aklba’s geboorte sterft de vader en laat zijn vrouw met twaalf kinde- den verlaten achter. Akiba komt by byn groot ouders in huis, die voortaan voor zyn opvoe ding zorgdragen. De richtiynen dezer opvoe ding zyn nauwgezet uitgestippeld: ook Akiba Rubinstein zal worden wat zyn vader, zijn grootvader en dier vaderen zyn geweest: Tal- mudleeraars, Joodsche Schriftgeleerden. Zyn opleidingsinstituut is de .Cheder,” de Joodsche volksschool van het dorp, in de .Jezchiwah.” een soort universlteit voor religieus weten. De voertaal is het Hebreeuwsch; andere taal ver staat Rubinstein niet en daaraan heeft hy ook geen behoefte. Een sieraad van het Ghetto wenscht hy te worden, meer niet. SCHAPEN OP DE GOOISCHE HEIDE I BS Lee wr- eiken avond n •t t J t Schaapherder De Heus met zfjn trouwen herdershond, welke bewees het vak „erlelijk" in het bloed te hebben Westminster ton dus: ooals de film dat eens heeft moeten doen, moet ook de radio baar eigen artistieken weg zoeken. Toen de rolprent nog een ex- sdch afspeelt. Door dit alles wordt de conti nuïteit van de verbeelding verbroken, op dezelf- de hinderlijke wyze, als bij het in „bedrijven’* verbrokkelde tooneel Onder de miUloenen oorlogsslachtoffers is ook het schaakgenle Rubinstein. De Rubinstein van na den oorlog is een andere, dan die. welke in 1814 met Lasker om het wereldkampioen schap sou spelen. De steeds labiel geweest zijn de psyche van Rubinstein was door de krijgs- ervaringen geheel uit haar evenwicht geraakt en is nadien niet meer tot die innerlijke rust gekomen, welke juist voor een speltype als dat van Rubinstein als besliste voorwaarde moet worden aangemerkt. Wel heeft hy ook nog in den na-oorlogstyd schitterende concourssucces sen en ettelijke eerste prijzen behaald en par tijen gespeeld, die tot de «overgankelijke schat ten der schaakliteratuur behooren. Maar Ru binstein heeft het geloof in zichzelven ver loren. HIJ houdt zich voor iemand, die overtol lig geworden is, dien men in schaakconcoursen niet meer noodig heeft en niet gaarne meer ziet. Hfj is nog schuwer geworden dan zijn gan- sche wezen vroeger reeds was. Rubinstein is voor dit ruwe leven eigenlijk een veel te nobele natuur. Zijn collega's schaak meesters weten het t beste, welk een pijnlijk compagneerd door de geluiden het zachte kletteren van servies en het tinkelen van glas en tafelzilver die men daar pleegt te h-jircn, zit de luisteraar onmiddellijk „in medlis res”. Men ziet de pilaren van de boot-eetzaal voor zich, zonder dat de omroeper dat extra beeft verteld, ja men „ruikt" de schotels! Dit alles ia nog geen aanbeveling om in de kerk met een kaartspel te gaan zitten medi- teeren. Onze leners weten trouwens wel beter. winnaar. De oude kampioen is onttroond en de droomerlge jongeling uit het Poolsche dorp voert den scepter. Ben jaar later sehdt men Rubinstein reeds naar het Russische Nationale Tournooi te Klew, waar hij den vijfden prijs wint. Weer een jaar later, 1906, betreedt hij de internationale arena, te Barmen, en speelt mede in het Haupt - turnier van den Duitschen Schaakbond met het gevolg, dat hij met Duras den eersten prijs deelt. Rubinstein is erkend schaakmeester; in nauwelijks vier Jaar is hij van een speler, die een toren voor krijgt, tot schaakheros opge klommen. Daarna boekt hij overwinning op overwin ning. In Ostende 1906 wordt hjj derde van 36 De geschiedenis taal vele jaren terug en de soldaat heette Richard Lee. Hij was voor den rechter gebracht, omdat hij tijdens een gods dienstoefening kaart had gespeeld. In de kerk. Inderdaad een snood misdrijf. Ziehier het ver loop van deze aangelegenheid, welke zich af speelde te Glasgow; Ben sergeant had de soldaten van zijn com pagnie naar de kerk geleid. De geestelijke ging voor, zooals te doen gebruikelijk, en de kerk gangers hadden hun kerkboeken voor zich en volgden zandachtig. Zooals het behoort. Onze Lee echter had een spel kaarten voor zich en bekeek iedere kaart met heel veel aandacht en oplettendheid. Die aandacht en oplettendheid lieten niets te wenschen over, maar de sergeant vertrouwde zijn oogen niet. Hij fluisterde toe: „Richard, doe die kaarten weg; het is niet de plaats voor zulke dingen!' „Waarom niet?' antwoordde soldaat ging rustig zijn gang. dat de Big-Ben, de klok der Abdy, een gewicht heeft van 13 13.000 K.O. dat in de straten van Berlijn méér dan 90.500 lantaarns branden; dat de kistjes, die dienen ter verpakking van sigaren, welke naar overzeesche landen moeten worden verzonden, meestal uit mahoniehout vervaardigd zijn. -|-k ipulairder spel dan het kaartspel ml wei P*moeilijk zijn aan te wijzen. Als wij de ge- Khicdenis mogen gelooven. en waarom zouden wij niet, is er bij menschenheugenls kaart gespeeld. Zoo wordt verhaald, dat reeds de Egyptenaren zeven eeuwen vóór Christus het beoefenden. In die historie willen we ons voor het oogenblik niet verdiepen; wij willen enkel vertellen, hoe eens een soldaat In Enge land van een kaartspel een godsdienstige ver handeling maakte. Iets oneerbiedigs moet men er niet achter zoekén. Het is een kleine Hollandsche herder, die pas anderhalf jaar oud is en wiens vader en groot vader nimmer een schaap hebben gezien. Maar toch zit de herders-roeping in het bloed. Want zonder dat iemand het hem leerde, wist de kleine viervoeter wat er van hem verwacht werd. Als had hij het zijn leven lang gedaan, zoo drijft w de kudde bij elkander, wanneer de herder het noodig vindt de schaapskooi weer op te zoe ken of wanneer hy een ander plaatsje wil gaan bezetten. Op zyn eigen houtje gaat hy achter de heuvels kyken om daar een afgedwaald schaap op te jagen en weer by de kudde te dryven. Nu er lammetjes zyn, draagt hy ten muilkorf, om te voorkomen dat zyn dartele terechtwyzlng een ondeugend lammetje leed zou toebrengen. Maar dat is meer een uiting van voorzorg dan van noodzaak. Wie dezen zomer het Gooi bezoekt, verzuime niet de kudde op te zoeken. Alleen, het is zaak rustig toe te kyken en de dieren niet te ver schrikken en vooral.... men late dé honden thuis of lïóude ze aan den riem, want daarvoor zyn de wollige dieren doodsbenauwd en helaas niet ten onrechte zooals enkele bloedige „onge lukken” bewezen. Van tyd tot tijd breekt deze wilde, storm achtige geest uit zyn kerker van Olympische kalmte en dan ontstaan partyen als die on- sterfeiyke party tegen Rotlewi, zooals geen Anderssen, peen Morphy ze schooner gespeeld zouden kunnen hebben. Maar zelfs wanneer Rubinsteins schaakdenken den vulkanischen hartstochten ruim baan geeft, dan biyft ook het wildste onweder welgeordend in zyns schep pers hand. Daar brengt Rubinstein b.v. In zyn beroemde party tegen Duras, Weenen 1908, midden in de opening, op den 9en set, een schoon dame-offer, maar niet om den tegen stander onmiddeliyk, In den styi van een Ja nowski, overhoop te loopen. maar wel, om na moetiyke verwikkelingen, die vooraf op het nauwkeurigst doorgerekend moesten worden, als eindeffect een plonnetje te verdienen; en niet het dame-offer, maar 25 zetten later is het dat plonnetje. waardoor hy den tegenstander met mathematische zekerheid tot capitulate dwingt. Ook de hartstocht is alzoo slechts een dienende geest In de methodiek van Rubinstein’s schaak denken. Echter, de gebonden daemon van den hartstocht wreekt zich en hier vindt men de oorzaak van het feit, waardoor deze dlamant- heldere. van logica doordrenkte meester der kunst af en toe fouten maakt als *n beginneling en waardoor hy vooral steeds weer aan de pressies onderworpen is. Zooveel als mensche- lyke kracht vermag heeft Rubinstein In zyn kunst den onbeheerschten hartstocht tot die naar zyner scheppende zelfbeheerschlng ge maakt en deze triomf is *t singuliere van Rubin stein en van zyn voor de schaak geschiedenis zoo beteekenlsvollen arbeid. Moge Rubinstein die, zooals de geruchten luidden, by het hooren van het bericht dat Euwe Aljechin geslagen had in den kamp om het wereldkampioen schap zich na een lang ziekbed plotseling weer heel wel voelde nog lang de schaakwereld met de geschenken van zyn onvergeiykeiyke kunst gelukkig maken! fyngevoeltg menach deze Rubinstein is: zyn vrees, zyn partner der in gang zijnde party te staren in zyn overpeinzingen gaat zoover, dat hy steevast na eiken set de schaaktafel verlaat en eerst dan terugkomt als de tegenstander zyn zet gedaan heeft. Dat daardoor veel tyd ver loren gaat en het eigen nadenken er onder W- den moet is duldelyk en menig verbazingwek kend partyverlies van Rubinstein is aan dit telt toe te schrijven. Evenwel niet alleen aan deze omstandigheid. De oorzaken van menig échec van Rubinstein liggen dieper, zy vinden haar oorsprong In den aard van zyn schaakdenken. Het Is geen toeval dat Rubinstein, hoewel hy nimmer een schaak boek heeft geschreven en hoewel er slechts zeer weinig partygfcaaen en theoretische verhande lingen van hem bestaan, de openingzleer van *t schaakspel in geweldige mate heeft verrijkt. Het Is voorts geen toeval dat Rubinstein wel de grootste elndspelkunstenaar aller tyden Is en door zyn formidabel diepen blik eindspelen heeft gewonnen, waarby men later aan heksery of tooverij moest gelooven. Neen, dat is .geen toeval: dat is Rubinsteins wezen, dat zich hier in openbaart. Rubinstein bouwt met kristalklare mathema tische koelheid zyn schaakstelllngen op, nuch ter en kalm, en toch van een grootsch vuur doorgloeld, van dien hartstocht, welks geweld en grootte slechts daardoor in toom worden ge houden, doordat zy *n even geweldigen en even grooten, vaak zelfs overdreven wil tot aelfcritiek. tot onderwerping aan de macht der gedachte, tegenover zich vinden. De spiegelgladde. won- deriyk geiykmatlge en harmonische constructie der Rubinstelnpartyen. de prachtige rust, die eruit ademt. Is slechts de oppervlakte; daar onder rumoert en dondert een In waarheid stormachtige en revolutlonnaire geest. -j--\ en der jongste vormen van kunst is het H „radio-hoorspel”, waarby*7de kunstenaar volkomen is aangewezen op fonetische hulpmiddelen. Alleen door het gehoor kan hy de luisteraars bereiken; tenminste zoolang de televisie nog In haar kinderschoenen zal staan. Nu is het gehoor zeer analytisch, in tegenstel ling met het oog, dat synthetisch arbeidt. Wan neer wy gele en blauwe stippeltjes op de juiste wyze door elkander heen mengen, dan ervaart het oog den totaal-lndruk als groen Dit groen kan het oog niet onderscheiden van echt groen, dat niet uit mengkleuren bestaat. Het oor daar entegen ontleedt het meest gecompliceerde ac- coord. Het geoefende oor aal zelfs de onderschei den instrumenten kunnen bepalen, die aan een gezameniyken geluidslndruk medewerken. Het z.g. .hoorspel” is derhalve werkelijk een Interessant gegeven voor den IntelUgenten luisteraar. Want onwillekeurig stelt het gehoor orgaan zich in als detective en wordt de geheele geest daardoor geboeid. Tot nog toe worden de z*. luister- of hoor spelen onderverdeeld in tafereelen. Veelal on derscheidt men die tafereelen nog door een gongslag. De omroeper voelt zich vervolgens verplicht nog eens extra-duideiyk te verkondl- am M welke omgeving bet volgende tafereel Dit is alles anders geworden. De filmregisseur heeft begrepen, dat hy zich niets behoorde aan te trekken van de tradltioneele tooneelsleur. Pauzes, die de BUhne-techniek noodzakelyk maakt, heeft de film niet noodig. Het oog van de camera volgt het leven in alle omgevingen. Wanneer een of andere voorgeschiedenis ver teld moet worden, om een situatie te verduide- lyken, dan behoeft de film niet haar redding te zoeken in ellenlange dialogen, maar dan laat zy het vliegensvlug even in beeld de revue pas- seeren. T"X T hebben dezer dagen den ouden scheper Vy de Heus eens opgezocht In zyn eenzaam- heid en troffen hem aan achter Hilver sum, ter hoogte van het sanatorium „Zonne- De kudde heeft zich dezen winter zeer voorspoedig uitgebreid met een vyftigtal lam metjes en telt daardoor thans reeds een hon- derddertig stuks. Het is een buitengewoon aar dig gezicht, de wollige viervoeters te zien rond dwalen over het heideveld, naarstig zoekend naar voedzame grassprietjes en andere kruiden tusschen de heidestruikjes. De lammetjes doen al yverig mee, net als de groote schapen. Maar zoo nu en dan vlijen zy zich lekker warm tegen moeders dichte wol om te drinken. Kalm wandelt de scheper er achteraan en laat zyn waakzame oogen gaan over zyn vreedzaam volkje. Hy doet het met de rust en het zelfver trouwen, die alleen geboorte en aanleg geven. Het is iets erfeiyks, hetgeen zich trouwens op dezelfde heriditalre wyze openbaart by den her dershond. deelnemers, slechts Schlechter en Maroczy zyn voor hem, achter hem komen grootheden van den laten rang als Bernstein, Teichmann. Mar shall, Janowski en de Russen. Weer een Jaar later stelt Rubinstein zich zelfs onder de groot meesters aan de spits: te Ostende deelt hy met Bernstein den eersten prijs en laat 28 rivalen achter zich. In Karlsbad wint hy zonder deeling den eersten prils en breekt door deze overwin ning de majoriteit der zoogenaamde „Lasker- sche plejade," dat is van de generatie van grootmeesters, tydgenooten van Lasker, die van ongeveer 1890 den toon aangaven. Met Rubin steins triomf is de ban gebroken; hy is de ba nierdrager van zyn generatie geworden: Capa- blahca, Nlemzowitsch. Spielmann, Tartakower. Vidmar en al de anderen, die thans den toon aangaven. In 1908 bewyst Rubinstein te Sint Petersburg ook zyn volle geiykwaardlgheid met den wereldkampioen dr. Lasker, dien hy in 41» toumoolparty slaat en eerst in de laatste ronde in puntental geiyk aan zich laat komén. zoodat zy den eersten prys deelen. Rubinsteins triomf- jaar is echter 1912, toen hy niet minder dan vHf maal als eerste door de finish ging, een in de schaakgeschiedenis voorbeeldeloos record, voor- noch nadien ooit bereikt. Dat was ook het jaar, waarin zich voor het eerst zielestoor- nissen by hem voordeden. Maar desondanks: de geheele wereld was het duldelyk geworden: de toekomstige wereldkampioen zal Rubinstein boeten. Aan dese overtuiging vermocht Rubinsteins verbazingwekkend échec te St. Petersburg In 1914, het eerste in zyn schaakcarrlère, niets te veranderen. De groote kamp om het wereld kampioenschap tusschen hem en dr. Lasker wordt vastgesteld; daar breekt de wereldoorlog uit! naar de eetsalon begaven, dan dreuride er eerst een slag van de gong door den luidspreker. Daarna' hoorde men den omroeper zyn keel schrapen en met deftige stem mededeelen: „Geachte luisteraars, het volgende bedrijf speelt in den weelderigen eerste-klasse eetsalon van de „Mar- nix van St. Aldegonde" vgn de Maatschappij Nederland”. Gevolgd door een min,of meer ge slaagde interieur-beschrijving van dezen eet salon. haar bevolking en bedienden. Startz laat zyn geselschap, dat ergens in de bar zit te schertsen en te bitteren, zooals oud- Indischgasten dat voor het diner plegen te doen, eenvoudig opstaan, op de mededeell.ig van een der aanwezigen, die zegt dat hy zich gaat verkleeden voor het diner. Men hoort dan van verre het welluidende dlner-aeolus-muziekje, waarmede de Javaansche djongos langs de dek ken en gangen loopen. om het diner aan te kon digen. Het geroezemoes van stemmen zwelt aan, men nadert met de microfoon de eetzaal.... daar hoort men al het strijkje. „Goeden mid dag” zegt een stem. „Goeden middag, steward,” antwoordt de stem van onze hoofdpersoon. „Waar is mijn plaats?** „Daar ginds achter de derde pilaar,” ant woordt de steward. En door dK.kffije-fUgBMÜeee dialoogje, «ezo-c1 ypiach is het resultaat van zyn nieuwe techniek. Vroeger b.v. wanneer zich de hoofdpersonen van het verhaal de dagen van het Jaar. „Alles goed en wei,” zeide de Mayor lachend. ,4e hebt voor ‘iedere kaart een mediteerende verklaring gegeven, op één kaart na.” •*n, ik weet het!” riep de soldaat uit. „De Boer!!” Als uw edelachtbare het niet kwalyk neemt, wil Ik daarvoor ook de verklaring Reven. „Als je er my niet mee beleecügt, ga dan je gang!' zeide de Mayor. .De grootste boer, dien Ik ken, is de man, die my heeft hier gebracht,” zeide de soldaat met een grimmigen blik naar de deur, waar de gerechtsdienaar stond. Lee en onze tartz heeft met dit svst^g£ een geheel nieuwen weg geopend voor bet hoorspel. Zijn Juisterfilm” wint het in alle oprich ten van de oude methode. Nog nimmer hebben wy zóó geboeid zitten luisteren naar een drama tisch gegeven door den luidspreker. Bovendien zal dit systeem zich gemakkeiyk aanpassen aan de televisie, wanneer deze zich over eenlge jaren komt presenteeren naast onzen luidspreker. Een technische noviteit nog was dat het ge heele spél opgenomen was op het nieuwe Phllips- Miller-systeem. een soort sprekende film, die alleen het accoustlsche deel vastlegt. Deze klankfilm (zonder optische beelden dus!) is dus nog aanweag. wy hopen, dat de Nederlandsche omroep haar ook nog eens uitaendt op de nor male golflengte. Marie Holtrop en Jan van Ees speelden het echtpaar de Witt, dat uit Indié terugkeerde met het echtpaar Jansen, dat voor gesteld werd door Janny van Oogen en Joh. Elsensohn. Elly van Stekelenburg vertolkte de stem van Margie Anderson. Wy zyn zeer geïnteresseerd naar de volgende producten van de scheppende fantasie onzer omroepleiders, ontworpen naar dit systeem van Starts. Daar treedt het schaakspel In zyn leven. Toe vallig spelen twee knapen in de „Jeschiwah." Rubinstein kykt toe en het schaken wordt zyn onsterfeiyke geliefde. De zestienjarige schaft zich het eenlge in het Hebreeuwsch geschreven schaakboek, .JBcheik schachmatt" van Sossnitz, aan en leert het letteriyk van buiten. Thora- studie, Talmudwlisheld vervlogen is deze droom; slechts schaken bestaat nog voor hem, schaken alleen, schrijft dr. J. Hannak in de biografische Inleiding van het boek van Hans Kmoch „Rubinstein gewlnnt.” De moeder bidt dag en nacht dat God haar zoon op den rech ten weg terugvoeren mag. maar Rubinstein is in handen gevallen van den daemon, dien hy zyn leven lang niet meer kan ontvluchten. Van kleinen Ghetteroem en bespiegelend bestaan voert zyn weg naar wereldglorie en zielenood. Negentien jaar oud ervaart Rubinstein, dat in de nabygelegen stad Lodz een werkeiyk schaak meester woont: Georg Salwe. een kampioen, die het zelfs tegen Tschlgorin kan opnemen. Onmiddeliyk trekt Rubinstein naar Lodz, vindt daar een onderkomen en is byna nergens an ders meer te vinden dan in de schaakclub. Hy speelt met menschen, wien Salwe een toren voorgeeft, maar zelfs tegen déze prutsers steekt de Jonge Akiba uit Stawiski niet scherp af. Neen, de Ghettojongen deugt klaarbiykeiyk niet voor het schaakspel. Niemand gelooft in hem; alleen hijzelf. Ru binstein keert naar zyn geboorteplaats terug en een paar maanden hoort of ziet men niets van hem. Opeens echter riet men hem weer in Lodz. Hy neemt zyn weg naar de schaakclub. Regelrecht stapt hy naar de tafel van schaak meester Salwe en daagt hem uit. salwe lacht, de omgeving van den meester spot en hoont. Maar Rubinstein zet zich tegenover hem aan het bord en.... wint! De heele club staat ver stomd. Een macht tusschen hen wordt gearran geerd; dese biyft remise: 5 tegen 5. Een tweede match: Rubinstein biyft met 5 tegen 3 over- eeer dagen waren wy als gast in de Phohi- I I studio te Hilversum getuige van een ge- heel nieuwe opvatting van het hoorspel De omroepleider van den vermaarden wereld omroep op de, ultra-kortegolf, de heer Edward Startz, die' reeds diverse hoorspelen schreef, heeft voor de eerste maal een geheel nieuw systeem toegepast en wel het systeem van de „luisterfilm”. Zooals de moderne camera-man het object uit alle gezichtshoeken met zyn lens benadert, alleen om den toeschouwer maar het meest suggestieve beeld te geven, zoo volgt d« man met de microfoon thans de spelenden, om den luisteraar een plastischen indruk te geven van het speelstuk. Het nieuwe stuk, dat Startz volgens dit prin cipe ontwierp en by welks artistieke uitwerking Kommer, Kleyn hem hielp, noemde hy „Even naar Holland”. Het heeft als onderwerp „één dag aan boord van een mailboot der Maatschap- py Nederland”. Het is een gezellig clubje oud- Indlschgasten, dat rich met verlof naar Holland begeeft. Startz. die dit leven by eigen ervaring kent, typeert het meesteriyk. En om de span ning er In te houden, heeft hy er een kleine intrige doorheen geweven. Maar toen de godsdienstoefening was afge- loopen, trad een dienaar des gerechts op hem toe, verklaarde hem tot zyn gevangene en bracht hem voor den rechter. „Wat heeft dese man gedaan?” vroeg da Mayor. „Hy heeft In de kerk kaart zitten spelen." „Wat heb je tot je verdediging daartegen in te brengen?" vroeg de rechter aan den soldaat. „Heel veel, edelachtbare!” luidde het ant- woord. „Dat is voor je te hopen, want anders wacht )r een zware straf." En daarop begon Richard dedlglng: „Zes weken ben. ik al op marsch, en ik heb geen kerkboek by me, maar wel een spel kaar ten; dat nam ik mee naar de kerk, en ah u hooren wilt, zult u vernemen met hoeveel god vruchtige aandacht ik de kaarten heb be schouwd.' Hy legde” de kaarten uit en aeide: .J»e aas herinnert er my aan, dat er slechta één God is; de twee in het spel doet me den ken aan den Vader en den Zoon. By de drie komt de H. Drieéenheid my in de gedachte. Als ik de vier onder de oogen krijg, denk ik aan de vier Evangelisten. De vyf brengt me de vyf wyze Maagden in het geheugen, die voor haar lampen zorgden. Er waren weliswaar tien, maar vyf waren dwaas, de andere vyf echter wys. De zes wijst my er op, dat God in aea dagen Hémel en Aarde schiep. De seven her innert me er aan. hoe God op den zevenden dag uitrustte van zyn arbeid en dien dag hei ligde. De acht roept my in de gedachte tefat de acht rechtvaardigen, die vóór den zotaf vloed werden gered, n.l. Noè en zyn vrouw, zyn drie.zonen en schoondochters. By de negen denk ik aan de negen melaatschen. die door Christus werden genezen: het waren ondank baren, want van de tien genezenen keerde slechts een terug om zyn Weldoener te danken. En by de tien? Waaraan zou ik anders kunnen denken dan aan de tien geboden? De Konlng of Heer herinnert my aan den Konlng der Hemelen, de Koningin of Vrouw aan de vrien din van Salomo, die een wyae vrouw was, aoo- als hy was een wys man. Toen zy eens een be zoek bracht aan zyn hof. had zy onder haar gevolg vyftig jongens en vyftig meisjes, allen echter in jongenskleedlng. zy vroeg den ko nlng hoe hy de jongens van de meisjes soa kunnen onderscheiden. De konlng was, aooals bekend, een wijs man: hy liet een dienaar water brengen en vroeg aan de honderd kin deren, dat zy zich zouden wasschen. De jon gens maakten hunne handen nat nauwelijks tot aan de polsen: de meisjes echter waschten ook de onderarmen tot minstens aan de elle bogen. Het door de wyze vrouw gestelde vraag stuk werd op deae wyze door den wijzen konlng opgelost. Kn als ik alle teekens op de kaar ten te samen tel. krijg ik het cyfer 365. zijnde oen de eerste schilders, een halve eeuw on geveer geleden, het Gooi „ontdekten”, wa ren er nog geen fietsen en geen auto's, die de stedelingen er met tienduizenden konden heenvoeren, zooals thans het geval is. Toen waren er ook geen villa's en landhuizen, die het achoone gewest het aanzien geven van een vriendeiyk tuindorp. Neen, toen strekte zich de eindelooze heidevlakte uit, van de oude Naar- densche veste over Bussum. Laren-Blaricum naar de Lage Vuursche toe. Slechts doorscho ten met kleine vriendeiyke akkers, waarop de boeren hun magere zand-rogge en boekweit ver- bouwden. Opgaand hout en uitgestrekte bosschages on derbraken het bruine of paarse heideveld en hier en daar gaven fèlgele zandverstuivingen een zonnigen toets aan het landschap. De dorpen bestonden uit gezellige lage boeren huizen. die onder hun groote strooien daken rondom een brlnkpleln dommelden en het slechts hier en daar met ronde keien verharde karrespoor. dat als weg dienst deed, was be volkt met klein hulsgedierte. Op de heidevelden dwaalden de schapenkud den. die samengesteld werden uit de levende have van een groep boeren en onder de hoede bleven van een vakkundigen scheper. Er is dan ook geen Goolsch dorp of het bezit van oudsher nog zijn „r ihapenmeent" of zyn „schapendrift", namen, die herinneren aan dien ouden tyd van weleer. Ook de weverijen, die men thans nog allerwegen in het Goot aantreft, vinden hun oor sprong in die schapenteelt. Op de helde zyn een aantal hoogveen-plassen, waarin de scha pen zoo nu en dan gewasschen werden. Ieder Hilversummer kent zyn groote en kleine „wasetuneer”, waarop men tegenwoordig des winters schaatsenrijdt. Voor de landschapschilders die zich in dit gewest vestigden, waren dat allemaal prachtige onderwerpen. En tot ver over de grenzen kocht men de heeriyke tafereelen,' door de grooten onder hen op het doek gebracht. In allerlei vor men en situaties werden de heide, de boerde rijen met hun groene luikjes en hun roode geraniums en de meentlanden vereeuwigd. En la menig patriciërshuis hangt nog de picturale notitie van een schilderachtig zandweggetje door witte berkenstammetjes en gestoffeerd met een kudde schapen, die wollig aandromt onder de hoede van haar scheper en zyn hond. Ook gedurende de laatste decenniën hebben de Gooische schilders nog deee schilderijen ver vaardigd.. Alleen de ingewyde wist, dat uitslui ten het landschap te danken was aan directe Inspiratie, de schaapjes werden er uit de herin nering, of aan de hand van oude schetsen, by- gefantaseerd. Want.... er loopen al bijna veer tig jaren geen kudden schapen meer over de Gooische dreven. enige jaren geleden, toen het aanwassende H villa-tal het gevaar bracht, dat ook de laat- ■*-* ste resten van het landschappeiyk schoon In dit geweest ten offer zouden vallen aan de speculatiewoede der grondbezitters en bouwers, is op initiatief van den Commissaris der Koningin in Noord-Holland, jhr. mr. dr. A. Röell en met medewerking van de Gooische burgemeesters opgericht het Gooisch Natuurreservaat, dat van het gemeenschappelyk boerenberit „Stad en Lande van Gooiland” eer. groot stuk ongerepte natuur kocht om dit te onttrekken aan „cul- tureele” vernietiging. Als conservator over dit schoone natuurreservaat, tot welks aankoop ook de stad Amsterdam een belangrijk bedrag by- droeg. werd aangesteld de bekwame natuurken ner. Ir. Burdet. En zoo heeft men In de Hoofd stad zoowel als In het Gooi de zekerheid, dat ook onze kindskinderen nog zullen mogen vertoeven In dit heeriyke stukje natuur. Om het Gooische natuurreservaat de bescher ming te bieden, die het noodig heeft, ook van de zyde van het publiek, is verleden jaar de vereeniging „Vrienden van het Gooische Na tuurreservaat” opgericht. En een der eerste daden van deze vereeniging was.... het aan bieden aan dit reservaat van een kudde schapen. De vereeniging was zoo gelukkig een schaap herder te vinden, die het vak in zyn jongens jaren nog had geleerd en wiens geslacht al van vader op zoon het schaapherders-beroep uitoefende. En de bezoeker van het Gooi heeft thans dus weder de kans op zyn wandeling ver rast te worden door den schilderachtigen aan blik van een ouderwetsche kudde schapen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9